Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordenveld

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordenveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2013
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Art. 150 Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2015Nieuwe regeling, inwerkingtreding art. 2.6 lid 1 -voor degenen die voor 1 jan. 2013 een Pgb hadden gekregen - miv. 1 april 2013.

19-12-2012

Roder Journaal 09-01-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2013

De Raad van de gemeente Noordenveld;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders 13 november 2013;

gelet op de bepalingen van artikel 150 van de Gemeentewet;

 

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2013

Inhoudsopgave

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1.2 Beperkingen en weigeringsgronden

Artikel 1.3 Primaat algemene en collectieve voorzieningen

 

Hoofdstuk 2 Het voeren van een huishouden, onderdeel hulp bij de huishoudelijke verzorging

Artikel 2.1 Kring rechthebbenden

Artikel 2.2 Vorm huishoudelijke voorziening

Artikel 2.3 Geen langdurige noodzaak

Artikel 2.4 Beperkingen en weigeringsgronden

Artikel 2.5 Omvang voorziening hulp bij de huishoudelijke verzorging

Artikel 2.6 Persoonsgebonden budget

 

Hoofdstuk 3 Het voeren van een huishouden, onderdeel woonvoorzieningen

Artikel 3.1 Typen woonvoorzieningen

Artikel 3.2 Recht op een woonvoorziening

Artikel 3.3 Primaat verhuizing

Artikel 3.4 Primaat losse woonunit

Artikel 3.5 Vorm woonvoorziening

Artikel 3.6 Beperkingen en weigeringsgronden

Artikel 3.7 Bezoekbaar maken

Artikel 3.8 Verhuizing en inrichting

Artikel 3.9 Onderhoud, keuring en reparatie

Artikel 3.10 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

Artikel 3.11 Gemeenschappelijke ruimte

Artikel 3.12 Eigen aandeel

Artikel 3.13 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling

Artikel 3.14 Terugbetaling bij verkoop

 

Hoofdstuk 4 Vervoersvoorzieningen

Artikel 4.1 Typen vervoersvoorzieningen

Artikel 4.2 Vorm vervoersvoorzieningen

Artikel 4.3 Kring rechthebbenden

Artikel 4.4 Recht op een vervoersvoorziening

Artikel 4.5 Beperkingen en weigeringsgronden

 

Hoofdstuk 5 Rolstoelvoorziening

Artikel 5.1 Typen rolstoelvoorzieningen

Artikel 5.2 Kring rechthebbenden

Artikel 5.3 Vorm rolstoelvoorzieningen

Artikel 5.4 Primaat algemene of collectieve rolstoelvoorziening

Artikel 5.5 Beperkingen

 

Hoofdstuk 6 Vorm van de voorziening

Artikel 6.1 Verstrekkingsvormen

Artikel 6.2 Voorziening in natura

Artikel 6.3 Financiële tegemoetkoming en Persoonsgebonden budget

Artikel 6.4 Eigen bijdrage en eigen aandeel

 

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 7.1 Aanvraagprocedure

Artikel 7.2 Inlichtingen, onderzoek, advies

Artikel 7.3 Samenhangende afstemming

 

Hoofdstuk 8 Verplichtingen en bevoegdheden

Artikel 8.1 Wijzigingen in de situatie

Artikel 8.2 Heronderzoek

Artikel 8.3 Intrekking en beëindiging

Artikel 8.4 Terugvordering

 

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Hardheidsclausule.

Artikel 9.2 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

Artikel 9.3 Indexering.

Artikel 9.4 Inwerkingtreding en overgangsrecht.

Artikel 9.5 Citeertitel.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

    • a.

      Algemeen gebruikelijk: hetgeen naar in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen voor personen als de aanvrager als gangbaar bezit of gangbare uitgaven wordt aangemerkt;

    • b.

      Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

    • c.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

    • e.

      Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2010.

    • f.

      CAK: Centraal Administratiekantoor

    • g.

