Organisatie | Assen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2009 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelasting 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | belastingen |
Geen.
Gemeentewet, art. 225
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-04-2009 | 20-04-2012 | nieuwe regeling | 26-03-2009 Berichten van de Brink 8 april 2009 | 26-03-2009 |
ARTIKEL 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van gehandicapten die parkeren met gebruikmaking van een landelijke gehandicaptenparkeerkaart.
ARTIKEL 5 MAATSTAF VAN HEFFING, BELASTINGTARIEF EN BELASTINGTIJDVAK
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.
ARTIKEL 7 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD EN HEFFING NAAR TIJDSGELANG
Indien de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een jaartarief betreft en de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel volle maanden als er na het ontstaan van de belastingplicht in het jaar overblijven. Eindigt de belastingplicht van een jaartarief in de loop van het belastingjaar dan wordt ontheffing verleend over het aantal volle maanden dat in het jaar resteert na de beëindiging van de belastingplicht.
ARTIKEL 9 BEVOEGDHEID TOT AANWIJZING PARKEERPLAATSEN
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 35,00.
ARTIKEL 12 NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
ARTIKEL 13 INWERKINGTREDING, OVERGANGSBEPALING EN CITEERTITEL
De "Verordening parkeerbelasting vergunninghouders 1997" van 21 december 2006, sindsdien gewijzigd en de "Verordening Parkeerbelastingen 1999" van 15 april 1999, sindsdien gewijzigd, worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
De datum van ingang van de heffing is gelijk aan de datum van inwerkingtreding. De tarieven bedoeld in Hoofdstuk I van de tarieventabel met het jaartal 2009 gelden tot en met 31december 2009. De in dit hoofdstuk genoemde tarieven met het jaartal 2010 gelden vanaf en worden geheven met ingang van 1 januari 2010.
Behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2009.
Het tarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen 2009 bij parkeerapparatuurplaatsen, bedraagt:
Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Verordening parkeerbelastingen 2009 bij parkeerapparatuurplaatsen, bedraagt:
Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de verordening parkeerbelastingen 2009 anders dan bij parkeerapparatuurplaatsen bedraagt: