Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Opsterland

Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOpsterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageTabel 2 Stroomschema eigen bijdrage versus eigen aandeel (bij bijlage 2)

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit besluit treedt in werking per 01-01-2013

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5
  2. Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Opsterland 2012

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-01-201301-01-201301-01-2014nieuwe regeling

18-12-2012

www.opsterland.nl, 10-01-2013

2012-42703

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING OPSTERLAND 2013

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland;

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013, zoals vastgesteld door de raad bij besluit van 3 december 2012;

 

stellen vast:

 

het Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De begripsbepalingen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013 (hierna: “de Verordening”) zijn van toepassing op dit Besluit.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het besluit, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening.

     

Hoofdstuk 2. Vormen van te verstrekken individuele voorzieningen

Paragraaf 1 Voorziening in natura (VIN)

Artikel 2 Verzoek aanvrager VIN

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een VIN vindt plaats op verzoek van de belanghebbende.

 

Paragraaf 2 Persoonsgebonden budget (PGB)

Artikel 3 Verzoek aanvrager PGB

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een PGB vindt plaats op verzoek van de belanghebbende.

 

Artikel 4 Voorwaarden PGB

 

Algemene voorwaarden

  • 1.

    De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor een PGB moet inzicht hebben in zijn functionele beperkingen, tenzij hij wordt vertegenwoordigd door een capabel persoon.

  • 2.

    De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor een PGB dient in bepaalde mate te beschikken over organisatie- en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef. Tevens dient hij inzicht te hebben in keuzemogelijkheden tussen de verschillende leveranciers en voorzieningen. Indien belanghebbende geen of onvoldoende inzicht, organisatie- en regelvermogen en/of verantwoordelijkheidsbesef heeft, kan de gemeente een PGB weigeren.

  • 3.

    De met behulp van een PGB aangeschafte voorzieningen moeten onderhouden kunnen worden. Dit betekent dat de belanghebbende in staat is de voorzieningen bij een leverancier uit te kiezen, aan te kopen en zorg te dragen dat de voorziening gedurende de looptijd van het PGB in goede staat in gebruik kan blijven.

  • 4.

    Er mag geen sprake zijn van financiële problemen bij de belanghebbende, tenzij op belanghebbende financieel toezicht wordt uitgeoefend door bijvoorbeeld het maatschappelijk werk of een gemeentelijke kredietbank waardoor belanghebbende kan voldoen aan de regels met betrekking tot de verantwoording van het PGB.

  • 5.

    De verplichting om het PGB uiterlijk zes maanden na uitbetaling aan te wenden voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

     

    Doel PGB

  • 7.

    Het PGB mag alleen worden gebruikt voor het aankopen van (medisch) noodzakelijke voorziening(en).

  • 8.

    De belanghebbende moet een PGB aanwenden voor het doel waarvoor het budget is toegekend. Het PGB mag niet aangewend worden om bijvoorbeeld schulden af te lossen of andere goederen aan te kopen. In dat geval kan het PGB worden teruggevorderd.

     

    Onderhoud, reparatie, keuring en verzekering

  • 9.

    De belanghebbende is verplicht bij aanschaf van rolstoelen, scootmobielen en andere mobiliteit bevorderende voorzieningen voor onderhoud en reparatie te zorgen, en een eventueel verplichte verzekering voor deze voorziening af te sluiten, alsook zorg te dragen voor de keuring(en) van de voorziening. De vergoeding van deze kosten maakt deel uit van het totale PGB.

  • 10.

    Als het aantoonbaar niet mogelijk is om vanuit het PGB een onderhoud- en reparatiecontract, en een eventueel verplichte verzekering voor deze voorziening, af te sluiten, alsook zorg te dragen voor de keuring(en) van de verstrekte voorziening, kan de gemeente voor de duur van de looptijd van het PGB een PGB of een forfaitair bedrag per jaar voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie verstrekken.

     

    Aanvullende voorwaarden

  • 11.

    In de beschikking kunnen nadere aanvullende voorwaarden opgenomen worden.

     

    Terugvorderen

  • 12.

