Organisatie | Bloemendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal 2013 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 5 van de Wmo
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2015 | Onbekend | 20-12-2012 Weekblad Kennemerland Zuid op 10 januari 2013 | 2013000365 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is;
Compensatieplicht: de plicht van het college om aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan met als doel een gelijkwaardige uitgangspositie te creëren ten opzichte van personen zonder beperking;
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal van toepassing zijn;
Persoon met beperkingen: de persoon die aantoonbare beperkingen heeft bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en/of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening, dan wel krachtens de hieraan voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen.
Hoofdstuk 2 Verstrekking van voorzieningen, eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 3 Mogelijke verstrekkingswijzen
Een individuele voorziening wordt verstrekt in natura, als (forfaitaire) financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.
Hoofdstuk 3. Huishouden voeren
Artikel 6 Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 7 Primaat van de algemene voorziening hulp bij het huishouden
het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit adequaat kan oplossen.
Hoofdstuk 4. Normaal gebruik van de woning
Artikel 10 Vormen van woonvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het normale gebruik van de woning, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 11 Primaat algemene woonvoorzieningen
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 10, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit adequaat kan oplossen.
Artikel 13 Soorten individuele woonvoorzieningen
De in artikel 10 onder b en c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 14 Primaat van de verhuizing
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor een vergoeding voor woningaanpassing en voor woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder b en c in aanmerking komen indien verhuizing naar een aangepaste of aanpasbare woning niet te realiseren is, niet de goedkoopst compenserende oplossing is of uit maatschappelijk oogpunt onaanvaardbaar is.
Artikel 15 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt
De bepalingen uit dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen:
Artikel 18 Gemeenschappelijke ruimten
Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor belanghebbende ontoegankelijk blijft:
Artikel 19 Doelgroep financiële tegemoetkoming verhuis- en herinrichtingskosten
Het college kan een forfaitaire financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 13 onder a, verstrekken aan:
Hoofdstuk 5. Het lokaal verplaatsen
Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college te verstrekken voorziening, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, kan bestaan uit:
Artikel 23 Recht op een algemene vervoersvoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 22, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen:
Artikel 24 Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 22, onder b, c en d vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien:
Artikel 26 Aanspraak op een vervoersvoorziening voor AWBZ-bewoners
In geval een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 5 en 6 van de Wet het hoofdverblijf heeft in een erkende instelling op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen wordt geen voorziening verstrekt voor het vervoer van en naar door de instelling georganiseerde (recreatieve) activiteiten en/of aangeboden voorzieningen.
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en om de woning en sportvoorziening
Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken (rolstoel)voorziening inclusief onderhoud, reparatie en verzekering kan bestaan uit:
Artikel 28 Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportvoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 27, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen incidenteel verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Hoofdstuk 7. Verkrijgen van voorzieningen
Artikel 30 Inlichtingen, onderzoek en advies
Het college stemt de individuele voorzieningen samenhangend af op de situatie van de belanghebbende, waarbij rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken, de behoeften en omstandigheden van de belanghebbende, alsmede met de capaciteit van de belanghebbende om uit het oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
Artikel 31 Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie op basis van deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de aanspraak op een voorziening.
Artikel 32 Intrekking en beëindigen van een voorziening
Een besluit tot verlening van een (forfaitaire) financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget wordt ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze is verstrekt of wanneer niet is voldaan aan de verantwoordingsvereisten zoals vastgelegd in de gemeentelijke regelgeving.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Bloemendaal,
gehouden op 20 december 2012.
R.Th.M. Nederveen , voorzitter
K.A. van der Pas , griffier
Gepubliceerd in het Weekblad Kennemerland Zuid op 10 januari 2013
Datum inwerkingtreding 1 januari 2013
Toelichting bij de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning.
(Registratienummer: 2012082397)
Op grond van artikel 5 van de Wmo stelt de gemeenteraad bij Verordening regels vast over de te verlenen voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die een aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen, recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
De Kanteling is een project van de VNG waarin gemeenten gestimuleerd worden om het compensatiebeginsel uit de Wmo zodanig vorm te geven, dat mensen met een beperking betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving.
In “het gesprek”, een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen, wordt de ondersteuningsbehoefte van de burger in kaart gebracht. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn.
