Organisatie | Laarbeek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek 2013 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek (2010)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 23-01-2014 | nieuwe regeling | 12-12-2012 | Gemeenteblad nr. 212 |
VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE LAARBEEK 2013
De raad van de gemeente Laarbeek;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 november 2012;
gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en gelet op artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet;
tot vaststelling van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.
Artikel 1.1 Begripsbepalingen.
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Compensatiebeginsel: het treffen van voorzieningen voor een persoon die beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, en die hem in staat stellen tot het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.
i. Eigen bijdrage: een door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek vast te stellen geldelijke bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek van toepassing zijn.
Eigen aandeel: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen geldelijk aandeel in de kosten, die bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming (eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek van toepassing zijn.
Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:
deze langdurig noodzakelijk is ter compensatie van de beperkingen die een aanvrager ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie en hem in staat stelt tot het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden; de hulp bij het huishouden kan hierop een uitzondering vormen;
Voor zover ze adequaat zijn hebben algemene voorzieningen voorrang boven individuele voorzieningen. Dit primaat van de algemene voorzieningen geldt voor alle hoofdstukken binnen deze verordening.
Geen voorziening kan worden toegekend:
voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt en waarvan de noodzaak niet meer kan worden vastgesteld. Het college maakt geen gebruik van de bevoegdheid om de gevraagde voorziening op grond van dit artikel te weigeren, indien het college uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven tot het maken van de kosten;
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
i.voorzover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling of enige privaatrechtelijke verbintenis bestaat.
Artikel 1.3 Besluitvorming en nadere regels.
1. Voorzover in deze verordening geen beperkingen zijn opgelegd is het college bevoegd tot alle besluitvorming ter uitvoering van deze verordening en de wet.
2. Het college stelt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek vast alsmede andere voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke nadere regels.
Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek neergelegde criteria.
Artikel 2.2 Financiële tegemoetkoming.
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek in de beschikking opgenomen.
Artikel 2.3 Persoonsgebonden budget.
Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.
Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.
Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager danwel de eigenaar van de woning ingeval het een bouwkundige of woontechnische voorziening betreft.
Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.
Artikel 2.4 Eigen bijdragen en eigen aandeel.
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet kan van de aanvrager een eigen bijdrage gevraagd worden of kan de financiële tegemoetkoming worden afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.
Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden.
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen, bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 3.2 Recht op hulp bij het huishouden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.1 vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien:
het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken.
Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg.
In afwijking van het gestelde in artikel 3.2 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden indien 1 of meer huisgenoten wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten. Nadere regels terzake worden door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek vastgesteld.
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.
Artikel 4.1 Vormen van woonvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het normale gebruik van de woning, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 4.2 Recht op een woonvoorziening.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1 vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen, dit noodzakelijk maken.
Artikel 4.3 Soorten individuele woonvoorzieningen.
De in artikel 4.1 genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 4.4 Primaat van de verhuizing.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen het normale gebruik van de woning belemmeren.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de minst dure adequate voorziening is.
3. Het primaat van verhuizing als genoemd in het eerste en tweede lid zal in elk geval buiten beschouwing blijven indien de in artikel 4.3 aanhef en onder b en c genoemde woonvoorziening een bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek niet te boven gaat.
Wanneer op een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet, het primaat van verhuizing als bedoeld in het eerste lid van toepassing is, kan deze persoon besluiten om niet te verhuizen en voor het aanpassen van zijn huidige woning aanspraak maken op een gemaximeerd bedrag zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel en genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek. De kosten boven dit bedrag komen dan voor eigen rekening.
Terstond na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder b., maar uiterlijk binnen 6 maanden na het verlenen van het persoonsgebonden budget, verklaart de woningeigenaar aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid en overlegt daarbij de definitieve rekeningen. Uitzondering hierop vormen de aanpassingen van een woning en waarvan de kosten een bedrag zoals bedoeld in artikel 4.4 lid 3 niet te boven gaan.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur, AWBZ-instellingen en specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid, artikel 1.2 lid 3 onderdeel b en artikel 4.8 lid 1 onderdeel d kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.