      CIZ: Centraal orgaan Indicatiestelling Zorg;

    • h.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld;

    • i.

      Eigen aandeel: een bij de verlening van een financiële tegemoetkoming of een voorziening in natura voor rekening van de rechthebbende komend aandeel in de kosten en waarop de regels van het besluit van toepassing zijn;

    • j.

      Eigen Bijdrage: een bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een PGB voor rekening van de rechthebbende komende financiële bijdrage, die wordt vastgesteld en geïnd door het CAK;

    • k.

      Gebruikelijke zorg: het kunnen uitvoeren van huishoudelijke taken door een persoon die deel uitmaakt van de leefeenheid van de persoon die in aanmerking wil komen voor een voorziening op basis van de wet;

    • l.

      Huishoudelijke hulp: een voorziening ter ondersteuning bij of ter overname van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel de leefeenheid waartoe een persoon behoort;

    • m.

      Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene of collectieve voorziening geen adequate oplossing biedt;

    • n.

      Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

    • o.

      Mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt

    • p.

      Ondersteuningsbehoevende: een persoon als bedoeld in artikel 1 eerste lid, onder g onderdeel 4, 5 en 6 van de wet;

    • q.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • r.

      Woonplaats: woonplaats als bedoeld in artikel 10 lid 1 en artikel 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

    • s.

      Woonvoorziening: voorziening, niet zijnde een huishoudelijke voorziening of een rolstoelvoorziening, die de ondersteuningsbehoevende in staat stelt tot het normale gebruik van de woning.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Awb.

Artikel 1.2 Beperkingen en weigeringsgronden

1.Een voorziening kan aan een ondersteuningsbehoevende slechts worden toegekend indien de ondersteuningsbehoevende als gevolg van zijn verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, dan wel zijn chronisch psychische probleem of psychosociale probleem, niet in aanvaardbare mate in staat is om:

1° een huishouden te voeren;

2° zich te verplaatsen in en om de woning;

3° zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

4° medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale contacten aan te gaan.

  • 2.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend indien:

    • a.

      de voorziening langdurig noodzakelijk is;

    • b.

      de voorziening, objectief bezien, als de goedkoopste adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      de voorziening in overwegende mate op het individu is gericht;

    • d.

      de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger, die aanspraak maakt op de voorziening, in de gemeente Noordenveld woonplaats heeft.

  • 3.

    Het college weigert een voorziening:

    • a.

      indien niet is voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen gesteld bij of krachtens de

wet;

  • b.

    voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning een voorziening als bedoeld in artikel 2 van de wet bestaat;

  • c.

    indien de voorziening voor een persoon als de ondersteuningsbehoevende algemeen gebruikelijk is;

  • d.

    indien een voorziening als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens de WVG of krachtens de wet is verleend en de normale afschrijvingsduur voor die voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder verleende voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger zijn toe te rekenen;

  • e.

    indien een voorziening niet noodzakelijk is vanwege redelijkerwijs van de ondersteuningsbehoevende zelf of van anderen in diens omgeving, zoals familieleden of huisgenoten, te vergen medewerking aan oplossing voor het zich voordoende probleem;

  • f.

    indien, zo het gaat om een financiële tegemoetkoming of een Pgb, in de financiering van het niet door de financiële tegemoetkoming of het Pgb bestreken deel van de kosten niet is voorzien;

  • g.

    indien de aanvraag een financiële tegemoetkoming of een Pgb betreft die de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger voor de datum van bekendmaking van het besluit naar aanleiding van die aanvraag heeft gemaakt, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor het maken van de kosten;

  • h.

    indien de kosten van de voorziening minder dan 45 euro per jaar bedragen;

  • i.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die aanvrager voor het moment van aanvragen heeft gemaakt;

    • 4.

      Ten aanzien van dit artikel is het college bevoegd nadere regels en bepalingen op te nemen in het besluit.

