Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landgraaf

Subsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLandgraaf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2013
CiteertitelSubsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Awb, artikel 4:21 e.v.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-12-201701-01-2019wijziging bijlage I

30-11-2017

gemeenteblad 2017, nr. 2019734

Onbekend
01-01-201614-12-2018toevoegen hoofdstuk IIIa

17-12-2015

gemeenteblad 2016, 3533

Onbekend
01-01-201301-01-2016nieuwe regeling

20-12-2012

Landgraaf Aktueel, 09-01-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2013

 

 

HOOFDSTUK I Begrippenkader

Artikel 1 Begripsbepalingen
    • a.

      vrijwilligersorganisatie: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die door vrijwilligers wordt bestuurd;

    • b.

      vrijwilliger: de natuurlijke persoon die onverplicht en om niet dan wel tegen een onkostenvergoeding, activiteiten verricht ten behoeve van de vrijwilligersorganisatie;

    • c.

      ledensubsidie: de aanspraak op financiële middelen gebaseerd op het aantal leden, door het College verstrekt ter bevordering van de reguliere activiteiten van een vrijwilligersorganisatie;

    • d.

      waarderingssubsidie: de aanspraak op financiële middelen door het College verstrekt ter ondersteuning van de maatschappelijke doelstelling van de vrijwilligersorganisatie;

    • e.

      stimuleringssubsidie: de aanspraak op financiële middelen door het College verstrekt voor extra kosten in verband met het voor leden of derden toegankelijk maken van door de vrijwilligersorganisatie ondernomen activiteiten;

    • f.

      accommodatiesubsidie: de aanspraak op financiële middelen door het College verstrekt als compensatie voor het ophogen van de huursom naar kostendekkend niveau van een gemeentelijk object dat nodig is om de activiteiten van de vrijwilligersorganisatie te kunnen verrichten;

    • g.

      subsidiebudget: het bedrag dat gedurende het gemeentelijke begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies op grond van de Subsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2013;

    • h.

      deelbudget: het jaarlijks door het College vastgestelde beschikbare budget voor de afzonderlijke werksoorten;

    • i.

      werksoort: een verzameling van gelijke dan wel gelijksoortige activiteiten of belangen;

    • j.

      subsidiejaar: het kalenderjaar waar de aanvraag om subsidie betrekking op heeft;

    • k.

      College: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landgraaf.

HOOFDSTUK II Algemeen

Artikel 2 Grondslag subsidie
  • 1.

    Aan een vrijwilligersorganisatie kan op aanvraag subsidie worden verstrekt, indien de vrijwilligersorganisatie activiteiten verricht die, naar het oordeel van het College, in belangrijke mate ten goede komen aan de Landgraafse gemeenschap.

  • 2.

    Het College maakt voor 1 januari algemeen bekend welk subsidiebudget en welke deelbudgetten voor ledensubsidie onderverdeeld naar werksoorten, welk budget voor stimuleringssubsidie en welk budget voor waarderingssubsidie, in het daaropvolgende subsidiejaar beschikbaar zijn.

Artikel 3 Gemeentelijke doelstellingen

De subsidie wordt verstrekt indien de activiteiten van de vrijwilligersorganisatie de door de gemeenteraad vastgestelde gemeentelijke doelstellingen versterken, waaronder het:

  • a.

    bevorderen van een levendige Landgraafse gemeenschap;

  • b.

    bevorderen van maatschappelijke participatie en actief burgerschap;

  • c.

    bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van ouderen en gehandicapten;

  • d.

    bevorderen van kansen voor jongeren op ontwikkeling en ontplooiing;

  • e.

    bevorderen van de gezondheid en welbevinden door meer bewegen.

Artikel 4 Overleg

 

Een vrijwilligersorganisatie neemt deel aan door het College gewenst overleg met daartoe door het College aangewezen ambtenaren of instellingen, en verstrekt daarbij de benodigde informatie, indien hier met het oog op de beoordeling van de voorgenomen activiteiten aanleiding toe bestaat dan wel dit nodig is om inzicht te verwerven in het behalen van de gemeentelijke doelstellingen als bedoeld in artikel 3.

HOOFDSTUK III Ledensubsidie

Artikel 5 Werksoorten

  • 1.

    Voor toepassing van ledensubsidie gelden de volgende werksoorten:

    • a.

      Gymnastiek en turnen: beoefenen van door het NOC*NSF erkende gymnastiek en turnen in een binnenaccommodatie;

    • b.

      Atletiek, trim en tennis: beoefenen van door het NOC*NSF erkende atletiek, trim en tennissport als buitenactiviteit;

    • c.

      Voetbal: beoefenen van door het NOC*NSF erkend veldvoetbal;

    • d.

      Bal- en racketsport: beoefenen van door het NOC*NSF erkende bal- en racketsport in een binnenaccommodatie;

    • e.

      Budo- scherm- en krachtsport: beoefenen van door het NOC*NSF erkende budo- scherm- en krachtsport in een binnenaccommodatie;

    • f.

      Zwem- en duiksport: beoefenen van door het NOC*NSF erkende zwem- en duiksport;

    • g.

      Instrumentale muziek: bieden van instrumentale muzikale vorming en samenkomst voor uitvoeren van instrumentale muziek als groepsactiviteit;

    • h.

      Vocale muziek en podiumkunsten: bieden van vocale muzikale vorming en samenkomst voor uitvoeren van vocale muziek dan wel voor podiumkunsten als groepsactiviteit;

    • i.

      Methodisch jeugd- en jongerenwerk: aanbieden van methodisch jeugd- en jongerenactiviteit als groepsactiviteit;

    • j.

      Schutterij: aanbieden van folkloristische schutterijactiviteiten;

    • k.

      Belangenbehartiging van vrouwen: bieden van statutair vastgelegde activiteiten ter bevordering van de belangen van vrouwen;

    • l.

      Ontmoeten: bieden van statutair vastgelegde groepsactiviteiten, niet vallend onder de werksoorten a t/m k, waarbij de sociale cohesie wordt bevorderd door elkaar buiten de eigen woonomgeving te ontmoeten.

  • 2.

    Voor de werksoorten als bedoeld in het eerste lid, sub f, i en k wordt het deelbudget als volgt verdeeld:

    • -

      voor sub f (zwem – en duiksport):

      ledensubsidie: 30%

      subsidie voor badhuur: 70%

    • -

      voor sub i (methodisch jeugd- en jongerenwerk)

      ledensubsidie: 80 %

      subsidie voor huisvestingskosten: 20%

      -voor sub k (belangenbehartiging van vrouwen):

      ledensubsidie: 80 %

      subsidie organisatie internationale vrouwendag: 20%

Artikel 6 Aanspraak ledensubsidie

  • 1.

    Aan een vrijwilligersorganisatie kan door het College ledensubsidie worden verstrekt.

  • 2.

    De rechtspersoon die in 2012 in aanmerking werd gebracht voor ledensubsidie, kan eveneens in aanmerking worden gebracht voor ledensubsidie op basis van het aantal geregistreerde deelnemers die voor hun deelname aan die rechtspersoon een met contributie gelijk te stellen financiële bijdrage leveren.

  • 3.

    Ledensubsidie wordt alleen verstrekt indien door het lid aan de vrijwilligersorganisatie een reële contributie wordt betaald, waarvan de hoogte door de algemene ledenvergadering is bepaald.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid wordt ledensubsidie eveneens verstrekt indien het betreft een erelid, een lid van verdienste, een kaderlid of een lid uit een gezin waarvan reeds twee leden contributie betalen, en voor zover deze leden op basis van een bestuursbesluit dan wel besluit van de algemene ledenvergadering van het betalen van contributie zijn vrijgesteld.

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op verstrekking van ledensubsidie aan een vrijwilligersorganisatie actief in de werksoort instrumentale muziek genoemd in artikel 5, eerste lid, onder ‘g’.

  • 6.

    Aanspraak op subsidie voor badhuur en subsidie voor huisvesting kan alleen worden verstrekt indien de vrijwilligersorganisatie in aanmerking komt voor ledensubsidie.

Artikel 7 Termijn aanvraag ledensubsidie

  • 1.

    De vrijwilligersorganisatie, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan voor 1 maart van enig jaar, overeenkomstig een door het College beschikbaar gesteld aanvraagformulier, een aanvraag om ledensubsidie voor datzelfde kalenderjaar indienen bij het College.

  • 2.

    Aanvragen ingediend na de in het eerste lid genoemde termijn, worden niet in behandeling genomen.

  • 3.

    Indien geen gebruik wordt gemaakt van het door het College beschikbaar gestelde aanvraagformulier, kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld.

Artikel 8 Inhoud aanvraag (leden)subsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor ledensubsidie heeft slechts betrekking op één werksoort.

  • 2.

    Indien de vrijwilligersorganisatie blijkens de statuten in meer dan een werksoort actief is, kan voor ten hoogste twee werksoorten een aanvraag voor subsidie worden ingediend.

  • 3.

    Een aanvraag voor ledensubsidie dient te bevatten:

    • a.

      het aantal personen dat op 1 januari van dat subsidiejaar als lid bij de vrijwilligersorganisatie staat geregistreerd, onderscheiden in:

      • -

        het aantal leden dat op 1 januari van dat jaar, jonger is dan 23 jaar;

      • -

        het aantal leden dat op 1 januari van dat jaar 23 jaar en ouder is;

      • -

        het aantal leden dat is vrijgesteld van het betalen van contributie;

      • -

        het besluit van het bestuur dan wel algemene ledenvergadering op basis waarvan de vrijstelling van dat lid is gebaseerd;

      • -

        het totaal aantal leden;

      • -

        het besluit van de algemene ledenvergadering tot vaststelling van de hoogte van de contributie;

    • b.

      een omschrijving waaruit blijkt tot welke werksoort als bedoeld in artikel 5, eerste lid, de gebruikelijke activiteiten behoren;

    • c.

      een omschrijving waaruit blijkt dat de door de vrijwilligersorganisatie beoogde activiteiten in belangrijke mate ten goede komen aan de Landgraafse gemeenschap;

    • d.

      een omschrijving waaruit blijkt dat de door de vrijwilligersorganisatie beoogde activiteiten in belangrijke mate plaatsvinden binnen de gemeente Landgraaf;

    • e.

      voor de werksoort zwem – en duiksport, een opgave van de beoogde badhuur-uren;

    • g.

      indien de vrijwilligersorganisatie voor het eerst een subsidieaanvraag indient, de op dat ogenblik geldende statuten.

  • 4.

    Het derde lid, onder a, is niet van toepassing op een aanvraag van een vrijwilligersorganisatie actief in de werksoort instrumentale muziek genoemd in artikel 5, eerste lid, onder ‘g’.

Artikel 9 Berekening subsidie
  • 1.

    Voor elke persoon die lid is van een vrijwilligersorganisatie en die op 1 januari direct voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag jonger is dan 23 jaar, worden twee punten toegerekend, voor elk ander lid wordt een punt toegerekend.

  • 2.

    Het totaal van het aantal punten per vrijwilligersorganisatie zoals bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld indien de vrijwilligersorganisatie is aangesloten bij een koepelorganisatie.

  • 3.

    Voor de bepaling van het subsidiebedrag dat aan elk punt wordt toegekend, telt het College het totaal aan alle vrijwilligersorganisaties toebedeelde punten per werksoort bij elkaar op, waarna het per werksoort beschikbare budget wordt gedeeld door het totaal aantal binnen de werksoort toebedeelde punten.

  • 4.

    Aan de vrijwilligersorganisatie wordt ledensubsidie verstrekt door het aantal aan de organisatie toegerekende punten te vermenigvuldigen met het bedrag dat de uitkomst is van de in het derde lid opgenomen berekening.

  • 5.

    Aan de vrijwilligersorganisatie binnen de werksoort zwem- en duiksport wordt subsidie voor badhuur verstrekt naar rato van de opgegeven badhuur-uren.

  • 6.

    De aan de vrijwilligersorganisatie binnen de werksoort methodisch jeugd- en jongerenwerk te verstrekken subsidie voor huisvestingskosten wordt gelijkelijk verdeeld over vrijwilligers-organisaties die een aanvraag hebben ingediend.

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op verstrekking van ledensubsidie aan een vrijwilligersorganisatie actief in de werksoort instrumentale muziek genoemd in artikel 5, eerste lid, onder ‘g’.

Artikel 10 Behandeling van de aanvraag ledensubsidie
  • 1.

    Indien de in artikel 8 bedoelde gegevens niet zijn verstrekt, stelt het College overeenkomstig artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn waarbinnen de ontbrekende gegevens kunnen worden ingediend. Na het ongebruikt verstrijken van de gestelde termijn is het College bevoegd de aanvraag buiten behandeling te stellen.

  • 2.

    Het College is bevoegd, binnen een door het College te stellen termijn, van de vrijwilligersorganisatie nadere informatie te verlangen indien dat voor de beoordeling van de subsidieaanvraag van belang is.

  • 3.

    Het College beslist op een aanvraag om ledensubsidie voor 1 juni van het subsidiejaar.

  • 4.

    Indien het College tot toekenning beslist, wordt de subsidie overeenkomstig artikel 4:42 van de Awb, vastgesteld. Bij de subsidievaststelling verschaft het College inzicht in de wijze waarop de hoogte van het subsidiebedrag tot stand is gekomen.

Artikel 11 Voorschot ledensubsidie

Indien het College niet voor 1 juni op de subsidieaanvraag heeft beslist, is het College bevoegd tot het verstrekken van voorschotten tot ten hoogste 60% van de in het voorgaande jaar aan de vrijwilligersorganisatie toegekende subsidie, onder de voorwaarde dat het voorschot onverwijld dient te worden terugbetaald, indien de aanvraag om subsidie wordt geweigerd.

Artikel 12 Gevolgen wijziging subsidiehoogte

 

Indien het College de hoogte van een subsidievaststelling voor een vrijwilligersorganisatie wijzigt, heeft dit geen gevolgen voor het reeds genomen besluit tot subsidievaststelling van de overige vrijwilligersorganisaties binnen de werksoort.

 

Artikel 13 Melding college

Een vrijwilligersorganisatie aan wie ledensubsidie is verstrekt, maakt bij het College voorafgaand schriftelijk melding van:

a. wijziging van de geldende statuten;

b. het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling;

c. het ontbinden van de vrijwilligersorganisatie als rechtspersoon;

d. het oprichten dan wel deelnemen in een andere rechtspersoon.

Hoofdstuk IIIa Bijzondere bepalingen werksoort instrumentale muziek (artikel 5, eerste lid onder 'g')

Artikel 13a Minimum ledenaantal

  • 1.

    Aan een vrijwilligersorganisatie actief in de werksoort instrumentale muziek kan door het college slechts ledensubsidie worden verstrekt indien het aantal personen dat op 1 januari van dat subsidiejaar als actief musicerend lid bij de vrijwilligersorganisatie staat geregistreerd tenminste 15 bedraagt.

  • 2.

    Indien in het voorafgaande kalenderjaar de vrijwilligersorganisatie ledensubsidie heeft ontvangen kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aan de vrijwilligersorganisatie die op 1 januari minder dan 15 leden had, subsidie worden verstrekt voor dat kalenderjaar en maximaal twee daaropvolgende kalenderjaren.

Artikel 13b Openbaar toegankelijke optredens

Een vrijwilligersorganisatie actief in de werksoort instrumentale muziek kan slechts in aanmerking komen voor ledensubsidie indien deze jaarlijks tenminste twee openbaar toegankelijke optredens heeft niet zijnde ter opluistering van religieuze bijeenkomsten.

Artikel 13c inhoud aanvraag

In afwijking van artikel 8, derde lid, onder a, dient een aanvraag voor ledensubsidie voor de werksoort instrumentale muziek te bevatten:

  • a.

    het totaal aantal personen dat op 1 januari van dat subsidiejaar als actief musicerend lid is bij de vrijwilligersorganisatie en

  • b.

    op een door de koepelorganisatie gewaarmerkte ledenlijst staan of

  • c.

    indien de vrijwilligersorganisatie niet is aangesloten bij een koepelorganisatie, op een door de voorzitter en secretaris van de vrijwilligersorganisatie gewaarmerkte ledenlijst.

Artikel 13d Berekening subsidie

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 9 verstrekt het college uit het deelbudget voor die werksoort, aan een vrijwilligersorganisatie subsidie ter hoogte van € 1000,- indien de vrijwilligersorganisatie

    • a.

      actief is in de werksoort instrumentale muziek en

    • b.

      ledensubsidie wordt verstrekt en

    • c.

      is aangesloten bij een koepelorganisatie.

  • 2.

    Voor zover na toepassing van het eerste lid nog deelbudget voor de werksoort instrumentale muziek resteert, wordt aan de vrijwilligersorganisatie ledensubsidie verstrekt overeenkomstig het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid van dit artikel.

  • 3.

    Voor elk actief musicerend lid van de vrijwilligersorganisatie dat op 1 januari van dat subsidiejaar als zodanig is geregistreerd wordt één punt toegekend.

  • 4.

    Voor de bepaling van het subsidiebedrag per punt, telt het college het totaal van alle aan vrijwilligersorganisaties toebedeelde punten in de werksoort instrumentale muziek bij elkaar op, waarna het voor de werksoort beschikbare deelbudget wordt gedeeld door het totaal aantal binnen de werksoort toebedeelde punten.

  • 5.

    Aan de vrijwilligersorganisatie actief in de werksoort instrumentale muziek wordt ledensubsidie verstrekt door het aantal aan de organisatie toegerekende punten te vermenigvuldigen met het bedrag dat de uitkomst is van de in het vierde lid opgenomen berekening.

Hoofdstuk IV Waarderingssubsidie

Artikel 14 Grondslag waarderingssubsidie

  • 1.

    Aan de in bijlage 1 bij dit besluit genoemde vrijwilligersorganisatie kan op aanvraag de in de bijlage bij die organisatie genoemde waarderingssubsidie worden verstrekt.

  • 2.

    De in bijlage 1 genoemde kerkgenootschappen worden voor toepassing van dit besluit beschouwd als een vrijwilligersorganisatie.

  • 3.

    De in bijlage 1 genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de prijsontwikkeling bruto binnenlands product zoals in het voorjaar van het subsidiejaar door het Centraal Planbureau gepubliceerd.

Artikel 15 Waarderingssubsidie bestaansjubileum

  • 1.

    Aan de vrijwilligersorganisatie die een 25-jarig, een 50-jarig, een 75-jarig dan wel een 100- jarig bestaansjubileum viert, kan door het College een waarderingssubsidie worden verstrekt van € 200,00 resp. € 300,00 resp. €400,00 resp. € 500,00. Bij een opvolgend 25-jarig etc. bestaansjubileum gelden telkens de vorengenoemde oplopende bedragen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan aan de vrijwilligersorganisatie die een 11 jarig- carnavalsjubileum of een meervoud daarvan viert, telkens een waarderingssubsidie worden verstrekt van € 111,11.

  • 3.

    De waarderingssubsidie wordt alleen verstrekt indien de vrijwilligersorganisatie schriftelijk een verzoek bij het College indient en aannemelijk maakt dat de vrijwilligersorganisatie het aantal aangegeven jaren formeel bestaat.

Artikel 16 Aanvraag waarderingssubsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor een waarderingsubsidie wordt ingediend op basis van een door het College beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het College beslist over de aanvraag binnen 8 weken nadat de aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Indien het College tot toekenning beslist, wordt de subsidie overeenkomstig artikel 4:42 van de Awb, vastgesteld.

  • 4.

    Het eerste lid geldt niet voor een aanvraag waarderingssubsidie bestaansjubileum, als bedoeld in artikel 15.

HOOFDSTUK V Stimuleringssubsidie

Artikel 17 Grondslag stimuleringssubsidie

  • 1.

    Aan een vrijwilligersorganisatie kan op aanvraag een stimuleringssubsidie worden verstrekt van ten hoogste € 500,00 voor de extra kosten die de organisatie maakt om personen met beperkingen in staat te stellen om de door vrijwilligersorganisatie georganiseerde activiteiten bij te wonen.

  • 2.

    De stimuleringssubsidie kan eveneens worden verstrekt indien door het maken van extra kosten, leden met beperkingen alsnog aan de georganiseerde activiteiten deel kunnen nemen.

  • 3.

    De hoogte van de vaststelling tot stimuleringssubsidie is gelijk aan het bedrag van de extra gemaakte kosten, doch kan niet hoger zijn dan € 500,00.

  • 4.

    De vrijwilligersorganisatie kan gedurende het subsidiejaar slechts een maal voor stimuleringssubsidie in aanmerking worden gebracht tenzij het totaal aan subsidie-verstrekkingen het bedrag van €500,00 niet overschreden wordt.

  • 5.

    Het college bepaalt of sprake is van extra gemaakte kosten.

  • 6.

    De stimuleringssubsidie wordt alleen verstrekt aan de vrijwilligersorganisatie die in het subsidiejaar in aanmerking komt voor ledensubsidie of waarderingssubsidie.

Artikel 18 Aanvraag stimuleringssubsidie

  • 1.

    Een aanvraag voor een stimuleringssubsidie wordt ingediend op basis van een door het College beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden facturen gevoegd waaruit afdoende blijkt dat de in artikel 17 bedoelde extra kosten zijn gemaakt.

  • 3.

    Het College beslist over de aanvraag binnen 8 weken nadat de aanvraag is ingediend.

  • 4.

    Indien het College tot toekenning beslist, wordt de subsidie overeenkomstig artikel 4:42, van de Awb, vastgesteld.

HOOFDSTUK VI Weigeringsgronden subsidies

Artikel 19 Algemene weigeringsgronden subsidie

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 Awb, wordt subsidie geweigerd indien:

    • a.

      naar het oordeel van het College, de door de vrijwilligersorganisatie te verrichten activiteiten niet in belangrijke mate ten goede komen aan de Landgraafse gemeenschap;

    • b.

      naar het oordeel van het College, de door de vrijwilligersorganisatie te verrichten activiteiten de gemeentelijke doelstellingen als bedoeld in artikel 3, niet versterken;

    • c.

      de vrijwilligersorganisatie een commerciële doelstelling heeft;

    • d.

      de aanvrager een natuurlijk persoon betreft;

    • e.

      conservatoir beslag ligt op het gehele of gedeeltelijke vermogen van de subsidieaanvrager;

    • f.

      voor de subsidieaanvrager faillissement of surséance van betaling is aangevraagd dan wel door de rechtbank is uitgesproken respectievelijk is verleend;

       

    • g.

      onvoldoende medewerking wordt verleend als bedoeld in artikel 27;

    • h.

      het voor de toepassing van deze regeling bekend gemaakte budget respectievelijk deelbudget is uitgeput door het totaal aan toezeggingen die in het subsidiejaar zijn gedaan.

  • 2.

    Het College kan de subsidie weigeren indien:

    a. de activiteiten niet of in onvoldoende mate binnen de gemeente Landgraaf plaatsvinden;

    b. geen melding heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 13.

Artikel 20 Bijzondere weigeringsgronden ledensubsidie

 

De ledensubsidie wordt eveneens geheel of gedeeltelijk geweigerd indien:

  • a.

    de vrijwilligersorganisatie de aanvraag om subsidie niet binnen de in artikel 7, eerste lid, gestelde termijn heeft ingediend;

  • b.

    onvoldoende inzicht wordt geboden in het aantal leden dat reële contributie betaalt;

  • c.

    er bij het College gegronde redenen bestaan om te twijfelen aan de juistheid van de opgave van het aantal al dan niet contributie betalende leden en de hierbij behorende onder-verdeling naar leeftijd;

  • d.

    naar het oordeel van het college geen sprake is van een reële contributie;

  • e.

    de activiteiten niet behoren tot een in artikel 5, eerste lid, genoemde werksoort;

  • f.

    de aanvrager als vrijwilligersorganisatie is genoemd in de bij deze verordening behorende bijlage 1.

