Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Capelle aan den IJssel

Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCapelle aan den IJssel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen
CiteertitelBeleidsregel intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
  2. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.33, lid 2 a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-01-2013nieuwe regeling

18-12-2012

IJssel- en Lekstreek van 09-01-2013

Verseonnr. 477984

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

 

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.33, lid 2 onder a van de

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen:

Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • ·

    Aanvang bouw: een constructieve handeling, zoals het storten van de fundering. Voorbereidende handelingen (zoals het plaatsen van een bouwbord, het uitzetten van de bouw en het verrichten van graafwerkzaamheden) vallen niet onder het starten van bouwen.

  • ·

    Bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

  • ·

    Intrekken: het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

  • ·

    Omgevingsvergunning : vergunning voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wabo.

Artikel 2 Intrekking bij uitblijven aanvang bouw

  • 1.

    Als zich urgente en zwaarwegende planologische belangen voordoen, dan maakt het college na 26 weken na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning actief gebruik van de bevoegdheid tot het intrekken van de omgevingsvergunning. Doen zich geen urgente en zwaarwegende planologische belangen voor, dan maakt het college na 52 weken na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning actief gebruik van deze bevoegdheid.

  • 2.

    Onder ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’ wordt een situatie verstaan waarbij voor het gebied waarbinnen het vergunde object is gesitueerd een bestemmingsplan in voorbereiding is en het vergunde object het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van een ontwerpbestemmingsplan dat op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening ter inzage is gelegd en is gepubliceerd.

  • 3.

    Als het college constateert dat 26 weken na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning nog geen aanvang is gemaakt met de bouw, dan wordt de vergunninghouder schriftelijk op het intrekkingbeleid gewezen.

  • 4.

    Als het college constateert dat 52 weken na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning dat nog geen aanvang is gemaakt met de bouw, dan wordt een voornemen tot intrekking van de verleende omgevingsvergunning bekendgemaakt conform artikel 6 van deze beleidsregel.

Artikel 3 Intrekking bij stilliggen bouwwerkzaamheden

  • 1.

    Van de bevoegdheid tot het intrekken van de omgevingsvergunning wordt actief gebruik gemaakt indien het bouwen gedurende 26 weken stilligt.

  • 2.

    Aan elke vergunninghouder met een omgevingsvergunning waarbij het college constateert dat het bouwen 26 weken heeft stilgelegen, wordt een voornemen tot intrekking van de verleende omgevingsvergunning bekendgemaakt conform artikel 6 van deze beleidsregel.

  • 3.

    Een ruimere termijn wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 52 weken vanaf het moment dat het college constateert dat de bouwwerkzaamheden stilliggen.

Artikel 4 Gunnen ruimere termijn voor start bouwwerkzaamheden

  • 1.

    In ieder geval in de volgende situaties is sprake van een concreet geval waarvoor een ruimere termijn kan worden gegund zoals bedoeld in artikel 3, onder 3 van deze beleidsregels:

    • a.

      de vergunninghouder kan met documenten, zoals een geaccepteerde offerte van een bouwondernemer, facturen van bestelde bouwmaterialen en/of hiermee gelijk te stellen documenten zijn intentie tot het starten met het bouwen aantonen.

    • b.

      de vergunninghouder kan met documenten, zoals betaalnota’s van geplaatste advertenties, een rapportage van een makelaar met aantallen geïnteresseerden, stukken waaruit blijkt dat de financiering rond kan worden gekregen en/of vergunningen voor bouwborden aantonen dat er substantiële inspanningen zijn verricht ter bevordering van de start van de bouw in relatie tot het minimale verkooppercentage in een anterieure overeenkomst;

    • c.

      een faillissement van de aanvrager of de vergunninghouder, en deze tijdig meldt aan het bevoegd gezag dat de omgevingsvergunning zal gaan gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder, conform artikel 2.25 Wabo.

    • d.

      het bouwterrein moet worden voorbelast;

    • e.

      er is sprake van een project met een groot maatschappelijk belang.

  • 2.

    Het gunnen van een ruimere termijn wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 104 weken na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Artikel 5 Intrekken na toekenning ruimere termijn

Indien na het verstrijken van de in artikel 2, onder 4 en artikel 3, onder 3 van deze beleidsregel gestelde ruimere termijn geen begin is gemaakt met het bouwen trekt het college de verleende omgevingsvergunning in.

Artikel 6 Procedure tot intrekking van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

  • 1.

