Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Assen

Handhavingsbeleid Wet Kinderopvang Assen 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHandhavingsbeleid Wet Kinderopvang Assen 2009
CiteertitelHandhavingsbeleid Wet Kinderopvang
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpzorg en welzijn
Externe bijlagenHandhavingsbeleid wet Kinderopvang Assen 2009-bijlagen.pdf Handhavingsbeleid wet Kinderopvang Assen 2009-bijlagen.pdf

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Wet Bestuursrecht, art. 4:8, hoofdstuk 4 en 5 Wet Kinderopvang

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-200915-07-2011nieuwe regeling

23-06-2009

Berichten van de Brink 8 juli 2009

BB 2009-0114

Tekst van de regeling

Intitulé

Handhavingsbeleid Wet kinderopvang Assen 2009

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen;

gelet op Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, Hoofdstuk 4 en 5 Wet kinderopvang

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende:

Handhavingsbeleid Wet kinderopvang Assen 2009

1. Inleiding

Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang (nader genoemd ‘de Wet’ of ‘Wk’) in werking getreden. De kinderopvang is met de komst van deze wet een marktsector geworden waarbij ouders en ondernemers vraag en aanbod bepalen.

De Wet kinderopvang bevat:

  • -

    een regeling voor tegemoetkomingen in de kosten van de kinderopvang;

  • -

    waarborging van de kwaliteit van de kinderopvang;

  • -

    toezicht op de kwaliteit.

Een goede kwaliteit van de kinderopvang is belangrijk omdat kinderen een kwetsbare groep vormen. Daarnaast moeten ouders de zorg voor hun kinderen met een gerust hart kunnen uitbesteden.

Deze beleidsnotitie gaat over het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. De notitie heeft als doel:

Vastleggen hoe de gemeente Assen toezicht houdt op de kwaliteit van de kinderopvang en omgaat met de overtredingen van de kwaliteitsregels kinderopvang. Het toezicht en de handhaving hebben als doel te waarborgen dat er in de gemeente Assen verantwoorde kinderopvang wordt aangeboden.

Met deze beleidsnotitie kunnen de houders van kinderopvangorganisaties en gastouderopvangorganisaties vooraf inzien op welke wijze de gemeente toezicht houdt. Daarbij wordt aangegeven op basis van welke criteria de gemeente handhavend optreedt en op welke wijze er opgetreden wordt. Door het handhavingsbeleid schriftelijk vast te leggen en te laten vaststellen door het college, wordt de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid bij de houders vergroot. Voor de gemeente ligt er een richtlijn waarnaar zij kunnen handelen en waarnaar zij (ter motivering) kunnen verwijzen in besluiten.

De onderlegger van deze beleidsnotitie vormen de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang welke in 2008 zijn aangepast door de Staatssecretaris voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1. Deze beleidsregels zijn gebaseerd op de uitgangspunten van het convenant ‘Verantwoorde kinderopvang: verdere stappen naar de toekomst’ opgesteld door de verschillende marktpartijen in de kinderopvang2 (zie ook §2.3).

De Beleidsregels kwaliteit kinderopvang zijn een vaststaand gegeven. De wijze van toezicht en handhaving dient daarentegen per gemeente te worden vastgesteld. De Vereniging van Nederlandse Gemeente (nader genoemd VNG) heeft daarom, op basis van de beleidsregels, een afwegingsmodel toezicht en handhaving opgesteld die door de gemeente als handreiking kan worden gebruikt. De gemeente kan de gekozen belangen, de wijze van sanctioneren en de gekozen hersteltermijnen afstemmen op de lokale situatie.

Kinderopvangorganisaties kennen diverse vestigingsplaatsen waarbij het merendeel van de organisaties in het bezit is van nevenlocaties. De houder heeft hierdoor te maken met diverse toezichthoudende en handhavende gemeenten. Een eenduidig toezicht- en

handhavingsbeleid zorgen voor gelijke behandeling van nieuwe en bestaande houders in de kinderopvang.

In de provincie Drenthe vindt regelmatig ambtelijk overleg en afstemming plaats tussen de diverse gemeenten onder leiding van de GGD-Drenthe. Onderliggend document zal in alle Drentse gemeenten voorgelegd worden ter besluitvorming. Het hoofdstuk ‘Handhaving in de gemeente’ beschrijft de lokale situatie, organisatie en lokaal beleid.

De beleidsnotitie is als volgt opgebouwd.

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de Wet kinderopvang, de Regeling Wet kinderopvang, de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en het toezicht. Dit hoofdstuk wordt gevolgd door een hoofdstuk over de wettelijke taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, GGD en houders. Hoofdstuk 4 gaat in op het toezicht en de handhaving en in hoofdstuk 5 wordt ten slotte de lokale situatie beschreven.

In de bijlagen zijn het afwegingsmodel toezicht en handhaving opgenomen, de boetebeleidsregels en een korte uiteenzetting van de handhavingsmogelijkheden in de Wet kinderopvang.

2. Relevante wet- en regelgeving

2.1. Wet kinderopvang

De Wet kinderopvang is op 1 januari 2005 in werking getreden en heeft een ingrijpende wijziging van de rol van de gemeenten tot gevolg gehad. De kinderopvang is sinds de wetswijziging een marktgerichte sector geworden, waarin vraag en aanbod door de ouders en de ondernemers wordt bepaald. De verantwoordelijkheid voor het bieden van voldoende kwaliteit wordt bij de ondernemer neergelegd. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het handhaven van de kwaliteit in de kinderopvang.

De wet bevat een regeling voor de tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang, eisen voor de kwaliteit van de kinderopvang en een regeling voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang.

De Wet kinderopvang stelt aan instellingen voor kinderopvang de eis dat de houder zorgdraagt voor kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van de kinderen in een veilige omgeving. Hiertoe zijn globale eisen (‘verantwoorde kinderopvang) en concrete eisen (o.a. risico-inventarisatie veiligheid, verplichte verklaring omtrent gedrag) opgesteld. De branche heeft deze globale en concrete eisen via zelfregulering vertaald in gedetailleerde kwaliteitseisen (zie ook §2.3).

2.2.Regeling Wet kinderopvang

In enkele artikelen van de Wet kinderopvang wordt de minister de mogelijkheid gegeven om nadere regels te stellen. Deze nadere regels zijn opgenomen in de Regeling Wet kinderopvang.

In de Regeling Wet kinderopvang worden onder andere nadere regels gesteld met betrekking tot de in te dienen gegevens bij de melding, het register en de onderzoekstermijn voor de toezichthouder.

2.3.Beleidsregels kwaliteit kinderopvang

De brancheorganisatie voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang; de Maatschappelijke Ondernemers groep (MOgroep), de Belangenvereniging Ouders in de Kinderopvang (BoiNK) en de Branchevereniging Ondernemers in de Kinderopvang hebben in 2004 de gedetailleerde kwaliteitseisen vastgelegd in het convenant ‘Verantwoorde Kinderopvang: verdere stappen naar de toekomst’. Deze eisen waren het uitgangspunt voor de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang die op 10 november 2004 door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn vastgesteld.

Op 17 januari 2008 is een herziene versie van het convenant door de marktpartijen ondertekend. De staatssecretaris voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de aangepaste kwaliteitseisen overgenomen in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Deze zijn op 3 april 2008 in werking getreden.

Op basis van de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang kan de gemeente een afwegingsmodel toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang vaststellen. De VNG heeft ter ondersteuning een handreiking en een afwegingsmodel opgesteld. Naast de handreiking en het afwegingsmodel heeft de VNG ook boetebeleidsregels opgesteld. Met behulp van

bovengenoemde stukken kan de gemeente een eigen handhavingsbeleid, afwegingsmodel en boetebeleid uitwerken en vaststellen.

2.4.Toezicht

Op grond van artikel 61 lid 1 Wk wijst het college van burgemeester en wethouders ambtenaren van de GGD aan als toezichthouders Wet kinderopvang.

Ter uitvoering van het toezicht in de kinderopvang heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2004 de ‘Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang’ vastgesteld. In 2008 zijn de beleidsregels door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aangepast als gevolg van de wijzigingen in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang.

Als bijlage bij de beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang zijn per opvangsoort toetsingskaders opgesteld door de GGD Nederland in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de VNG. In de beleidsregels met de toetsingskaders is vastgelegd naar welke kwaliteitsaspecten de toezichthouder kijkt.

De volgende kwaliteitsaspecten worden, ingedeeld naar domeinen, vanaf 2008 door de toezichthouder beoordeeld:

Kinderdagopvang en buitenschoolse opvang

1. Ouders

5. Groepsgrootte en beroepskracht-kind-

2. Personeel

ratio

3. Veiligheid en gezondheid

6. Pedagogisch beleid en praktijk

4. Accommodatie en inrichting

7. Klachten

Gastouderopvang

1. Ouders

5. Pedagogisch beleid en praktijk

2. Personeel

6. Kwaliteit gastouders en opvangwoning

3. Veiligheid en gezondheid

7. Kwaliteit gastouderbureau

4. Aantal kinderen

8. Klachten

3. Wettelijke taken en verantwoordelijkheden

3.1. Melding en registratie

Voordat een gastouderbureau of een kindercentrum geregistreerd kan worden, dient de ondernemer zich te melden bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging (artikel 45 lid 1 Wk). Een gastouderbureau meldt zich in de gemeente waar het bureau statutair gevestigd is. De gastouders worden niet in het register opgenomen, uitsluitend de gastouderbureaus. Voor franchiseorganisaties geldt dat elke franchisenemer zich in de gemeente van vestiging moet melden voor opname in het register. Het gaat om franchisenemers die als bemiddelaar voor gastouderopvang werken. Dit geldt dus niet voor gastouders die als zelfstandige op basis van een franchiseformule werken.

Het college houdt een register bij van gemelde kindercentra en gastouderbureaus. Na een melding worden de gegevens onverwijld in het register opgenomen (artikel 46 lid 1 Wk). Een gemeente kan de registratie niet weigeren. De opneming in het register wordt ook bekendgemaakt in een lokaal verspreid dag, nieuws of huis-aan-huisblad.

De melding wordt gedaan op een formulier waarvan het model wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders (reeds in gebruik per 1 januari 2005). Het gaat om naam en adresgegevens, rechtsvorm, inschrijfnummer Kamer van Koophandel, het maximum aantal kindplaatsen per opvangsoort en het aanvangstijdstip van exploitatie. Ook een wijziging van bestaande gegevens dient onverwijld gemeld te worden aan het college (artikel 47 lid 1 Wk). De houder wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van de opname van de (gewijzigde) gegevens in het register.

Een kindercentrum of gastouderbureau wordt niet in exploitatie genomen voordat een termijn van acht weken na melding is verstreken of indien eerder uit het inspectiebezoek is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Wet en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang.

Het register is digitaal beschikbaar op de gemeentesite en kan op aanvraag (kosteloos) worden ingezien op het gemeentehuis.

3.2. Niet gemelde kinderopvang

Houders van kindercentra en gastouderbureaus die zich niet bij de gemeente hebben gemeld plegen een economisch delict in de zin van de Wet Economische Delicten (nader genoemd WED). Bij een signaal kan de gemeente de GGD de opdracht geven om te onderzoeken of er sprake is van kinderopvang of gastouderopvang in de zin van artikel 1, lid 1 Wk. Weigert de houder mee te werken en bestaat een vermoeden van opvang in de zin van de Wk, dan kan aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie.

In overleg met het Openbaar Ministerie van het arrondissementsparket in Assen is besloten dat wanneer een zaak van niet-gemelde kinderopvang zich voordoet er contact zal worden opgenomen met het Openbaar Ministerie. Hiervoor is binnen het Openbaar Ministerie een contactpersoon aangewezen.

Wanneer er dus sprake is van niet-gemelde kinderopvang zal er vanuit de gemeente Assen contact op worden genomen met het Openbaar Ministerie in Assen. In overleg met het Openbaar Ministerie zal dan de handhavingstrategie worden bepaald.

3.3. Toezicht en taken

3.3.1 Gemeente

Het college van burgemeester en wethouders ziet toe op de naleving van kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang, de Regeling Wet kinderopvang en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (artikel 61 lid 1 Wk).

Voor de uitvoering van het toezicht wijst het college van burgemeester en wethouders ambtenaren van de GGD aan. Van de aanwijzing van toezichthouders maakt het college melding in een lokaal verspreid dag-, nieuws of huis-aan-huisblad (artikel 61 lid 2 Wk).

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen houdt toezicht op de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van de wettelijke taken door het college (artikel 68 Wk). Het college van burgemeester en wethouders stelt jaarlijks voor 1 juli een verslag vast van alle toezicht- en handhavingstaken die de gemeente in een kalenderjaar in het kader van de wet heeft verricht.

3.3.2. GGD

De GGD is verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit. Afhankelijk van de situatie kunnen er verschillende inspecties plaatsvinden:

  • ·

    Inspectie na melding (exploitatiebezoek);

  • ·

    Jaarlijkse inspectie;

  • ·

    Onaangekondigde inspectie;

  • ·

    Nader onderzoek deelaspecten.

De toezichthouder legt zijn bevindingen vast in een inspectierapport. Een houder kan zijn zienswijze op het inspectierapport schriftelijk aan de GGD, voor definitieve vaststelling, kenbaar maken. De zienswijze van de houder wordt toegevoegd aan het rapport dat door de GGD naar de gemeente wordt verzonden. Binnen drie weken na vaststelling wordt het rapport door de GGD openbaar gemaakt en een afschrift voor ouders en personeel ter inzage gelegd.

3.3.3. Ouders

In de Wet is de rol van de ouders vastgelegd (artikel 58 e.v. Wk). Bij elke vestiging hoort een oudercommissie. Deze heeft een adviserende taak en functioneert op basis van een reglement. Ouders hebben alleen recht op een tegemoetkoming in de kosten van de overheid als het kindercentrum of gastouderbureau waarvan zij gebruik maken bij de gemeente is geregistreerd.

3.3.4. Rechtsbescherming van de houder

Zoals eerder aangegeven, krijgt de houder de gelegenheid om een zienswijze op het conceptinspectierapport schriftelijk aan de GGD kenbaar te maken. Daarnaast heeft de houder in het geval van een handhavingsactie op basis van een besluit ex artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb) de gebruikelijke mogelijkheden van bezwaar en beroep uit de Awb.

3.4. Afspraken GGD-Drenthe en de Drentse gemeenten

Om de gemeentelijke verantwoordelijkheid waar te kunnen maken zijn er op regionaal niveau afspraken vastgelegd met de GGD over de uitvoering van het toezicht.

3.4.1. Taken GGD

De GGD verricht volgens de Wet kinderopvang de volgende activiteiten:

  • 1.

    Binnen acht weken na melding start de GGD met de eerste inspectie (onderzoek) van een nieuw kindercentrum of gastouderbureau en beoordeelt of de ondernemer redelijkerwijs in exploitatie mag gaan. De GGD informeert de ondernemer schriftelijk over het besluit en stuurt een kopie naar de gemeente. Binnen drie maanden na exploitatie vindt er een reguliere inspectie plaats.

  • 2.

    De reguliere inspectie vindt jaarlijks plaats. Tijdens deze inspectie onderzoekt de toezichthouder of elk kindercentrum of gastouderbureau voldoet aan de kwaliteitseisen.

  • 3.

    De GGD voert de inspecties uit via een landelijke uniforme procedure, inhoudend documentenonderzoek, interview, observatie en zonodig gesprekken.

  • 4.

    De GGD maakt gebruik van landelijke inspectie-instrumenten (inclusief format rapportage) opgenomen in een ‘handboek kinderopvang’3.

  • 5.

    De GGD stuurt uiterlijk zes weken na de inspectie een conceptrapport naar de instelling. Vervolgens bespreekt de GGD inspecteur binnen twee weken het rapport met de ondernemer (hoor en wederhoor). Indien er een blijvend verschil van mening blijft bestaan dient de ondernemer binnen twee weken zijn of haar zienswijze te formuleren en op te sturen naar de GGD. De GGD inspecteur past eventueel het rapport aan en voegt bij een verschil van mening de zienswijze van de ondernemer als bijlage bij het rapport en stuurt het naar de gemeente en naar de instelling (de instelling moet de oudercommissie informeren).

  • 6.

    De GGD voert herinspecties uit binnen de door de gemeente gestelde termijn en rapporteert de bevindingen aan de gemeente en de instelling (de instelling moet de oudercommissie informeren).

  • 7.

    De GGD maakt binnen drie weken na vaststelling het inspectierapport openbaar op de website www.ggddrenthe.nl (NB: vaststelling is uitgave van de definitieve rapportage). Het rapport wordt niet openbaar gemaakt als de aard of de omvang van het onderzoek zich tegen openbare rapportage verzetten. Denk hierbij aan onderzoek naar melding van seksueel misbruik.

  • 8.

    De GGD inspecteur kan bij levensbedreigende situaties een schriftelijk bevel4 afgeven en informeert de gemeente bij voorkeur dezelfde dag of uiterlijk de dag na het afgeven van telefonisch, zo spoedig mogelijk gevolgd door een schriftelijke bevestiging.

  • 9.

    Indien de GGD signalen opvangt over niet gemelde kinderopvang geeft zij deze door aan de gemeente.

3.4.2. Taken gemeente

De gemeente verricht volgens de Wet kinderopvang de volgende activiteiten:

  • 1.

    De gemeente houdt een register bij van gemelde kindercentra en gastouderbureaus.

  • 2.

    De gemeente informeert de GGD zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijf werkdagen na melding van een nieuwe instelling of wijzigingen van een bestaande instelling (bijvoorbeeld verhuizing, wijziging aantal kindplaatsen, nieuwe houder etc.) en stuurt een kopie van het meldingsformulier en een nieuw overzicht van het register naar de GGD.

  • 3.

    De gemeente geeft signalen over slecht functionerende instellingen door aan de GGD en geeft de GGD eventueel opdracht voor inspectie.

  • 4.

    De gemeente coördineert de samenwerking met andere lokale toezichthouders (brandweer, bouw- en woningtoezicht etc.). De gemeente voorziet in een informatieblad waarin de aanvrager over de vergunningen omtrent kinderopvang wordt geïnformeerd (Wet samenhangende besluiten).

  • 5.

    Het opsporen van niet-gemelde kinderopvang valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. De gemeente hanteert geen actief opsporingsbeleid.

  • 6.

    De gemeente wijst een (bij voorkeur één) contactpersoon/contactfunctionaris aan waar de GGD contact mee heeft betreffende het toezicht kinderopvang.

3.4.3. Handhaving toezicht kinderopvang

  • 1.

    Toezicht en handhaving kinderopvang vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente.

