Organisatie | De Bilt |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke participatie kinderen gemeente De Bilt 2012 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke participatie kinderen gemeente De Bilt 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
geen
Wet Werk en Bijstand
1.geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-01-2013 | 01-01-2012 | 01-04-2017 | nieuwe regeling | 20-12-2012 Biltbuis, 24 januari 2013 | cv23-10-2012 |
Artikel 3 Verantwoordelijkheid college
Indien een voorziening, het rechtskarakter heeft van categoriale bijzondere bijstand, bedoeld in artikel 35, vijfde lid, van de WWB, draagt het college er zorg voor dat deze bijstand uitsluitend wordt verstrekt aan een ouder of aan een gezin waarvan het verzameld inkomen van de ouders tot 110% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm bedraagt.
Artikel 4 Beleid en voorzieningen
Het college geeft uitvoering aan de opdracht zoals bedoeld in artikel 8 WWB, eerste lid, onderdeel g (bevorderen maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen in relatie tot bijzondere bijstand), met het gemeentelijk armoedebeleid zoals vastgelegd in de Kadernota armoedebeleid 2012-2016 'Op eigen kracht'.
Artikel 5. Maatschappelijke participatie in andere gemeentelijke regelingen
Voor zover in een andere gemeentelijke regeling al is voorzien in een wettelijke grondslag voor ondersteuning van de maatschappelijke participatie, wordt die regeling geacht mede uitvoering te geven aan de opdracht, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, van de WWB.
TOELICHTING bij Verordening maatschappelijke participatie kinderen De Bilt 2012
Bij de uitvoering van de motie Blanksma-Spekman heeft de regering gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen, dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen, terug te dringen. Er is per1 januari 2012 een verordeningsplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, vijfde lid, van de WWB.
Maatschappelijke participatie van kinderen is van belang met het oog op een zelfredzame toekomst. Het is gewenst dat inkomensondersteuning voor die participatie rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt. Daarom verdient een verstrekking ‘in natura’ de voorkeur boven een geldbedrag. Doordat in artikel 8 van de WWB een onderdeel is toegevoegd, worden gemeenteraden verplicht regels op te nemen in een verordening over de wijze waarop meegewerkt wordt aan het bevorderen van de maatschappelijke participatie. Daarom schrijft de regering de gemeenteraden voor dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van kinderen. De gemeenteraden zijn gehouden om in de verordening invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie. De verordening heeft op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden door het rijk na twee jaar geëvalueerd. Hierna wordt beoordeeld of het wenselijk is gemeenten structureel te verplichten op het beleidsterrein van participatie van kinderen regels bij verordening vast te leggen.
Betekenis verordeningsplicht en inhoud verordening
Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten, met in acht neming van de WWB, werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Op welke wijze beleid vorm gegeven wordt, qua vorm en inhoud, wordt aan de gemeenten zelf overgelaten.
Met de verplichting om regels te stellen in een verordening wordt het vastleggen van voorschriften gericht aan het college beoogd, met het oogmerk dat het college verder vorm geeft aan de door de gemeenteraad voorgeschreven opdracht om voorzieningen te treffen die kinderparticipatie bevorderen. Deze voorschriften kunnen ook individuele maatregelen betreffen, zolang deze maar bijdragen aan participatiebevordering en uit de verordening duidelijk wordt wat de maatregel inhoudt.
Deze verordening heeft, in afstemming met het gemeentelijk beleid, betrekking op kinderen in de leeftijdscategorie 0 tot en met 18 jaar.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
het begrip ‘maatschappelijke participatie’ is hier omschreven, ter uitvoering van de opdracht van de wetgever, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB. De verordening verduidelijkt op welke wijze gemeenteraad en college invulling geven aan de ondersteuning van maatschappelijke participatie;
het begrip ‘voorziening’ is in de verordening gebruikt en heeft een ruime betekenis gekregen. In wezen wordt met iedere vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura door het college die specifiek is bestemd voor de maatschappelijke participatie van kinderen, uitvoering gegeven aan de wens van de wetgever als verwoord in de Memorie van Toelichting op artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB. Een dergelijke voorziening kan bijzondere bijstand zijn, maar ook een tegemoetkoming of kostenvergoeding dan wel een subsidie of verstrekking ‘in natura’, zolang dit maar bijdraagt aan de participatie;
In artikel 2 is verduidelijkt wat de gemeenteraad, gegeven bovengenoemde motie ‘Blanksma-Spekman’ als zijn taak aanmerkt. Die taak is enerzijds gelegen in het in algemene zin vergroten van de maatschappelijke participatie van de doelgroep (kwalitatief) en anderzijds het terugdringen van het aantal kinderen dat onvoldoende participeert (kwantitatief).
Artikel 3 Verantwoordelijkheid college
In het eerste en tweede lid is bepaald dat het college zich inzet voor dienstverlening door derden aan kinderen die bijdraagt aan maatschappelijke participatie. Maatschappelijke participatie is niet een exclusieve taak van de overheid. Ook allerlei maatschappelijke instellingen dragen daaraan bij. Het college krijgt de opdracht om te zoeken naar wegen om de dienstverlening van dergelijke instellingen te ondersteunen zodat de participatie wordt bevorderd.
Het derde llid bepaalt dat voorzieningen met het karakter van categoriale bijstand, onder de beperking van de inkomensgrens van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm vallen. Zoals uit de algemene toelichting ook blijkt, kan evenzeer middels individuele voorzieningen in maatschappelijke participatie voor de doelgroep worden voorzien.
Het vierde lid geeft uitdrukking aan het idee dat samenwerking gewenst c.q. noodzakelijk is in het bevorderen van maatschappelijke participatie omdat armoedebestrijding niet alleen iets is van gemeenten. Maatschappelijke instellingen spelen hier ook een belangrijke rol.
Artikel 4 Beleid en voorzieningen
De voorzieningen zoals verwoord in de Kadernota armoedebeleid 2012-2016 'Op eigen kracht':
De U-pas is een kortingspas op sportieve, creatieve, culturele en educatieve activiteiten. Inwoners vragen zelf een pas aan met uitzondering van inwoners met een bijstandsuitkering: die krijgen van het U-pasbureau, in samenwerking met de sociale dienst, de automatisch de U-pas thuisgestuurd.
Met een U-pas heeft een schoolgaand kind ook recht op School€xtra : conform het beleid U-pasbureau kunnen kinderen op het basisonderwijs en op het voortgezet onderwijs per schooljaar tot op bepaalde hoogte gratis mee doenaan schoolactiviteiten.
Kinderen met een U-pas die voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gaan kunnen de gratis computer en printer bij de gemeente aanvragen.
Als een kind vanwege de kosten moet afzien van sportdeelname, kan het een bijdrage aanvragen voor bijvoorbeeld lidmaatschap of de aanschaf van sportattributen bij het Jeugdsportfonds. De aanvraag gebeurt via een tussenpersoon, zoals bijvoorbeeld de leerkracht, huisarts of hulpverlener.
Stichting Leergeld biedt financiële bijdragen aan kinderen van 4-18 jaar uit gezinnen met een minimum inkomen, zodat deze aan sociale activiteiten mee kunnen doen.
Artikel 5. Maatschappelijke participatie in andere gemeentelijke regelingen
Dit artikel gaat in op de maatschappelijke participatie van kinderen bij andere gemeentelijke regelingen. Hierbij moet vooral worden gedacht aan de voor- en vroegschoolse educatie (VVE):om onderwijsachterstanden zo vroeg mogelijk aan te pakken wordt via het centrum voor Jeugd en gezin aan kinderen met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand VVE aangeboden. Dit beleid is geformuleerd in de nota Onderwijsachterstandenbeleid 2012-2016 gemeente De Bilt.
Hoewel in artikel 78 van WWB is opgenomen dat de verordeningplicht geen structureel karakter heeft, is geen concrete datum genoemd waarop die plicht komt te vervallen. Om die reden is er geen horizonbepaling opgenomen in de verordening.