    Het PGB wordt (deels) teruggevorderd als:

    • a.

      het budget niet of niet volledig wordt aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt (het aankopen van de geïndiceerde voorzieningen).

    • b.

      door een voortschrijdend ziektebeeld de geïndiceerde voorziening niet meer adequaat is en de belanghebbende met het toegekende PGB de voorziening nog niet heeft aangekocht of besteld.

    • c.

      de belanghebbende zich niet houdt aan voorwaarden waaronder het PGB is verstrekt.

  • 13.

    Het PGB kan worden teruggevorderd als belanghebbende overlijdt of verhuist naar een andere gemeente voordat hij de voorziening heeft aangekocht of besteld.

  • 14.

    Terugvordering van een PGB kan plaatsvinden indien de voorziening niet (volledig) meer wordt gebruikt.

  • 15.

    Bij terugvordering wordt de volgende terugvorderingstermijn c.q. percentage gehanteerd:

     

    Looptijd voorziening 7 jaar:

    Eerste jaar 100% van de nieuwprijs van de voorziening

    Tweede jaar 85 % van de nieuwprijs van de voorziening

    Derde jaar 70% van de nieuwprijs van de voorziening

    Vierde jaar 55% van de nieuwprijs van de voorziening

    Vijfde jaar 40% van de nieuwprijs van de voorziening

    Zesde jaar 25 % van de nieuwprijs van de voorziening

    Zevende jaar 10% van de nieuwprijs van de voorziening

     

    Looptijd voorziening 10 jaar:

    Eerste jaar 100% van de nieuwprijs van de voorziening

    Tweede jaar 90% van de nieuwprijs van de voorziening

    Derde jaar 80% van de nieuwprijs van de voorziening

    Vierde jaar 70% van de nieuwprijs van de voorziening

    Vijfde jaar 60% van de nieuwprijs van de voorziening

    Zesde jaar 50% van de nieuwprijs van de voorziening

    Zevende jaar 40% van de nieuwprijs van de voorziening

    Achtste jaar 30% van de nieuwprijs van de voorziening

    Negende jaar 20% van de nieuwprijs van de voorziening

    Tiende jaar 10% van de nieuwprijs van de voorziening

     

  • 16.

    Een PGB voor hulp bij het huishouden wordt teruggevorderd over de termijn waarvoor geen of onvoldoende verantwoording is afgelegd.

     

    PGB bij verhuizing

  • 17.

    Bij verhuizing worden alle overeenkomsten en de bedragen voor eigen bijdrage overgedragen naar de gemeente waar belanghebbende naar toe verhuist. De gemeente vangt dan geen eigen bijdrage meer en de nieuwe gemeente is verantwoordelijk voor het Pgb en het heffen van de eigen bijdrage.

     

Artikel 5 Weigering van een PGB

Verstrekking van een PGB vindt niet plaats indien:

  • a.

    de belanghebbende niet voldoet aan de algemene voorwaarden als bedoeld in artikel 4 lid 1 t/m 5

  • b.

    het een verstrekking betreft voor een periode korter dan 3 maanden

  • c.

    bij een aanvrager met een zeer progressief ziektebeeld al op voorhand vast staat dat binnen korte tijd vervanging van de voorziening nodig is, wellicht daarna weer.

     

Artikel 6 Uitbetaling PGB

  • 1.

    Als de hoogte van het PGB is vastgesteld, wordt het bij beschikking aan de budgethouder bekend gemaakt. In deze beschikking wordt vermeld wat de omvang van het PGB is, voor welke periode c.q. voorziening het PGB bedoeld is en wanneer het PGB uitgekeerd wordt. In de beschikking wordt ook vermeld wanneer een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd is.

  • 2.

    Het PGB wordt uitbetaald aan belanghebbende, diens wettelijk vertegenwoordiger of diens gemachtigde, op een vooraf aangegeven bankrekeningnummer.

     

Artikel 7 Verantwoording PGB

 

Verantwoording bij koop of huur

  • 1.

    Als een PGB wordt aangewend voor de koop of huur van een voorziening legt de budgethouder verantwoording af aan het college, volgens de bepalingen die staan aangegeven in het, door de gemeente aangereikte, verantwoordingsformulier.

     

    Steekproefsgewijze controle

  • 2.

    De controle van de besteding van het PGB door de budgethouder vindt plaats door het college. Dit kan ook steekproefsgewijs plaatsvinden.

     

    Opschorten budget

  • 3.

    Indien de budgethouder verzuimt om het verantwoordingsformulier binnen de gestelde termijn in te leveren, of het verantwoordingsformulier niet of niet volledig invult, wordt de betaling van het persoonsgebonden budget opgeschort totdat het volledig ingevuld verantwoordingsformulier is ontvangen.

     

    Intrekken

  • 4.

    Blijft de budgethouder, na een geboden hersteltermijn voor het indienen van een volledig ingevuld verantwoordingsformulier, in gebreke, dan kan het recht op een PGB worden ingetrokken. Een reeds uitbetaald PGB kan dan worden teruggevorderd.

     

    Accepteren verantwoording

  • 5.

    Wanneer de aanvrager een jaar nadat de verantwoording is ingediend geen reactie heeft ontvangen van het college, dan geldt de verantwoording als geaccepteerd en het verantwoorde bedrag als te zijn toegekend.

     

Paragraaf 3 Financiële tegemoetkoming

Artikel 8 Algemene voorwaarde

Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming is het de verplichting om de financiële tegemoetkoming uiterlijk zes maanden na uitbetaling aan te wenden voor de bekostiging van het doel waarvoor deze was verleend.

 

Artikel 9 Uitbetaling van de financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Als de hoogte van de financiële tegemoetkoming is vastgesteld, wordt het bij beschikking bekend gemaakt. In deze beschikking wordt vermeld wat de omvang van de financiële tegemoetkoming is, voor welke periode en voor welke voorziening de financiële tegemoetkoming bedoeld is en wanneer de financiële tegemoetkoming uitgekeerd wordt. In de beschikking wordt ook vermeld wanneer een eigen aandeel in de kosten verschuldigd is.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald aan belanghebbende, diens wettelijk vertegenwoordiger of diens gemachtigde, op een vooraf aangegeven bankrekeningnummer.

     

Paragraaf 4 Eigen bijdrage/eigen aandeel

Artikel 10 De eigen bijdrage en het eigen aandeel

  • 1.

    De door belanghebbenden verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van geïndiceerde voorzieningen wordt vastgesteld conform het bepaalde in de Algemene maatregel van bestuur.

  • 2.

    Indien het resultaat behaald kan worden door een woonvoorziening die bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende een periode van 39 (negenendertig) maal vier weken een eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening gebracht (zie bijlage 2).

  • 3.

    Bij geïndiceerde rolstoelen wordt geen eigen bijdrage berekend.

  • 4.

    Indien het resultaat behaald kan worden door een voorziening en deze wordt aangevraagd voor kinderen tot 18 jaar geldt geen eigen bijdrage.

  • 5.

    Omdat de eigen bijdrage en eigen aandeel vastgesteld en geïnd worden door het CAK, zal de gemeente een aankondiging opnemen in de beschikking.

  • 6.

    Indien het resultaat behaald kan worden door een voorziening in de vorm van een forfaitaire financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten, als bedoeld in artikel 6 lid 1, geldt geen eigen aandeel.

  • 7.

    Indien het resultaat behaald kan worden door een voorziening in de vorm van een gemaximeerde financiële tegemoetkoming voor woningsanering, huurderving en tijdelijke huisvesting geldt eveneens geen eigen aandeel.

  • 8.

    Indien het resultaat behaald kan worden door een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto of een auto van derden geldt geen eigen aandeel.

  • 9.

    Indien het resultaat behaald kan worden door een voorziening in de vorm van een woningaanpassing in algemene ruimten geldt geen eigen bijdrage of eigen aandeel.

  • 10.

    Indien het resultaat behaald kan worden door een voorziening in de vorm van aanpassingen aan woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen geldt geen eigen bijdrage of eigen aandeel.

  • 11.

    De richtlijnen met betrekking tot de eigen bijdrage en eigen aandeel zijn opgenomen als bijlage 2.

  • 12.