Uitgangspunt is de eigen kracht van mensen en hun mogelijkheden om zelfstandig en zelfredzaam te zijn.Wanneer de eigen mogelijkheden van inwoners ontoereikend zijn, heeft de gemeente de taak om het zelfstandig en zelfredzaam deelnemen aan de samenleving te faciliteren (compensatiebeginsel).
Voorgaande betekent dat het gesprek centraal staat bij de toegang tot voorzieningen. Dit gesprek moet leiden tot oplossingen voor de ondervonden belemmeringen, met als sluitstuk een beroep op de individuele voorzieningen uit prestatieveld 6 van de Wmo. De Verordening en deze beleidsregels vormen de juridische basis voor de verstrekkingen.
Bij de toepassing van het compensatiebeginsel is het uitgangspunt dat de eigen kracht en de mogelijkheden van inwoners worden aangesproken en ingezet om de participatieproblemen die zij tegenkomen, zoveel mogelijk zelf of met behulp van hun sociale omgeving op te lossen. Het uitgangspunt is dat we compenseren waar de eigen mogelijkheden, die van het sociaal netwerk en/of de algemene voorzieningen ontoereikend zijn. Dit is verwerkt in artikel 2, lid 1 sub a van de Verordening.
Bij het verstrekken van voorzieningen staat maatwerk centraal. In de wet (artikel 5 Wmo) is de bepaling opgenomen dat het verstrekken van voorzieningen samenhangend afgestemd dient te worden op de situatie van de aanvrager. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met de persoonskenmerken, omstandigheden, specifieke behoeften en mogelijkheden van de aanvrager. Om hier zo goed mogelijk vorm aan te geven, zal in de praktijk individueel maatwerk geleverd moeten worden. Hierbij staat centraal dat met de inzet van een voorziening de beperking zo passend mogelijk wordt gecompenseerd (artikel 30, lid 5 van de Verordening).
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Het is onder de Wet maatschappelijke ondersteuning niet de bedoeling dat de gemeente
voorzieningen verstrekt waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn
belemmeringen zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk
beschouwd. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de
geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag. Het begrip heeft vaak voor
verwarring gezorgd, omdat algemeen gebruikelijke voorzieningen soms wel specifiek voor een
handicap worden aangeschaft, maar vanwege hun algemeen gebruikelijke karakter toch niet vergoed
worden. Om duidelijk te maken wat in de wet verstaan wordt onder dit begrip is de
begripsomschrijving vanuit de jurisprudentie in de Verordening opgenomen. Het gaat daarbij om
Een algemene voorziening is vrij toegankelijk voor iedere inwoner van Bloemendaal die op grond van de toelatingscriteria van de voorziening zelf daarvoor in aanmerking komt. Het gaat hier om
laagdrempelig toegankelijke en direct beschikbare voorzieningen. Daarbij valt te denken aan een scala van al bestaande of nog te ontwikkelen voorzieningen: collectief vervoer, scootermobielpools, algemene woonvoorzieningen als klussendiensten en voorzieningendepots, rolstoelpools en vrijwilligersdiensten. De verstrekkingsprocedure is eenvoudiger dan bij individuele voorzieningen, er is een beperkte toegangsbeoordeling.
Er is voor gekozen om de invulling van het begrip ‘beperkingen’ te koppelen aan de activiteiten die worden genoemd in het International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF). Het gaat hier om de activiteiten die nodig zijn om zelfstandig een huishouden te voeren, zich in en om de woning te verplaatsen, zich lokaal te verplaatsen, medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Hierdoor kan er gewerkt worden met een uniform referentiekader aan de hand waarvan de situatie van de aanvrager in beeld wordt gebracht.
Ad j. Eigen bijdrage of eigen aandeel
De bevoegdheid voor het vragen van een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten van een
voorziening vloeit voort uit artikel 15 lid 1 van de wet. Deze wordt op het inkomen afgestemd. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning wordt bepaald voor welke voorzieningen (g)een eigen bijdrage of eigen aandeel wordt gevraagd.
Ad k. financiële tegemoetkoming
Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat is bedoeld als bijdrage in de kosten van (de aanschaf van) een door het college bepaalde voorziening. Een financiële tegemoetkoming kan afhankelijk worden gesteld van het inkomen van de aanvrager. De aanvrager betaalt dan mee in de vorm van een eigen aandeel. Samen met dit eigen aandeel is de financiële tegemoetkoming kostendekkend.
Een forfaitaire financiële tegemoetkoming is een bedrag dat los van de kosten en los van het inkomen wordt vastgesteld. Deze voorziening is niet altijd kostendekkend.