De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente Laarbeek.
De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek vast te leggen maximumbedrag.
Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk kan worden geweigerd indien:
de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;
d. de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden of verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere
instelling gericht op het verstrekken van zorg;
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.3 sub a van dit hoofdstuk kan eveneens worden geweigerd indien de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt als volgt begrensd:
Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening is gemaximeerd op een plafondbedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek.
Artikel 4. 9 Het verwerven van grond
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 4.3 onder b. betreft het uitbreiden van een bestaande woning, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een persoonsgebonden budget verlenen voor de extra te verwerven grond tot het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in het Besluit nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning.
Het college verleent slechts een persoonsgebonden budget in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:
Artikel 4.11 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
Het college verleent slechts een persoonsgebonden budget in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 4.3 onder d overeenkomstig de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek vast te stellen regels.
Artikel 4.12 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
Het college kan een persoonsgebonden budget in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet moet worden gemaakt in verband met het aanpassen van:
Het persoonsgebonden budget als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woonvoorziening niet bewoond kan worden en de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, die hij redelijkerwijs niet had kunnen voorzien.
Het college kan in het Besluit nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning de periode bepalen gedurende welke een persoonsgebonden budget als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt.
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte kan het college een persoonsgebonden budget verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten.
Het college kan in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek bepalen dat het eerste lid niet wordt toegepast indien het bedrag waarvoor de woning is aangepast minder bedraagt dan een door hen in bedoeld Besluit vastgesteld bedrag.
Het college kan in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek de duur van de periode bepalen gedurende welke een persoonsgebonden budget als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt.
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Artikel 5.1 Vormen van vervoersvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 5.2 Het recht op een algemene voorziening.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen:
Artikel 5.3 Het primaat van het collectief vervoer.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:
Een persoon als bedoeld in artikel 1 eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan in aanvulling op het eerste lid voor de in artikel 5.1, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer een collectief systeem als bedoeld in artikel 5.1 onder a. niet toereikend c.q. adequaat is.
Artikel 5.5 Omvang in gebied en in kilometers.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.
Artikel 6.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 6.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken, de in artikel 6.1 onderdeel a vermelde voorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Artikel 6.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.
In uitzondering op het gestelde in artikel 6.2 lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.
Artikel 7.1 Gebruik aanvraagformulier.
Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.
Op elke hierna genoemde aanvraag wordt uiterlijk binnen de daarachter genoemde termijn na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag een beslissing genomen:
Indien gelijktijdig aanvragen voor verscheidene voorzieningen worden ingediend is de langste termijn maatgevend.
De termijnen als bedoeld in het tweede en het derde lid kunnen worden verdaagd met ten hoogste vier weken.
Artikel 7.2 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
De persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de wet dient zijn aanvraag in te dienen bij een gemeentelijk loket op een door het college aan te wijzen plaats op welke plaats zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de AWBZ kunnen worden ingediend..
De persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 4,5 en 6 van de wet die een voorziening in het kader van deze verordening aanvraagt, dient een geldig identiteitsbewijs te overleggen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Artikel 7.3 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking.
Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of die reeds een voorziening ontvangt:
De raad wijst het CIZ aan als indicatieorgaan.
Het college vraagt het indicatieorgaan om advies in de gevallen genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek.
Een aanvrager dan wel de persoon die reeds een voorziening ontvangt is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voortzetting van het recht op een voorziening.
Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.
De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.
Artikel 7.4 Samenhangende afstemming.
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager. Het college kan besluiten dit onderzoek zelf te doen met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.3 lid 3.
Artikel 7.5 Wijzigingen in de situatie.
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 7.6 Intrekking van een voorziening
Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
Het college kan de op grond van deze verordening verleende voorziening terugvorderen indien het besluit, waarbij deze voorziening is toegekend, met toepassing van artikel 7.6 is ingetrokken.
Ingeval het recht op een in natura verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden ingenomen.
Artikel 8.1 Hardheidsclausule.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 8.2 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet.
In gevallen, de uitvoering van de wet betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college zal jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laarbeek geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt na één jaar en vervolgens eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 2 jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.