Artikel 20a Bijzondere weigeringsgronden werksoort instrumentale muziek

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 19 en 20, aanhef en onder a, e en f, wordt de ledensubsidie ten behoeve van een vrijwilligersorganisatie actief binnen de werksoort instrumentale muziek geweigerd indien:

  • a.

    het aantal personen dat op 1 januari van dat subsidiejaar als actief musicerend lid bij de vrijwilligersorganisatie staat geregistreerd minder dan 15 bedraagt;

  • b.

    niet of onvoldoende is gebleken dat de vrijwilligersorganisatie in dat subsidiejaar tenminste twee openbaar toegankelijke optredens heeft niet zijnde niet zijnde ter opluistering van religieuze bijeenkomsten.

Artikel 21 Bijzondere weigeringsgronden waarderings- en stimuleringssubsidie

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 19, wordt de waarderingssubsidie of stimulerings-subsidie eveneens geweigerd indien:

  • a. voor de te subsidiëren activiteiten de vrijwilligersorganisatie reeds subsidie ontvangt op grond van een andere gemeentelijke verordening of hiertoe een aanvraag heeft ingediend;

  • b. voor de te subsidiëren activiteiten de vrijwilligersorganisatie subsidie ontvangt van een derde, tenzij de voor rekening van de vrijwilligersorganisatie komende kosten een bedrag van € 500,00 te boven gaan;

  • c. het voor de toepassing van waarderingssubsidie respectievelijk stimuleringssubsidie beschikbaar gestelde budget is uitgeput door het totaal van toezeggingen gedurende het subsidiejaar.

  • 2.

    De stimuleringssubsidie wordt geweigerd indien de vrijwilligersorganisatie niet in aanmerking komt voor ledensubsidie dan wel waarderingssubsidie.

Artikel 22 Niet naleving voorschriften

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 19 tot en met 21, kan het College de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien het bepaalde in de artikelen 4, 13, 27 en 28 niet of niet voldoende is nageleefd.

HOOFDSTUK VI Intrekking en terugvordering

Artikel 23 Algemene intrekkingsgronden

Het College kan de subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken en eventueel verstrekte voorschotten geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien de vrijwilligersorganisatie:

  • a.

    de bij de subsidievaststelling opgenomen voorschriften niet of niet voldoende naleeft;

  • b.

    onjuiste gegevens heeft verstrekt en dit, indien wel de juiste informatie zou zijn verstrekt, tot weigering of verlaagde subsidieverstrekking zou hebben geleid;

  • c.

    het bepaalde in de artikelen 4, 13, 26 en 27 niet of niet voldoende naleeft;

  • d.

    als rechtspersoon wordt ontbonden dan wel gaat deelnemen in een andere rechtspersoon;

  • e.

    aangifte doet van zijn faillissement of zijn surséance van betaling aanvraagt.

Artikel 24 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Indien en voorzover blijkt dat door de vrijwilligersorganisatie misbruik of oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de subsidiemogelijkheden, trekt het College de verstrekte subsidie in en gaat over tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van het reeds uitbetaalde subsidiebedrag.

Artikel 25 Voorafgaand overleg

Alvorens over te gaan tot intrekking of terugvordering van de subsidie, wordt door of namens het College ten minste een maal overleg gevoerd met de vrijwilligersorganisatie.

Hoofdstuk VII Bijzondere bepalingen

Artikel 26 Nadere voorschriften

Het College kan aan het besluit tot subsidieverstrekking nadere voorschriften verbinden voor zover die voorschriften betrekking hebben op de wijze waarop het doel waarvoor de subsidie wordt verleend, wordt verwezenlijkt.

Artikel 27 Controle

De vrijwilligersorganisatie verleent aan het College alle medewerking die nodig is en verleent aan de daartoe door het College aangewezen persoon of personen inzage in alle boeken en bescheiden, om de rechtmatigheid van de subsidie vast te kunnen stellen.

Hoofdstuk VIII Accomodatiesubsidie

Artikel 28 Compensatie voor kostendekkende huur

  • 1.

    Aan de in bijlage 2 bij dit besluit genoemde organisaties, wordt op schriftelijke aanvraag accommodatiesubsidie verstrekt indien en voor zover tussen de organisatie en de gemeente Landgraaf voor 1 januari 2010, een huurovereenkomst tot stand kwam waarbij een kostendekkende huur werd overeengekomen.

  • 2.

    Voor de indiening van de aanvraag voor accommodatiesubsidie maakt de organisatie gebruik van een daartoe door het College vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    De aanvraag om subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend binnen 3 maanden nadat een huurovereenkomst tussen het College en de organisatie in werking is getreden.

  • 4.

    De hoogte van de subsidie is het verschil tussen de oude en de nieuwe, hogere huur.

Artikel 29 Beslissing accomodatiesubsidie

  • 1.

    Het College beslist binnen 8 weken na indiening van de aanvraag om accommodatiesubsidie en stelt voor zover van toepassing, de subsidie overeenkomstig artikel 4:42 Awb, vast.

  • 2.

    De raad stelt tenminste tot en met het kalenderjaar 2014, voldoende middelen beschikbaar ter dekking van de in artikel 28, eerste lid, bedoelde accommodatiesubsidie.

Artikel 30 Toestemming College bij verhuur

  • 1.

    De in bijlage 2, bij dit besluit genoemde organisatie behoeft voorafgaande toestemming van het College indien het object van huur door de vrijwilligersorganisatie geheel of gedeeltelijk en tegen betaling aan een derde wordt doorverhuurd.

  • 2.

    De organisatie verstrekt hiertoe op eerste verzoek, de door het College gewenste informatie.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is artikel 13, van overeenkomstige toepassing op dit hoofdstuk.

Artikel 31 Weigering, intrekking en bijstelling accomodatiesubsidie

  • 1.

    De accommodatiesubsidie kan worden geweigerd, ingetrokken dan wel neerwaarts worden bijgesteld indien de in bijlage 2, bij dit besluit genoemde organisatie zonder toestemming van het College, de gehuurde ruimte doorverhuurd aan een derde tegen een gelijke of hogere huurprijs.

  • 2.

    De accommodatiesubsidie kan worden geweigerd dan wel ingetrokken indien:

    a. niet of niet tijdig wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 13 en 30, eerste en tweede lid;

    b. de huurpenningen niet of niet tijdig aan de gemeente worden betaald.

  • 3.

    Indien het College voornemens is de accommodatiesubsidie in te trekken dan wel neerwaarts bij te stellen, wordt door of namens het College tenminste een maal voorafgaand overleg gevoerd met de organisatie.

Artikel 32 Uitbetaling accomodatiesubsidie

  • 1.

    De accommodatiesubsidie wordt telkens uitbetaald voorafgaand aan de datum waarop de huur verschuldigd is.

  • 2.

    De uitbetaling van de accommodatiesubsidie aan de organisatie kan worden opgeschort indien en zolang de verschuldigde huurpenningen niet, niet tijdig of niet volledig aan de gemeente worden betaald.

Artikel 33 Einde accomodatiesubsidie

  • 1.

    De accommodatiesubsidie eindigt indien en zodra de huurovereenkomst tussen de gemeente en de vrijwilligersorganisatie eindigt.

  • 2.

    De accommodatiesubsidie eindigt in elk geval met ingang van 1 januari 2015, tenzij de raad voor de periode hierna voldoende budget beschikbaar stelt.

Hoofdstuk IX Evaluatie

Artikel 34 Periodieke evaluatie

  • 1.

    Elk jaar wordt de raad geïnformeerd over de ontwikkelingen per werksoort.

  • 2.

    Elke twee jaar wordt de raad geïnformeerd over de ontwikkelingen met betrekking tot de waarderingssubsidie, de stimuleringssubsidie en de accommodatiesubsidie.

  • 3.

    Telkens na ommekomst van vier jaar vindt evaluatie van onderhavige verordening plaats.

Hoofdstuk X Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 35 Overgangsbepaling

  • 1.

    Op aanvragen om subsidie op grond van de Subsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2009, waarop bij het inwerkingtreden van onderhavige verordening nog niet is beslist, wordt beslist met toepassing van de Subsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2009.

  • 2.

    Op aanvragen om vaststelling van subsidie die betrekking hebben op subsidieverleningen voor 1 januari 2013, wordt beslist met toepassing van de Subsidieverordening vrijwilligers-organisaties Landgraaf 2009.

  • 3.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op grond van de Subsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2009, wordt beslist met toepassing van die verordening.

Artikel 36 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, onder gelijktijdige intrekking van de Subsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2009.

  • 2.

    Deze verordening wordt algemeen bekend gemaakt en kan worden aangehaald als: Subsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2013.

     

     

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 20 december 2012.

De griffier, De voorzitter,

Bijlage 1 lijst waarderingssubsidie 2018

 

Speeltuinen

Subsidiebedrag

Stichting Speeltuin het Eikhoorntje

€ 3.430,00

Stichting Speeltuin Abdissenhof

€ 3.169,00

Stichting Speeltuin Lauradorp

€ 2.520,00

 

Kerkgenootschappen

Subsidiebedrag

Nieuw Apostolische Kerk (1x kerkkoor)

€ 2.004,00

Protestantse Gemeente Oude Mijnstreek (1 x kerkkoor)

€ 2.004,00

De Gemeente Gods (3 x kerkkoor)

€ 2.521,00

O.L.Vrouw Hulp der Christenen (4 x kerkkoor)

€ 2.780,00

Par. H. Petrus en Paulus, H. Barbara, Heilige Michael, OLV van de Berg Karmel (0 x kerkkoor)

€ 3.490,00

H. Drievuldigheid Rimburg, H. Jozef Waubach-Groenstraat, H. Bernadette Abdissenbosch, HH. Theresia en Don Bosco (3 x kerkkoor)

€ 4.524,00

Par. Heilig Hart v.Jezus Nieuwenhagerheide en Heilige Familieparochie (6 x kerkkoor)

€ 5.041,00

 

Belangenbehartiger

Subsidiebedrag

Bechterewpatiënten Sportvereniging Zuid-Limburg

€ 620,00

Stichting Seniorweb Landgraaf

€ 1.550,00

Stichting Service Gilde Landgraaf

€ 1.550,00

Nationale vereniging De Zonnebloem

€ 3.102,00

IVN, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling Ubach over Worms

€ 1.550,00

IVN, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling De Oude Landgraaf

€ 1.550,00

Katholieke Bond van Ouderen in Landgraaf

€ 3.102,00

Stichting Platform Gehandicaptenbeleid Landgraaf

€ 1.559,00

 

Folklore en Cultuur(historie)

Subsidiebedrag

Vereniging comité Levend Kerstspel Nieuwenhagen

€ 362,00

Vereniging Vrienden van de St. Jozefkapel Rimburg

€ 362,00

Fotogroep Abedia Landgraaf

€ 362,00

Fotogroep ISO'73 Landgraaf

€ 362,00

Bargoensclub ’t Keiskwieëste

€ 400,00

Stichting Stuurgroep Carnavalsorganisaties Landgraaf

€ 1.430,00

Stichting Overkoepelend Orgaan Carnavalsvereniging Ubach over Worms

€ 1.241,00

Stichting "Landgraafoptoch"

€ 2.999,00

Oranjecomité Landgraaf

€ 5.976,00

 

Vrijwilligersorganisaties armoede

Jeugdsportfonds € 7.000,00

Jeugdcultuurfonds € 7.000,00

Stichting Leergeld Parkstad € 40.033,00

Stichting Voedselbank Limburg-Zuid € 13.000,00

Stichting Consuminderhuis Parkstad € 3.000,00

Stichting Samen Delen € 10.750,00

Vincentiusvereniging Landgraaf € 3.000,00

 

 

Overige vrijwilligersorganisaties

Subsidiebedrag

Stichting Locatelli

€ 2.068,00

Stichting Kulturele Producties Landgraaf

€ 3.102,00

Stichting Wetswinkel Landgraaf

€ 3.619,00

Poëziefestival Landgraaf

€ 3.619,00

Oudheidkundig en Cultuurhistorisch Genootschap Landgraaf

€ 14.990,00

Stichting Theater Landgraaf

€ 49.806,00

Stichting Hartveilig

€ 12.000,00

Totaal

€ 232.547,-

Bijlage 2 accommodatiesubsidie

 

Stichting Theater Landgraaf

Stichting Beheer Harmoniezaal (Sint Caecilia Nieuwenhagen)

Stichting Scouting 't Eikske

Sportvereniging Nieuwenhagen

Voetbalvereniging Schaesberg

Sportvereniging Ubach over Worms 2002

Sport- en Trimclub Brunssummerheide

Nota-toelichting

ALGEMEEN

Het ontvangen van subsidie is voor veel verenigingen en instellingen in Landgraaf al jarenlang lang van groot belang. Mede dank zij door de gemeente verstrekte subsidie kunnen door vrijwilligersorganisaties vele activiteiten worden ontplooid die de burgers van Landgraaf ten goede komen en die de onderlinge sociale cohesie kunnen stimuleren en versterken. Verenigingen en hun vrijwilligers spelen op diverse beleidsterreinen een belangrijke rol waar ook de overheid actief is. Maar niet alleen verenigingen, ook andere instellingen zijn actief op terreinen die maatschappelijk worden gewaardeerd.