  • 2.

    De gemeente informeert de GGD over de gekozen niveaus en de prioritering van het handhavingsbeleid toezicht kinderopvang (afwegingsmodel).

  • 3.

    De inspecteur kinderopvang van de GGD informeert de gemeente naar aanleiding van een inspectie om wel of niet te handhaven en om eventueel af te wijken van het handhavingsbeleid van de gemeente.

4. Toezicht en handhaving

De wet bepaalt dat elk kindercentrum jaarlijks wordt gecontroleerd. De toezichthouders maken daarbij gebruik van (landelijk) vastgestelde toetsingskaders. Uitkomsten van de getoetste onderdelen worden ingevuld in een afwegingsmodel (naar voorbeeld van de VNG). Dit model is gebaseerd op een risicoanalyse waarbij wordt beoordeeld in welke mate een negatief effect optreedt als niet wordt voldaan aan kwaliteitseisen. Het belang van de verschillende onderdelen wordt uitgedrukt in termijn van hoog-gemiddeld-laag. Dit afwegingsmodel draagt bij aan transparantie en consistentie. Prioriteitsstelling wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en is nodig omdat niet elke overtreding gesanctioneerd kan worden. Het gaat bij kinderopvang om jonge kinderen, ouders moeten de zorg voor hen met vertrouwen kunnen uitbesteden.

4.1. Afwegingsmodel

4.1.1. Kinderdagopvang en buitenschoolse opvang

Domein

Kwaliteitsaspect

Indicator

Urgentie

Ouders

Oudercommissie

Reglement oudercommissie

Laag

 

 

Instellen oudercommissie

Laag

 

 

Voorwaarden oudercommissie

Laag

 

 

Adviesrecht oudercommissie

Gemiddeld

 

Informatie voor ouders

Inhoud informatie en relatie ouders-praktijk

Laag

Personeel

Verklaring omtrent gedrag

Regels voor de verklaring omtrent gedrag

Hoog

 

Beroepskwalificatie

Passende beroepskwalificatie

Gemiddeld

 

 

Voorwaarde en inzet beroepskracht in opleiding

Gemiddeld

 

Nederlandse taal

Gebruik voorgeschreven voertaal

Gemiddeld

Veiligheid en

Veiligheid

Risico-inventarisatie veiligheid

Hoog

gezondheid

 

Beleid veiligheid

Hoog

 

 

Uitvoering beleid veiligheid

Hoog

 

Gezondheid

Risico-inventarisatie gezondheid

Hoog

 

 

Beleid gezondheid

Hoog

 

 

Uitvoering beleid gezondheid

Hoog

 

Protocol kindermishandeling

Protocol m.b.t. een meldcode kindermishandeling

Hoog

 

 

Inhoud protocol kindermishandeling

Hoog

Accommodatie en

Binnenruimte

Binnenspeelruimte

Hoog

inrichting

 

Slaapruimte

Hoog

 

Buitenruimte

Buitenspeelruimte

Gemiddeld

Groepsgrootte en

Groepsgrootte

Opvang in groepen

Hoog

beroepskracht-kind-ratio

 

Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes

Hoog

 

Beroepskracht-kind-ratio

Beroepskracht-kind-ratio

Hoog

 

 

Inzet beroepskrachten in afwijking beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van 10 uur of langer

Hoog

Pedagogisch beleid en

Pedagogisch beleid

Pedagogisch beleidsplan

Gemiddeld

praktijk

 

Inhoud pedagogisch beleid

Gemiddeld

 

 

Pedagogische praktijk

Gemiddeld

 

Beroepskracht-kind-

Emotionele veiligheid

Gemiddeld

 

interactie

Persoonlijke competentie

Gemiddeld

 

 

Sociale competentie

Gemiddeld

 

 

Overdracht normen en waarden

Gemiddeld

Klachten

Wet Klachtrecht

Wet klachtrecht cliënten zorgsector

Laag

 

 

Klachtenregeling oudercommissie

Laag

4.1.2. Gastouderopvang

Domein

Kwaliteitsaspect

Indicator

Urgentie

Ouders

Oudercommissie

Reglement oudercommissie

Laag

 

 

Instellen oudercommissie

Laag

 

 

Voorwaarden oudercommissie

Laag

 

 

Adviesrecht oudercommissie

Gemiddeld

 

Informatie voor vraagouder

Informatie voor vraagouders

Laag

Personeel

Verklaring omtrent gedrag

Regels voor de verklaring omtrent het gedrag

Hoog

 

Pedagogische kennis

Pedagogische kennis

Hoog

Veiligheid en

Veiligheid

Risico-inventarisatie veiligheid

Hoog

gezondheid

 

Beleid veiligheid

Hoog

 

 

Uitvoering beleid veiligheid

Hoog

 

Gezondheid

Risico-inventarisatie gezondheid

Hoog

 

 

Beleid gezondheid

Hoog

 

 

Uitvoering beleid gezondheid

Hoog

 

Protocol kindermishandeling

Protocol mbt een meldcode kindermishandeling

Hoog

 

 

Inhoud protocol kindermishandeling

Hoog

Accommodatie en inrichting

Aantal kinderen

Aantal op te vangen kinderen door gastouder

Hoog

Pedagogisch beleid en

Pedagogisch beleid

Pedagogisch beleidsplan

Gemiddeld

praktijk

 

Inhoud pedagogisch beleid

Gemiddeld

 

 

Pedagogische praktijk

Gemiddeld

Kwaliteit gastouders en opvangwoning

Kwaliteit gastouders en opvangwoning

Kwaliteit gastouders en opvangwoning

Hoog

Kwaliteit gastouderbureau

Kwaliteit gastouderbureau

Kwaliteit gastouderbureau

Hoog

Klachten

Wet klachtrecht

Wet klachtrecht cliënten zorgsector

Laag

 

 

Klachtenregeling oudercommissie

Laag

4.2. Handhaving

Bij de inspecties wordt de kwaliteit van de onderdelen beoordeeld en uitgedrukt in scores van voldoende en onvoldoende. Het belang en de score leiden vervolgens tot een bepaald eindoordeel waarvoor het sanctieprotocol gebruikt wordt (§4.3).

Indien uit het inspectierapport blijkt dat een houder van een kindercentrum of gastouderbureau niet voldoet aan één of meer kwaliteitsvoorwaarden, moet de gemeente in beginsel een handhavingsactie starten. Het college kan een keuze maken uit de volgende wettelijke sanctiemogelijkheden om naleving van de kwaliteitseisen af te dwingen:

  • ·

    Aanwijzing (door college) of bevel (door toezichthouder), artikel 65 Wk;

  • ·

    Bestuursdwang, afdeling 5.3 Awb;

  • ·

    Last onder dwangsom, afdeling 5.4 Awb;

  • ·

    Exploitatieverbod, artikel 66 Wk;

  • ·

    Uitschrijving uit register, artikel 9 Regeling Wk;

  • ·

    Bestuurlijke boete, artikel 72 e.v. Wk.

In bijlage 3 is een beschrijving opgenomen van de verschillende sanctiemogelijkheden.

Het college zal in de meeste gevallen eerst een aanwijzing opleggen alvorens tot een zwaarder handhavingsmiddel over te gaan. De zwaarte van de prioriteit komt tot uiting in de hersteltermijn van de aanwijzing. De gemeente kan echter ook, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een waarschuwing te geven.

4.3.Sanctieprotocol

Het afwegingsmodel (bijlage 1) gebruiken wij om te bepalen welke sanctie-instrumenten ingezet gaan worden en welke hersteltermijn de houder krijgt om de tekortkoming op te lossen. Sanctionering gebeurt in twee fasen. Fase 1 is gericht op herstel. De ondernemer

krijgt in fase 1 een waarschuwing of een aanwijzing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente of een bevel van de GGD. Hierin geven wij aan dat niet wordt voldaan aan bepaalde kwaliteitsregels uit de Wet, Regeling of Beleidsregels en dat de ondernemer een bepaalde tijd heeft om de situatie te herstellen. Na de hersteltermijn gaat de inspecteur van de GGD kijken of nu wel wordt voldaan aan de kwaliteitsregels (herinspectie).

Als een houder de situatie niet herstelt, dan gaat fase 2 in. In deze fase kunnen wij door middel van bijvoorbeeld een last onder dwangsom of bestuursdwang afdwingen dat een ondernemer de tekortkoming beëindigd. Alvorens er een last onder dwangsom of bestuursdwang wordt opgelegd, wordt er een vooraankondiging verstuurd waarin wordt aangegeven dat het college voornemens is om een last onder dwangsom of bestuursdwang op te leggen. De houder wordt in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Voldoet de houder niet aan de vooraankondiging, dan wordt er een last onder dwangsom of bestuursdwang opgelegd.

Om de sanctiestrategie te kunnen bepalen is een sanctieprotocol opgesteld (zie hiervoor tabel 1).

Tabel 1: Sanctieprotocol gemeente Assen

 

 

Sanctie-instrument

Hersteltermijn

Herinspectie

Boete

Hoog belang

&

Onvoldoende score

Fase 1

Bevel GGD

(Bij direct gevaar)

Aanwijzing

7 – 14 dagen

Ja

 

Fase 2

Exploitatieverbod

Verwijdering uit register

Bestuursdwang

Last onder dwangsom

Bestuurlijke boete

 

 

€ 4000

-

€ 10.000

Gemiddeld belang &

onvoldoende score

Fase 1

Aanwijzing

6 – 18 weken

Ja

 

Fase 2

Bestuursdwang

Last onder dwangsom

Bestuurlijke boete

 

 

€ 2000

-

€ 5000

Laag belang

&

onvoldoende score

Fase 1

Aanwijzing

5 – 7 maanden

Ja

 

Fase 2

Last onder dwangsom

Bestuurlijke boete

 

 

Tot

€ 2500

4.4.Boetebeleidsregels

Ingevolge artikel 72 en verder Wk kan het college van burgemeester en wethouders een bestuurlijke boete opleggen indien de houder niet voldoet aan de (kwaliteits)eisen genoemd in hoofdstuk 3 van de wet, aan een aanwijzing of aan een bevel of indien de houder in strijd handelt met het exploitatieverbod ex artikel 66 Wk. De VNG heeft voor de uitvoering van deze bevoegdheid de boetebeleidsregels Wet kinderopvang opgesteld. Deze kunnen worden gebruikt om het boetebeleid van de gemeente verder uit te werken. Boetebeleidsregels dragen bij aan de transparantie, consistentie en rechtszekerheid bij het nemen van besluiten.

De boetebeleidsregels zijn opgenomen in bijlage 2. In het afwegingsmodel (bijlage 1) zijn de boetes ook opgenomen. Doordat de boetes ook in het afwegingsmodel zijn opgenomen kan na het invullen van de getoetste onderdelen in het afwegingsmodel gekeken worden welke boete er voor een dergelijke overtreding opgelegd kan worden.

5. Handhaving in Assen

In dit hoofdstuk zal nader worden ingegaan op de handhaving in de gemeente Assen.

5.1. Situatie in Assen

5.1.1. Verantwoordelijkheden

Eén van de belangrijkste verantwoordelijkheden uit de Wet voor de gemeente is het toezicht en de handhaving op de kwaliteit van de kinderopvang in de gemeente. Zoals in hoofdstuk 2 en 3 reeds is aangegeven geschiedt het toezicht op de kinderopvang door ambtenaren van de GGD. De gemeente is verantwoordelijk voor dit toezicht en ook voor de handhaving op de kinderopvang.

De handhaving van de Wet is neergelegd bij het cluster Vergunningen en Handhaving, onderdeel van de afdeling Publieksbalie. Deze afdeling is ook de contactpersoon van de GGD met betrekking tot het toezicht op de verschillende locaties. Bij het cluster Vergunningen en Handhaving kan de burger ook terecht voor bouwvergunningen, bestemmingsplannen en gebruiksvergunningen.

Het cluster Vergunningen en Handhaving is naast de handhaving ook verantwoordelijk voor de meldingen en registratie van de locaties, de jaarverantwoording richting het Rijk en het opstellen van het handhavingsbeleid.

5.1.2. Geregistreerde locaties

Per 1 januari 2009 waren per opvangsoort het volgende aantal locaties geregistreerd:

Soort

Aantal locaties

Kinderdagopvang

19

Buitenschoolse opvang

25

Gastouderbureaus5

2

Innovatieve gastouderbureaus6

3

5.1.3. Uitgangspunt gebruik handhavingsinstrumenten

De gemeente staan verschillende handhavingsinstrumenten ter beschikking. Enkele van deze instrumenten staan in de Wet genoemd en enkele vloeien voort uit de Algemene wet bestuursrecht. In § 4.2. en in bijlage 3 staan de verschillende handhavingsinstrumenten beschreven.

Bij de handhaving van de kwaliteitsregels zal in eerste instantie worden overwogen of er een schriftelijke waarschuwing gegeven moet worden of dat er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een aanwijzing (artikel 65 Wk) of een last onder dwangsom (artikel 5:32 e.v.

Algemene wet bestuursrecht) op te leggen of bestuursdwang (artikel 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht) toe te passen. De toezichthouder kan ook een schriftelijk bevel geven (artikel 65 Wk). Mochten voorstaande instrumenten niet leiden tot beëindiging van de overtreding(en), dan zal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om een exploitatieverbod (artikel 66 Wk) of een bestuurlijke boete op te leggen (artikel 72 e.v. Wk). De verwijdering uit het register op basis van artikel 9 lid 3 Regeling Wk is een uiterste middel, hierdoor verliezen de ouders namelijk het recht op een tegemoetkoming voor de opvang.

Van bovenstaand uitgangspunt kan worden afgeweken indien de situatie hier om vraagt (er worden bijvoorbeeld zulke ernstige overtredingen geconstateerd dat verdere exploitatie (op dat moment) niet meer verantwoord is). Tevens kan hiervan worden afgeweken bij overtreding van artikel 47 Wk (niet melden van een wijziging in de gegevens). Het is namelijk niet mogelijk voor deze overtreding een aanwijzing, last onder dwangsom of iets dergelijks op te leggen. Het college kan dan besluiten een bestuurlijke boete op te leggen.

NB. Dit uitgangspunt is niet van toepassing op het niet melden van kinderopvang, zie hiervoor § 3.2.

5.2. Voorstel

Wij stellen voor om de in dit beleid genoemde afwegingsmodel, boetebeleidsregels7 en sanctieprotocol vast te stellen en te gebruiken bij het bepalen van de sanctiestrategie voor de kinderopvang- en gastouderopvangorganisaties in de gemeente Assen.

De combinatie van het afwegingsmodel/boetebeleidsregels en het sanctieprotocol zien wij vooral als een richtlijn, deze zorgt voor transparantie, consistentie en rechtszekerheid. Het maakt niet uit wie een bepaalde overtreding maakt, maar de overtreding zelf en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd bepaalt de aanpak. Er kan enkel gemotiveerd worden afgeweken van het beleid.

In het geval dat er meerdere overtredingen plaatsvinden gaan wij bij de keuze voor een handhavingsactie uit van de zwaarste overtreding.

5.3. Communicatie

Het handhavingsbeleid en de uitvoering daarvan leiden tot een aantal veranderingen en zorgt voor meer duidelijkheid in het handelen van de gemeente. De beleidsregels vragen om een zorgvuldig communicatietraject om deze goed onder de aandacht te brengen van (potentiële) houders van kinderopvangcentra/gastouderbureaus.

Na vaststelling van de beleidsregels worden deze bekendgemaakt in Berichten van de Brink. De houders van de kindercentra en gastouderbureaus krijgen de beleidsregels toegestuurd en zullen vervolgens worden uitgenodigd voor een regionale bijeenkomst waar zij nadere toelichting zullen krijgen op het nieuwe beleid. De beleidsregels zullen ook op internet worden gepubliceerd bij de overige gemeentelijke regelgeving en de voorlichting op internet zal worden aangepast.

Tevens zal er een informatieblad opgesteld worden waarin wordt opgenomen wat er komt kijken bij het opstarten van een kinderopvang, buitenschoolse opvang of gastouderbureau. In

het informatieblad zal onder andere in worden gegaan op de Wet kinderopvang, bestemminsplannen en het Gebruiksbesluit (voor de gebruiksvergunning). Het informatieblad wordt bij het meldingsformulier worden gevoegd en op internet geplaatst zodat de klant in één keer de algemene informatie tot zijn beschikking heeft.

5.4. Evaluatie

Het handhavingsbeleid kinderopvang en de afspraken met de GGD zullen periodiek worden geëvalueerd. De evaluatie vindt in ieder geval jaarlijks, startend per 1 juli 2010, plaats of na wijziging van wet- en/of regelgeving. Op basis van de evaluatie wordt bekeken of het beleid voor de kinderopvang bijgesteld moet worden

5.5. Inwerkingtreding

Het Handhavingsbeleid Kinderopvang Assen 2009 treedt in werking per 1 augustus 2009.


1

De beleidsregels zijn in 2004 opgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In 2007 is dit overgenomen door het ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en houdt de staatssecretaris zich met kinderopvang bezig.

2

MOgroep kinderopvang (http://www.mogroep.nl/index.php?p=53503), Belangenvereniging Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en de Branchevereniging ondernemers in de kinderopvang.

3

In te zien via www.ggdkennisnet.nl: https://www.ggdkennisnet.nl/kennisnet/startpagina/raadplegen.asp?startpaginaID=5

4

In bijlage 3 is een omschrijving van alle mogelijke sanctiemaatregelen opgenomen.

5

De gastouders worden bij gastouderbureaus ingeschreven. Het gastouderbureau zorgt voor bemiddeling tussen gastouders en vraagouders. ‘Normale’ gastouders mogen maximaal 4 kinderen opvangen. Het totaal aantal gastouders is niet bekend in de gemeente Assen, alleen het gastouderbureau wordt namelijk geregistreerd in het register. Gastouderbureaus die niet innovatief zijn kunnen alleen gastouderopvang met maximaal 4 op te vangen kinderen aanbieden.

6

Bij innovatieve gastouderopvang mogen de gastouders maximaal 6 kinderen opvangen. Innovatieve gastouderbureaus mogen zowel bemiddelen voor innovatieve gastouders als ‘normale’ gastouders. Het totaal aantal innovatieve gastouders is niet bekend in de gemeente Assen, alleen het gastouderbureau wordt namelijk geregistreerd in het register. Deze vorm van opvang is gebaseerd op artikel 87 Wet kinderopvang en geldt als een experiment. Dit experiment is verlengd tot 27 april 2011.

7

Het afwegingsmodel en de boetebeleidsregels zijn integraal overgenomen uit respectievelijk het VNG-afweginsmodel en de VNG-boetebeleidsregels.