Organisatie | Assen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Exploitatieverordening gemeente Assen 1996 |
Citeertitel | Exploitatieverordening gemeente Assen 1996 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-09-1996 | nieuwe regeling | 23-05-1996 | 23-05-1996 |
In deze verordening wordt verstaan onder
het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken gebaat worden; |
||
een als zodanig door de gemeenteraad aangewezen gebied, dat gebaat is door de aanleg van voorzieningen van openbaar nut; |
||
de genot hebbende van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of anderszins rechthebbende van een in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaak welke door het treffen van voorzieningen van openbaar nut gebaat is; |
||
de overeenkomst, onder welke naam dan ook gesloten, waarin de gemeente met een exploitant de voorwaarden overeenkomt waaronder de gemeente voorzieningen van openbaar nut zal treffen of daaraan medewerking zal verlenen; |
||
een besluit van de gemeenteraad waarin niet alleen overeenkomstig artikel 222 Gemeentewet wordt be-sloten in welke mate de aan de voorzieningen verbonden lasten zullen kunnen worden verhaald op een daarbij aangeduid gebied, maar waarin ook een om-schrijving van de voorzieningen van openbaar nut en een begroting van kosten en opbrengsten is opgenomen; |
||
voorzieningen van openbaar nut, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken gebaat worden, onder meer: |
1. riolering, met inbegrip van bijbehorende werken; 2. wegen, parkeergelegenheden, pleinen, trottoirs, voet- en rijwielpaden, straatmeubilair, waterpartijen, watergangen, bruggen, tunnels en andere rechtstreeks met de aanleg en inrichting van deze voorzieningen en kunstwerken verband houdende werken; 3. plantsoenen en andere groenvoorzieningen, waaronder begrepen de aanleg en inrichting van openbare speelplaatsen en speelweiden alsmede de sierende elementen welke rechtstreeks voortvloeien uit een juiste uitvoering van een verzorgd be-stemmingsplan; 4. openbare verlichtingen, brandkranen met de nodige aansluitingen; 5. waterhuishoudkundige voorzieningen, met inbegrip van drainagevoorzieningen; |
|
Voor de berekening ten behoeve van de begroting van kosten en ten behoeve van de vaststelling van exploitatiebijdragen, wordt onder de kosten verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van grond begrepen:
alle overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, in ieder geval:
de kosten van planontwikkeling, planvoorbereiding en planbeheer en plantoezicht. Onder deze kosten wordt tenminste verstaan: de kosten verband houdende met het opstellen van structuurplannen en bestemmingsplannen, het opstellen van planmatige uitwerkingen of wijzigingen, het vervaardigen van besluiten tot het verlenen van vrijstelling van een bestemmingsplan alsmede van overige planologische maatregelen voorzover deze nodig zijn voor het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;
Voordat met het treffen van voorzieningen van openbaar nut in een exploitatiegebied wordt aangevangen, wordt door de gemeenteraad een aangevuld bekostigingsbesluit voor dat exploitatiegebied vastgesteld en bekend gemaakt op de wijze zoals bedoeld in artikel 139 Gemeentewet.
Het aangevulde bekostigingsbesluit bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
In het aangevuld bekostigingsbesluit kan worden bepaald dat de begroting als bedoeld in het tweede lid, onder f, later kan worden vastgesteld. Deze begroting wordt bekend gemaakt op de wijze als bedoeld in artikel 139 Gemeentewet.
Onder de grondoppervlakte wordt verstaan de kadastrale oppervlakte van de onroerende zaken, waar mogelijk ingedeeld naar de in een bestemmingsplan opgenomen geprojecteerde kavels (bouw-)grond, vermenigvuldigd met factoren voor ligging en bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheid, waarin het profijt van de van gemeentewege getroffen voorzieningen van openbaar nut tot uitdrukking komt.
De exploitant betaalt als bijdrage in de kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, het bedrag dat volgens de begroting als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder f, uitgewerkte wijze aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, vermeerderd met de kosten op de afstand van de gronden bestemd voor de aanleg en/of aanpassing van voorzieningen van openbaar nut vallende en de kosten van kadastrale uitmeting, en verminderd met de inbrengwaarde van de bij de exploitant in eigendom zijnde en voor exploitatie bedoelde gronden en van de gronden welke zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door exploitant aan de gemeente worden afgestaan.
