Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Assen

Nota uitstallingenbeleid 1999 (beleidsregels gebruik openbare ruimte)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota uitstallingenbeleid 1999 (beleidsregels gebruik openbare ruimte)
CiteertitelNota uitstallingenbeleid 1999
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpopenbare orde/bevolking

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De historie van de regeling is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene Plaatselijke Verordening, art. 2.1.6.1
  2. Precarioverordening

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-200215-05-2012art. 4.3; 4.2

25-02-2002

Berichten van de Brink, 27-03-2002

25-02-2002, BB/34683
01-01-2000nieuwe regeling

05-11-1999

Berichten van de Brink

05-11-1999

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota uitstallingenbeleid 1999 (beleidsregels gebruik openbare ruimte)

 

 

1. Inleiding

1.1. Algemeen

Het gebruik van de openbare weg is met name de laatste jaren sterk toegenomen. Straten worden ingericht met straatmeubilair, waaronder palen, borden, vlaggemasten, kramen met verkoopwaar, terrassen etc. Kortom het in gebruik nemen van de openbare weg ten behoeve van het uitstallen van voorwerpen in de ruimste zin van het woord.

De huidige inrichting van de openbare weg leidt tot vele klachten. De meeste problemen zijn:

  • ·

    gevaar en/of hinder bij het gebruik van de weg

  • ·

    toename van het illegaal in gebruik nemen van de weg

  • ·

    aantasting van het uiterlijk aanzien van het straatbeeld en

  • ·

    overtreding van de verleende vergunning.

Gelet op de wildgroei van uitstallingen en het feit dat de vergunningverlening op basis van het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening onvoldoende grondslag biedt voor de gemeente om naar eigen inzicht en wensen op te treden is het gewenst nadere beleidsregels op te stellen voor het gebruik van de openbare weg, neergelegd in deze "Nota Uitstallingenbeleid 1999".

Het begrip "weg" is nader uitgewerkt in artikel 1.1. lid a van de Algemene Plaatselijke verordening (A.P.V.). Hieronder vallen in ieder geval alle openbare wegen, paden en voetpaden en de daarbij behorende bermen. De volledige tekst van het hierbedoelde artikel is neergelegd in bijlage 1. Het begrip "weg" in de A.P.V. is ruimer dan in de verkeerswetgeving. Als motieven liggen ten grondslag de verkeersveiligheid en het gevaar en/of hinder die de stoffen of voorwerpen voor personen of goederen kunnen opleveren. Het artikel beperkt zich niet tot het plaatsen, aanbrengen, of hebben van stoffen of voorwerpen op de weg, maar heeft tevens betrekking op het plaatsen, aanbrengen of hebben van stoffen of voorwerpen aan of boven de weg.

1.2. Inspraak

Op 12 mei 1999 is er een voorlichtings-/inspraakavond gehouden in het Stadhuis. Naast een aantal genodigde groeperingen, is voor deze avond tevens een ieder uitgenodigd. Ook zijn alle huidige vergunninghouders geïnformeerd. Deze voorlichtings-/avond was tevens de start van de inspraakperiode. Tot en met 9 juni 1999, een periode van vier weken, is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen in te dienen tegen de Conceptnota. De reacties zijn verwerkt in de Nota.

2. Gebruik openbare weg

2.1. Soorten gebruik

Het gebruik van de openbare weg kan worden onderverdeeld in verschillende activiteiten. Hierbij valt te denken aan het inrichten van terrassen, het plaatsen van bouwcontainers en reclameborden langs doorgaande wegen etc. Deze nota is alleen gericht op het gebruik van (gemeente)grond ten behoeve van het uitstallen van voorwerpen, waaronder aanwijsborden, speeltoestellen en koopwaar, binnen een afstand van maximaal 10 meter van het betreffende pand van waaruit de onderneming wordt gevoerd, in de binnenstad, in de winkelcentra en bij andere winkels binnen de gemeente Assen, uitgezonderd de periferie. Welke straten tot de binnenstad, ook wel genoemd "kernwinkelgebied", behoren is aangegeven op bijgevoegde situatietekening.

