Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Assen

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2009
CiteertitelVerordening parkeerbelasting 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 225

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-04-200920-04-2012nieuwe regeling

26-03-2009

Berichten van de Brink 8 april 2009

26-03-2009

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2009

De raad van de gemeente Assen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 maart 2009;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2009;

besluit:

vast te stellen de volgende:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN 2009

ARTIKEL 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

b.

motorvoertuigen:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c.

houder:

degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

d.

parkeerapparatuur:

parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

e.

Zone 01:

het gebied Vaart NZ (het gedeelte tussen de Kolk en het Kanaal), Kanaal (het gedeelte tussen Weiersstraat en Vaart NZ), Alteveerstraat, Burgemeester Agterstraat en Weiersstraat (westzijde tussen Alteveerstraat en het Kanaal);

f.

Zone 02:

het gebied Vaart ZZ (tussen Gymnasiumstraat en Emmastraat), Gymnasiumstraat, Emmastraat, Prinses Irenestraat, Nassaulaan, Hertenkamp, Van der Feltzpark en Beilerstraat (tussen Kerkplein en Hertenkamp);

g.

Zone 03:

het gebied: Zuidhaege, Oosterhoutstraat, Wilhelminastraat, Prinses Beatrixstraat, Prinses Beatrixhof, Prins Clausplantsoen, Esstraat, Parkstraat, Parkplein, Burgemeester Gratamastraat, Bosstraat, Burgemeester Jollesstraat, Beilerstraat (tussen Port Natalweg en Van der Feltzpark) Plataanweg, Vogelkerslaan, Meidoornlaan, Kastanjelaan, Iepenlaan, Gouverneur Hofstedelaan en Port Natalweg.

ARTIKEL 2 BELASTBAAR FEIT

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

ARTIKEL 3 BELASTINGPLICHT

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

      • 1e

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2e

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

ARTIKEL 4 VRIJSTELLING

De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van gehandicapten die parkeren met gebruikmaking van een landelijke gehandicaptenparkeerkaart.

ARTIKEL 5 MAATSTAF VAN HEFFING, BELASTINGTARIEF EN BELASTINGTIJDVAK

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

ARTIKEL 6 WIJZE VAN HEFFING

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven door middel van een gedagtekende nota.

ARTIKEL 7 ONTSTAAN VAN DE BELASTINGSCHULD EN HEFFING NAAR TIJDSGELANG

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3.

    Indien de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een jaartarief betreft en de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel volle maanden als er na het ontstaan van de belastingplicht in het jaar overblijven. Eindigt de belastingplicht van een jaartarief in de loop van het belastingjaar dan wordt ontheffing verleend over het aantal volle maanden dat in het jaar resteert na de beëindiging van de belastingplicht.

  • 4.

    Een ontheffing van minder dan € 10,00 wordt niet verleend.

ARTIKEL 8 WIJZE VAN HEFFING EN TERMIJNEN VAN BETALING

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden betaald binnen vier weken na de dagtekening van die nota.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het vorige lid gestelde termijn.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

ARTIKEL 9 BEVOEGDHEID TOT AANWIJZING PARKEERPLAATSEN

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

ARTIKEL 10 KOSTEN

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 35,00.

ARTIKEL 11 KWIJTSCHELDING

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

ARTIKEL 12 NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

ARTIKEL 13 INWERKINGTREDING, OVERGANGSBEPALING EN CITEERTITEL

  • 1.

    De "Verordening parkeerbelasting vergunninghouders 1997" van 21 december 2006, sindsdien gewijzigd en de "Verordening Parkeerbelastingen 1999" van 15 april 1999, sindsdien gewijzigd, worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Collegebesluiten die zijn genomen krachtens de in het vorige lid genoemde verordeningen worden geacht te berusten op deze verordening.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is gelijk aan de datum van inwerkingtreding. De tarieven bedoeld in Hoofdstuk I van de tarieventabel met het jaartal 2009 gelden tot en met 31december 2009. De in dit hoofdstuk genoemde tarieven met het jaartal 2010 gelden vanaf en worden geheven met ingang van 1 januari 2010.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2009".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 maart 2009.

De raad voornoemd,

voorzitter

griffier

TARIEVENTABEL

Behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2009.

HOOFDSTUK I.

Het tarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen 2009 bij parkeerapparatuurplaatsen, bedraagt:

1.1

op parkeerterrein/weggedeelte bij parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van 60 minuten: Groningerdwarsstraat, Oude Molenstraat (weggedeelte), Nieuwe Huizen, Ceresstraat (achter Forum), Brinkstraat, Mercuriusplein, Minervalaan, Cereshof, Menning, Brink (Kloosterhof), Stationsplein, Torenlaan, Groningerstraat (tussen Kloekhorststraat en Nieuwe huizen), Weiersstraat (achter Koopmansplein):

 

 

2009:

€ 0,10 per 4 minuten;

 

2010:

€ 0,10 per 4 minuten.