Artikel 1.3 Primaat algemene en collectieve voorzieningen

Het verstrekken van een algemene voorziening of een collectieve voorziening heeft voorrang op het verstrekken van een individuele voorziening.

Hoofdstuk 2 Het voeren van een huishouden, onderdeel hulp bij de huishoudelijke verzorging

Artikel 2.1 Kring rechthebbenden

  • 1.

    De voorziening hulp bij de huishoudelijke verzorging kan worden verleend aan:

    • a.

      een ondersteuningsbehoevende;

    • b.

      een mantelzorger.

  • 2.

    De in lid 1 onder a genoemde persoon kan in aanmerking worden gebracht voor de voorziening hulp bij de huishoudelijke verzorging indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken.

  • 3.

    De in lid 1 onder b genoemde persoon kan in aanmerking worden gebracht voor de voorziening hulp bij de huishoudelijke verzorging indien problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken.

Artikel 2.2 Vorm huishoudelijke voorziening

De voorziening hulp bij de huishoudelijke verzorging wordt als algemene voorziening, in

natura of in de vorm van een Pgb waaronder de vergoeding voor een alfahulp verleend.

Artikel 2.3 Geen langdurige noodzaak

In afwijking van artikel 1.2 lid 2 onderdeel a kan het college een voorziening hulp bij de

huishoudelijke verzorging ook verstrekken, indien er geen sprake is van een langdurige

noodzaak.

Artikel 2.4 Beperkingen en weigeringsgronden

Het college weigert een voorziening hulp bij de huishoudelijke verzorging:

  • a.

    voor zover de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het niveau van voorzieningen in de sociale woningbouw;

  • b.

    indien de aanvraag betrekking heeft op een hotel/pension, trekkerswoonwagen, klooster, vakantiewoning, kamerverhuur of tweede woning;

  • c.

    indien de ondersteuningsbehoevende verblijft in een AWBZ-instelling;

  • d.

    indien tot de leefeenheid waar de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger deel van uitmaakt een of meer personen behoort die in staat is tot hulp bij de huishoudelijke verzorging.

Artikel 2.5 Omvang voorziening hulp bij de huishoudelijke verzorging

1.De omvang van de voorziening hulp bij de huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in uren.

Artikel 2.6 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    De bedragen van het bruto Pgb worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het besluit.

  • 2.

    Het Pgb ten behoeve van de voorziening hulp bij de huishoudelijke verzorging wordt per kwartaal ter beschikking gesteld aan de ondersteuningsbehoevende.

  • 3.

    Het netto Pgb bedraagt het verschil tussen het bruto Pgb en de eigen bijdrage.

Hoofdstuk 3 Het voeren van een huishouden, onderdeel woonvoorzieningen

Artikel 3.1 Typen woonvoorzieningen

De door het college te verlenen woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene of collectieve woonvoorziening;

  • b.

    een voorziening voor verhuizing en (her)inrichting;

  • c.

    een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan een woning;

  • d.

    een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan een woning;

  • e.

    een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie van een liftinstallatie in een woning;

  • f.

    een voorziening voor tijdelijke huisvesting.

Artikel 3.2 Recht op een woonvoorziening

De voorzieningen genoemd in artikel 3.1 kunnen worden verleend aan een ondersteuningsbehoevende die door zijn beperking of probleem niet in staat is tot het normale gebruik van zijn woning.

Artikel 3.3 Primaat verhuizing

De verlening van de voorziening genoemd in artikel 3.1 onderdeel b, zonodig in combinatie met andere in artikel 3.1 genoemde voorzieningen, heeft voorrang indien deze voorziening of deze combinatie de goedkoopste adequate oplossing is.

Artikel 3.4 Primaat losse woonunit

Bij een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 onderdeel c aan een woning die niet het eigendom is van een ondersteuningsbehoevende of van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van ondersteuningsbehoevende, zal het college een herplaatsbare woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 3.5 Vorm woonvoorziening

  • 1.