De waarde van de in het eerste lid bedoelde grond die door de exploitant is ingebracht, wordt door de gemeente en de exploitant gezamenlijk door middel van taxatie vastgesteld. Indien hierover geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt deze waarde vastgesteld door een commissie van drie deskundigen, van wie één aan te wijzen door de gemeente, één door de exploitant en een derde door de beide reeds aangewezen deskundigen of, indien zij het daarover niet eens kunnen worden, door de terzake bevoegde kantonrechter.
Indien de exploitant zelf conform artikel 6, derde lid, onder e, voorzieningen van openbaar nut aanlegt, bestaat de exploitatiebijdrage uit de bijdrage, zoals deze op grond van het eerste lid van dit artikel wordt bepaald, verminderd met de kosten van de door exploitant uit te voeren werkzaamheden, voorzover deze kosten corresponderen met de begroting van kosten zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder f.
Het verhaal van kosten verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden vindt plaats met inachtneming van de voorgaande artikelen. Van de exploitatie-overeenkomst wordt een akte opgemaakt. Indien de exploitatie-overeenkomst mede een grondtransactie betreft, is dit een notariële akte.
Indien het college van burgemeester en wethouders medewerking verleent aan het op aanvraag van exploitant in exploitatie brengen van gronden, vindt dit plaats krachtens een exploitatie-overeenkomst als bedoeld in artikel 6, met dien verstande dat artikel 6, lid 2, in dat geval niet van toepassing is.
Ingeval door het college van burgemeester en wethouders een aanvraag voor een bouwvergunning, eventueel in combinatie met een aanvraag voor vrijstelling, wordt ontvangen, waarbij in geval van verlening van de vrijstelling en/of bouwvergunning van gemeentewege voorzieningen van openbaar nut moeten worden getroffen, wordt hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor de beslissing op de aanvraag mededeling gedaan aan de aanvrager. Daarbij zal een zo nauwkeurig mogelijke raming van de voor rekening van de exploitant komende kosten, verband houdende met het in exploitatie brengen van gronden, worden verstrekt. Tevens zal daarbij aan de aanvrager de gelegenheid worden gegeven tot het indienen van een aanvraag voor medewerking.
De medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden behoeft niet te worden verleend indien:
In een gebied waarvoor een bekostigingsbesluit of een aangevuld bekostigingsbesluit is genomen, zal, indien de exploitant een exploitatie-overeenkomst aangaat, in de overeenkomst worden bepaald dat, met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoemde voorzieningen van openbaar nut, geen aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de betreffende onroerende zaak zal plaatsvinden.
De artikelen 3, 5, en 6, eerste en tweede lid, van deze verordening zijn niet van toepassing voor voorzieningen van openbaar nut van ondergeschikt belang, zoals een uitweg op de openbare weg of een aansluiting op het openbare riool.
Genoemde artikelen zijn voorts niet van toepassing ten aanzien van gronden, welke niet in de naaste toekomst voor bebouwing in aanmerking komen.
In dergelijke gevallen besluit het college van burgemeester en wethouders onder welke voorwaarden deze voorzieningen van openbaar nut door of met medewerking van de gemeente zullen worden aangelegd.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking op de wijze als bedoeld in artikel 133 Gemeentewet. De verordening wordt bekend gemaakt nadat Gedeputeerde Staten van Drenthe deze hebben goedgekeurd.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 23 mei 1996
De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier
De definitie van het in exploitatie brengen van gronden sluit aan op de voor baatbelasting gehanteerde definitie.
Dit betekent dat alle genoemde genothebbenden, ook die rechten hebben op reeds bebouwde percelen in aanmerking komen voor een exploitatie-overeenkomst.
De aanwijzing van exploitatiegebieden maakt daarmee toepassing mogelijk op onroerende zaken in stadsvernieuwingsgebieden.
ARTIKEL 2. KOSTEN VAN EXPLOITATIE.
De gemeente brengt kosten in rekening verband houdende met het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut.
Als exploitatiegebied wordt aangemerkt het totale gebate gebied. Dit omvat niet alleen de voor nieuwbouw in aanmerking komende gronden, maar ook het overige gebied.
ARTIKEL 3. VASTSTELLING AANGEVULD BEKOSTIGINGSBESLUIT.
Sinds juni 1991 is een bekostigingsbesluit een minimale voorwaarde voor het kunnen heffen van baatbelasting.
Het aangevulde bekostigingsbesluit is een rechtsfiguur die alleen bestaat op grond van de Exploitatieverordening. Het bevat de krachtens de Gemeentewet verplichte elementen van een bekostigingsbesluit, maar daarnaast ook een aanduiding van de voorzieningen van openbaar nut en een begroting van kosten en opbrengsten. Het vormt zodoende de basis voor het afsluiten van exploitatie-overeenkomsten.