1.2

op parkeerterrein/weggedeelte bij parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van 120 minuten: Burgemeester de Dreuplein (t.h.v. de Dreuflat):

 

 

2009:

€ 0,10 per 4 minuten;

 

2010:

€ 0,10 per 4 minuten.

1.3

op parkeerterrein/weggedeelte bij parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van 240 minuten: Oude Molenstraat (terrein), Kanaalstraat, Burgemeester de Dreuplein:

 

 

2009:

€ 0,10 per 4 minuten;

 

2010:

€ 0,10 per 4 minuten.

1.4

op parkeerterrein/weggedeelte bij parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van 60 minuten: Weiersstraat (overig), Collardslaan, Kloekhorststraat, Oostersingel, Jan Fabriciusstraat, Zaagmolen (weggedeelte):

 

 

2009:

€ 0,10 per 6 minuten;

 

2010:

€ 0,10 per 5,5 minuten.

1.5

op parkeerterrein/weggedeelte bij parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van 120 minuten: Weiersstraat (terrein Cultureel Kwartier), Oostersingel (parkeerterrein t.o. ICO), Zaagmolen (terrein), Zuidersingel (parkeerterrein), Zuidhaege (parkeerterrein achter ICO), Poststraat (bouwlocatie Citadel):

 

 

2009:

€ 0,10 per 6 minuten;

 

2010:

€ 0,10 per 5,5 minuten.

1.6

op parkeerterrein/weggedeelte bij parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van 85 minuten: Groningerstraat (tussen Kloekhorststraat en Het Kanaal), Het Kanaal (tussen Groningerstraat en Jan Fabriciusstraat), Veemarktterrein (deel bij supermarkt):

 

 

2009:

€ 0,10 per 8,5 minuten;

 

2010:

€ 0,10 per 8 minuten.

1.7

op parkeerterrein/weggedeelte bij parkeerapparatuur geschikt voor een parkeertijd van 170 minuten: Zuidersingel, Stationsstraat, Stelling/Korenmolen, Overcingellaan (terrein ten noorden van NS rijwielstalling):

 

 

2009:

€ 0,10 per 8,5 minuten;

 

2010:

€ 0,10 per 8 minuten.

Hoofdstuk II

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Verordening parkeerbelastingen 2009 bij parkeerapparatuurplaatsen, bedraagt:

2.1

€ 12,50 per maand, voor een bewoner in een gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, gedurende het tijdvak, waarvoor de vergunning is verleend;

2.2

€ 12,50 per maand, voor personen die in verband met de aard van hun werkzaamheden zijn aangewezen op het gebruik van een motorvoertuig in een gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel werken in dat gebied, gedurende het tijdvak waarvoor de vergunning is verleend;

2.3

€ 17,50 per maand, voor bedrijven en instellingen gevestigd in een gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, gedurende het tijdvak waarvoor de vergunning is verleend;

2.4

€ 3,00 voor één dag met een voor die dag onbeperkte parkeerduur (incidentele vergunning);

2.5

€ 10,00 voor vijf opeenvolgende werkdagen met per dag een onbeperkte parkeerduur (incidentele vergunning);

2.6

€ 24,00 voor eenentwintig opeenvolgende werkdagen met per dag een onbeperkte parkeerduur (incidentele vergunning).

Hoofdstuk III.

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de verordening parkeerbelastingen 2009 anders dan bij parkeerapparatuurplaatsen bedraagt:

3.1

€ 40,80 per jaar;

3.2

€ 30,00 per jaar voor het gebied Assen-Oost tussen de spoorlijn, de Rolderhoofdweg-Pelikaanstraat;

3.3

€ 10,00 per jaar voor bezoekers voor het onder 3.2 genoemde gebied;

3.4

€ 45,00 per jaar voor Zone 01, Zone 02 of Zone 3 voor bewoners die volgens de GBA in dat gebied staan ingeschreven;

3.5

€ 15,00 voor bezoekers aan bewoners die volgens de GBA in Zone 01, Zone 02 of Zone 03 staan ingeschreven;

3.6

€ 75,00 per jaar voor bedrijven of instellingen of werknemers hiervan die in Zone 01, Zone 02 of Zone 03 zijn gevestigd;

3.7

€ 75,00 per jaar voor bezoekers van bedrijven of instellingen die in Zone 01, Zone 02 of Zone 03 zijn gevestigd;

3.8

€ 10,00 voor vijf opeenvolgende werkdagen voor bouw-, installatie- of aanverwante bedrijven voor het verrichten van werkzaamheden in Zone 01, Zone 02 of Zone 03 (incidentele vergunning).

Behorende bij raadsbesluit van 26 maart 2009.

De griffier van Assen,