Organisatie | Peel en Maas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut Peel en Maas |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-03-2011 | 01-01-2011 | 17-12-2014 | Onbekend | 29-03-2011 Onbekend | Onbekend |
DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS
Gelet op het voorstel 2013-027
Gelet op het bepaalde in artikel 212 van de gemeentewet en de financiëleverordening van de gemeente Peel en Maas
Het volgende treasurystatuut vast te stellen
2 Doelstellingen van de treasuryfunctie
7 Intern liquiditeitsrisicobeheer
13 Saldo- en liquiditeitenbeheer
14 Uitgangspunten gemeentegaranties
15 Verplichtingen aanvragers gemeentegarantie
16 Beëindiging en wijzigingen van de gemeentegaranties
17 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In dit statuut wordt verstaan onder:
Daggeld: Geld dat wordt (uit)geleend maar dadelijk opeisbaar blijft (ook wel: callgeld)
Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.
FIDO: Wet Financiering Decentrale Overheden;
Inclusief laatste wijzigingen per: 01-01-2009
Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.
Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).
Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren-investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.
Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet FIDO ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.
Koersrisico: Het risico dat financiële vaste activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.
Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten
gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van financieel onvermogen.
Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.
Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven
Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier. De drie meeste gerenommeerde ratingbureaus zijn: Fitch, Standard & Poor’s en Moody’s.
De weergave van de rating verschilt bij deze drie bureaus en is in onderstaande tabel weergegeven:
Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.
Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet FIDO gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.
Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.
RUDDO: Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.
Inclusief laatste wijzigingen per 03-04-2009
Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.
Solvabiliteitsratio: Het, voor een in de Europese Economische Ruimte (Europese Unie uitgebreidmet Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) gevestigde financiële onderneming, voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover naar risicograad afgewogen activa.
Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen, beheersen, verantwoorden en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.
Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.
Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie
De treasuryfunctie van de gemeente Peel en Maas heeft ten doel:
Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van de wet FIDO en dit treasurystatuut;
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:
Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij financiële ondernemingen die:
a. gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (Europese Unie en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) en tenminste beschikt over een AA-rating afgegeven door tenminste twee ratingbureaus zoals Moody’s, Standard en Poor’s en / of Fitch;
b. voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen
aantonen dat ze tenminste over AA-minus rating beschikken afgegeven
door tenminste twee ratingbureaus zoals Moody’s, Standard & Poor’s
Indien uitzettingen voor een periode van minder dan drie maanden worden aangegaan dan tonen de betreffende financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren tenminste over een A-rating beschikken, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus zoals Moody’s, Standard & Poor’s en / of Fitch;
Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer
De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 3 jaar.
Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s. Eventuele valutarisico’s die voortvloeien uit operationele transacties worden door de gemeente direct ingedekt.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Artikel 10 Langlopende uitzettingen
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de in artikel 3, 4, 5, 6, 7 en 8 genoemde voorwaarden, waarbij de gemeente offerte opvraagt bij minimaal 3 instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgesteld.
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER 1 -toezicht (Europese economische ruimte: Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.
Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
Voor gemeentegaranties gelden de volgende uitgangspunten:
Gemeentegaranties worden alleen verstrekt ten behoeve van leningen met als doel de nieuw- of verbouw van onroerende zaken waarbij de betreffende onroerende zaak in principe als onderpand zal dienen voor de garantstelling door de gemeente. De hieruit voortkomende kosten komen voor rekening van de aanvrager.
Gemeentegaranties kunnen alleen worden verstrekt ten behoeve van organisaties met een rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht die werkzaam zijn op het gebied van onderwijs, welzijn, sociale woningbouw, sport, recreatie, kunst, cultuur, sociale zekerheid, werkgelegenheid of volksgezondheid alsook aan natuurlijke personen welke hun aanvraag hebben ingediend via het Stimuleringsplan Volkshuisvesting Nederland (SVN).
De aanvrager voor gemeentegarantie dient activiteiten te ontplooien die in het belang zijn van de gehele of een belangrijk deel van de gemeenschap van Peel en Maas of waarmee in hoofdzaak een belang van Peel en Maas is gediend. De belangen dienen aan te sluiten bij de te bereiken doelen uit de programmabegroting van de gemeente Peel en Maas. Indien het activiteiten betreft die slechts op een specifieke doelgroep zijn gericht dan dienen de activiteiten open te staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.
Indien voor garantieverlening een (mede)beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening in de vorm van een waarborgfonds (zoals bijv. Waarborgfonds Sociale Woningbouw, Waarborgfonds voor de zorg, Waarborgfonds voor de sport) dan dient de aanvraag eerst bij het desbetreffende fonds te worden ingediend.
De financiële positie en prognoses van de aanvrager zijn aantoonbaar zodanig dat rente en aflossing betaald kunnen worden gedurende de looptijd van de lening, waarbij de prognoses gebaseerd dienen te zijn op reële veronderstellingen. De aanvrager kan bovendien aantonen over voldoende bestaanszekerheid te beschikken. Het financieel beheer bij de aanvrager dient adequaat geregeld te zijn.
Het college van B&W is geautoriseerd om zelfstandig te beslissen over garant-stellingen tot maximaal € 250.000. De raad dient wel geïnformeerd te worden over de verstrekte garantstellingen. Bij garantstellingen boven de € 250.000 is goedkeuring van de gemeenteraad noodzakelijk met betrekking tot de voorgenomen garantstelling.
Artikel 15 Verplichtingen aanvragers gemeentegarantie
Voor aanvragers van een gemeentegarantie gelden de volgende verplichtingen:
De aanvraag voor een gemeentegarantie dient schriftelijk te worden ingediend en tenminste te bevatten:
- een gemotiveerd verzoek voor de gemeentegarantie met duidelijke omschrijving van het doel waarvoor de lening onder gemeentegarantie zal worden aangewend;
- een actueel exemplaar van de statuten van de aanvrager;
- de begroting van afgelopen, huidig en volgend boekjaar van de organisatie alsmede de, door kascontrole of accountant goedgekeurde jaarrekeningen over de afgelopen twee boekjaren;
- de voorwaarden van de af te sluiten geldlening onder gemeentegarantie;
- minimaal twee afwijzingen van algemeen erkende financiële instellingen om de betreffende lening zonder gemeentegarantie te verstrekken;
De aanvrager dient jaarlijks binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar van de betreffende organisatie de jaarrekening bestaande uit verlies en winstrekening en balans met toelichting aan B&W van Peel en Maas toe te zenden. Verder dient een saldo-overzicht te worden bijgevoegd van de lening waarvoor de garantstelling is verstrekt. De jaarrekening dient voorzien te zijn van de goedkeuring door de kascontrole. Bij garantstellingen van € 750.000 of meer dient een goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening aanwezig te zijn.
Artikel 16 Beëindiging of wijziging van de gemeentegarantie
Bij faillissement, surseance van betaling of ontbinding van de aanvrager alsmede bij niet naleving van de verplichtingen als bedoeld in artikel 15 zullen B&W terstond, zonder uitdrukkelijke ingebrekestelling, bevoegd zijn, na voldoening van de geldgeefster, al hetgeen op te eisen van de aanvrager dat de gemeente voor de voldoening of anderszins heeft betaald.
Artikel 17 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:
Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:
a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);
b. de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;
c. de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.
Artikel 18 Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.
Artikel 20 Informatievoorziening
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste éénmaal per jaar verantwoording te worden afgelegd middels de paragraaf financiering in de jaarstukken. In de begroting wordt bij de paragraaf financiering opgenomen welke verwachtingen er zijn m.b.t. treasuryactiviteiten voor het komende jaar.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van : 29 maart 2011
De raad van de gemeente Peel en Maas,
de griffier, de voorzitter,
drs. A.G. Joosten W.J.G. Delissen-van Tongerlo
In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet FIDO.
De paragraaf financiering in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. De financieringsparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.
In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.
In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.
Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet FIDO en dit treasurystatuut zal desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.
De Wet FIDO geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”. De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en / of gemeentegaranties Wel wordt in de toelichting op de Wet FIDO het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.
In de artikelen 14,15 en 16 van dit treasurystatuut zijn nadere regels opgenomen waar een aanvraag voor een lening of gemeentegarantie aan moet voldoen, aan welke criteria de aanvraag wordt getoetst en welke verplichtingen de aanvrager heeft.
Conform de Wet FIDO, dienen uitzettingen uit hoofde van treasury (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.
In de Wet FIDO en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet FIDO en de memorie van toelichting op de Wet FIDO). Bankachtige activiteiten (near banking) zoals het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet FIDO.
De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente. Hiervoor zijn wel nadere regels opgesteld die zijn opgenomen in de artikelen 14, 15 en 16 van dit treasurystatuut.
Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet FIDO en dit treasurystatuut stellen dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Als van het instrument derivaten gebruik gemaakt wordt is een extra waarborg ingebouwd door te bepalen dat een externe deskundige hierover advies uitbrengt.
Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet FIDO is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet FIDO de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Wanneer een gemeente drie opeenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet overschrijdt moet de toezichthouder op de hoogte worden gesteld en worden aangegeven welke maatregelen worden getroffen om verdere overschrijding te voorkomen.(wet FIDO, artikel 4, lid 1 en 2).
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage 20% te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.
Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.
Een rentevisie is de toekomstverwachting over de renteontwikkeling op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie zal daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen (waaronder de huisbankier).
Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (periode dat de rente van een uitzetting vast staat) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet FIDO als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Obligatiefondsen zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd. Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelenindex Garantie-producten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet FIDO. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.
Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de betreffende uitzetting voldoet aan de eisen zoals opgenomen in artikel 14, 15 en 16 van dit treasurystatuut.
Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.
Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.
Een (credit-)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A.
Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden.
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.
Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 3 jaar op te stellen.
In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeiten-planning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de medewerkers financieel beheer juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen en teams over de financiële gevolgen van hun werkzaamheden of plannen.
Valutarisico’s uit hoofde van operationele transacties ontstaan bijvoorbeeld op het moment dat de gemeente een aankoop van goederen uit de Verenigde Staten met dollars moet betalen.
Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet FIDO (zie ook memorie van toelichting op de Wet FIDO) nadrukkelijk niet toegestaan.
Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.
Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.
Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.
Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 3 jaar plaats moet hebben.
Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de AFM staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.
Geldstromenbeheer omvat met name het zorg dragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren. Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.
Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
Bij het derde uitgangspunt worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd.
De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden.
Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode en tegen een vast rentepercentage.
Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.
In artikel 3 is aangegeven dat volgens de wet FIDO uitzettingen uit hoofde van een publieke taak zijn toegestaan. In artikel 14 worden de nadere uitgangspunten benoemd waaraan een dergelijke uitzetting / garantstelling moet voldoen.
Ten aanzien van het eerste uitgangspunt: de gemeente Peel en Maas verstrekt geen leningen aan derden maar zal indien noodzakelijk of gewenst via een gemeentegarantie ondersteuning bieden aan de aanvragende partij.
Ten aanzien van het zesde uitgangspunt: gemeentegaranties worden alleen verstrekt aan organisaties waarvan uit de statuten en de activiteiten blijkt dat deze bijdragen tot de doelstellingen die de gemeente Peel en Maas ook nastreeft. De doelstellingen van de gemeente worden jaarlijks verwoord in de programmabegroting en aanvragen dienen derhalve getoetst te worden aan de meest actuele , vastgestelde, versie van de programmabegroting Peel en Maas.
Ten aanzien van het zevende uitgangspunt: wanneer aanvragers de mogelijkheid hebben om een aanvraag te doen bij een specifiek waarborgfonds dan dient deze aanvraag eerst te worden gedaan alvorens er een beroep wordt gedaan op de gemeente. Afwijzingen van de waarborgfondsen zullen voor de gemeente extra reden zijn om de aanvraag kritisch te bekijken.
Ten aanzien van het achtste uitgangspunt: het verstrekken van gemeentegaranties om daardoor tegen gunstigere voorwaarden een lening te kunnen afsluiten is nadrukkelijk niet het oogmerk van de gemeente. Gemeentegaranties zijn pas aan de orde wanneer duidelijk is dat er zonder die garantstelling geen lening zal worden verstrekt door de financiële instelling. Een uitzondering wordt gemaakt voor garanties aan woningbouwcorporaties. Door tegen gunstigere voorwaarden te lenen zullend e huren van de sociale woningbouw lager kunnen blijven.
Ten aanzien van het elfde uitgangspunt: wanneer gemeentegaranties van minder dan € 250.000 zijn verstrekt aan derden dan dient het College van B&W de gemeenteraad hiervan achteraf op de hoogte te stellen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door een mededeling op de eerstvolgende raadsvergadering of een raadsinformatiebrief. Bij gemeentegaranties van meer dan € 250.000 dient de gemeenteraad vooraf eerst goedkeuring te verlenen aan het collegevoornemen.
Ten aanzien vande tweede verplichting: in navolging van het bepaalde in artikel 14 bij het tweede uitganspunt zal de gemeente hypotheekrecht krijgen op het object waarvoor de gemeentegarantie is afgegeven voor zover dit hypotheekrecht niet al (eerder) is verstrekt aan een andere partij.
Ten aanzien van de vijfde verplichting: Wanneer de aangeleverde jaarstukken daartoe aanleiding geven en / of de goedkeuring van de kascontrolecommissie of accountant ontbreekt zal de gemeente in overleg treden met de garantie- / geldnemer. Dit overleg is er op gericht om (verdere) financiële problemen bij de garantie- / geldnemer te voorkomen en zal moeten leiden tot interne maatregelen bij de garantie- / geldnemer om de exploitatie op orde te krijgen.
Wanneer de gemeente op basis van de verstrekte garantie de rente en aflossing van onderliggende lening geheel of gedeeltelijk heeft moeten overnemen vanwege faillissement, surseance of niet naleving van de verplichtingen uit artikel 15 zal er per direct een vordering ontstaan op de garantienemer. De vordering is direct opeisbaar zonder de garantienemer daarvan uitdrukkelijk in kennis te stellen.
Als de garantnemer wijzigingen wil in de voorwaarden van een verstrekte gemeentegarantie (bjiv. een langere looptijd) dan wordt dit behandeld als een nieuwe aanvraag en is dus o.a. ook het bepaalde in de artikelen 14 en 15 van toepassing.
Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 18 respectievelijk artikel 19 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente .