Organisatie | Assen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Aansluitverordening riolering gemeente Assen 2008 |
Citeertitel | Aansluitverordening riolering gemeente Assen 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | volksgezondheid en milieu |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | nieuwe regeling | 23-09-2010 | BB 2010-01223 |
De aanvraag van een aansluitvergunning wordt slechts in behandeling genomen nadat bij de aanvraag alle in het tweede lid vermelde gegevens zijn verstrekt. Bij het ontbreken van gegevens wordt de rechthebbende daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld deze gegevens binnen vier weken na kennisgeving daarvan alsnog aan te vullen.
In afwijking van het eerste lid houden burgemeester en wethouders de beslissing omtrent een aanvraag van een aansluitvergunning aan als er geen reden is de vergunning te weigeren:
terwijl voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo;
terwijl er voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo.
Als nog geen perceelaansluitleiding aanwezig is kan de rechthebbende aan wie ingevolge hoofdstuk II een aansluitvergunning is verleend, de gemeente verzoeken de perceelaansluitleiding aan te leggen, die nodig is voor het realiseren van de aansluiting of de wijziging daarvan, waarop de aansluitvergunning betrekking heeft. De rechthebbende moet een daartoe strekkend schriftelijk verzoek indienen bij burgemeester en wethouders.
Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 4 weken na de ontvangst van het verzoek stellen burgemeester en wethouders zoveel mogelijk in overleg met rechthebbende een termijn vast voor uitvoering van de aansluiting. Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de rechthebbende gewenste tijdstip.
Als al een perceelaansluitleiding aanwezig is moet de rechthebbende aan wie ingevolge hoofdstuk II een aansluitvergunning is verleend, de datum van het realiseren van de aansluiting of de wijziging daarvan, minimaal 3 werkdagen vóór de datum van uitvoeren melden aan de gemeente. De rechthebbende moet een schriftelijke melding indienen bij burgemeester en wethouders.
De aansluiting van het particulier riool op de perceelaansluitleiding mag slechts plaatsvinden, als het aan te sluiten particulier riool tot aan het aansluitpunt aanwezig is en voldoet aan de daaraan op grond van het Bouwbesluit, de Bouwverordening gemeente Assen, de Wet Milieubeheer en de in onderhavige Aansluitverordening riolering als bijlage 2 opgenomen technische eisen.
Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen. Na vervanging van de perceelaansluitleiding wordt het particuliere riool hier door of namens de gemeente weer op aangesloten.
Bij een verstopping of andere storing in het riool graaft de rechthebbende het aansluitpunt op en onderzoekt of het een verstopping of een storing betreft in het particulier riool of in de perceelaansluitleiding. Als er water ter hoogte van het aansluitpunt staat zit de verstopping in de openbare riolering of in de perceelaansluitleiding. Als er geen water ter hoogte van het aansluitpunt staat zit de verstopping in het particuliere riool.
Als na het in lid 1 bedoelde onderzoek wordt vermoed dat sprake is van een verstopping of storing in de perceelaansluitleiding of van een verstopping of storing als gevolg van inspoeling vanuit de openbare riolering, neemt de rechthebbende of de gebruiker contact op met de gemeente voor het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden.
Als bij of na het verrichten van de in lid 2 bedoelde werkzaamheden door de gemeente blijkt dat de kosten van deze werkzaamheden op grond van artikel 10 voor rekening van de rechthebbende of gebruiker behoren te zijn, worden de door de gemeente gemaakte kosten bij de rechthebbende of gebruiker in rekening gebracht.
Als het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd, is de rechthebbende verplicht om de particuliere aansluiting te verwijderen tot het aansluitpunt. De rechthebbende is verplicht om de perceelaansluitleiding af te doppen, zodat niets vanaf het terrein in de perceelaansluitleiding en de openbare riolering kan komen.
Als het toezicht constateert, dat in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1 de aansluiting in gebruik is genomen, kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar of degene, die het in zijn macht heeft aan de verboden toestand een einde te maken, aanschrijven tot het staken van het gebruik of tot het alsnog voldoen aan alle voorwaarden van de aansluitvergunning.