    De voorziening genoemd in artikel 3.1 onderdeel a wordt in natura verstrekt;

  • 2.

    De voorzieningen genoemd in artikel 3.1 onderdeel b, c,en f worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming verleend.

  • 3.

    De voorziening genoemd in artikel 3.1 onderdeel d wordt in natura of in de vorm van een Pgb verleend.

  • 4.

    De voorziening genoemd in artikel 3.1 onderdeel e wordt in natura verstrekt.

Artikel 3.6 Beperkingen en weigeringsgronden

  • 1.

    Een voorziening genoemd in artikel 3.1 kan slechts worden verleend ten behoeve van een ondersteuningsbehoevende en wordt, tenzij anders bepaald, verleend aan de ondersteuningsbehoevende.

  • 2.

    Het college weigert een voorziening genoemd in artikel 3.1:

    • a.

      indien de beperking of het probleem voortvloeit uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      voor zover de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het niveau van voorzieningen in de sociale woningbouw;

    • c.

      indien er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de beperking of het probleem en een of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van woning;

    • d.

      indien de beperking of het probleem niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning wordt begrepen) wordt ondervonden;

    • e.

      indien de aanvraag verband houdt met een verhuizing en de ondersteuningsbehoevende verhuist vanuit een woning waarin en waaromheen hij in staat is zich te verplaatsen, tenzij er een belangrijke reden voor de verhuizing bestaat;

    • f.

      indien de aanvraag verband houdt met een verhuizing en deze verhuizing dan wel de acceptatie van de nieuwe woning heeft plaatsgevonden voordat het college een besluit heeft genomen naar aanleiding van de aanvraag, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor die verhuizing of die acceptatie;

    • g.

      indien de aanvraag verband houdt met een verhuizing en de ondersteuningsbehoevende niet verhuist naar de voor hem op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor de verhuizing;

    • h.

      indien de aanvraag verband houdt met een verhuizing en de ondersteuningsbehoevende voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • i.

      indien de aanvraag verband houdt met een verhuizing en de ondersteuningsbehoevende naar een woning verhuist die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • j.

      indien de aanvraag verband houdt met een verhuizing en de ondersteuningsbehoevende verhuist naar een AWBZ-instelling;

    • k.

      indien de aanvraag betrekking heeft op een AWBZ-instelling, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, vakantiewoningen, kamerverhuur en tweede woningen;

    • l.

      indien de aanvraag betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen (hadden) kunnen worden in een specifiek op gehandicapten en ouderen gericht woongebouw;

    • m.

      indien de aanvraag betrekking heeft op een woonruimte waar de ondersteuningsbehoevende niet zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben.

Artikel 3.7 Bezoekbaar maken

  • 1.

    In afwijking van het gestelde in artikel 3.6 onderdeel m kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling;

  • 2.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat;

  • 3.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het eerste lid bedoelde woonruimte met een door het college in het besluit vast te leggen maximumbedrag;

  • 4.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 3.8 Verhuizing en inrichting

In afwijking van artikel 3.5 lid 1 kan de voorziening genoemd in artikel 3.1 onderdeel b ook verleend worden aan een persoon die, op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een ondersteuningsbehoevende de woning ontruimt.

Artikel 3.9 Onderhoud, keuring en reparatie

  • 1.

    Het college verleent slechts een voorziening als genoemd in artikel 3.1 onderdeel e indien de liftinstallatie in het kader van de Wmo, de WVG dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of de Beschikking Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend.

  • 2.

    Voor liften die in bruikleen zijn of worden verstrekt maakt de gemeente met de leverancier afspraken over onderhoud en keuring. De kosten van onderhoud en keuring zijn voor de gemeente.

Artikel 3.10 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1.