Voor de in 2009 vastgestelde subsidieverordening werd gezocht naar nieuwe algemeen geldende uitgangspunten.

Bij de voorafgaand aan 2009 geldende subsidieverordeningen was niet altijd sprake van een duidelijke verbinding met de gemeentelijke beleidsdoelen; de grondslagen hadden geen of maar in zeer beperkte mate een relatie met de beleidsuitgangspunten zoals die door raad en College waren vastgesteld in diverse beleidsnota’s en visiedocumenten.

Om die reden is gezocht naar een subsidiesystematiek waarbij meer aansluiting is gezocht met de gemeentelijke beleidsdoelen. Die gemeentelijke beleidsdoelen worden via besluitvorming door de raad, vastgelegd in beleidskaders en strategienota.

Beoogd werd een subsidieverordening tot stand te brengen die als instrument zou bijdragen aan het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen en ambities zoals die waren vastgelegd in bijvoorbeeld:

- Beleidsnota integraal jeugdbeleid Landgraaf 2004-2007 "Ruimte om te groeien", vastgesteld door de raad op 1 juli 2004.

- Beleidsnota speelruimtebeleid: Ruimte om te spelen, vastgesteld door de raad op 2 februari 2006.

- de Strategienota, vastgesteld door de raad op 28 juni 2006.

- Beleidsnota "Alliantie tegen de Armoede" vastgesteld door de raad op 24 mei 2007.

- Nota Lokaal volksgezondheidbeleid 2007-2011, vastgesteld door de raad op 21 juni 2007.

- Bibliotheeknota "Ruimte om te lezen" , vastgesteld door de raad op 4 oktober 2007.

- Sportnota 2007-2011 "Aanloop tot de echte sprong", vastgesteld door de raad op 4 oktober 2007.

- Beleidskader WMO "Ruimte om (samen) te leven, vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

 

De in deze nota’s vastgelegde centrale doelstellingen waren onder andere:

- een levendige Landgraafse samenleving

- maatschappelijke participatie en actief burgerschap

- stimuleren van zelfstandigheid en zelfredzaamheid

- bevorderen van kansen voor jongeren op ontwikkeling en ontplooiing

- gezonder leven door meer te bewegen.

 

De destijds vastgestelde doelstellingen gelden nog steeds.

Sindsdien zijn onder meer de volgende nota’s binnen programma 5, door de raad vastgesteld:

  • beleidsactualisatie en uitvoeringsprogramma Sport 2011-2014, vastgesteld door de raad op 7 juli 2011

  • Nota jeugdbeleid 2011-2014, vastgesteld door de raad op 20 oktober 2011

  • Nota gezondheidsbeleid (2012-2014), vastgesteld door de raad op 7 juli 2011

  • Beleidsplan WMO 2012 – 2015, vastgesteld door de raad op 20 oktober 2011.

 

Vier jaar na inwerkingtreding van de subsidieverordening is de werking van de subsidieverordening geëvalueerd en zijn de effecten worden gemeten.

Uit de evaluatie die in samenspraak met de vrijwilligersorganisaties is gedaan, bleek dat de systematiek die in de subsidieverordening was neergelegd, waarbij een onderscheid werd gemaakt tussen enerzijds ledensubsidie en anderzijds activiteitensubsidie, dermate omslachtig was en in de praktijk de activiteiten niet werkelijk stimuleerde, dat besloten is die systematiek ingrijpend te vereenvoudigen. Door een verdergaande vereenvoudiging zullen de administratieve lasten bovendien sterk worden verminderd. Anderzijds zal bepaalde informatie nog steeds geleverd moeten worden om misbruik en oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk te voorkomen en om de toets van rechtmatigheid te kunnen doorstaan.

 

In de nieuwe subsidieverordening is niet langer de activiteitensubsidie opgenomen. Wel is een eenvoudig toepasbare stimuleringssubsidie toegevoegd.

De ledensubsidie, de waarderingssubsidie en de accommodatiesubsidie zijn gehandhaafd.

De hoogte van de ledensubsidie is afhankelijk gesteld van het aantal reëel contributie betalende leden op de peildatum van 1 januari, waarbij een onderverdeling is gemaakt naar leden die jonger zijn dan 23 jaar en die 23 jaar en ouder zijn.

Contributiebetaling is een vereiste om mee te mogen tellen bij het aantal opgegeven leden.

 

De waarderingssubsidie is nog steeds bedoeld om tot uitdrukking te brengen dat de activiteiten van de organisatie worden aangemoedigd gezien het maatschappelijk nut hiervan. Ledensubsidie is voor deze organisaties niet mogelijk omdat zij geen vereniging zijn. In bijlage 1 van de verordening is een limitatieve lijst opgenomen van organisaties die in elk geval voor deze vorm van subsidie in aanmerking kunnen komen. De bedragen liggen vast. Bij de vaststelling van deze bedragen heeft de raad in een openbaar debat over de opbouw en achtergronden hiervan kunnen debatteren.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor een waarderingssubsidie indien een bepaald bestaansjubileum van de organisatie wordt gevierd.

 

In de subsidieverordening 2013 wordt de stimuleringssubsidie geïntroduceerd. Het college kan subsidie verstrekken indien de vrijwilligersorganisatie extra inspanningen levert en extra kosten maakt om de voor de organisatie ondernomen activiteiten toegankelijk te maken voor derden met beperkingen. Gedacht kan worden aan een georganiseerd evenement dat door personen met beperkingen niet zou kunnen worden bezocht, indien geen voorzieningen voor de toegankelijkheid zouden worden getroffen. Te denken valt aan het beschikbaar stellen van busvervoer voor mensen met beperkingen van en naar een georganiseerd evenement, het rolstoeltoegankelijk maken van bepaalde ruimtes, zoals het clubhuis zelf, of kantine, informatieavonden specifiek voor personen met beperkingen etc.

Daarnaast kan deze subsidie worden verstrekt indien de deelname voor leden met beperkingen alleen maar mogelijk is door extra voorzieningen te treffen. Hierbij wordt niet alleen gedacht aan leden met zichtbaar beperkingen maar ook aan leden met een visuele, auditieve of cognitieve beperking. Door voor leden niet als voorwaarde te stellen dat het moet gaan om beperkingen, wordt een bredere toepassing mogelijk gemaakt.

In het geval van bijvoorbeeld auditieve beperkingen kunnen extra kosten voortvloeien uit de extra kosten die de vrijwilligersorganisatie maakt om de website toegankelijk te maken door middel van de voorleesfunctie. Of door de trainers een cursus gebarentaal te laten volgen. Een beperking in spraak kan betekenen dat de vrijwilligersorganisatie een extra schrijfbord aanschaft, of extra opleidingskosten maakt voor vrijwilligers om te leren omgaan met kinderen met een verstandelijke beperking of gedragsstoornis. Extra kosten kunnen voortvloeien uit de inschakeling van bijzondere begeleiding voor leden met een verstandelijke beperking zodat zij kunnen deelnemen aan trainingen of wedstrijden.

De extra kosten zullen wel moeten blijken uit de over te leggen facturen. Daarnaast heeft het College altijd de mogelijkheid nadere informatie in te winnen.

Het jaar 2013 zal vooral worden benut om deze nieuwe vorm van subsidie verdere invulling te geven. Indien het College meer inzicht heeft verkregen in de specifieke problematiek die zich kan voordoen, zal mogelijk dit onderdeel van de subsidieverordening na 2013 worden aangepast.

 

Zowel organisaties die ledensubsidie ontvangen als die waarderingssubsidie ontvangen, kunnen voor de stimuleringssubsidie in aanmerking komen. Er is geen termijn aan verbonden, de subsidie wordt afgewezen indien het subsidiebudget is uitgeput door het totaal aan toezeggingen in dat subsidiejaar.

Per subsidiejaar kan de rechtspersoon maar een maal voor een bedrag van ten hoogste 500 euro in aanmerking komen voor deze subsidie.

 

De accommodatiesubsidie is gehandhaafd omdat eerder al gekozen was voor een doorlooptijd tot 2015. De subsidie kan worden verstrekt aan die organisaties met wie door de gemeente voor 1 januari 2010 een huurovereenkomst is gesloten. De tot dan geldende huren zijn niet kostendekkend. Mede gezien de gewenste en ook noodzakelijke transparantie van de diverse geldstromen, is de keuze gemaakt om alle huurovereenkomsten om te zetten naar kostendekkende huren. Om de vrijwilligersorganisaties niet in financiële nood te brengen is er voor gekozen om hen ten minste tot 2014 te compenseren. In de komende vijf jaren zal dan in beeld kunnen worden gebracht wat de consequenties zijn van de gemaakte keuzes en ook wat een ruimere toepassing van accommodatiesubsidie voor financieel/budgettaire gevolgen zou hebben. Daarnaast kunnen ook de (ongewenste) neveneffecten worden onderzocht die een ruimere toepassing teweeg zou kunnen brengen, bijvoorbeeld dat de huurprijzen worden opgestuwd in de verwachting dat dit dan van overheidswege zal worden gecompenseerd. Dat kan in elk geval niet de bedoeling zijn.

 

De nieuwe voorstellen met betrekking tot de voorliggende subsidieverordening zijn in nauwe samenspraak met alle betrokken vrijwilligersorganisaties, WMO-raad en gehandicaptenraad tot stand gekomen. Als gevolg van die inspraak is nu ook gekozen voor directe vaststelling van de subsidie, waar dat mogelijk is, in plaats van verlening en vervolgens vaststelling.

 

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

In artikel 1, onder a, is opgenomen dat alleen die organisatie die rechtspersoonlijkheid bezit en door vrijwilligers wordt bestuurd, als vrijwilligersorganisatie wordt aangemerkt. Dit kunnen zowel verenigingen als stichtingen zijn. Beoogd wordt om natuurlijke personen en commerciële instellingen niet voor subsidie in aanmerking te laten komen op grond van deze subsidieverordening. De raad heeft overigens door een afzonderlijke bepaling de in de bijlage 1, genoemde kerkgenootschappen ook onder deze definitie gebracht.

Sommige professionele organisaties worden (uitsluitend) door vrijwilligers bestuurd. Zij zijn echter voor toepassing van de onderhavige verordening uitgesloten omdat er geen commerciële doelstelling mag zijn.