    Indien het resultaat behaald kan worden door een collectieve voorziening geldt geen eigen bijdrage.

     

Artikel 11 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel

  • 1.

    De eigen bijdrage wordt bij de hulp bij het huishouden begrensd tot maximaal de kosten van de feitelijke ingezette uren.

  • 2.

    Bij de woonvoorzieningen en de vervoersvoorzieningen wordt de maximale eigen bijdrage begrensd tot de maandelijkse kostprijs van de voorziening (zie bijlage 2). Het bedraagt nooit meer dan de maximale eigen bijdrage zoals deze wordt vastgesteld conform het bepaalde in de AMvB.

  • 3.

    De omvang van de eigen bijdragen en het eigen aandeel wordt jaarlijks overgenomen vanuit de AMvB.

     

Hoofdstuk 3. Vormen van te verstrekken individuele voorzieningen per resultaat

Paragraaf 1 Een schoon en leefbaar huis

Artikel 12 Toekenning Voorziening in natura

De toegekende hulp gaat de gebruikelijke zorg te boven en wordt verleend door één van de gecontracteerde aanbieders die daarvoor op verzoek van de aanvrager door het college wordt ingeschakeld.

 

Artikel 13 De hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van het PGB in verband met een schoon en leefbaar huis is afhankelijk van het toegekende aantal uren hulp bij het huishouden waarmee een schoon en leefbaar huis gerealiseerd kan worden.

  • 2.

    Voor Hulp bij het huishouden type 1 en Hulp bij het huishouden type 2 wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld.

  • 3.

    De PGB-bedragen van het lopende kalanderjaar zijn opgenomen in de ‘bijlage 1 tabellen’. Er wordt verondersteld dat deze bedragen toereikend zijn om huishoudelijke hulp in te kopen.

     

Artikel 14 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget

Het PGB wordt maandelijks, per kwartaal of per jaar uitbetaald.

 

Artikel 15 Verantwoording PGB bij de voorziening hulp bij het huishouden

Als een PGB wordt aangewend voor hulp bij het huishouden legt de budgethouder binnen een door de gemeente aangegeven periode verantwoording af aan het college. De verantwoording vindt, al dan niet steekproefsgewijs, plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van een kalenderjaar.

 

Paragraaf 2 Wonen in een geschikt huis

Artikel 16 Wijze van vertrekking van roerende woonvoorzieningen

Roerende (losse) woonvoorzieningen, zoals een toiletstoel of een tillift worden in beginsel in bruikleen verstrekt en blijven eigendom van de gemeente Opsterland, tenzij de gemeente daar met de leverancier andere afspraken over heeft gemaakt.

 

Artikel 17 De hoogte van het PGB voor een roerende woonvoorziening

  • 1.

    Het PGB voor een roerende woonvoorziening en de eventueel daarmee samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst compenserende voorziening (zo mogelijk uit het kernassortiment), zoals dat door het college aan de leverancier of de woningcorporaties wordt betaald (onder aftrek van het kortingspercentage dat door de leverancier wordt geboden).

  • 2.

    Voor voorzieningen die buiten het kernassortiment vallen kan de hoogte van het PGB worden vastgesteld aan de hand van één of meer offertes.

     

Artikel 18 De hoogte van het PGB voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening

  • 1.

    De hoogte van het PGB voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en de daarmee eventueel samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie wordt bepaald aan de hand van door de belanghebbende opgevraagde vergelijkbare offertes, waarbij de prijs van de leverancier die de goedkoopst compenserende voorziening kan leveren doorslaggevend is. De gemeente is gemachtigd om een tegenofferte op te vragen.

  • 2.

    De hoogte van het PGB voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde die vermeld staat in de door het college geaccepteerde offerte voor de goedkoopst compenserende voorziening.

     

Artikel 19 Verantwoordingstermijn PGB woonvoorziening

De budgethouder moet binnen een door de gemeente vooraf bepaalde periode, na uitbetaling van het PGB, de geïndiceerde voorzieningen besteld of in bezit hebben en een bewijsstuk (nota/factuur) inclusief het betalingsbewijs aan het college overleggen via het verantwoordingsformulier.