    Het college kan voor de duur van maximaal zes maanden een voorziening genoemd in artikel 3.1 onderdeel f verlenen indien:

    • a.

      een ondersteuningsbehoevende in verband met aanpassing van zijn huidige of een nog te betrekken woning heeft voorzien in noodzakelijke tijdelijke huisvesting; en

    • b.

      de kosten voor deze huisvesting noodzakelijk zijn.

  • 2.

    Het college kan voor de duur van maximaal zes maanden een voorziening genoemd in artikel onderdeel f verlenen aan de eigenaar van een woning teneinde deze woning ter beschikking of opnieuw ter beschikking van een ondersteuningsbehoevende te laten komen.

  • 3.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in lid 1 en lid 2, wordt door het college vastgelegd in het besluit.

Artikel 3.11 Gemeenschappelijke ruimte

In afwijking van artikel 3.5 lid 2 onderdeel l kan het college een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan een gemeenschappelijke ruimte verlenen voor zover het gaat om automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen.

Artikel 3.12 Eigen aandeel

  • 1.

    Indien er sprake is van een bouwkundige of woontechnische aanpassing wordt een eigen aandeel in rekening gebracht, dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in mindering gebracht.

  • 2.

    De hoogte van het eigen aandeel en de wijze van vaststelling wordt in besluit vastgelegd.

Artikel 3.13 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling

  • 1.

    Terstond na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening genoemd in artikel 3.1 onderdeel c, maar uiterlijk binnen vijftien maanden na het verlenen van deze voorziening, meldt de woningeigenaar aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2.

    De gereedmelding als bedoeld in lid 1 gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is verleend en is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de voorziening.

  • 3.

    Indien de ondersteuningsbehoevende niet de eigenaar is van de woning wordt een financiële tegemoetkoming verleend aan de eigenaar van de woning waarin de ondersteuningsbehoevende verblijft.

  • 4.

    De woningeigenaar dient gedurende een periode van zeven jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 3.14 Terugbetaling bij verkoop

  • 1.

    De woningeigenaar die een voorziening genoemd in artikel 3.1 onderdeel c heeft ontvangen en die binnen een periode van 10 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden de gemeente (een deel van) de voorziening terug te betalen.

  • 2.

    De hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in lid 1 is gelijk aan het bedrag van de voorziening verminderd met 10 procent per jaar.

  • 3.

    Lid 1 is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de ondersteuningsbehoevende ten behoeve van wie de voorziening is verleend of een andere ondersteuningsbehoevende aan wie op grond van deze verordening een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend.

  • 4.

    De woningeigenaar als bedoeld in lid 1 is verplicht om binnen een maand na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

Hoofdstuk 4 Vervoersvoorzieningen

Artikel 4.1 Typen vervoersvoorzieningen

De door het college te verlenen vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectief systeem van vervoer per taxi of rolstoeltaxi;

  • b.

    een voorziening voor vervoer per taxi;

  • c.

    een aanpassing van een eigen auto;

  • d.

    een al dan niet aangepaste auto;

  • e.

    een scootmobiel;

  • f.

    een ander vervoermiddel dan de vervoermiddelen genoemd in de onderdelen d en e.

Artikel 4.2 Vorm vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De voorziening genoemd in artikel 4.1 onderdeel a wordt in natura in kilometers verleend. Het aantal kilometers wordt door het college vastgesteld en vastgelegd in het besluit.

  • 2.

    De voorzieningen genoemd in artikel 4.1 onderdelen b tot en met d worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming verleend.

  • 3.

    De voorzieningen genoemd in artikel 4.1 onderdelen e en f worden in natura of in de vorm van een Pgb verleend.

Artikel 4.3 Kring rechthebbenden

De voorzieningen genoemd in artikel 4.1 kunnen worden verleend aan een ondersteuningsbehoevende die door zijn beperking of probleem niet in staat is om in zijn directe woon- en leefomgeving in aanvaardbare mate sociale contacten te onderhouden en deel te nemen aan het leven van alledag.

Artikel 4.4 Recht op een vervoersvoorziening

  • 1.