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Burgemeester en wethouders kunnen van de bepalingen in deze verordening afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Assen, gehouden op 16 oktober 2008.
voorzitter
K.S. Heldoorn
griffier
Th. Vlieger
Uitgangspunt van deze verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het riool of een wijziging van de bestaande aansluiting, een vergunning is vereist. In de vergunning worden voorwaarden gesteld waaraan de aansluiting moet voldoen. Deze voorwaarden betreffen allereerst de technische eisen waaraan de aansluiting moet voldoen. De technische eisen betreffen het leidingverloop en de dimensionering, de hoogteligging van de aansluitleiding en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt.
Ook worden nadere voorwaarden gesteld voor het geval er een gescheiden rioolstelsel is.
Dat wil zeggen dat er dan een aparte aansluiting voor een hemelwaterriool en een aparte aansluiting voor een vuilwaterriool worden aangelegd. Hierbij moet rekening worden gehouden met de in het Bouwbesluit en de Bouwverordening opgenomen bouwtechnische eisen. Tenslotte zijn er voorwaarden opgenomen over onderhoud, renovatie en vervanging van de aansluiting en beëindiging van het gebruik van de aansluiting.
Het gemeentelijk rioolstelsel wordt op een drietal plaatsen begrensd: het punt waar afvalwater wordt overgenomen van de producent (doorgaans daar waar het particulier riool overgaat in gemeentelijk eigendom), het punt waar afvalwater wordt overgedragen aan de beheerder van de zuiveringstechnische werken en het punt waar overstortingen op het oppervlaktewater plaatsvinden.
Deze verordening heeft alleen betrekking op de begrenzing van het eerstgenoemde punt. Deze begrenzing, de plaats waar het particulier riool is aangesloten op de perceelaansluitleiding (de uitlegger) of een watergang, wordt het aansluitpunt genoemd. Het aansluitpunt dat is aangesloten op een uitlegger wordt in de verordening gesitueerd op de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel of niet meer dan een meter daar vandaan. Ingeval van drukriolering is dit het punt waar het particulier riool is aangesloten op de pompput.
De aansluitleiding bestaat dus vanaf het hoofdriool achtereenvolgens uit de perceelaansluitleiding, het aansluitpunt en het particuliere riool (ook wel particuliere afvoerleiding genoemd). Het deel van de aansluitleiding vanaf het aansluitpunt naar het hoofdriool van het gemeentelijk rioolstelsel (de perceelaansluitleiding) wordt beheerd door de gemeente. Dit deel van de aansluiting ligt onder de openbare weg.
Als er nu bijvoorbeeld een verstopping is ontstaan in het particuliere riool, dan moet de rechthebbende[1] zelf en voor eigen rekening zorgdragen voor het verhelpen van het probleem. Dit kan bijvoorbeeld door het inschakelen van een installateur. Is er een verstopping ontstaan in de perceelaansluitleiding, bijvoorbeeld door ingroeiende boomwortels of door verzakking, dan draagt de gemeente zorg voor de reparatie. De kosten van onderhoud, renovatie en vervanging van de perceelaansluitleiding zijn voor de gemeente. Hierop is echter wel een uitzondering gemaakt. Als het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd als gevolg van een onjuist gebruik van het riool, dan zijn de kosten voor rekening van de rechthebbende of de veroorzaker van de schade.
De aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt door de gemeente of door een namens de gemeente in te schakelen aannemer. Deze legt de perceelaansluitleiding aan voor rekening van de eigenaar. De kosten die de eigenaar moet betalen zijn in beginsel de daadwerkelijke kosten van de aanleg.
De verlening van de vergunning kan door de gemeente worden geweigerd als aansluiting van het particulier riool op de openbare riolering of wijziging van die aansluiting vanwege technische, juridische of milieuhygiënische redenen bezwaarlijk is. In de verordening is geen uitputtende regeling opgenomen met betrekking tot weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning. Wel zijn situaties opgenomen die in ieder geval worden aangemerkt als bezwaarlijk voor het verlenen van een vergunning voor de aansluiting. Een van deze weigeringsgronden is de aansluiting van drainagewater hetgeen in de lijn ligt van het beleid van de vierde Nota waterhuishouding.
Als een vergunningaanvraag wordt geweigerd moet deze weigering voorzien zijn van een goede motivering.
Deze verordening is opgebouwd uit 18 artikelen, die zijn ondergebracht in zeven hoofdstukken. In hoofdstuk I worden de begripsbepalingen gegeven. Hoofdstuk II regelt de vergunning: een omschrijving van de vergunningsplicht, de aanvraag, de verlening en tot slot de gronden tot weigering. Tevens worden een aanhoudingsplicht en eventueel een hardheidsclausule geregeld.
In hoofdstuk III komt het tot stand brengen van de aansluiting aan de orde. Hierin worden het verzoek tot aanleg of wijziging, de kosten en de uitvoering geregeld. Het onderhoud komt in hoofdstuk IV aan de orde, de verwijdering en sloop van de aansluiting in hoofdstuk V. In hoofdstuk VI staat vermeld welke mogelijkheden de gemeente heeft om deze verordening te handhaven. De laatste hoofdstuk tenslotte, hoofdstuk VII, betreft de straf-, overgangs- en slotbepalingen.
2. Artikelsgewijze toelichting
In artikel 1 worden de begripsbepalingen gegeven. De begrippenlijst is nogal uitgebreid om te voorkomen dat onnodige discussie kan ontstaan over de betekenis van bepaalde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de Aansluitverordening en de voorschriften in een aansluitvergunning, gelden de definities van artikel 1.
Artikel 1 geeft ook een omschrijving van bronneringswater en drainagewater omdat ook verzoeken aan de gemeente voor (tijdelijke) lozingen van dit water onder het regime van de Aansluitverordening vallen.
De rechthebbende is degene ie een aansluitvergunning kan aanvragen. Verder wordt een vereniging van eigenaren als rechthebbende aangemerkt omdat bij verticale bebouwing vaak maar één aansluiting aanwezig is voor de verschillende lagen. De vereniging van eigenaren wordt dan de vergunninghouder voor de betreffende aansluiting en zal vervolgens met de leden moeten regelen hoe binnen het gebouw met verstoppingen en storingen wordt omgegaan. Dit geldt ook voor een rechthebbende die zijn eigendom verhuurt. Hij moet er zelf voor zorgen dat de huurder de voorschriften van de aansluitvergunning naleeft. Dit laatste geldt ook, als de verhuurder (rechthebbende in de zin van de Aansluitverordening) een woningbouwvereniging is. De woningbouwvereniging is degene die een aansluitvergunning kan aanvragen. Zij zal dan met haar huurders onderling afspraken kunnen maken omtrent het gebruik van de aansluiting, maar de woningbouwvereniging is als rechthebbende het aanspreekpunt in de relatie tot de gemeente. De huurders van de woningbouwvereniging zijn gebruikers in de zin van de Aansluitverordening. Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de (perceels)eigenaar maar ook de zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel.
Ook de rechtsopvolgers van deze eigenaren of zakelijk gerechtigden worden aangemerkt als rechthebbende, zodat de vergunning geldig blijft in geval het perceel bijvoorbeeld wordt verkocht.
In artikel 2 wordt bepaald dat aansluiting van een particulier riool op de openbare riolering of wijziging van een dergelijke aansluiting, verboden is zonder vergunning. Deze vergunningsplicht voor het verkrijgen van een aansluiting op de riolering is een belangrijk uitgangspunt van de Aansluitverordening. In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen omtrent het particulier riool zoals dat aanwezig moet zijn op het moment dat de aansluiting tot stand gebracht wordt. Daarnaast is het raadzaam de voor de rechthebbende geldende regels uit de verordening met betrekking tot het onderhoud, de renovatie, vervanging en sloop, expliciet in de vergunning te vermelden.
Zolang de betreffende aansluiting bestaat, blijven deze voorschriften gelden. Bij wijziging van de aansluiting moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd.
In lid 2 wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders alleen aansluitvergunningen verlenen voor aansluitingen die overeenstemmen met de openbare riolering ter plaatse. Dit betekent dat er bijvoorbeeld bij een nieuwe of gewijzigde aansluiting geen vergunning kan worden verkregen voor de gemengde afvoer van hemelwater en het overige afvalwater als ter plaatse een gescheiden stelsel ligt.
Lid 3 geeft nog een toevoeging aan lid 2 door te stellen dat voor elke aansluiting afzonderlijk, bijvoorbeeld bij een gemengd stelsel voor de afvoer van vuilwater en de afvoer van hemelwater een vergunning moet worden aangevraagd. Bij het aansluiten van een perceel op een gemengd stelsel zullen deze aansluitingen doorgaans tegelijk worden gerealiseerd zodat in dat geval natuurlijk de voorwaarden voor dat perceel in één vergunning kunnen worden opgenomen.
Als de vergunning is verleend kan de rechthebbende een verzoek doen aan burgemeester en wethouders om de aansluiting tot stand te brengen (zie artikel 6). Om te voorkomen dat de gemeente aansluitvergunningen verleend voor percelen waar uiteindelijk geen aansluiting tot stand wordt gebracht, kunnen burgemeester en wethouders als een jaar na de vergunningverlening nog geen verzoek is gedaan tot aansluiting, de vergunning intrekken. Omdat net als een vergunningverlening de intrekking is aan te merken als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, moet de rechthebbende in de gelegenheid worden gesteld toe te lichten waarom nog niet is verzocht tot aansluiting en moet de intrekking worden voorzien van een deugdelijke motivering.
Artikel 3: De vergunningaanvraag
Artikel 3 bepaalt dat de vergunning moet worden aangevraagd door de rechthebbende. Om dit te vereenvoudigen, moet de aanvraag worden gedaan met een daartoe bestemd formulier (zie bijlage 1). In het tweede lid is vastgelegd waaraan de aanvraag moet voldoen. Omdat het mogelijk is dat de gevraagde gegevens die nodig zijn om een aansluiting goed tot stand te brengen, reeds zijn vastgelegd in een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan de aanvrager in dat geval volstaan met een kopie van deze gegevens.
Op grond van lid 3 krijgt de aanvrager na daarover geïnformeerd te zijn nog vier weken de tijd om de gegevens aan te vullen als de overlegde gegevens incompleet zijn. Als na het verstrijken van die periode de gegevens nog steeds onvolledig zijn of opnieuw een onvolledige aanvraag wordt ingediend, kunnen burgemeester en wethouders op basis van artikel 4:5 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht besluiten de aanvraag niet te behandelen.
Artikel 4: Weigering van de aansluitvergunning
In artikel 4 is vastgelegd op welke gronden de vergunning geweigerd kan worden. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om technische, juridische of milieuhygiënische weigeringsgronden. In lid 2 worden voorbeelden gegeven van mogelijke weigeringsgronden. Sub a over de hoogteligging is bijvoorbeeld een technische weigeringsgrond, sub g over de lozing van niet verontreinigd drainagewater is bijvoorbeeld een milieuhygiënische grond en sub j over de verlening van andere vergunningen een juridische grond. De in lid 2 genoemde weigeringsgronden zijn niet uitputtend bedoeld en moeten worden gezien als ondersteuning van de motivering om een vergunning te weigeren. In bijlage 2 worden de technische voorschriften nader toegelicht. Bij een weigering wordt altijd aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan om alsnog voor de aansluitvergunning in aanmerking te komen.
Artikel 5: Verlening van de aansluitvergunning
Burgemeester en wethouders moeten op grond van artikel 5 lid 1 binnen 8 weken beslissen op de aanvraag. Deze termijn moet voldoende zijn om een aanvraag voor een aansluitvergunning af te werken, en komt overeen met de termijn die in de Algemene wet bestuursrecht als redelijk wordt aangemerkt in het geval er geen termijn is bepaald[3]. In geval de rechthebbende voor het betreffende perceel ook nog een aanvraag voor een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer heeft lopen, wordt de aanvraag voor de aansluitvergunning aangehouden totdat deze vergunningen zijn verleend. Een weigering deze vergunningen te verlenen, vormt een directe weigeringsgrond voor de aansluitvergunning. Deze weigeringsgrond is opgenomen in artikel 4. De model-opzet voor de aansluitvergunning is als bijlage 3 opgenomen.