 

Artikel 20 Kosten bouwkundige of woontechnische woonvoorziening

Alleen de kosten van de volgende bouwkundige- of woontechnische voorzieningen komen voor vergoeding in aanmerking:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten vergoed.

  • 2.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 3.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

  • 4.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

  • 5.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

  • 6.

    Renteverlies, dat ontstaat indien de belanghebbende noodzakelijke betaling aan derden moet doen voordat tot vergoeding is overgegaan, maar uitsluitend indien deze betalingen verband houden met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

  • 7.

    De prijs van bouwrijpe grond indien de aanschaf van de grond noodzakelijk is omdat niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden.

  • 8.

    Na de oorspronkelijke raming ontstane kosten, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden, mits het college schriftelijk toestemming geeft voor de uitgave van deze extra bedragen.

  • 9.

    De kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en voor advisering over de te treffen aanpassing.

  • 10.

    De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

     

Artikel 21 Gereedmelding

Bij een bouwtechnische of woontechnische aanpassing kan de gemeente bepalen dat er een gereedmelding plaats vindt.

 

Artikel 22 Woningsanering

Bij sanering van woon- en/of slaapkamer of aanbrengen van rolstoelvloerbedekking wordt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode van de te vervangen voorzieningen. De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de werkelijke kosten, gebaseerd op de goedkoopst compenserende voorziening. Hierbij wordt uitgegaan van de door het NIBUD aangeleverde bedragen. Indien de te vervangen voorziening ouder is dan 8 jaar wordt deze als afgeschreven beschouwd en wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. De volgende systematiek wordt gehanteerd:

- minder dan 2 jaar oud: 75%

- 2-4 jaar oud: 60%

- 4-6 jaar oud: 45%

- 6-8 jaar oud: 25%

- ouder dan 8 jaar: 0%

 

Artikel 23 Verhuiskostenvergoeding

De hoogte van de financiële tegemoetkoming die wordt verstrekt voor verhuis- en inrichtingskosten is opgenomen in de ‘bijlage 1 tabellen’.

 

Artikel 24 Het bezoekbaar maken van de woning

Er is een maximumbedrag vastgesteld voor het bezoekbaar maken van een woning voor bewoners van AWBZ-instellingen ( zie ‘bijlage 1 tabellen’).

 

Artikel 25 Hoogte kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1.

    Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de noodzakelijke kosten van tijdelijke huisvesting die de aanvrager moet maken in verband met het aanpassen van:

    • a.

      zijn huidige woonruimte

    • b.

      de door de aanvrager te betrekken tijdelijke woonruimte

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid onder a. en b. wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 3.

    Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als de aanvrager redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze extra woonlasten heeft.

  • 4.

    De maximale termijn waarvoor het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verleent, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt zes maanden. Afhankelijk van de situatie kan het college besluiten deze periode te verlengen.

  • 5.

    Het college verleent uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid indien deze kosten zijn gemaakt voor:

    • a.

      het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte

    • b.

      het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of

    • c.

      het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte

  • 6.

    Het college verleent een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt voor de kosten zoals bedoeld in het vijfde lid onder a en c en met een maximum van 50 % van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt voor de kosten als bedoeld in het vijfde lid onder b.

     

Artikel 26 Aanpassen van woonwagens

Het college verstrekt alleen een PGB in de aanpassingskosten van een woonwagen indien aan de volgende vereisten wordt voldaan:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen is nog minimaal vijf jaar, én

  • b.

    de standplaats komt niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking, én

  • c.

    de woonwagen stond ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening op een binnen de gemeente Opsterland , formeel als zodanig aangemerkte standplaats.

     

Artikel 27 Aanpassing bij woonschepen

Het college verleent slechts een PGB in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

  • a.

    de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is, én

  • b.

    het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

     

Artikel 28 Technische levensduur

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, heeft het college een maximumbedrag voor de aanpassingskosten bepaald. Het maximumbedrag is te vinden in ‘bijlage 1 tabellen’ van dit Besluit.

 

Artikel 29 Aanpassing bij binnenschepen

Het college verleent slechts een PGB in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • a.

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992; én

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde personen.

     

Artikel 30 Terugbetaling bij verkoop

  • 1.

    De waardestijging die door het treffen van een woonvoorziening is ontstaan, dient bij eventuele verkoop binnen 10 jaar na gereedmelding van de woningaanpassing gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald door belanghebbende, indien deze (deels) woningeigenaar is.

  • 2.

    De restitutie wordt als volgt berekend:

    • -

      Voor het 1e jaar 100% van de meerwaarde

    • -

      Voor het 2e jaar 90% van de meerwaarde

    • -

      Voor het 3e jaar 80% van de meerwaarde

    • -

      Voor het 4e jaar 70% van de meerwaarde

    • -

      Voor het 5e jaar 60% van de meerwaarde

    • -

      Voor het 6e jaar 50% van de meerwaarde

    • -

      Voor het 7e jaar 40% van de meerwaarde

    • -

      Voor het 8e jaar 30% van de meerwaarde

    • -

      Voor het 9e jaar 20% van de meerwaarde

    • -

      Voor het 10e jaar 10% van de meerwaarde

  • a.

    Bovenstaande regeling is niet van toepassing indien de eigenaar-bewoner door omstandigheden buiten de persoon gelegen de woning gedwongen dient te verkopen. Dit is ter beoordeling aan het college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    In alle gevallen wordt de eigen bijdrage, die voor rekening van de woningeigenaar is gekomen bij de toekenning van de woonvoorziening(en) in mindering gebracht op de waardestijging. De waarde wordt door een beëdigd taxateur in opdracht van de gemeente bepaald. Het terug te betalen bedrag bedraagt nooit meer dan de verstrekte financiële tegemoetkoming.

     

Paragraaf 3 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 31 Wijze van verstrekken van een voorziening

Vervoersvoorzieningen, zoals een scootmobiel of een aangepaste buggy worden in bruikleen verstrekt en blijven eigendom van de gemeente Opsterland, tenzij de gemeente daar met de leverancier andere afspraken over heeft gemaakt.

 

Artikel 32 De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en de eventueel daarmee samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie is gelijk aan de tegenwaarde van het bedrag dat de gemeente heeft bedongen, of zou hebben bedongen indien zij de vervoersvoorziening zelf zou hebben ingekocht.

  • 2.

    Voor voorzieningen die buiten het kernassortiment vallen kan de hoogte van het PGB worden vastgesteld aan de hand van één of meer offertes.

     

Artikel 33 De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een rolstoel

  • 1.

    Het PGB voor een rolstoel, niet zijnde een sportrolstoel, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, zoals dat door het college aan de gecontracteerde leverancier wordt betaald.

  • 2.

    Ten behoeve van onderhoud en reparatie van de vervoersvoorziening kan dit bedrag verhoogd worden met een door de gemeente te bepalen bedrag per jaar, wat gelijk staat met de door de gemeente gecontracteerde leverancier gehanteerde prijzen. Hierbij wordt uitgegaan van de gemiddelde gebruiksduur van de voorziening.

  • 3.

    Voor voorzieningen die buiten het assortiment vallen kan de hoogte van het PGB worden vastgesteld aan de hand van één of meer offertes.

     

Artikel 34 De hoogte van de financiële tegemoetkoming

De hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor voorzieningen verband houdend met het zich lokaal verplaatsen is te vinden in “Bijlage 1 tabellen“ van dit besluit. Het bedrag dat verstrekt wordt voor een vervoersvoorziening wordt jaarlijks vastgesteld.

 

Artikel 35 Verantwoordingstermijn financiële tegemoetkoming vervoer

Voor een financiële tegemoetkoming bij individuele vervoersvoorzieningen geldt bij het gebruik van vervoer door eigen auto of derden geen verantwoordingsverplichting. Bij het gebruik van de (rolstoel)taxi vindt vergoeding plaats op declaratiebasis. De declaraties vormen tegelijkertijd de verantwoording van het financiële tegemoetkoming.

 

Paragraaf 4 Het hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten.

Artikel 36 De hoogte van de maximale forfaitaire tegemoetkoming bij sport

  • 1.