 

Artikel 2. Grondslag subsidie

De hoofdbepaling wordt gevormd door artikel 2. Alleen als de vrijwilligersorganisatie activiteiten verricht die in belangrijke mate ten goede komen aan de Landgraafse gemeenschap, kan subsidie worden verstrekt. Het is aan het College om te bepalen of daarvan sprake is.

Dit hoofdthema komt in de navolgende bepalingen steeds weer terug.

Het verenigingsleven is op zichzelf genomen een basis waarop de Landgraafse gemeenschap terug kan vallen. Het is van belang om actief aan dit verenigingsleven deel te nemen. Door te subsidiëren wordt het ook voor verenigingen gemakkelijker gemaakt om zich meer naar buiten te richten. Deelname aan het verenigingsleven bevordert de sociale cohesie en stimuleert de gemeenschapzin. Het haalt mensen uit hun isolement. Meer bewegen en participeren, bevordert een gezonde levensstijl. Ook daar dragen verenigingen aan bij.

Daarnaast zijn er organisaties en instellingen die van groot maatschappelijk nut zijn voor de gemeente Landgraaf. Ledensubsidie is voor deze categorie niet geschikt omdat zij niet altijd in de vorm van een vereniging opereren. En daarnaast liggen vaak de activiteiten van die organisatie in aard en omvang al vast zodat ledenwerving geen doel op zich kan zijn. Om die reden is gekozen voor de waarderingssubsidie. Ook hiervoor geldt als hoofdcriterium dat het moet gaan om activiteiten die de Landgraafse gemeenschap ten goede komen.

 

Nu voor de waarderingssubsidie in de bijlage van de verordening de meeste vrijwilligers-organisaties zijn genoemd, is al direct bekend om welke organisaties het gaat en kan ook al direct subsidie worden vastgesteld.

Medio oktober/november wordt elk jaar de begroting door de raad vastgesteld voor het daaropvolgende kalenderjaar.

Het College zal vervolgens voor 1 januari algemeen bekend maken welk subsidiebudget de raad beschikbaar heeft gesteld voor uitvoering van de subsidieverordening en welke deelbudgetten, onderverdeeld naar werksoorten, voor ledensubsidie en stimuleringssubsidie, beschikbaar komen. Daarnaast wordt ook bekend gemaakt welk budget voor waarderingssubsidie in het daaropvolgende subsidiejaar beschikbaar is.

Het kan natuurlijk voorkomen dat bepaalde organisaties niet in de bijlage zijn opgenomen, terwijl mag worden aangenomen dat ook zij aan de doelstelling van de regeling voldoen. Indien in de loop van het jaar dergelijke organisaties zich melden, zou bij de begrotingsbehandeling van enig jaar, door de raad kunnen worden besloten de bijlage van de lijst aan te vullen of de bedragen aan te passen.

 

Artikel 3. Gemeentelijke doelstellingen

De subsidieverordening is het instrument dat kan bijdragen aan het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen en ambities zoals die zijn vastgelegd in allerlei door de raad vastgestelde kaders en regels. In de algemene toelichting zijn een aantal van de door de raad vastgestelde beleidskaders genoemd.

 

Maar ook na de inwerkingtreding van deze verordening vastgelegde doelstellingen vormen vervolgens het toetsingskader voor toepassing van de subsidieverordening. Op die wijze kan ook op nieuwe ontwikkelingen worden ingespeeld.

 

Artikel 4. Overleg

Om de gemeente in staat te stellen beleid te maken en vast te stellen of de activiteiten passen binnen de doelstellingen die de gemeenteraad nastreeft, is regelmatig input gewenst van de kant van de vrijwilligersorganisaties. Daarom is het nodig dat een vrijwilligersorganisatie deelneemt aan door het College gewenst overleg met daartoe door het College aangewezen ambtenaren of instellingen. Dat kan voorafgaand aan de beslissing omtrent de subsidie zijn maar ook lopende het subsidiejaar.

Werkt de vrijwilligersorganisatie niet of onvoldoende mee aan het gewenste overleg, dan kan dat worden gesanctioneerd.

 

Artikel 5. Werksoorten ledensubsidie

In dit artikel zijn de onderscheidene werksoorten opgenomen.

Een vrijwilligersorganisatie kan slechts onder een werksoort vallen, ook al zouden binnen de organisatie meerdere takken van sport worden beoefend. Dan zal aangesloten moeten worden bij de hoofdactiviteit van de organisatie. Alle leden, ongeacht welke sport zij beoefenen, tellen dan overigens wel mee bij de berekening van de ledensubsidie.

Een werksoort is volgens de definitie een verzameling van activiteiten of belangen die gelijk of gelijksoortig zijn. De ene werksoort sluit de andere werksoort uit, althans in die zin dat een vrijwilligersorganisatie slechts onder een enkele werksoort kan vallen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 8. Uit de statuten van een vereniging valt vaak al op te maken tot welke werksoort de activiteiten moeten worden gerekend.

In het eerste lid is een limitatieve opsomming van werksoorten opgenomen. Voor een deel gaat het daarbij om sportactiviteiten die door het NOC*NSF zijn erkend. Lidmaatschap van deze koepelorganisaties is overigens niet als vereiste voor toepassing van de verordening gesteld.

De werksoort “ontmoeten” is gehandhaafd. Hieronder vallen die vrijwilligersorganisaties die niet direct onder een van de andere werksoorten geschaard kunnen worden. Te denken valt aan biljartverenigingen, postduivenverenigingen, sjoelverenigingen, schietsportverenigingen (niet zijnde schutterijen) etc.

Ook deze vrijwilligersorganisaties kunnen een bijdrage leveren aan de gemeentelijke doelstellingen en kunnen dus in aanmerking komen voor een ledensubsidie.

Voor de meeste werksoorten is het beschikbare budget als ledensubsidie aangemerkt. Voor drie werksoorten is in het tweede lid een onderverdeling gemaakt, hetgeen meer recht doet aan de binnen die werksoort geldende acitiviteiten.

 

Artikel 6. Aanspraak ledensubsidie

In dit artikel is de grondslag voor de ledensubsidie opgenomen. Uit de praktijk van de subsidieverordening vrijwilligersorganisatie 2009 is gebleken dat sommige organisaties in aanmerking zijn gebracht voor ledensubsidie hoewel zij in juridische zin niet als vereniging te boek stonden. Deze vrijwilligersorganisaties bleken veelal jeugdige leden te hebben die ook als zodanig waren geregistreerd. In het tweede lid is dan ook geregeld dat die rechtspersonen die in 2012 in aanmerking werden gebracht voor ledensubsidie, ook in het kader van onderhavige regeling een aanvraag kunnen indienen als ware zij een vereniging in de zin der wet.

 

In het derde lid is geregeld dat alleen die leden voor subsidie mogen worden meegeteld die een reële contributie betalen. Daarbij moet het gaan om een contributie waarvan de hoogte door de algemene ledenvergadering is vastgesteld. Hiermee wordt getracht te voorkomen dat verenigingen “fake-leden” gaan opvoeren, die bijvoorbeeld voor 1 euro per jaar lid kunnen worden van de vereniging, waardoor zij voor dit lid eveneens subsidie kunnen aanvragen. Er is van afgezien om het begrip “reëel” nader te definiëren. Mocht bij een volgende evaluatie blijken dat bestuur dan wel algemene ledenvergaderingen van vrijwilligersorganisaties tot oneigenlijke contributiehoogte besluiten, dan zal bijstelling van de verordening kunnen plaatsvinden. Op dit moment wordt er van uitgegaan dat door het vereiste van een bestuurs- of verenigingsbesluit, oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk wordt voorkomen. Daarnaast kan het college indien er twijfel bestaat over de reële hoogte, op basis van artikel 4 van de verordening, nadere informatie inwinnen.

 

Met contributie betalende leden is een bepaalde categorie van leden gelijkgesteld. Hieraan moet eveneens een bestuursbesluit of besluit van de algemene ledenvergadering ten grondslag liggen. Het gaat daarbij om ereleden, leden van verdiensten of andere gezinsleden indien al twee gezinsleden lid zijn van de vereniging. Dit zijn vaak leden die zich jarenlang belangeloos voor de organisatie hebben ingezet en die na hun actieve periode ook nog graag betrokken willen blijven bij het wel en wee van de vereniging. Uit de inspraakreactie van vrijwilligersorganisaties is gebleken dat het niet reëel wordt geacht voor deze leden een reële contributie te vragen. Soms is binnen een vereniging bepaald dat indien reeds een of meer gezinsleden contributie betalen, de verdere leden uit het gezin van contributie zijn vrijgesteld. Voor toepassing van deze subsidieverordening geldt dat tenminste twee gezinsleden reeds lid moeten zijn van de vereniging om als niet betalend lid mee te kunnen tellen voor de ledensubsidie. De vrijstelling moet blijken uit een bestuursbesluit dan wel besluit van de algemene ledenvergadering. Tenslotte blijkt bijvoorbeeld in het methodisch jeugd- en jongerenwerk soms sprake te zijn van een bepaald kader of kaderlid die zich als vrijwilliger voor de jeugd inzet. Men is wel lid maar men behoeft niet altijd contributie te betalen. Toch is het wenselijk indien zij voor de berekening van de ledensubsidie mee kunnen tellen. Artikel 6, vierde lid, voorziet hier nu in.

 

Artikel 7 Termijn aanvraag ledensubsidie

In dit artikel is geregeld dat de aanvraag voor ledensubsidie in elk geval voor 1 maart van het betreffende subsidiejaar moet zijn ingediend. Het gaat hierbij om een fatale datum. Verzoeken die te laat zijn ingediend, worden buiten behandeling gelaten.

Ten aanzien van verzoeken die wel tijdig zijn ingediend maar niet volledig zijn, wordt nog een korte hersteltermijn worden geboden. Is dan de aanvraag niet gecomplementeerd, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. De vrijwilligersorganisatie ontvangt hiervan zo snel mogelijk bericht. Het hanteren van een fatale datum is nodig omdat de hoogte van de subsidies afhankelijk is van het totaal aantal ingediende aanvragen binnen een werksoort.

 

Een aanvraag voor ledensubsidie kan formeel nooit voor 1 januari van het subsidiejaar worden ingediend, omdat 1 januari immers de peildatum is en voor die datum het ledental dus niet vast staat. Aanvragen kunnen daarom pas vanaf 1 januari van enig kalenderjaar worden ingediend.

De datum van ontvangst van het subsidieverzoek is de bepalende datum. De vrijwilligers-organisaties doen er dan ook goed aan om niet tot de laatste dag te wachten met verzending van de aanvraag. Nu het een fatale termijn betreft, is een dag te laat gewoon te laat. De aanvraag wordt dan zoals gesteld, buiten behandeling gelaten.

 

De verordening gaat er van uit dat de vaststelling van ledensubsidie voor 1 juni plaatsvindt.

Voor de indiening van de aanvraag voor waarderingsubsidie geldt geen fatale datum. In feite kan tot en met 31 december van enig jaar het subsidieverzoek nog worden gedaan. Is het kalenderjaar verstreken, dan kan niet met terugwerkende kracht alsnog over het voorgaande subsidiejaar een verzoek worden gedaan. Bij de waarderingssubsidie kan de subsidie eveneens direct door het College worden vastgesteld omdat in bijlage 1 van de verordening de hoogte van de bedragen immers al door de raad is vastgelegd.

 

 

 

Artikel 8. Inhoud aanvraag ledensubsidie

Het is niet mogelijk om als vrijwilligersorganisatie een subsidie aan te vragen voor meerdere werksoorten. Getracht is om tot een omschrijving van de werksoorten te komen die tussen de werksoorten zelf voldoende onderscheid aanbrengt. Bij de aanvraag zal de organisatie duidelijk aan moeten geven hoeveel contributie betalende leden en overige leden staan geregistreerd met een onderverdeling naar leeftijd. Daarnaast zal de vrijwilligersorganisatie duidelijk moeten aangeven welke activiteiten de reguliere activiteiten zijn zodat snel kan worden vastgesteld onder welke werksoort men valt. Bij onduidelijkheid hierover zal de statutaire doelstelling van de organisatie veelal nog uitkomst kunnen bieden. Zou men in beginsel onder meerdere werksoorten kunnen vallen, dan is het van belang dat hierover vroegtijdig met het College contact wordt gezocht opdat dit de besluitvorming naderhand niet zal vertragen.