Artikel 6: Het verzoek tot aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding
In artikel 6 is vastgelegd hoe de rechthebbende na het verkrijgen van de vergunning een verzoek kan doen tot het realiseren van de aansluiting op de openbare riolering. Na het indienen van een verzoek moet de gemeente binnen vier weken een afspraak maken om de werkzaamheden uit te voeren.
Artikel 7: De melding tot aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding
In artikel 7 is vastgelegd hoe de rechthebbende na het verkrijgen van de vergunning een melding kan doen tot het realiseren van de aansluiting op de openbare riolering. Na het indienen van de melding maakt de gemeente een afspraak voor het controleren van de aansluiting.
Artikel 8: Kosten van de aansluiting
Het bedrag dat de rechthebbende voor de (aanleg van de) aansluiting moet betalen, moet worden aangemerkt als een recht dat wordt geheven terzake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten (artikel 229 lid 1 sub b Gemeentewet). Dit betekent dat het in rekening gebrachte bedrag niet hoger mag zijn dan de kosten die de gemeente in werkelijkheid moet maken. Hiervoor is een tarievenlijst opgesteld waarmee is na te gaan wat de aanleg van een perceelaansluitleiding per meter kost, waarbij een differentiatie wordt aangebracht voor het type wegdek dat eventueel voor de aanleg moet worden opengebroken.
Rechten worden geheven ter dekking van de kosten die verband houden met de aanwezigheid van de riolering en het gebruik van de riolering. Er is onderscheid te maken in rioolaansluitrechten en in rioolafvoerrechten. Het rioolaansluitrecht is een heffing van de eigenaar of gebruiker van een zaak die aangesloten is op de riolering. Het belastbare feit wordt hierbij veroorzaakt door het hebben van een aansluiting. Voor de heffing van het recht is de Verordening op de heffing en de invordering van een rioolaansluitrecht vastgesteld.
Het rioolafvoerrecht is een heffing die wordt opgelegd aan degene die afvalwater op de riolering brengt. Het belastbare feit wordt bij deze heffing veroorzaakt door het gebruiken van een aansluiting. Overigens mag er geen bedrag voor de aanleg van de perceelaansluitleiding worden berekend als deze kosten al zijn verwerkt in het gemeentelijk rioolrecht of in geval deze kosten zijn verwerkt in de gronduitgifteprijs of anderszins zijn verhaald.
Artikel 9: Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding en aansluiting
De aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt altijd door of vanwege de gemeente. Daarna kan de vergunninghouder aansluiten door middel van een erfscheidingsput. Slechts indien de vergunninghouder het particuliere gedeelte reeds heeft gelegd voordat de perceelaansluitleiding wordt gelegd door of vanwege de gemeente wordt door of vanwege de gemeente aangesloten.
Lid 5 geeft aan dat een aansluiting niet plaatsvindt als het particulier riool niet voldoet aan de daaraan te stellen bouwtechnische eisen. Deze bepaling moet worden gezien als een zogenaamde vangnetbepaling.
Artikel 10: Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging
Artikel 10 geeft nadere regels over het beheer en onderhoud, de renovatie en vervanging van de perceelaansluitleiding. Bij reconstructiewerken of rioolvervangingen worden perceelaansluitleidingen vervangen en laat de gemeente erfscheidingsputten plaatsen als deze nog niet aanwezig zijn. Direct achter de erfscheidingsput wordt het bestaande particuliere riool hierop aangesloten. Dit alles voor kosten van de gemeente, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool. In dat geval komen de kosten voor rekening van de rechthebbende.
De rechthebbende moet zorgen dat de door hem gebruikte aansluiting vrij blijft van aanslag, slib en dergelijke, waardoor op den duur de leiding verstopt kan raken. De rechthebbende is zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het particulier riool, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door terugstroming van afvalwater uit de openbare riolering.
In artikel 11 is een calamiteitenregeling opgenomen om te voorkomen dat voor elk probleem de gemeente erbij wordt geroepen. Om te voorkomen dat de rechthebbende of de gebruiker voor elke storing of verstopping meteen de gemeente belt, is in lid 1 de regel opgenomen dat in geval van storing of verstopping de rechthebbende eerst moet vaststellen waar de storing zich in de aansluitleiding bevindt. Als hij geconstateerd heeft, dat de storing in de perceelaansluitleiding zit, kan hij de gemeente laten komen om de storing of verstopping op te heffen. Voor een beschrijving van de procedure wordt verwezen naar bijlage 4.