De aanwezigheid van het aantal uitstallingen is met name de laatste maanden toegenomen. Uitstallingen hebben meerdere functies. Voor de ondernemers heeft het naast een commerciële functie (promoten artikelen en aanbiedingen), ook een "opslag"functie, omdat het betrokkenen de mogelijkheid biedt, buiten de inrichting om ook goederen te stallen. Daarentegen heeft de aanwezigheid van uitstallingen op straat ook een bepaalde functie naar het winkelend publiek, in die zin dat de straten meer "aangekleed" lijken en derhalve een positieve bijdragen leveren aan het straatbeeld. Bewust is er niet gekozen voor een algeheel verbod van uitstallingen in bepaalde straten, hoewel dit uit oogpunt van handhaafbaarheid de voorkeur verdient. Gelet op de diverse belangen is er gezocht naar een constructie die voor alle betrokkenen bevredigend en bovendien handhaafbaar is.

2.2. Rol van de gemeente en de sturingsinstrumenten

De rol van de gemeente, in dit geval de dienst Werk, is het doelmatig beheren van de openbare weg. Enerzijds het in goede staat houden daarvan, anderzijds het toezien op het bijzondere gebruik daarvan door derden. Onder bijzonder gebruik dient hier te worden verstaan ander gebruik dan waarvoor de weg primair bedoeld is: de rijbaan is voor het rijdend en stilstaand verkeer, het voetpad om op te lopen etc. Bijzonder is dan het uitstallen van goederen e.d., al dan niet middels een stelling of tafel.

3. Huidige beleid

3.1. Wettelijke grondslag

Voor het gebruik van de openbare weg zijn twee regelingen van belang:

  • ·

    de A.P.V. waarin wordt geregeld wat wel en niet mag aan de openbare weg en onder welke voorwaarden: artikel 2.1.6.1.

  • ·

    de Precarioverordening: hierin is aangegeven waarvoor en hoeveel precario voor het gebruik van gemeentegrond betaald moet worden.

Artikel 2.1.6.1. A.P.V.:

Het hier bedoelde artikel geeft het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid greep te houden op situaties welke hinder of gevaar kunnen opleveren dan wel ontsierend kunnen zijn. Hierbij moet gedacht worden aan het plaatsen van aanwijsborden, het uitstallen van goederen, het inrichten van terrassen e.d. Het artikel is een aanvulling op de Woningwet, die betrekking heeft op het op of aan de weg plaatsen van constructies (bijvoorbeeld reclame), die zijn aan te merken als bouwwerken. Indien de Woningwet van toepassing is, is artikel 2.1.6.1. A.P.V. niet van kracht.

Het doel van artikel 2.1.6.1. A.P.V. is:

  • ·

    het voorkomen van schade aan de weg

  • ·

    het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg

  • ·

    een doelmatig en veilig gebruik van de weg

  • ·

    een doelmatig beheer en onderhoud van de weg

Verder geeft het artikel ook de mogelijkheid te toetsen op "redelijke eisen van welstand".

De Precarioverordening:

Gelet op het bepaalde in de Precarioverordening wordt er geen vergoeding gevraagd voor het gebruik van gemeentegrond minder dan 2m².

3.2. Uitvoering

De weigeringsgronden genoemd in de A.P.V. zijn zeer ruim omschreven, hetgeen in de praktijk betekent dat iedere aanvraag om vergunning gehonoreerd dient te worden tenzij er sprake is van aanwijsbaar gevaar en/of hinder, of schade aan de weg. Iedere aanvraag om vergunning wordt afzonderlijk beoordeeld. Indien op generlei wijze sprake is van enige vorm van hinder of schade, wordt de vergunning afgegeven.