    De hoogte van forfaitaire tegemoetkoming voor verplaatsingen bij en/of deelname aan sport is gemaximeerd. Voor wat betreft met maximale bedrag van de sportvoorzieningen wordt verwezen naar ‘bijlage 1 tabellen’.

     

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 37 Citeerartikel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013.

  • 2.

    Het besluit treedt in werking op 1 januari 2013.

  • 3.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit besluit wordt het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2012 ingetrokken.

     

    Aldus besloten in de vergadering van het college d.d. 18 december 2012

     

     

     

    Burgemeester en wethouders voornoemd,

    de secretaris, de burgemeester,

     

     

     

     

    Koen van Veen Francisca Ravestein

     

     

     

     

     

    BIJLAGE 1 Tabellen

     

    Behorende bij het BESLUIT maatschappelijke ondersteuning Opsterland 2013

     

    Artikel 13

Tarief PGB

Opsterland

HH 1

€ 14,30 ongeschoold

€ 16,30 professioneel per uur

HH 2

€ 19,00 per uur (altijd professionele inzet)

 

Artikel 22

 

Opsterland

Verhuiskostenvergoeding

Maximaal € 2.500,00

 

Artikel 23

 

Opsterland

Bezoekbaar maken van de woning

Maximaal € 5.000,00

 

Artikel 27

 

Opsterland

Max. kosten aanpassing woonschip en woonwagen

€ 1.000,00

 

Artikel 32

 

Opsterland

vervoersvoorzieningen.

 

een individuele vervoersvoorziening voor het gebruik van vervoer door derden van maximaal 1.500 km x € 0,10 (€ 0,28 onder aftrek van € 0,18 per kilometer die voor rekening komt van de cliënt) = € 150 per jaar

 

een individuele vervoersvoorziening voor het gebruik van een taxi van maximaal 1.500 km, per jaar onder aftrek van € 0,18 per verreden kilometer die voor rekening komt van de cliënt (€ 2.235,00 -€ 270,00 = € 1.965,00 per jaar. En een individuele vervoersvoorziening voor het gebruik van een rolstoeltaxi maximaal 1.500 km, onder aftrek van € 0,18 per verreden kilometer (€ 2.565,00 - € 270,00) = € 2.295,00 per jaar.

 

een vervoersvoorziening voor een echtpaar voor het gebruik van vervoer door derden een gezamenlijke vervoersvoorziening van maximaal € 225,00 per jaar (150% van € 150,00 per jaar - zie onder a).

 

een vervoersvoorziening voor een echtpaar voor het gebruik van de taxi een gezamenlijke vervoersvoorziening van maximaal € 2.948,00 per jaar (150% van € 1.965,00 per jaar - zie onder b).

 

een vervoersvoorziening voor een cliënt aan wie ook een scootmobiel, aangepaste fiets of driewielfiets verstrekt is, een bedrag van maximaal 50% van € 150 = € 75,00 (zie onder a) per jaar of maximaal 50% van € 1 965,00 respectievelijk € 2.295,00 = € 983,00 respectievelijk € 1.148,00 per jaar (zie onder b).

 

voor kinderen tot 4 jaar wordt geen vervoerskostenvergoeding verstrekt, voor kinderen van 4 tot 12 jaar en van 12 tot 15 jaar wordt respectievelijk maximaal 50% en 75% van de maximale vergoeding verstrekt. Voor kinderen van 15 jaar en ouder geldt maximaal 100% van de maximale vergoeding.

 

 

Artikel 34

 

Opsterland

Sportrolstoel/sportvoorziening

Maximaal € 3.450,00 ( € 3.000,00 aanschaf en € 450,00 onderhoud/reparatie)

 

BIJLAGE 2 Richtlijnen met betrekking tot de eigen bijdrage en eigen aandeel gemeente Opsterland

 

• Voor individuele voorzieningen (zowel in Natura als PGB) wordt een eigen bijdrage gevraagd, met uitzondering van rolstoelen.

• Vaststelling en inning van de eigen bijdrage en het eigen aandeel gebeurt per 4 weken door het Centraal Administratiekantoor (CAK). De gemeente geeft de kostprijs van de voorziening door aan het CAK en het CAK bepaalt de hoogte van de eigen bijdrage.