In lid 3 wordt nadrukkelijk gesteld dat de rechthebbende zelf verantwoordelijk is voor het verhelpen van verstoppingen in het particulier riool. Dit betekent dat de rechthebbende, als hij het pand bijvoorbeeld verhuurt, bij calamiteiten voor de gebruiker van het particuliere riool het aanspreekpunt is.
Verder geeft het artikel een regeling voor het geval toch de hulp wordt ingeroepen van de gemeente, omdat wordt vermoed dat het een storing betreft waarvoor de gemeente verantwoordelijk is.
In artikel 12 zijn bepalingen opgenomen over de zorg die betracht moet worden bij werkzaamheden die schade kunnen veroorzaken aan de openbare riolering. In lid 3 en lid 4 is vastgelegd dat bij definitieve beëindiging van het gebruik van een aansluitleiding, de aansluitvergunning wordt ingetrokken en de leiding wordt verwijderd.
Artikel 13: Stilleggen van de werkzaamheden
Om te zorgen dat de aansluiting op de goede manier en volgens de juiste procedure tot stand wordt gebracht is in artikel 13 de mogelijkheid opgenomen om de werkzaamheden stil te leggen als dit niet gebeurt.
Artikel 14 over de strafbepaling spreekt voor zich.
Om te voorkomen dat toepassing van de bepalingen van deze verordening in een concreet geval zou leiden tot een beslissing in strijd met de redelijkheid en billijkheid, is in artikel 15 een hardheidsclausule opgenomen.
Artikel 16: Inwerkingtreding en intrekken oude verordening
Artikel 16 over de inwerkingtreding van de nieuwe verordening en het intrekken van de oude verordening spreekt voor zich.
Omdat met het van kracht worden van de Aansluitverordening juridisch een nieuwe situatie ontstaat, is in artikel 17 een aantal overgangsbepalingen opgenomen.
Aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die na de inwerkingtreding van de verordening nog in behandeling moeten worden genomen, worden behandeld volgens de regeling in de verordening. In lid 2 zijn op alle reeds bestaande aansluitingen de bepalingen met betrekking tot het beheer en onderhoud en de zorgplicht bij verwijdering en sloop van toepassing verklaard.
Uiteraard mag deze toepassing geen strijd opleveren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij wijziging van een bestaande aansluiting bestaat uiteraard de plicht om daarvoor een aansluitvergunning aan te vragen.
Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van rioolaansluitingen in het verleden met perceeleigenaren overeenkomsten zijn gesloten waarin afspraken zijn gemaakt die strijd opleveren met de Aansluitverordening, is in lid 3 vastgelegd dat in dergelijke situaties de bepalingen van de overeenkomst prevaleren. Het zou immers in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet. Vergunningen die zijn verleend op basis van de vorige verordening uit 2005 blijven van kracht, tenzij ze al eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Artikel 17 over de citeertitel spreekt voor zich.
Woonschepen[4] zijn niet als bouwwerk in de zin van de bouwregelgeving aan te merken en vallen derhalve buiten de verplichting tot aansluiting op de openbare riolering. De rechter stelt dat de Woningwet niet van toepassing is op woonschepen.
Woonschepen vallen onder het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater, hetgeen betekent dat er een lozingsverbod geldt, als er binnen een afstand van 40 meter openbare riolering aanwezig is.
In deze situatie zal in overle met de bewoner aansluiting op de openbare riolering de voorkeur hebben. Daarbij moet er bij de toepassing van de regelgeving rekening mee worden gehouden dat het bij woonschepen niet altijd mogelijk is alle afvoerleidingen naar een punt te voeren.
Bij een afstand van meer dan 40 meter tot de openbare riolering gelden ook de algemene regels van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater.