Hierbij dient tevens te worden opgemerkt dat het gebruik van de bepaling in de A.P.V., op grond waarvan het verboden is zonder vergunning voorwerpen op de weg te stallen en het gebruik van de Precarioverordening, waarin is bepaald dat voor het gebruik van minder dan 2m² gemeentegrond geen vergoeding wordt gevraagd, tot op heden door elkaar zijn gebruikt. De tekst van de Precarioverordening is uitgelegd als ware er geen vergunning vereist voor gebruik van gemeentegrond minder dan 2m². Deze uitleg is niet correct. De vergunningverlening vindt plaats op basis van de A.P.V. en niet op basis van de Precarioverordening.

4. Nadere regels

4.1. Algemeen

De beleidsregels vormen een nadere uitwerking van het bepaalde in artikel 2.1.6.1. A.P.V.

Het doel van de nadere regels is:

  • ·

    het zorgdragen voor een doelmatig gebruik van de openbare weg

  • ·

    het verbeteren van de leefbaarheid en de visuele kwaliteit van de openbare weg

  • ·

    het voorkomen of beperken van overlast

  • ·

    het bieden van bescherming uit oogpunt van verkeersveiligheid

  • ·

    het creëren van inzichtelijkheid en duidelijkheid

  • ·

    het zorgdragen voor een beheersbare en handhaafbare situatie

  • ·

    het zorgdragen voor een gebruiksvriendelijke stad voor weggebruikers, waaronder rolstoelgebruikers

  • ·

    het voorkomen van ergernissen van weggebruikers, omwonenden en collega-ondernemers.

Trottoirs mogen in twee richtingen gebruikt worden. De maatvoering moet het daarom mogelijk maken dat twee tegemoetkomende voetgangers elkaar ongehinderd kunnen passeren, ook als één van hen of beide tassen dragen, een kinderwagen duwen of in een rolstoel rijden.

Bij een winkelstraat dient rekening te worden gehouden met stilstaande voetgangers, alsmede met een vrije doorgang voor brandweer en ambulances.

4.2. Inhoud beleidsregels

Zoals eerder aangegeven is deze nota gericht op de binnenstad, de winkelcentra in de buitenwijken en andere winkels binnen de gemeente, uitgezonderd de periferie. Het gebied "de binnenstad" is echter divers qua winkelstraat. Met name in dit gebied heeft iedere straat zijn eigen situatie en eigen straatbeeld waarmee rekening dient te worden gehouden. Zo is het in de ene straat bijvoorbeeld geen bezwaar om voorwerpen een meter uit de gevel-/rooilijn van het winkelpand te plaatsen, terwijl daartegen in een andere straat wel bezwaren bestaan. Derhalve is uit het gebied "de binnenstad" een aantal straten gelicht, nader aangeduid als "het winkelhart". Onder "het winkelhart" dient te worden verstaan die straten in de binnenstad die niet toegankelijk zijn voor auto’s en motoren.

Onder "het winkelhart" vallen de hiernavolgende straten: Oudestraat, Oude Molenstraat ged., Forum, Mercuriusplein, Koopmansplein, Weiersloop, Weierspoort, Marktstraat, Kleine Marktstraat, Kruisstraat, Gedempte Singel en de Singelpassage, zoals aangegeven op de situatietekening.

Iedere aanvraag om vergunning dient, afhankelijk van de locatie van de winkel, te voldoen aan alle hieronder genoemde voorwaarden

"de binnenstad" en "andere winkels binnen de gemeente"

  • 1.

    het is alleen toegestaan voorwerpen te stallen voor het eigen winkelpand; voorwerpen dienen binnen het verlengde van de zijgevels van het desbetreffende perceel te blijven

  • 2.

    een voetpad dient tenminste een aaneengesloten obstakelvrije doorgang van 1.50 meter te hebben

  • 3.

    voorwerpen moeten tegen de gevel staan; er mag van ten hoogste 1.50 meter uit de gevel-/rooilijn van het pand gebruik worden gemaakt van het voetpad

  • 4.

    binnen een afstand van 1.50 meter vanuit de rijweg gerekend, inclusief parkeervakken, mogen geen voorwerpen worden uitgestald

  • 5.

    indien de gevellijn is gelegen achter de rooilijn, kunnen, indien dit het straatbeeld ten goede komt en er geen sprake is van enige vorm van hinder, burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde onder punt 3

  • 6.

    het is niet toegestaan voorwerpen te plaatsen binnen een afstand van 0.50 meter van een brandkraan.