• De eigen bijdrage bedraagt nooit meer dan de maximale eigen bijdrage (afhankelijk van inkomen) zoals deze door het CAK wordt vastgesteld conform het bepaalde in de AMvB.

• De eigen bijdrage bedraagt ook nooit meer dan de kosten die de gemeente voor de voorziening maakt.

• Het CAK draagt de ontvangen bijdrage weer af aan de gemeente.

• Hulp bij het huishouden; begrensd tot maximaal de kosten van de feitelijke ingezette uren.

• Woonvoorzieningen; begrensd tot de kostprijs van de voorziening per 4 weken.

• Vervoersvoorzieningen; begrensd tot de kostprijs van de voorziening per 4 weken.

 

Kostprijs

• Voorzieningen in bruikleen: (tabel 1)

• De kostprijs van een voorziening die in bruikleen wordt verstrekt is gelijk aan het bedrag dat de voorziening de gemeente gemiddeld per 4 weken kost en de afschrijftermijn van 7 jaar.

• In de praktijk blijkt dat b.v. een scootmobiel soms zijn looptijd van 7 jaar niet haalt maar soms ook langer dan 7 jaar kan rijden. Voor de kostprijs wordt uitgegaan wat de gemiddelde kosten per 4 weken zijn voor de gemeente. De gemeente heeft de verplichting om een voorziening te blijven leveren ook als de voorziening zijn looptijd van 7 jaar niet haalt.

• Deze constructie zorgt voor gelijkheid. Voor iedereen wordt dezelfde kostprijs als basis voor de eigen bijdrage gehanteerd, of er nu een voorziening uit depot is geleverd of een nieuw exemplaar.

• Persoonsgebonden budget, onroerende woonvoorzieningen en hulpmiddelen buiten het kernassortiment:

• De kostprijs per 4 weken wordt bepaald aan de hand van de daadwerkelijke kosten (het bedrag dat de gemeente vergoedt aan de klant) gedeeld door de afschrijftermijn of de maximale inningsperiode, teruggerekend naar 4 weken.

 

Voorbeeld berekening eigen bijdrage

• Stel; de totale kostprijs PGB voor een scootmobiel bedraagt € 3000,00. De maximale eigen bijdrage per periode is dan:

• € 3000.00/7 jaar (afschrijftermijn)= € 428.57 per jaar gedeeld door 13 perioden is € 32.96 per 4 weken (dit is het maximale bedrag; de werkelijke eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen).

 

Periode inning eigen bijdrage zie stroomschema tabel 2.

 

Tabel 1. Eigen bijdrage waarde 2013 voor artikelen die in Natura worden verstrekt.

 

Voorziening

Gemiddelde kostprijs incl. BTW

BTW

Afschrijftermijn

Maximale eigen bijdrage per 4 weken

Scootmobiel voor in woon-omgeving

1574

6 %

7 jaar = 91 perioden

17,30

Scootmobiel voor buiten gebruik

1623

6 %

7 jaar

7,84

Driewielfiets volwassenen

1599

6 %

7 jaar

17,58

Tillift passief

1885

21 %

7 jaar

20,71

Tillift actief

1909

21 %

7 jaar

20,98

Douche- en toiletstoelen Eenvoudig (<250.00)

Op basis van offerte HMC incl contractkorting

6 %

3 jaar * = 39 perioden

 

Overige douche- en toilethulp middelen

Op basis van offerte HMC incl. contractkorting en onderhoudskosten

6 of 21 %

7 jaar

 

Hulpmiddelen buiten standaard leveringsass

Op basis van offerte HMC incl. contractkorting en onderhoudskosten

6 of 21 %

7 jaar

 

 

• Uitgegaan van lijst van HMC Burgum, vwb kernassortiment sept 2012- dec 2013.

• Grondslag van de lijst is de gemiddelde kostprijs gemeente.

• Deze vermeerderd met BTW (volgens opgave leverancier rekening houden met verschillend percentage per voorziening: 6 of 21%)

• *3 jaar (39 perioden) is de wettelijke periode voor innen van eigen bijdrage bij hulpmiddel in eigendom.