Door het College wordt een aanvraagformulier vastgesteld op basis waarvan de vrijwilligersorganisatie de aanvraag kan doen. Het gebruik van het formulier is in beginsel verplicht. Wordt het aanvraagformulier niet gebruikt dan bestaat de mogelijkheid dat de aanvraag om subsidie buiten behandeling wordt gesteld.

Bij de aanvraag moet tenminste inzicht worden gegeven in het aantal leden per 1 januari van het subsidiejaar, onderverdeeld naar de leeftijden jonger dan 23 jaar en 23 jaar en ouder. Inzicht in de categorie tot 55 jaar en 55 jaar en ouder is weliswaar geen criterium voor toepassing van de subsidieverordening, maar kennisname is eveneens voor het College van belang om de ontwikkelingen op diverse terreinen te kunnen volgen en om te bezien of wellicht de leeftijdscriteria in de verordening na verloop van tijd moeten worden bijgesteld.

 

Artikel 9. Berekening subsidie

In dit artikel is de berekeningsmethodiek opgenomen.

De peildatum voor de berekening van de ledensubsidie is 1 januari van het subsidiejaar. Dat is dus het jaar waarin en waarvoor ook de subsidie wordt aangevraagd. Op die manier wordt snel het effect zichtbaar van een stijgend of dalend geregistreerd ledental. De subsidiehoogte is immers direct afhankelijk van het aantal personen dat op 1 januari geregistreerd lid is van de vereniging. Stijgt het aantal leden gedurende het kalenderjaar, dan heeft dit al direct op de eerstvolgende 1 januari effect op de subsidiehoogte voor het volgende subsidiejaar.

Dat is alleen anders indien alle vrijwilligersorganisaties binnen de werksoort op 1 januari in dezelfde mate het ledental zien stijgen. Dan blijft de subsidie uiteraard gelijk omdat het subsidiebudget voor de werksoort (afgezien van de indexering) gelijk blijft. Dat valt echter niet te verwachten. Zou zich dit toch voordoen dan kan de raad eventueel tussentijds het begrotingsbudget bijstellen.

Nu het college van jaar tot jaar het budget voor de werksoorten vaststelt, kan rekening worden gehouden met sterk fluctuerende ledentallen binnen de werksoorten. Ook gedurende het jaar kan nog worden besloten het budget voor een bepaalde werksoort op te hogen. Daar profiteren dan alle vrijwilligersorganisaties binnen die werksoort van.

Uiteraard is het de bedoeling dat degene die als (contributie betalend) lid werd geregistreerd per 1 januari dat ook blijft en niet weer op 2 januari zijn of haar lidmaatschap opzegt. Indien dat het geval zou zijn of indien dat een patroon zou worden, hetgeen via controles en steekproeven kan worden achterhaald, zou dat reden zijn om op grond van misbruik en oneigenlijk gebruik, de verstrekte subsidie alsnog geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. De raad heeft er echter bij het vaststellen van de onderhavige subsidieverordening voor gekozen om uit te gaan van vertrouwen. Het vertrouwen dat de vrijwilligersorganisaties die actief zijn in de gemeente Landgraaf, correcte opgaven zullen doen. Bovendien heeft elke vereniging er ook belang bij dat het juiste ledental wordt opgegeven. De verwachting is namelijk dat men elkaar nauwlettend zal volgen. Door de subsidiesystematiek is men immers voor de hoogte van de subsidie, min of meer met elkaar verbonden.

Mocht er een organisatie zijn die het niet zo nauw neemt met een juiste opgave, zal dit snel genoeg blijken. Ofwel door oplettende organisaties binnen dezelfde werksoort ofwel door de steekproefsgewijze controle die er, al dan niet op verzoek van andere organisaties, zal plaatsvinden.

 

Voor de ledensubsidie is gekozen voor de leeftijdsgrens van jonger dan 23 jaar en 23 jaar en ouder. De ervaring leert dat veel jongeren zodra zij 21, 22 jaar worden, hun lidmaatschap eindigen omdat er nog zoveel andere dingen zijn. En dat is jammer. Juist deze categorie zou behouden moeten blijven omdat juist zij weer een voorbeeld kunnen zijn voor de jongeren in de club. Daarom wordt deze leeftijdscategorie met dubbele punten gewaardeerd, hetgeen er toe kan leiden dat de vereniging extra moeite zal doen om deze leeftijdsklasse bij de club te behouden.

Leden van 23 jaar en ouder worden voor wat betreft de puntentoedeling, allen over een kam geschoren. Zij krijgen een punt en de categorie jonger dan 23 jaar, krijgt 2 punten.

De personen die op basis van een bestuursbesluit of besluit van de algemene ledenvergadering zijn vrijgesteld van het betalen van contributie, mogen worden meegeteld voor de ledensubsidie. Ook voor deze leden geldt het leeftijdscriterium van 23 jaar en ouder en jonger dan 23 jaar.

 

Een voorbeeld werkt verhelderend.

Het College heeft voor het subsidiejaar bepaald dat voor werksoort X een budget beschikbaar is van € 10.000,00.

Binnen de werksoort X dienen drie verenigingen een verzoek om ledensubsidie in.

 

Vereniging A: 120 jeugdleden tot 23 jaar = 240 punten

100 leden van 23 jaar en ouder 100 punten

220 leden subtotaal 340 punten

 

Vereniging B: 25 jeugdleden tot 23 jaar = 50 punten

125 leden van 23 jaar en ouder = 125 punten

150 leden subtotaal 175 punten

 

Vereniging C: 50 jeugdleden tot 23 jaar = 100

60 leden 23 jaar en ouder = 60 punten

110 leden subtotaal 160 punten

 

Bedrag van € 10.000,00 : totaal aantal punten: 675 = € 14,8148 per punt

 

Ledensubsidie vereniging A: ·340 X 14,8148 = € 5037,04

Ledensubsidie vereniging B: ·175 X €14,8148 = € 2.592,59

Ledensubsidie vereniging C: ·160X € 14,8148 = € 2370,37

Totaal: € 10.000,00

 

 

Vereniging B vertrouwt de uitkomst niet. Tijdens een door vereniging B ingestelde bezwaren-procedure blijkt dat vereniging A. zich heeft vergist en geen 120 jeugdleden heeft, maar slechts de helft (60).

Dat betekent dat er een herberekening binnen de werksoort zou moeten plaatsvinden die er toe zou leiden dat voor alle drie de verenigingen de hoogte van de subsidieverlening wijzigt (dus ook voor de vereniging die geen bezwaar heeft gemaakt). Een dergelijke doorwerking zou het beginsel van rechtszekerheid onder druk kunnen zetten.

Dat lijkt ongewenst. Om die reden is een bepaling opgenomen dat de hoogte van de subsidieverstrekking alleen kan wijzigen voor degene die bezwaar maakt. Gezien het in artikel 7:11 Awb neergelegde beginsel van reformatio in peius (het beginsel dat het maken van bezwaar de bezwaarmaker niet in een slechtere positie mag brengen) kan dat dan alleen leiden tot een gelijke of hogere subsidievaststelling.

Voor de overige vrijwilligersorganisaties binnen de werksoort heeft de uitkomst van het bezwaar dan geen (direct) effect. De subsidievaststellingen zullen in de meeste gevallen dan ook al onherroepelijk zijn geworden. Mocht later blijken dat door een foutieve opgave van het ledental een te hoge ledensubsidie is toegekend die door het college niet kon worden voorzien, kan onder omstandigheden terugvordering plaatsvinden, Ook dit heeft geen gevolgen voor de overige subsidievaststellingen.

Het bedrag dat mogelijk niet tot uitbetaling komt, valt terug in de algemene middelen.

 

De puntenverdubbeling indien de vrijwilligersorganisatie is aangesloten bij koepelorganisaties blijft ongewijzigd nu uit de inspraakreacties een meerderheid voorstander was van handhaving.

De ledenaantallen geschieden anoniem. Daarmee wordt de privacy gewaarborgd. Wel kan controle plaatsvinden op de door de vrijwilligersorganisatie opgegeven aantallen en hieraan verbonden leeftijd. Dan zal uit de administratie van de vrijwilligersorganisatie tenminste moeten blijken dat het opgegeven aantal jeugdleden en contribuerende leden klopt met de werkelijkheid.

 

Voor drie werksoorten is een verdeling van het budget gemaakt omdat hierdoor voor de werksoort meer maatwerk kan worden geboden. Voor de werksoorten zwemmen en duiksport respectievelijk methodisch jeugd- en jongerenwerk, vindt een nadere berekening van de budgetverdeling plaats op basis van de opgaven die worden gedaan.

 

Artikel 10. Behandeling van de aanvraag ledensubsidie

Bij de subsidievaststelling verschaft het College concreet inzicht in de wijze waarop de hoogte van het subsidiebedrag tot stand is gekomen. Omdat de hoogte van de subsidie voor de een afhangt van de hoogte van de subsidie voor de ander, zal dit er toe leiden dat het College binnen de werksoort inzicht zal moeten geven hoe de puntentoedeling er uit is gaan zien en wat de waarde van elk punt is geworden. Op die wijze kunnen de vrijwilligersorganisaties ook zelf nagaan of de hoogte van de subsidie correct is bepaald

In tegenstelling tot voorgaande jaren wordt direct tot subsidievaststelling overgegaan. Het ledental is immers bepalend. Er hoeft niet meer te worden afgewacht welke activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

Het college beslist voor 1 juni op een aanvraag. Voor zover de besluitvorming niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, kan de vrijwilligersorganisatie rechtsreeks beroep aantekenen bij de rechtbank tegen het niet nemen van een tijdige beslissing. Ook de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, is op de te nemen beslissingen van toepassing. Na de ingebrekestelling heeft het college dan nog veertien dagen de tijd om te beslissen. Verstrijkt die termijn terwijl geen beslissing is genomen, dan verbeurt het college van rechtswege de dwangsom.

 

Artikel 11. Voorschot ledensubsidie

Indien het college niet voor 1 juni heeft beslist, bijvoorbeeld doordat een van de organisaties binnen een werksoort de voor de beoordeling benodigde informatie niet of niet tijdig heeft verstrekt, is het toch mogelijk om aan deze of overige organisaties een voorschot te verstrekken. Artikel 11 vormt daartoe de grondslag. Het voorschot is dan ten hoogste 60% van de in het voorgaande jaar aan de vrijwilligersorganisatie toegekende subsidie. Het voorschot moet direct worden terugbetaald als de aanvraag om subsidie wordt geweigerd. Een voorschot van 60% is niet mogelijk indien de vrijwilligersorganisatie voor het eerst een subsidieaanvraag indient.

 

Artikelen 12 en 13. Gevolgen wijziging subsidiehoogte en melding college

Deze artikelen spreken voor zich.

 

Artikel 14. Grondslag waarderingssubsidie

Aan organisaties die van maatschappelijke betekenis worden geacht binnen de gemeente Landgraaf kan een zgn. waarderingssubsidie worden verstrekt. In bijlage 1 bij dit besluit staan de vrijwilligersorganisatie genoemd die hiertoe een aanvraag bij het College kunnen indienen. Er wordt van uitgegaan dat deze organisaties door vrijwilligers wordt bestuurd. Mocht blijken dat dat niet het geval is, dan kan geen subsidie worden verstrekt ook al staat de organisatie als zodanig in de bijlage genoemd. De kerkelijke instellingen zijn daarbij door de raad in elk geval gelijkgesteld met vrijwilligersorganisaties.

De hoogte van de waarderingsbijdrage voor de in de bijlage genoemde organisaties staat al vast. Het openbare debat hierover op basis van door het College aangereikte criteria, heeft in de raad plaatsgevonden bij de vaststelling van de subsidieverordening.