"het winkelhart" en "de winkelcentra in de buitenwijken"

  • 1.

    het is alleen toegestaan voorwerpen te stallen voor het eigen winkelpand; voorwerpen dienen binnen het verlengde van de zijgevels van het desbetreffende perceel te blijven

  • 2.

    een winkelstraat, grenzend aan een fietspad, dient tenminste aan beide zijden een aaneengesloten obstakelvrije doorgang van 1.50 meter te hebben

  • 3.

    in een winkelstraat, niet grenzend aan een fietspad, mogen voorwerpen vanaf 1.00 meter uit de gevel-/rooilijn worden geplaatst tot ten hoogste 2.50 meter uit de gevel-/rooilijn; maximale ruimte voor het hebben van uitstallingen uit de gevel-/rooilijn is 1.50 meter

  • 4.

    een winkelstraat, niet grenzend aan een fietspad, dient tenminste een aaneengesloten vrije doorgang van 4.00 meter te hebben

  • 5.

    indien de gevellijn is gelegen achter de rooilijn, kunnen, indien dit het straatbeeld ten goede komt en er geen sprake is van enige vorm van hinder, burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde onder punt 3

  • 6.

    het is niet toegestaan voorwerpen te plaatsen binnen een afstand van 0.50 meter van een brandkraan.

Voor het hebben van uitstallingen, niet zijnde koopwaar, reclame-uitingen, dan wel andere objecten gericht op de attractiviteit van het winkelpand, kan vrijstelling worden verleend van het verbod om zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders uitstallingen te hebben. Een en ander ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders. Voor dergelijke uitstallingen kan volstaan worden met een verzoek om toestemming.

De hiervoor genoemde beleidsregels zijn tot stand gekomen aan de hand van de brochure "Voetgangersvoorzieningen voor winkelpubliek"; een uitgave van de Voetgangersvereniging en in overleg met de politie en de brandweer.

Naast de invoering van de beleidsregels wordt ook de wijze van vergunningverlening gewijzigd, in die zin dat er geen vergunningen meer afgegeven worden voor de duur van één jaar, maar voor de duur van drie jaar. Enerzijds levert dit voor de ondernemer een kostenbesparing op omdat men maar één keer in de drie jaar een aanvraag om vergunning hoeft in te dienen. Anderzijds levert dit voor de gemeente een kostenbesparing in tijd op. Iedere aanvraag om wijziging van de vergunning is echter een nieuwe aanvraag.

De Precariorechten worden, gelijk aan de huidige situatie, jaarlijks in rekening gebracht, overeenkomstig de tarieven die voor het lopende jaar gelden.

4.3. Vrijstellingsbepaling

Burgemeester en wethouders kunnen in zeer uitzonderlijke situaties ontheffing verlenen van het maximaal aantal in te gebruik te nemen m².

4.4. Gevolgen bestaande situaties

Uitvoering van het beleid in de praktijk kan er toe leiden dat bestaande vergunningen in strijd zijn met het beleid. Ten behoeve van de éénduidigheid is het niet gewenst onderscheid te hebben en te behouden tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Op grond van de huidige regels wordt er jaarlijks vergunning verleend voor het hebben van uitstallingen. Na het verstrijken van de geldigheid van de vergunning zal de nieuwe aanvraag worden getoetst aan het hierbedoelde beleid en op basis daarvan zal er al dan niet vergunning worden verleend. Voor een aantal ondernemers kan uitvoering van het nieuwe beleid tot gevolg hebben dat zij minder ruimte krijgen om hun goederen uit te stallen, dan dat zij tot op heden gewend waren. Uit oogpunt van zorgvuldigheid dient hen een overgangstermijn te worden geboden. Daarnaast dienen ook degenen die minder dan 2m² grond in gebruik hebben, hiervoor een vergunning aan te vragen.