Burgemeester en wethouders kunnen bij het afgeven van een vergunning of ontheffing voor een kampeerterrein op basis van artikel 8 van de Wet op de Openluchtrecreatie, voorwaarden stellen. In het Lozingenbesluit bodembescherming en het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater wordt onderscheid gemaakt naar beperkte en omvangrijke lozingen. Een aandachtspunt bij recreatiewoningen is het aanmerken van een lozing als een afzonderlijke beperkte of als één omvangrijke lozing voor het gehele terrein/park. Bij zeer verspreid liggende recreatiewoningen (drukriolering te duur) kan transport per as of een IBA-systeem worden toegepast. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.3.
3.3 Transport van afvalwater per as
Als er geen verplichting bestaat tot aansluiting op de openbare riolering kan er worden gekozen voor inzameling van het huishoudelijk afvalwater per as. Dit houdt in dat het afvalwater in een opslagtank wordt verzameld en vervolgens met een tankwagen wordt afgevoerd naar een RWZI of eventueel een lozingspunt in de riolering.
3.4 Ombouw naar ander rioleringsstelsel
Als de gemeente een bestaand gemengd rioolstelsel wil ombouwen naar een gescheiden rioolstelsel, doet zich de vraag voor hoe ervoor gezorgd kan worden dat bestaande aansluitingen waaruit gemengd wordt geloosd, worden gewijzigd in twee gescheiden aansluitpunten voor droogweerafvoer en hemelwaterafvoer. Het gaat hier om het wijzigen van bestaande aansluitingen, om het afkoppelen van hemelwater. Op grond van de huidige wetgeving is het mogelijk om de eigenaar/rechthebbende te verplichten om af te koppelen. De gemeente Assen legt deze plicht op het moment van vaststelling van deze verordening nog niet op.
4. Afwijkende eigendomssituaties
4.1 Alternatieve regelingen eigendom
De situatie waarin er per huisaansluitleiding één lozer is aangesloten is het meest overzichtelijk. Er zijn echter situaties waarbij dit niet mogelijk is en één huisaansluitleiding meerdere lozers dient.
Enkele voorbeelden van medegebruik zijn:
4.1.2 Gemeenschappelijk leidingsysteem
Een gemeenschappelijk leidingsysteem voor huishoudelijk afvalwater voor meer dan één gebruiksfunctie is niet toegelaten, tenzij:
Veelal zal een appartementsgebouw voorzien zijn van een gezamenlijke huisaansluitleiding. De appartementsrechten zijn geregeld in artikel 5:106 en volgende van het Burgerlijk Wetboek (BW).
In een appartementsgebouw moet een vereniging van appartementseigenaren functioneren.
Aanspreekpunt voor de gemeente is in het onderhavige geval de vereniging. Kennisgevingen aan de gezamenlijke appartementseigenaren kan de gemeente richten aan de vereniging.
Als een vereniging van appartementeigenaren onvoldoende functioneert, kunnen de eigenaren ieder individueel op hun verplichtingen naar rato worden aangesproken, tenzij in het splitsingsreglement van de vereniging een andere verhouding is bepaald (artikel 5:113 BW).
4.1.4 Meerdere gebouwen op een privé-terrein
Het komt voor dat meerdere gebouwen van verschillende eigenaren op één perceel zijn gebouwd.
Een gedeelte van de voorzieningen, gelegen in dit perceel, is dan een gemeenschappelijke zaak van de afzonderlijke eigenaren ook wel deelgenoten genoemd (denk met name aan fabrieksterreinen).
Deze eigenaren hebben allen een aansluitplicht. Veelal heeft men één leiding in gebruik die aangesloten wordt op de openbare riolering. Deze leiding kan gemeenschappelijk eigendom van de deelgenoten zijn (artikel 3:166 BW). De deelgenoten kunnen het genot, gebruik en beheer van de gemeenschappelijke huisaansluitleiding regelen bij overeenkomst (artikel 3:168 BW). Wanneer een dergelijke overeenkomst ontbreekt kan de kantonrechter op verzoek van de meest gerede partij een regeling treffen (artikel 3:168 BW). Dit laat onverlet dat voor de gebouwen afzonderlijk een aansluitplicht geldt. De afzonderlijke eigenaren kunnen hiervoor verantwoordelijk worden gesteld.
[2] De term "particulier riool" wordt in de praktijk ook vaak vervangen door de term "particuliere afvoerleiding".