Tegen de hoogte van het subsidiebedrag kan dan ook geen bezwaar worden gemaakt.

De in de bijlage genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de prijsontwikkeling bruto binnenlands product zoals in het voorjaar van het subsidiejaar door het Centraal Planbureau gepubliceerd.

 

Artikel 15. Waarderingssubsidie bestaansjubileum

In dit artikel is geregeld dat aan de vrijwilligersorganisatie, ook een waarderingsbijdrage kan worden verstrekt in het geval een bestaansjubileum wordt gevierd. Het gaat hierbij vooral om een symbolische bijdrage voor de feestvreugde. Hiervoor behoeft geen uitvoerige onderbouwing door de organisatie plaats te vinden. De aanvraag van subsidie is dan ook vormvrij. Het moet wel aannemelijk zijn dat men daadwerkelijk het aangegeven jubileum heeft, hetgeen kan blijken uit de (oorspronkelijke) statuten. Het komt voor dat in de loop der jaren een fusie van verenigingen heeft plaatsgevonden. Er zou dan discussie kunnen ontstaan omtrent het aan te houden jubileumjaar. Het is dan echter redelijk om aan te sluiten bij het ontstaansjaar van de "oudste" vereniging. De bedragen lopen op naargelang de vrijwilligersorganisatie langer bestaat. Een maximumbedrag wordt verstrekt indien de organisatie honderd jaar bestaat. De cyclus begint steeds opnieuw. Dat wil zeggen dat de organisatie € 200,00 ontvangt bij een 125 jarig bestaansjubileum, € 300,00 bij een 150 jarig jubileum € 400,00 bij een 175 jarig jubileum en € 500,00 indien de organisatie 200 jaar bestaat. De maximale waarderingssubsidie is dus telkens € 500,00 ook al bestaat de organisatie bijvoorbeeld 400 jaar.

Carnavalsverenigingen kennen hun eigen jubileumjaren. In het tweede lid is hieraan tegemoet gekomen. Toepassing van het tweede lid sluit uiteraard toepassing van het eerste lid uit.

De waarderingssubsidie bestaansjubileum geldt voor alle vrijwilligersorganisaties en kan dus plaatsvinden, naast de ledensubsidie.

 

Artikel 16. Aanvraag waarderingssubsidie

In dit artikel is opgenomen dat de aanvraag voor een waarderingsubsidie moet worden ingediend op basis van een door het College beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Dit geldt niet voor de waarderingssubsidie voor een bestaansjubileum.

Waarderingssubsidie en overigens ook stimuleringssubsidie en accommodatiesubsidie, zijn niet aan een datum gebonden. Het hele subsidiejaar, althans tot uiterlijk op 31 december, kunnen subsidieaanvragen worden ingediend. Wel bestaat dan de kans dat het budget voor de waarderingssubsidie inmiddels is uitgeput door het totaal aan toezeggingen.

 

Indien de organisatie in het voorafgaande jaar eveneens subsidie ontving, dient bij de aanvraag een ingevuld en door de bevoegde bestuurders ondertekend verantwoordingsformulier te worden toegevoegd. Dat geldt niet voor de aanvraag om subsidie in verband met een bestaansjubileum.

Indien positief op de aanvraag wordt beslist, wordt de subsidie direct vastgesteld.

 

Artikel 17. Grondslag stimuleringssubsidie

In dit artikel is opgenomen dat een vrijwilligersorganisatie subsidie kan aanvragen voor de door de organisatie gemaakte kosten die in het bijzonder zijn gemaakt om het voor personen met een beperking mogelijk te maken een georganiseerde activiteit bij te wonen. Indien het door het maken van extra kosten voor leden met een beperking mogelijk wordt gemaakt aan bepaalde activiteiten deel te nemen, kan ook hiervoor subsidie worden verstrekt. De subsidie is uitdrukkelijk bedoeld om de organisaties te stimuleren om bij hun activiteiten personen met een beperking meer te betrekken. Het gaat daarbij in het bijzonder om beperkingen die het de betreffende persoon anders onmogelijk of te moeilijk zouden maken de activiteit bij te wonen of er aan te participeren.

De aanvraag wordt ingediend op basis van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Bij de aanvraag dient aannemelijk te worden gemaakt dat de extra kosten met het door de verordening beoogde doel zijn gemaakt. Bovendien moeten (kopieën van) de facturen waaruit die kosten blijken, worden toegevoegd. Per subsidiejaar kan er per organisatie een bedrag worden verstrekt van ten hoogste 500 euro. Indien het gaat om twee aanvragen per jaar, ieder voor 200 euro, mogen die bedragen bij elkaar worden opgeteld en kan de organisatie voor beide keren de stimuleringsubsidie ontvangen, tenzij door het totaal aan toezeggingen het voor stimulerings-subsidie beschikbare budget is uitgeput.

 

Artikel 18. Aanvraag stimuleringssubsidie

Ook voor deze subsidievorm stelt het college een aanvraagformulier beschikbaar. Bij het aanvraagformulier dienen die facturen te worden toegevoegd waaruit blijkt dat de kosten zijn gerelateerd aan het beoogde doel. Indien de factuur meerdere kosten dan de extra kosten in verband met de subsidie, is het van belang dat de vrijwilligersorganisatie aangeeft om welke extra kosten het gaat. Het college gaat vervolgens binnen een termijn van 8 weken over tot vaststelling van het besluit, tenzij uitstel noodzakelijk is. Dan ontvangt de vrijwilligersorganisatie hierover tijdig bericht.

 

Artikel 19. Algemene weigeringsgronden subsidie

In dit artikel zijn de algemene weigeringsgronden voor alle vormen van subsidie opgenomen, dus voor de leden- en stimuleringssubsidie, de waarderingssubsidie alsook de accommodatiesubsidie In het eerste lid is bepaald dat subsidie moet worden geweigerd indien de omschreven omstandigheid zich voordoet.

Indien naar het oordeel van het College de reguliere activiteiten niet in belangrijke mate ten goede komen aan de Landgraafse gemeenschap, dan zal de subsidie moeten worden geweigerd.

In nauwe samenhang met het eerste lid, is in het tweede lid opgenomen dat subsidie wordt geweigerd indien de activiteiten, naar het oordeel van het College, de gemeentelijke doelstellingen zoals verwoord in artikel 3, niet zullen versterken.

Het College zal elke weigering van subsidie met voldoende motieven moeten onderbouwen. Daarbij gelden uiteraard onverkort de beginselen van behoorlijk bestuur, zoals de motiveringsplicht.

Het College heeft de discrétionaire bevoegdheid de subsidie te weigeren indien blijkt dat de activiteiten niet of in onvoldoende mate binnen de gemeente Landgraaf plaatsvinden. Dat zal uiteraard alleen gebeuren indien vaststaat dat de activiteiten niet meer ten goede komen aan de Landgraafse gemeenschap. Een vereniging in Landgraaf die kajakactiviteiten centraal heeft staan, zal die activiteiten immers veelal buiten de gemeentegrenzen laten plaatsvinden. Het ligt dan niet voor de hand dat dan op die grond de subsidie wordt geweigerd. Wel zal deze vereniging dan moeten onderbouwen dat de activiteiten de Landgraafse gemeenschap ten goede komen; bijvoorbeeld door aan te tonen dat de bestuursvergaderingen binnen Landgraaf plaatsvinden of doordat de leden voornamelijk in Landgraaf zelf woonachtig zijn.

Om privacyoverwegingen zal het College daarbij niet vragen naar naam en toenaam van de leden. Wel kan uit de steekproefsgewijze controle worden nagegaan of de bewering van de vrijwilligersorganisatie juist is geweest.

 

Artikel 20. Bijzondere weigeringsgronden ledensubsidie

In dit artikel zijn de bijzondere weigeringsgronden opgenomen die alleen gelden voor de ledensubsidie. Indien het College de subsidie wil weigeren dan zal in de subsidiebeslissing voldoende moeten worden gemotiveerd waar de weigering op is gebaseerd.

Uitputting van het subsidiebudget is voor de leden geen weigeringsgrond omdat immers vooraf de budgetten per werksoort bekend zijn en die vloeien rechtstreeks voort uit de begroting.

Ten overvloede zij vermeldt dat het evenmin kan voorkomen dat de accommodatiesubsidie wordt geweigerd op grond van uitputting van de begroting, omdat de raad zich immers heeft verplicht tot en met het jaar 2014, het verschil tussen de oude en de nieuwe huur te vergoeden.

 

Artikel 21. Bijzondere weigeringsgronden waarderings- en stimuleringssubsidie

In dit artikel is opgenomen dat het niet zo kan zijn dat de vrijwilligersorganisatie voor dezelfde activiteiten reeds subsidie ontvangt of hiertoe een aanvraag heeft ingediend. De waarderingssubsidie of stimuleringsubsidie kan bovendien worden geweigerd indien het beschikbare budget in dat jaar is uitgeput, ook al wordt de vrijwilligersorganisatie in de bijlage bij de verordening met name genoemd. Het is dus van belang om zo vroeg mogelijk de subsidieaanvraag in te dienen.

Overigens ligt het niet voor de hand te veronderstellen dat de budgetten voor de waarderingssubsidie zijn uitgeput, omdat de raad bij de begrotingsvaststelling de in de bijlage genoemde bedragen wel al kent.

Verder is het zo dat indien zou blijken dat er meer budget nodig is dan werd geprognosticeerd, de raad altijd de bevoegdheid heeft om het budget via een begrotingswijziging op te hogen.

 

Artikel 22. Niet naleving voorschriften

In dit artikel is geregeld dat het College bevoegd is bij de subsidievaststelling de subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de in dit artikel opgesomde omstandigheden zich voordoen. Ook dit moet steeds goed worden gemotiveerd.

 

Artikel 23. Algemene intrekkingsgronden

In dit artikel is geregeld dat het College bevoegd is de reeds verstrekte subsidie geheel of gedeeltelijk in te trekken resp. terug te vorderen indien de in dit artikel opgesomde omstandigheden zich voordoen. Ook hier geldt het proportionaliteitsbeginsel. Het teruggevorderde bedrag dient in een redelijke verhouding te staan tot de overtreding.

 

Artikel 24. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Voor de subsidieverstrekking mag het College uitgaan van de opgave van de vrijwilligersorganisaties van bijv. het aantal geregistreerde contributie betalende leden. Het College behoeft dus niet na te gaan of het aantal opgegeven leden ook daadwerkelijk lid is en of dit aantal leden ook daadwerkelijk contributie betaald. Bepalend is dus de opgave die de organisatie doet. De raad kiest hier nadrukkelijk voor omdat men uitgaat van vertrouwen. Maar bij de steekproefsgewijze controle zal wel kunnen worden nagegaan of het opgegeven aantal overeenstemt met de werkelijkheid. Mocht blijken dat de vrijwilligersorganisatie misbruik of oneigenlijk gebruik maakt van de subsidiemogelijkheden, trekt het College de ten onrechte verstrekte subsidie in en gaat over tot terugvordering van het reeds uitbetaalde subsidiebedrag. Dit is imperatief. Bij de subsidieverordening is er dus voor gekozen om primair uit te gaan van de juistheid van de door de vrijwilligersorganisatie verstrekte gegevens. Die keuze impliceert dat de kans dat zich misbruik en oneigenlijk gebruik voordoet, natuurlijk groter wordt. Maar dit weegt naar het oordeel van de raad niet op tegen de voordelen van een administratief gemakkelijk door te voeren systematiek.

Om te voorkomen dat er toch organisaties zijn die misbruik of oneigenlijk gebruik gaan maken, zal er voldoende controle moeten zijn. Steekproefsgewijs zullen bij de verenigingen controles worden uitgevoerd op de opgegeven ledentallen en ook of deze allen een reële contributie betalen.

Mocht blijken dat sprake is van misbruik en oneigenlijk gebruik, dan is het College gehouden om het ten onrechte verstrekte subsidiebedrag terug te vorderen.