Als in een leefeenheid meerderjarige personen wonen, hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten.
De leefeenheid is gedefinieerd om aan te geven wie behoort tot de leefeenheid, waarop een beroep
kan worden gedaan in het kader van de gebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg kan zowel door meerderjarige als minderjarige huisgenoten worden geleverd; zij het dat het beroep op de laatste groep afgestemd wordt op de leeftijd.
Kamerbewoners en kostgangers behoren niet tot de leefeenheid.
De persoon die langdurige zorg verleent, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, aan een hulpbehoevende uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
De term ‘aantoonbaar’ is toegevoegd om te voorkomen dat de subjectieve ervaring het enige criterium vormt voor het vaststellen van de participatieproblemen. De mate van beperking zal door een professional op basis van zijn of haar deskundigheid vastgesteld worden.
Naturavoorzieningen zijn voorzieningen die niet in de vorm van een geldbedrag worden verstrekt.
Ad x. Wettelijke voorliggende voorziening
Wettelijk voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen die in wet- en regelgeving vastgesteld zijn. Voorbeelden zijn onder meer de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang en de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten.
Dit artikel is opgenomen om recht te doen aan het uitgangspunt dat de individuele voorziening het
sluitstuk is om te komen tot het resultaat dat burgers ondanks hun beperkingen weer kunnen
participeren. Startend vanuit de eigen mogelijkheden en die van het sociaal netwerk, (wettelijk) voorliggende en algemene voorzieningen, wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om het participatieprobleem op te lossen.
Wat noodzakelijk is, is afhankelijk van de individuele situatie. De langdurigheid wordt in principe pas aanwezig geacht wanneer de voorziening langer dan zes maanden nodig zal zijn. Het kan echter in bijzondere omstandigheden ook gaan om een kortere termijn. Daarbij moet dan met name gedacht worden aan een situatie waarbij mensen in een terminaal ziektestadium verkeren.
Voorzieningen die in het kader van deze Verordening worden verstrekt dienen naar objectieve
maatstaven gemeten in ieder geval compenserend te zijn, waarbij de goedkoopst compenserende voorziening wordt verstrekt.
Het is uiteraard wel mogelijk een voorziening te verstrekken die duurder is dan de goedkoopst compenserende voorziening, mits de aanvrager bereid is het prijsverschil uit eigen middelen te betalen.
Om te voorkomen dat het aanspreken van eigen kracht, sociaal netwerk, voorliggende en algemene
voorzieningen een kwestie van vrijblijvendheid is, is expliciet in de Verordening opgenomen dat de
aanwezigheid en beschikbaarheid van deze oplossing, reden kan zijn de aangevraagde
individuele voorziening te weigeren.
In sommige gevallen gebruiken mensen al voorzieningen en doen zij na het optreden van een
beperking een aanvraag op grond van de Wet. Deze situatie kan leiden tot de conclusie dat het optreden van beperkingen geen meerkosten met zich meebrengt.
Wat algemeen gebruikelijk is, hangt in beginsel af van de aard van de gevraagde voorziening. Daarnaast speelt de individuele (financiële) situatie van de aanvrager een rol, bezien in relatie tot de maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Uit de jurisprudentie blijkt dat een uitzondering zich voordoet als het inkomen van de aanvrager onder het in diens situatie geldende bijstandsniveau dreigt te raken als gevolg van de aanschaf van de voorziening. Een andere uitzondering doet zich voor bij een plotseling optredende beperking waardoor zaken vervangen moeten worden die nog niet afgeschreven zijn.
Ad d. Om te bepalen waar iemand woonachtig is wordt gekeken naar de feitelijke. De inschrijving in de GBA zal met de feitelijke situatie in overeenstemming moeten worden gebracht. Staat iemand niet ingeschreven dan wordt in beginsel geen voorziening verstrekt. Uitzondering is de situatie dat woningaanpassingen nodig zijn om een voorgenomen verhuizing te kunnen realiseren. Het voornemen om op korte termijn in de gemeente woonachtig te worden moet met bewijsstukken aannemelijk worden gemaakt.
Met deze bepaling wordt gedoeld op de situatie dat de aanvrager een voorziening heeft aangeschaft voordat op de aanvraag is beslist. Doordat de voorziening al aanwezig is vervalt de noodzaak tot compensatie.