    Een ondersteuningsbehoevende kan eerst dan voor een voorziening genoemd in artikel 4.1 in aanmerking worden gebracht, wanneer hij door zijn beperking of probleem niet in staat is het openbaar vervoer te bereiken of te gebruiken.

  • 2.

    Een voorziening als genoemd in artikel 4.1 onderdeel a, zo nodig in combinatie met voorzieningen genoemd in artikel 4.1 onderdeel e en f, heeft voorrang boven de voorzieningen genoemd in artikel 4.1 onderdeel b tot en met d.

  • 3.

    Bij de verlening van de voorzieningen genoemd in artikel 4.1 kan rekening worden gehouden met:

a de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsbehoevende;

b de mate waarin de voorziening genoemd in artikel 4.1 onderdeel a in de individuele vervoersbehoefte kan voorzien;

c de mate waarin de vervoersbehoeften van echtgenoten samenvallen.

Hoofdstuk 5 Rolstoelvoorziening

Artikel 5.1 Typen rolstoelvoorzieningen

De door het college te verlenen rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene of collectieve rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daar aan;

  • c.

    een rolstoelaccessoire;

  • d.

    een sportrolstoel voor recreatieve sportbeoefening.

Artikel 5.2 Kring rechthebbenden

  • 1.

    De voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel a kan worden verleend aan een ondersteuningsbehoevende wiens beperking of probleem incidenteel liggend of zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maakt en voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2.

    De voorzieningen genoemd in artikel 5.1 onderdeel b tot en met d kunnen worden verleend aan een ondersteuningsbehoevende wiens beperking of probleem dagelijks liggend of zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maakt en voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen een onvoldoende oplossing bieden.

  • 3.

    Een voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel d kan worden verleend aan een persoon die zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 5.3 Vorm rolstoelvoorzieningen

  • 1.

    De voorzieningen genoemd in artikel 5.1 onderdeel a tot en met c worden in natura of in de vorm van een Pgb verleend.

  • 2.

    De voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel d wordt in de vorm van een Pgb verleend.

Artikel 5.4 Primaat algemene of collectieve rolstoelvoorziening

De verlening van de voorziening genoemd in artikel 5.1 onderdeel a, heeft voorrang op de voorzieningen genoemd in artikel 5.1 onderdelen b tot en met e, indien deze voorziening de goedkoopste adequate oplossing is.

Artikel 5.5 Beperkingen

Het college weigert een voorziening genoemd in artikel 5.1 indien de ondersteuningsbehoevende verblijft in een AWBZ-instelling en recht heeft op verstrekking van een rolstoel ingevolge de AWBZ.

Hoofdstuk 6 Vorm van de voorziening

Artikel 6.1 Verstrekkingsvormen

Een individuele voorziening kan op verzoek van de aanvrager verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als Pgb. Het college heeft in de verordening vastgelegd in welke situaties de bij de wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een Pgb niet wordt geboden.

Artikel 6.2 Voorziening in natura

1.Een voorziening in natura kan worden verleend:

a in eigendom;

b in bruikleen;

c als persoonlijke dienstverlening.

2.Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de huurovereenkomst of de dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de ondersteuningsbehoevende van toepassing.

Artikel 6.3 Financiële tegemoetkoming en Persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van een Pgb of financiële tegemoetkoming als genoemd in deze verordening wordt door het college vastgesteld en vastgelegd in het besluit.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming of een Pgb wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen.

  • 3.

    Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming of een Pgb worden de toepasselijke voorwaarden in de beschikking opgenomen.

  • 4.

    Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming of een Pgb wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming of het Pgb betrekking heeft.

  • 5.

    Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming of een Pgb wordt in de beschikking de omvang en de looptijd ervan vermeld.

  • 6.

    Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming of een Pgb wordt in de beschikking opgenomen aan welke eisen de aan te schaffen voorziening dient te voldoen.