De berekening is gestoeld op de fictieve situatie dat de gemeente alle gronden verworven heeft en alle kosten omslaat over die gronden, gedifferentieerd naar objectief bepaalbare factoren als ligging, bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheden.
De begroting is dynamisch en kan gedurende het ontwikkelingsproces bijgesteld worden.
De begroting speelt alleen een rol in het privaatrechtelijke kostenverhaal en behoeft pas vastgesteld te zijn voordat de eerste exploitatie-overeenkomst in een exploitatiegebied wordt gesloten.
ARTIKEL 4. WIJZE VAN TOEREKENING NAAR DE MATE VAN PROFIJT.
Uitgangspunt is de m² als rekeneenheid. Dit sluit aan op de bij uitgifte van gronden gehanteerde kostprijsberekening per m².
ARTIKEL 5. VASTSTELLING EXPLOITATIEBIJDRAGE.
Bij de berekening van de exploitatiebijdrage wordt de inbrengwaardemethodiek gehanteerd. De inbrengwaarde van grond is van groot belang voor de vaststelling van zowel de gemiddelde kostprijs per m² als de exploitatiebijdrage.
Lid 3 geeft een regeling van de berekening van de exploitatiebijdrage in geval de exploitant tot gehele of gedeeltelijke realisatie van de voorzieningen van openbaar nut over gaat.
ARTIKEL 6. INHOUD EXPLOITATIE-OVEREENKOMST.
Dit artikel geeft aan wat minimaal geregeld dient te zijn in de exploitatie-overeenkomst.
Uit lid 2 blijkt dat een aangevuld bekostigingsbesluit slechts noodzakelijke voorwaarde is voor een exploitatie op initiatief van de gemeente. Voor een exploitatie op initiatief van een exploitant is het niet noodzakelijk dat er een aangevuld beskostigingsbesluit is. Artikel 7, lid 2, bevestigt dit nog eens expliciet.
ARTIKEL 7. INDIENING VERZOEK OM MEDEWERKING.
In beginsel neemt de gemeente het initiatief tot het in exploitatie brengen van een gebied. Het is echter ook mogelijk dat een exploitant het initiatief neemt. Dat kan door middel van een bij het college in te dienen aanvraag.
ARTIKEL 8. WEIGERINGSGRONDEN VOOR EEN OVEREENKOMST.
Ten opzichte van het model is toegevoegd dat indien de exploitant weigert een voldoende hoge financiële garantie te stellen, dit eveneens een weigeringsgrond is voor het aangaan van een exploitatie-overeenkomst. Gedacht kan worden aan een voldoende hoge bankgarantie (evt. tot 100%) of het vastleggen van een voldoende hoog bedrag op een aparte rekening.
De gemeente kan niet het risico lopen te blijven zitten met de kosten van de aanleg van de openbare voorzieningen ingeval een exploitant bijvoorbeeld tussentijds failliet gaat.
De onder h verwoorde algemene weigeringsgrond is eveneens een toevoeging ten opzichte van het model.
ARTIKEL 9. AANHOUDING VERZOEK.
Met deze bepaling wordt voorkomen dat de gemeente een aanvraag moet afwijzen terwijl zij er in beginsel positief tegenover staat.
ARTIKEL 10. RELATIE MET BAATBELASTING.
Door het sluiten van een exploitatie-overeenkomst koopt de exploitant het risico van een baatbelasting af. Weigering van een overeenkomst betekent echter niet dat de aan hem te presenteren rekening wordt vergeten. De kosten kunnen alsdan via baatbelasting verhaald worden.
ARTIKEL 11. AFWIJKENDE BEPALINGEN.
Het eerste lid betreft voorzieningen van ondergeschikt belang. Kostenverhaal voor dergelijke voorzieningen via de exploitatieverordening zou onnodig gecompliceerd zijn.
Lid 3 hanteert als uitgangspunt dat de raad de bevoegdheden tot het aangaan van exploitatie-overeenkomsten c.a. delegeert aan het college. Hiermee wordt een snel en slagvaardig optreden naar de exploitant/projectontwikkelaar beoogd.
In het "tenzij" zit voor de raad de mogelijkheid besloten om in specifieke gevallen de bevoegdheden aan zich zelf te houden.
Delegatie van bevoegdheden ligt in de lijn van het ontwerp-wetsvoorstel Wet Voorkeursrecht Gemeenten. Ook hier is sprake van het delegeren van verregaande bevoegdheden aan het college om dezelfde reden als hierboven genoemd.