Hoofdstuk 2 Verstrekking van voorzieningen, eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 3 Mogelijke verstrekkingswijzen
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als (forfaitaire) financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.
Bij verstrekking in natura wordt de voorziening daadwerkelijk voor de belanghebbende geregeld. Daarbij kan worden gedacht aan verstrekking in bruikleen, huur, eigendom of aan dienstverlening.
Als alternatief voor een voorziening in natura kan een PGB worden verstrekt.
Een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt voor een voorziening die niet in natura kan worden verstrekt. Het betreft hier een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte. Een financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten.
Een forfaitaire financiële tegemoetkoming is een bedrag dat los van de werkelijke kosten wordt vastgesteld. Het is dus niet per se een kostendekkend bedrag. Te denken valt aan een verhuiskostenvergoeding of een auto- of taxikostenvergoeding.
Artikel 4 Persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget is de financiële tegenhanger van de verstrekking in natura. Alleen bij
toekenning van individuele voorzieningen is de keuze tussen voorziening in natura en een
persoonsgebonden budget mogelijk. Algemene voorzieningen vallen hierbuiten.
De hoogte van het persoonsgebonden budget is gekoppeld aan de tegenwaarde van de te verstrekken goedkoopst compenserende voorziening. Dit is nader uitgewerkt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal.
De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat met een PGB hulp, gelijkwaardig aan hulp in natura, moet kunnen worden ingekocht. Die gelijkwaardigheid geldt ten aanzien van: kwaliteitswaarborgen, arbeidsvoorwaarden, scholingsfaciliteiten en continuïteit. Wanneer iemand geen gelijkwaardige hulp inkoopt volstaat een lager tarief.
Een PGB voor hulp bij het huishouden wordt per kalenderjaar berekend en per kwartaal uitbetaald. Het uitbetaalde budget moet worden besteed in het kwartaal waarvoor het verstrekt is.
Het college kan onderzoeken of het PGB besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. Voor de hulp bij het huishouden vindt er een steekproefsgewijze controle plaats. Hierbij wordt een vooraf bepaald gedeelte van de verstrekte persoonsgebonden budgetten gecontroleerd via het opvragen van gegevens bij de budgethouders.
Mocht uit de controle blijken dat er aanleiding is het toegekende PGB van de budgethouder terug te vorderen, dan dient de in hoofdstuk 7 genoemde procedure te worden gevolgd. Wanneer er aanspraak bestaat op betaling van PGB voor een komend kwartaal kan het teruggevorderde bedrag daarmee worden verrekend.
Artikel 5 Eigen bijdragen en eigen aandeel
Artikel 15 van de Wet biedt de mogelijkheid bij verstrekking van een voorziening in natura of een PGB een eigen bijdrage te vragen. Artikel 19 van de Wet biedt de mogelijkheid de hoogte van de financiële tegemoetkoming af te stemmen op het inkomen: het zogeheten eigen aandeel. In dit artikel stelt de raad vast dat van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt en geeft het college de bevoegdheid de bepalingen hiervoor vast te leggen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal.
Artikel 6 Vormen van hulp bij het huishouden
Hulp bij het huishouden kan in drie vormen als voorziening worden aangeboden.
Onder een algemene voorziening wordt verstaan: een snelle en eenvoudige dienstverleningsoplossing zonder veel administratieve rompslomp voor gemeente en belanghebbende.
Onder hulp bij het huishouden in natura wordt verstaan: een vorm van persoonlijke dienstverlening. Het verschil zit echter in de verstrekkingsprocedure, die meer op de persoon is afgestemd.
Onder een persoonsgebonden budget (PGB) voor hulp bij het huishouden wordt verstaan: een geldbedrag waarmee de aanvrager zelf hulp moet inhuren.
Artikel 7 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
Algemeen aangeboden hulp bij het huishouden is in de vorm van een primaat in deze Verordening neergelegd. Dat houdt in dat in eerste instantie wordt bezien of deze vorm van hulp bij het huishouden het probleem op adequate wijze kan oplossen.
Bij het vaststellen van de aanspraak op hulp bij het huishouden wordt beoordeeld of en in
hoeverre andere personen binnen de leefeenheid zelf de problemen kunnen oplossen. Dit heet gebruikelijke zorg. Voor zover de ondervonden problemen op deze wijze kunnen worden opgelost, is er geen aanspraak op hulp bij het huishouden. In de door het college vast te stellen beleidsregels wordt uitgewerkt hoe de gebruikelijke zorg wordt bepaald.
