Organisatie | Assen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels gereserveerde gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Assen |
Citeertitel | Beleidsregels gereserveerde gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Assen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | verkeer, vervoer en wegen |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-11-2003 | 05-06-2012 | nieuwe regeling | 21-10-2003 | 21-10-2003, BB/48421 |
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
het reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990; |
|
alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen; |
|
voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter en niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km per uur bedraagt, en geen bromfiets is; |
|
het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen danwel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden; |
|
parkeerplaats aangeduid met bord E6 uit bijlage I van het RVV 1990 waar uitsluitend mag worden geparkeerd b. een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht of c. indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig; |
|
degene die het motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig bestuurt; |
|
Artikel 3. Onvolledigheid ingediende bescheiden.
Indien de aanvraag niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 2 gestelde eisen, stelt ons college binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag de aanvrager in de gelegenheid deze binnen twee weken nadat hem dit is meegedeeld , aan te vullen of te verbeteren.
Artikel 6. Intrekkingsgronden.
Ons college kan het besluit tot het inrichten van een gereserveerde gehandicapten-parkeerplaats intrekken:
Het inrichten van een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats geschiedt door middel van het nemen van een verkeersbesluit, zoals genoemd in artikel 18 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer.
Artikel 8. Aanleg gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats.
Een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestaat uit de volgende voorzieningen:
een verkeersbord E6 van bijlage I van het RVV 1990 met een onderbord met kenteken.
Hoofdstuk B. Criteria voor gereserveerde gehandicaptenparkeerplaatsen.
Voor een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats komen in aanmerking bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij -met gebruikelijke loophulpmiddelen- in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 50 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
Artikel 11. Aanwezigheid parkeergelegenheid op eigen terrein
Indien er op eigen terrein gelegenheid is om zelf in een parkeerplaats te voorzien, komt de aanvrager niet in aanmerking voor een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats.
Artikel 13. Straal van 50 meter.
Indien blijkt dat binnen een straal van 50 meter geen ruimte is om een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen, wordt getracht om een parkeerplaats te creëren die deze afstand van 50 meter het meest benadert.
Er zijn van rijkswege geen nadere regels gesteld voor het aanwijzen van gereserveerde gehandicaptenparkeerplaatsen. Het is dus aan de gemeente om zelf beleid vast te stellen.
In artikel 26 RVV is aangegeven wanneer op een gehandicaptenparkeerplaats mag worden geparkeerd. Op een gehandicaptenparkeerplaats mag slechts worden geparkeerd :
Het gaat in deze beleidsregels om dit laatste geval. Het doel van de beleidsregels is duidelijke criteria vast te leggen voor het toekennen en weigeren van aanvragen om de inrichting van gereserveerde gehandicaptenparkeerplaatsen.
In dit artikel is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze beleidsregels terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.
Deze artikelen gaan in op enkele procedurele aspecten.
De medische keuring die door de GGD wordt uitgevoerd kan plaatsvinden door middel van dossierstudie of een keuring op locatie bij de GGD zelf.
In dit artikel wordt een aantal gronden voor intrekking van de gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats genoemd.
Dit artikel geeft aan dat voor de toekenning van een geserveerde gehandicaptenparkeerplaats een verkeersbesluit genomen moet worden. In artikel 12 van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer wordt aangegeven dat bij plaatsing of verwijdering van een bord E6 een verkeersbesluit moet worden genomen. In artikel 18, lid 1 onder de d van de Wegenverkeerswet 1994, dient een verkeersbesluit voor gemeentelijke wegen te worden genomen door de raad of, krachtens besluit van de raad, door het college van B&W of door een door de raad ingestelde commissie. De bevoegdheid voor het nemen van verkeersbesluiten is door de gemeenteraad gedelegeerd aan ons college en door ons college gemandateerd aan de directeur van de Dienst Ontwikkeling. Het verkeersbesluit wordt openbaar gemaakt en 6 weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden kunnen hiertegen bezwaar indienen.
Dit artikel geeft aan op welke wijze een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd.
Dit artikel gaat in op de criteria om in aanmerking te komen voor een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats voor bestuurders. In tegenstelling tot de gehandicaptenparkeerkaart waarvoor een maximale loopafstand van 100 meter geldt, wordt bij de gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats uitgegaan van een afstand van 50 meter. In Assen is slechts beperkte gelegenheid en ruimte om te parkeren. Daarom moet strikt worden omgegaan met aanvragen om gereserveerde gehandicaptenparkeerplaatsen in te richten.
Dit artikel gaat in op de criteria om in aanmerking te komen voor een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats voor passagiers. Passagiers komen in beginsel niet in aanmerking voor een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats. Achterliggende gedachte is dat zij door de bestuurder voor hun woning in- en uit kunnen worden gelaten en eventueel begeleid kunnen worden naar hun woning. Alleen indien na een verkeersonderzoek ter plaatse blijkt dat het verkeerstechnisch (verkeersveiligheid, doorstroming van verkeer) problemen oplevert dat een bestuurder van een motorvoertuig in de directe omgeving van de woning stopt om de gehandicapte passagier in- en uit te laten stappen en deze eventueel te begeleiden van en naar zijn/haar woning, wordt ook voor een gehandicapte passagier een parkeerplaats ingericht. Dit is ter beoordeling aan medewerkers van politie en bureau parkeerbeheer.
Gehandicapten met parkeergelegenheid op eigen terrein komen niet in aanmerking voor een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats. Er wordt rekening gehouden met de beschikbare ruimte ter plaatse en de handicap die de aanvrager heeft. In het geval dat bijvoorbeeld iemand ruimte heeft naast de woning maar de persoon ten gevolge van zijn handicap rolstoelgebonden is, zal worden bepaald of de ruimte breed genoeg is om de portier van de auto volledig te openen zodat de aanvrager vanuit de rolstoel in de auto kan gaan zitten en omgekeerd.
In dit artikel wordt een aantal situaties opgesomd waarin het niet mogelijk is een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen omdat anders de verkeersveiligheid in het gedrang komt. Dit zal door een verkeerskundige worden bepaald door middel van een verkeersonderzoek ter plaatse. In de nabijheid van de hoek van een straat kan door de gehandicaptenparkeerplaats het zicht voor het overige verkeer worden belemmerd. Daarom wordt de situatie ter plaatse opgenomen. Zo mag er geen parkeerplaats worden aangelegd:
Bij gebiedontsluitingswegen zijn twee verschillende situaties te onderscheiden. In het eerste geval gaat het om een 50- of 70-km-weg waarbij parkeermogelijkheid is langs de weg en er uitwegen zijn ten behoeve van woningen. Hier kan een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats ingepast worden. In het tweede geval gaat het om een 50- of 70-km-weg zonder parkeermogelijkheid, waarbij geen gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats kan worden ingepast.