  • 7.

    Een financiële tegemoetkoming of een Pgb wordt niet verstrekt, indien de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger zich, zo op grond van deze verordening eerder een financiële tegemoetkoming of Pgb is verstrekt, niet heeft gehouden aan bij de verlening van die eerdere financiële tegemoetkoming of Pgb van toepassing zijnde voorwaarden.

  • 8.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming of het Pgb en de wijze waarop de hoogte van de financiële tegemoetkoming en het Pgb worden vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het besluit.

  • 9.

    Het college kan steekproefsgewijs na of de verstrekte financiële tegemoetkoming of het verstrekte Pgb besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder of de ontvanger van de financiële tegemoetkoming is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het besluit, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 10.

    Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde stukken wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat de financiële tegemoetkoming of het Pgb geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 6.4 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen kan van de ondersteuningsbehoevende een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten worden verlangd. Het college legt in het besluit de omvang hiervan vast.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 7.1 Aanvraagprocedure

  • 1.

    Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

  • 2.

    De aanvraag dient te worden ingediend bij het loket in de gemeente Noordenveld.

  • 3.

    Bij het loket genoemd in lid 2 kunnen ook de aanvragen voor voorzieningen op basis van de AWBZ ingediend worden. Deze aanvragen zal de gemeente ter behandeling doorzenden aan het CIZ.

Artikel 7.2 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie in voorkomende gevallen om advies;

  • 3.

    Een ondersteuningsbehoevende of mantelzorger is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 7.3 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger.

Hoofdstuk 8 Verplichtingen en bevoegdheden

Artikel 8.1 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verleend, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 8.2 Heronderzoek

Het college is bevoegd regelmatig een heronderzoek te verrichten naar de voor de voortzetting van het recht op een voorziening van belang zijnde gegevens.

Artikel 8.3 Intrekking en beëindiging

  • 1.

    Het college trekt een besluit genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk in, indien:

    • a.

      niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen gesteld bij of krachtens de wet;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen, terwijl de belanghebbende wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat bedoelde gegevens onjuist waren.

  • 2.

    Onverminderd de gronden voor intrekking genoemd in lid 1 en lid 4, wordt het besluit tot verlening van een Pgb of een financiële tegemoetkoming ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag vanaf welke de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget of de tegemoetkoming.

  • 3.

    Bij overlijden van de ondersteuningsbehoevende eindigt het Pgb of de financiële tegemoetkoming op de dag gelegen na de dag waarop de budgethouder overlijdt.

  • 4.

    Een besluit tot verlening van een Pgb of financiële tegemoetkoming kan worden ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag waarop de budgethouder of ontvanger van de financiële tegemoetkoming de in artikel 6.3 genoemde verplichtingen of de op basis van genoemd artikel in de beschikking opgenomen voorwaarden niet nakomt.

  • 5.

    Een besluit tot verlening van een Pgb of financiële tegemoetkoming kan worden ingetrokken indien blijkt dat het Pgb of de tegemoetkoming binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

Artikel 8.4 Terugvordering

Ingeval het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of Pgb worden teruggevorderd, tenzij sinds de datum van de toekenning van de voorziening vijf jaar zijn verstreken.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Hardheidsclausule.

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ondersteuningsbehoevende of mantelzorger afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    Voorafgaand aan toepassing van lid 1 kan het college advies vragen.

Artikel 9.2 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de Wmo betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 9.3 Indexering.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende besluit geldende bedragen verhogen of verlagen.

Artikel 9.4 Inwerkingtreding en overgangsrecht.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2.

    Artikel 2.6 lid 1 treedt, voor iedereen die voor 1 januari 2013 een Pgb toegewezen had, in werking op 1 april 2013.

  • 3.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2010 ingetrokken.

  • 4.

    Aanvragen ontvangen voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld op basis van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2010.

Artikel 9.5 Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2013

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Noordenveld, op 19 december 2012