Hoofdstuk 4 Normaal gebruik van de woning
Artikel 10 Vormen van woonvoorzieningen
Ad a. algemene woonvoorziening: hierbij moet worden gedacht aan de mogelijkheid om snel oplossingen voor vaak minder complexe woonproblemen te krijgen. Te denken valt aan klussendiensten die kleine aanpassingen uitvoeren (bijvoorbeeld het plaatsen van beugels).
Artikel 11 Primaat algemene woonvoorzieningen
Algemeen aangeboden woonvoorzieningen zijn in de vorm van een primaat in deze Verordening neergelegd. Dat houdt in dat in eerste instantie wordt bezien of zo het probleem op adequate wijze kan worden opgelost.
Artikel 12 Beperkende voorwaarden vergoeding aanpassing woonwagen en woonschip
Een financiële tegemoetkoming voor het treffen van een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard aan een woonwagen of woonschip wordt alleen verstrekt als deze voldoet aan de eisen uit de Verordening. Dit om te voorkomen dat de investering van de gemeente te snel verloren gaat.
Artikel 13 Soorten individuele woonvoorzieningen
De tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten is een forfaitaire financiële tegemoetkoming en staat los van de kosten en het inkomen. De hoogte wordt vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal.
Een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening is een aanpassing van de woning zelf.
Een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening is een voorziening die niet nagelvast aan de woning is bevestigd.
In die gevallen waarin de persoon met beperkingen tijdens het aanbrengen van de voorzieningen niet
in de woonruimte kan blijven wonen en om deze reden tijdelijk naar een andere woonruimte moet
uitwijken, kan voor de periode dat dit noodzakelijk is een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten
Indien een aangepaste woning tijdelijk leeg staat, in afwachting van een nieuwe bewoner, kan aan de
eigenaar derving van huur gecompenseerd worden.
Een uitraasruimte is een ruimte die gedefinieerd kan worden als een verblijfsruimte, waarin een persoon die tengevolge van een beperking in de vorm van een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen. Het zal in de regel gaan om een kleine, veilige en prikkelarme ruimte.
Artikel 15 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt
Door dit artikel zijn enerzijds alle woonsituaties die niet gericht zijn op een permanent zelfstandig hoofdverblijf uitgesloten, zoals hotels, kloosters, pensions, trekkerswoonwagens, AWBZ- instellingen, vakantiewoningen, tweede woningen, panden of ruimten bestemt voor kamerverhuur.
Anderzijds zijn uitgesloten situaties waarbij gezien de aard van het soort gebouw verondersteld mag worden dat bepaalde voorzieningen standaard aanwezig zijn.
Artikel 16 Aanpassen hoofdverblijf en bezoekbaar maken andere woonruimte
Het is noodzakelijk de zinsnede 'of zal hebben' op te nemen voor situaties waarin de aanvrager naar een andere gemeente wil verhuizen en in die gemeente een woning wil laten bouwen of aanpassen voordat deze daadwerkelijk wordt betrokken.
AWBZ-bewoners zijn uitgesloten van het recht op woonvoorzieningen. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor het bezoekbaar maken van een woonruimte voor bezoek aan ouders of andere familieleden. Het begrip “bezoekbaar maken” wordt in de beleidsregels nader uitgewerkt.
Onder a wordt de niet noodzakelijke verhuizing genoemd als weigeringsgrond voor woonvoorzieningen. Uitzondering op deze bepaling is de zogeheten “belangrijke reden”. Dit wordt uitgewerkt in de beleidsregels.
Als een persoon met beperkingen verhuist, zal deze moeten zoeken naar een zo geschikt mogelijke woning.
Voor het vaststellen van het uitrustingsniveau van de woonvoorziening wordt aangesloten bij de normen zoals die worden gehanteerd in de sociale woningbouw. Woonvoorzieningen die op dat uitrustingsniveau worden verstrekt, zijn in beginsel toereikend; duurdere of andere voorzieningen hoeven niet te worden verstrekt. Uiteraard is het mogelijk dat de aanvrager kiest voor een hoger uitrustingsniveau als hij de meerkosten zelf draagt.
Artikel 19 Doelgroep tegemoetkoming verhuis- en herinrichtingskosten
Een forfaitaire financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten kan verstrekt worden aan een persoon met beperkingen die naar een geschikte (aangepaste) of een goedkoper dan de huidige woonruimte aan te passen woonruimte is verhuisd.