Dit past ook binnen het door de raad op 13 april 2006 vastgestelde beleidskader misbruik en oneigenlijk gebruik.

Dit heeft overigens geen gevolgen voor de overige organisaties die vallen binnen dezelfde werksoort. De dan vrijkomende middelen vallen terug in de algemene middelen.

 

Artikel 25. Voorafgaand overleg

Het is redelijk dat, voordat tot sancties wordt overgegaan, door of namens het College ten minste een maal overleg wordt gevoerd met de vrijwilligersorganisatie. Bij dergelijk overleg kunnen dan over en weer de argumenten worden gewisseld die kunnen bijdragen aan een zorgvuldige besluitvorming.

 

Artikel 26. Nadere voorschriften

Het College is bevoegd aan de verstrekking van de subsidie nadere voorschriften te verbinden. Dat mogen alleen maar voorschriften zijn die in directe relatie staan tot de wijze waarop het doel waarvoor de subsidie wordt verleend, wordt verwezenlijkt. Er mogen geen volstrekt nieuwe voorwaarden worden verbonden die niet met het doel van subsidieverstrekking van doen hebben. Dat is in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur.

 

Artikel 27. Controle

Om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen is in dit artikel bepaald dat de vrijwilligersorganisatie alle medewerking verleent en inzage geeft in alle boeken en bescheiden, om de rechtmatigheid van de subsidie vast te kunnen stellen.

 

Artikel 28. Compensatie voor kostendekkende huur

Binnen de gemeente wordt aan in de bijlage 2 genoemde organisaties een accommodatie verhuurd. Deze accommodaties zijn nodig om de verenigingsactiviteiten te kunnen uitvoeren. In verband met de nodige transparantie in huren is eerder reeds besloten dat voortaan tegen kostendekkende huur de accommodaties beschikbaar worden gesteld. Dit betekent echter voor een aantal organisaties een dermate grote aderlating dat het voortbestaan van de organisatie in gevaar zou komen. Daarom heeft de raad er voor gekozen om deze hogere huren gedurende de gebruikelijke looptijd van vijf jaren in elk geval te compenseren.

Aan de in bijlage 2, bij dit besluit genoemde organisaties wordt op schriftelijke aanvraag accommodatiesubsidie verstrekt indien en voor zover tussen de organisatie en de gemeente Landgraaf voor 1 januari 2010, een nieuwe huurovereenkomst tot stand komt.

Alleen die organisaties die tijdig, in elk geval binnen drie maanden nadat de huurovereenkomst inging, de aanvraag om subsidie bij het College hebben ingediend, komen voor subsidie in aanmerking. De huurovereenkomst dient uiterlijk 1 januari 2010 te zijn ingegaan. De laatste datum waarop de subsidie kon worden aangevraagd, was 31 maart 2010 is. De subsidie kan met terugwerkende kracht, dwz tot het moment dat de nieuwe huur inging, worden verleend.

De aanvraag hoeft slechts een maal te worden gedaan. De subsidie wordt verstrekt zolang de huurovereenkomst doorloopt, althans tot en met het kalenderjaar 2014.

Indien in de huurovereenkomst een indexering is opgenomen, is die index automatisch ook van toepassing op de hoogte van de accommodatiesubsidie, omdat die hoogte is gekoppeld aan het verschil tussen de oude en de nieuwe huursom.

De raad heeft er voor gekozen om aan organisaties die een eigen pand in gebruik hebben of van derden huren, geen accommodatiesubsidie beschikbaar te stellen. Het is duidelijk dat op een later moment de fundamentele discussie zal moeten plaatsvinden of en zo op welke wijze in algemene zin accommodatiesubsidie beschikbaar zal worden gesteld. Vooralsnog is er voor gekozen om uitsluitend in verband met de noodzakelijk geachte transparantie, de subsidie te beperken tot de in de bijlage genoemde organisaties. Nu gekozen wordt voor de formulering organisaties, is darmee bepaald dat het niet persé om een vrijwilligersorganisatie behoeft te gaan.

 

Artikel 29. Beslissing accommodatiesubsidie

In dit artikel is geregeld dat binnen 8 weken over de aanvraag moet worden beslist.

In het tweede lid is opgenomen dat de raad zich verplicht om ten minste tot en met het kalenderjaar 2014 voldoende middelen beschikbaar ter dekking van de accommodatiesubsidie. Dit is een garantie dat de huurders dan ook daadwerkelijk hun aanspraak te gelde kunnen maken.

 

 

Artikel 30. Toestemming College bij verhuur

Het is voor het College van belang te weten of de vrijwilligersorganisatie nog steeds degene is die het pand daadwerkelijk gebruikt. In de huurovereenkomsten zal veelal een vergelijkbare bepaling zijn opgenomen, maar het is ook van belang dat publiekrechtelijke sanctiemogelijkheden bestaan indien niet aan het toestemmingvereiste wordt voldaan.

 

Artikel 31. Weigering, intrekking en bijstelling accommodatiesubsidie

In dit artikel is opgenomen dat de subsidie wordt geweigerd indien zonder toestemming van het College het pand wordt doorverhuurd.

Het tweede en derde lid bevatten een bevoegdheidsbepaling van het College. In het derde lid is geregeld dat ook al is daarvoor toestemming verleend, de hoogte van de subsidie kan worden aangepast nu de vrijwilligersorganisatie immers zelf de kosten niet meer heeft.

 

Artikel 32. Uitbetaling accommodatiesubsidie

De accommodatiesubsidie wordt telkens uitbetaald voorafgaand aan de uiterste datum waarop de huur verschuldigd is.

Mocht de vrijwilligersorganisatie in gebreke blijven om de verschuldigde huurpenningen te betalen, dan is het College bevoegd om de uitbetaling van de accommodatiesubsidie op te schorten. Het gaat hierbij om een bevoegdheid. Opschorting zal niet hoeven plaats te vinden indien incidenteel de huurpenningen enkele dagen te laat worden voldaan. Dit wordt anders indien de vrijwilligersorganisatie de huurschuld structureel laat oplopen.

 

Artikel 33. Einde accommodatiesubsidie

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 34. Periodieke evaluatie

Het College zal elk jaar de raad informeren over de ontwikkelingen per werksoort. Daarvoor is nodig dat er periodiek overleg plaatsvindt tussen de ambtelijke organisatie, de portefeuillehouder enerzijds en de betreffende vrijwilligersorganisaties.

Om de twee jaar informeert het College de raad over de ontwikkelingen met betrekking tot de waarderingssubsidie en de accommodatiesubsidie.

Om de vier jaar vindt evaluatie van onderhavige verordening plaats.

Het ligt in de bedoeling dat bij die evaluatie de vrijwilligersorganisaties opnieuw worden betrokken en dat bij de evaluatie de ervaringen van de organisaties worden meegenomen.

Mochten zich tussentijds ontwikkelingen voordoen die ten tijde van de totstandkoming van deze verordening, niet waren voorzien, zal dit tijdig ter kennis van de raad komen en zal waar mogelijk en nodig, de verordening door de raad kunnen worden bijgesteld.

 

Artikel 35. Overgangsbepaling

De overgangsregeling beperkt zich tot die situatie dat aanvragen tot subsidieverlening die in 2012 zijn ingediend, nog met toepassing van de voorgaande subsidieregeling worden afgewikkeld. Door de systematiek van subsidieverlening en subsidievaststelling in het opvolgende kalenderjaar, zalde subsidievaststelling in 2013 die betrekking heeft op het subsidiejaar 2012, nog overeenkomstig de subsidieverordening vrijwilligersorganisaties Landgraaf 2009, worden afgewikkeld. Ook indien uit de in 2013 vastgestelde subsidievaststelling nog bezwaar of beroep zou voortvloeien, is hierop de “oude” subsidieverordening van toepassing. Het ligt niet in de verwachting dat door inwerkingtreding van de nieuwe subsidieverordening zware verschuivingen zullen gaan plaatsvinden.

 

Artikel 36. Slotbepalingen

De nieuwe verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 en geldt voor onbepaalde duur. Omdat de peildatum voor ledensubsidie op 1 januari is gesteld kunnen pas vanaf 1 januari 2013, aanvragen voor het nieuwe subsidiejaar worden ingediend en niet eerder. Mocht toch al een aanvraag in 2012 voor het subsidiejaar 2013 zijn ingediend, kan in overleg met de organisatie worden afgesproken dat de aanvraag de gelegenheid krijgt de aanvraag te completeren, met name met het ledental per 1 januari, hetgeen impliceert dat completering altijd pas kan plaatsvinden vanaf 1 januari van het subsidiejaar.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 20 december 2012.

 

De griffier, De voorzitter,

 

 

Bijlage 1, lijst waarderingssubsidie 2013

 

Speeltuinen

Subsidiebedrag

Stichting Speeltuin het Eikhoorntje

€ 3.430,00

Stichting Speeltuin Abdissenhof

€ 3.169,00

Stichting Speeltuin Tarcisius

€ 2.832,00

Stichting Speeltuin Lauradorp

€ 2.520,00

 

Kerkgenootschappen

Subsidiebedrag

Nieuw Apostolische Kerk (1x kerkkoor)

€ 2.004,00

Protestantse Gemeente Oude Mijnstreek (1 x kerkkoor)

€ 2.004,00

De Gemeente Gods (3 x kerkkoor)

€ 2.521,00

O.L.Vrouw Hulp der Christenen (4 x kerkkoor)

€ 2.780,00

Par. H. Petrus en Paulus, H. Barbara, Heilige Michael, OLV van de Berg Karmel (0 x kerkkoor)

€ 3.490,00

H. Drievuldigheid Rimburg, H. Jozef Waubach-Groenstraat, H. Bernadette Abdissenbosch, HH. Theresia en Don Bosco (3 x kerkkoor)

€ 4.524,00

Par. Heilig Hart v.Jezus Nieuwenhagerheide en Heilige Familieparochie (6 x kerkkoor)

€ 5.041,00

 

Belangenbehartiger

Subsidiebedrag

Bechterewpatiënten Sportvereniging Zuid-Limburg

€ 620,00

Veteranenstichting Landgraaf

€ 620,00

Stichting Seniorweb Landgraaf

€ 1.550,00

Stichting Service Gilde Landgraaf

€ 1.550,00

Nationale vereniging De Zonnebloem

€ 1.550,00

IVN, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling Ubach over Worms

€ 1.550,00

IVN, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling De Oude Landgraaf

€ 1.550,00

Katholieke Bond van Ouderen in Landgraaf

€ 3.102,00

Stichting Platform Gehandicaptenbeleid Landgraaf

€ 1.559,00

 

Folklore en Cultuur(historie)

Subsidiebedrag

Vereniging comité Levend Kerstspel Nieuwenhagen

€ 362,00

Vereniging Vrienden van de St. Jozefkapel Rimburg

€ 362,00

Fotogroep Abedia Landgraaf

€ 362,00

Fotogroep ISO'73 Landgraaf

€ 362,00

Stichting Stuurgroep Carnavalsorganisaties Landgraaf

€ 930,00

Stichting Overkoepelend Orgaan Carnavalsvereniging Ubach over Worms

€ 1.241,00

Stichting "Landgraafoptoch"

€ 2.999,00

Oranjecomité Landgraaf

€ 5.976,00

 

Overige vrijwilligersorganisaties

Subsidiebedrag

Stichting Locatelli

€ 2.068,00

Stichting Kulturele Producties Landgraaf

€ 3.102,00

Stichting Wetswinkel Landgraaf

€ 3.619,00

Poëziefestival Landgraaf

€ 3.619,00

Stichting Leergeld

€ 5.169,00

Oudheidkundig en Cultuurhistorisch Genootschap Landgraaf

€ 14.990,00

Stichting Theater Landgraaf

€ 49.623,00

Stichting Hartveilig

€ 12.000,00

Totaal

€ 154.750,00

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 20 december 2012.

 

De griffier, De voorzitter,