4.5. Overgangsregeling

Zoals onder punt 4.3. reeds is aangegeven, kan de invoering van het nieuwe beleid voor een aantal ondernemers betekenen dat zij minder grond in gebruik mogen nemen voor het hebben van uitstallingen, dan zij tot op heden in gebruik hebben. Daar het niet gewenst en niet redelijk is deze ondernemers in een keer met deze nieuwe regels te confronteren dient hen een overgangstermijn te worden geboden. Een overgangstermijn van zes maanden hierin is redelijk, hetgeen betekent dat iedere ondernemer vóór uiterlijk 1 juni 2000 moet voldoen aan de nieuwe eisen. Enerzijds wordt hiermee de betreffende ondernemer enige ruimte geboden om de situatie aan te passen aan de nieuwe regelgeving, anderzijds wordt de termijn beperkt waarbinnen een ieder moet voldoen aan dezelfde regels, hetgeen uit oogpunt van overzichtelijkheid en gelijkheid gewenst is.

5. Uitvoering beleid

5.1. Procedure

Hieronder volgt een nadere uitwerking van de procedure die gevolgd wordt bij de uitvoering van het beleid:

  • 1.

    alle ondernemers, ook degenen die op dit moment in het bezit zijn van een vergunning, worden middels een brief in hoofdlijnen geïnformeerd over de nadere regels voor het hebben van uitstallingen e.d. Hierbij zal standaard een aanvraagformulier worden gevoegd;

  • 2.

    alle ingekomen aanvragen worden getoetst aan het bepaalde in artikel 2.1.6.1. van de A.P.V., alsmede aan de beleidsregels neergelegd in deze Nota Uitstallingenbeleid 1999;

  • 3.

    tenminste één keer in het voorjaar en één keer in het najaar wordt door de toezichthouder(s), naast de reguliere controle, een actieve controle-aktie gehouden op de naleving van de regelgeving. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van een inventarisatieformulier;

  • 4.

    indien wordt gehandeld in strijd met de vergunning en/of regelgeving zal betrokkene zo spoedig mogelijk worden aangeschreven. Afhankelijk van de situatie zal:

    • -

      of de vergunning worden aangepast;

    • -

      of betrokkene zal worden verzocht de strijdige situatie te herstellen conform de vergunning en/of regelgeving;

  • 5.

    blijft betrokkene in verzuim dan worden nadere stappen ondernomen, waarbij gedacht kan worden aan bestuurlijke handhaving.

5.2. Handhaving

Twee maal per jaar, één keer in het voorjaar en één keer in het najaar houdt de Marktmeester, naast de reguliere controles, een gerichte controle-aktie. Indien blijkt dat er illegaal voorwerpen zijn uitgestald, dan wel gehandeld wordt in strijd met de voorschriften in de vergunning en/of regelgeving, dan zal de ondernemer hierop direct worden aangesproken. Afhankelijk van de situatie, zal de ondernemer worden gevraagd een vergunning aan te vragen, dan wel verzocht worden de strijdige situatie te herstellen. Eén en ander zal middels een brief worden bevestigd. De vervolgporcedure is vastgelegd in een Stappenplan Handhaving als bijgevoegd (zie bijlage 1). Uitvoering van het handhavingstraject zal uiteraard plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Wet Bestuursrecht.

5.3. Evaluatie

Ten behoeve van de voortgang van het proces, alsmede ten behoeve van de beoordeling van de beleidsregels in de praktijk, zal uiterlijk binnen twee jaar na inwerking treding van het beleid een evaluatie worden gehouden.

6. Financiën

Onderscheid moet worden gemaakt tussen:

  • a.

    leges voor de vergunning

  • b.

    precariobelasting voor gebruik gemeentegrond.

Ad a. Legesverordening

De kosten voor de vergunning worden jaarlijks vastgelegd in de Legesverordening.

Ad b. Precariobelasting

Voor het in gebruik nemen van gemeentegrond is men op grond van het bepaalde in de Verordening Precariobelasting precario verschuldigd.