Een dergelijke tegemoetkoming kan ook worden verstrekt aan een derde, indien op deze wijze een aangepaste of geschikte woonruimte vrij komt voor een persoon met beperkingen. De vergoeding dient ter stimulering van het vrijmaken van de woning.
Artikel 20 financiële tegemoetkoming in verband met onderhoud, keuring en reparatie
De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een voorziening komen in aanmerking voor vergoeding. De normbedragen voor keuring en onderhoud staan vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal.
Artikel 21 Terugbetaling financiële tegemoetkoming woningaanpassing
In de toekennende beschikking wordt de eigenaar van de woning op de verplichting tot terugbetaling
gewezen. De periode van de verplichting tot terugbetaling van (een deel van) de financiële tegemoetkoming is beperkt tot tien jaar. De eigenaar is verplicht de verkoop te melden aan het College.
De financiële tegemoetkoming moet, onder aftrek van het eigen aandeel, naar rato worden terugbetaald. Bij verkoop binnen het eerste jaar wordt 100% van de tegemoetkoming teruggevorderd. Bij verkoop in het tiende jaar wordt nog 10% van de tegemoetkoming teruggevorderd.
Hoofdstuk 5 Het lokaal verplaatsen
Artikel 24 Het primaat van het collectief vervoer
Artikel 24 geeft het primaat van de algemene voorzieningen aan boven de individuele verstrekkingen zoals genoemd onder b, c en d van artikel 22.
Individuele voorzieningen kunnen ook in aanvulling op het collectief vervoer verstrekt worden. Dit is het geval wanneer het collectief vervoer de vervoersbehoefte van de belanghebbende niet voldoende compenseert. Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is dit van bijzonder belang bij mensen die slechts zeer beperkt mobiel zijn (mensen met een loopafstand van maximaal 100 meter). Alleen collectief vervoer is voor deze categorie mensen geen adequate compenserende voorziening.
Artikel 25 Omvang in gebied en in kilometers
De zorgplicht voor vervoer beperkt zich tot verplaatsingen in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving. De Wet spreekt nu in artikel 4 lid 1 onder c over ‘het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel’.
Volgens vaste jurisprudentie moet een vervoersvoorziening of een combinatie van voorzieningen de mogelijkheid bieden om op jaarbasis minimaal 1500 kilometer af te kunnen leggen.
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en om de woning
Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen
Dit artikel geeft de mogelijkheid om de incidenteel noodzakelijke rolstoel te verstrekken, via een algemene rolstoelvoorziening.
Voor een sportvoorziening kan in het kader van deze Verordening een forfaitaire financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De hoogte van deze forfaitaire vergoeding wordt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bloemendaal vastgelegd.
Artikel 28 Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportvoorziening
In dit artikel is geregeld dat een aanvrager voor een rolstoel uit een rolstoelpool in aanmerking kan komen als het gaat om incidenteel gebruik van de rolstoel, terwijl een rolstoel in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt zal worden als de rolstoel voor het dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning langdurig noodzakelijk is.
Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen
“Het gesprek” maakt onderdeel uit van de aanvraag. Dit is een open gesprek waarin samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen, wordt de ondersteuningsbehoefte van de burger in kaart gebracht. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om te compenseren met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn.
Het gesprek moet leiden tot oplossingen voor de ondervonden belemmeringen, met als sluitstuk een beroep op de individuele voorzieningen uit prestatieveld 6 van de Wmo.
De wet bevat geen bepalingen omtrent terugvordering van voorzieningen, wat reden is om deze
mogelijkheid op te nemen in de Verordening. Indien er, naar later blijkt, ten onrechte is uitbetaald of geleverd (voorziening in natura) is, kan het college de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
Van de terugvorderingsmogelijkheid zal in ieder geval gebruik worden gemaakt indien er aan de zijde van de aanvrager sprake is van verwijtbaarheid.
Wanneer een (deel van een) PGB wordt teruggevorderd en er bestaat nog recht op betaling van een PGB voor de komende periode dan kan dit worden verrekend met het uit te betalen bedrag. Het gaat hier meestal om een PGB voor hulp bij het huishouden.
Van deze bepaling kan worden afgeweken wanneer er een betalingsregeling wordt getroffen en deze wordt nagekomen.
Artikel 36 bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze Verordening. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Het college moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de Verordening wordt afgeweken.