    Indien de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure conform afdeling 3.2 Wabo:

    • a.

      krijgen belanghebbenden; voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken; de gelegenheid om hierover binnen 4 weken een zienswijze naar voren te brengen conform artikel 4:8 Awb;

    • b.

      neemt het college binnen 8 weken na de ontvangst van de in lid 1 bedoelde zienswijze een besluit over het al dan niet intrekken van de omgevingsvergunning conform deze beleidsregel.

  • 2.

    Indien de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure conform afdeling 3.3 Wabo:

    • a.

      wordt, voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken, het ontwerp van het te nemen besluit gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Voorafgaand aan deze terinzagelegging wordt het ontwerpbesluit op de reguliere wijze bekendgemaakt.

    • b.

      kunnen belanghebbenden zowel schriftelijk als mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen;

    • c.

      neemt het college, indien er geen zienswijzen zijn ingebracht, binnen 4 weken nadat de termijn voor inbrengen van zienswijzen is verstreken het besluit. Indien er wel zienswijzen zijn ingebracht neemt het college het besluit uiterlijk 12 weken na de terinzagelegging, conform artikel 3:18 Awb;

    • d.

      kan tegen een besluit tot intrekking van een omgevingsvergunning die is voorbereid conform afdeling 3.3 Wabo direct beroep worden ingesteld bij de rechtbank.

Artikel 7 Uitsluiting overige intrekkinggronden

Deze beleidsregel laten de besluitvorming over de overige in artikel 2.33 van de Wabo opgenomen intrekkinggronden onverlet.

Artikel 8 Onlosmakelijke activiteiten

Als sprake is van een verleende omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, en waarvoor voor één of meerdere activiteiten geldt dat niet binnen de gestelde termijn met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen, dan geldt de intrekkingprocedure van de artikelen 2 tot en met 4 voor die onlosmakelijk met elkaar verbonden activiteiten.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college handelt volgens deze beleidsregel tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen”.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag na de bekendmaking.

Capelle aan den IJssel, 18 december 2012.

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,

G.Kruijt. J.F. Koen.

Toelichting

Wettelijke basis

In artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is voor het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid vastgelegd om een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken. Dit kan voor de activiteit bouwen onder meer wanneer er gedurende 26 weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Op de andere in artikel 2.33 Wabo genoemde situaties is deze beleidsregel niet van toepassing.

Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid voor de burger verdient het aanbeveling beleidsmatig met deze bevoegdheid om te gaan en met betrekking tot deze bevoegdheid een beleidsregel op te stellen.

Na 26 weken ontvangt de vergunninghouder een kennisgeving over ons intrekkingbeleid. Na 52 weken wordt de intrekkingprocedure gestart, en krijgt vergunninghouder de gelegenheid zienswijzen in te dienen op het voornemen tot intrekking. Het vaststellen van beleidsregels zorgt ervoor dat er beter gehandeld wordt in overeenstemming met de Algemene beginselen van behoorlijk bestuur voor wat betreft rechtsgelijkheid, rechtszekerheid, evenwichtigheid en evenredigheid. Betrokken partijen en belanghebbenden weten wanneer een niet uitgevoerde omgevingsvergunning door het college wordt ingetrokken. Beleidsregels kunnen zo bijdragen aan een goede ruimtelijke ordening, met name bij veranderde planologische inzichten.

Technische eisen ten aanzien van ondermeer brandveiligheid, constructieve veiligheid en energiezuinigheid worden regelmatig aangescherpt. Door uitvoering te geven aan dit beleid voorkomen wij dat aan ‘verouderde’ bouwplannen, die mogelijk niet meer voldoen aan de op dat moment geldende voorschriften in het Bouwbesluit, uitvoering wordt gegeven.

Slapende vergunningen

In beginsel heeft een verleende omgevingsvergunning een onbeperkte geldigheidsduur. Hierdoor kunnen “slapende vergunningen” ontstaan. Dit zijn vergunningen die tot in het oneindige kunnen blijven voortbestaan, zonder dat de vergunde rechten gebruikt worden. Dit is ongewenst, met name vanwege de volgende planologische, stedenbouwkundige en administratieve belangen:

  • ·

    voorkomen moet worden dat (nieuwe) planologische en stedenbouwkundige inzichten worden doorkruist door bouw- of aanlegwerken die in het verleden zijn vergund, maar nog niet gerealiseerd;

  • ·

    aan de nieuwste technische eisen wordt met het oprichten van een bouwwerk en/of gebouw op basis van een oude vergunning vaak niet meer voldaan;

  • ·

    vanuit administratief oogpunt is het gewenst dat het gemeentelijke bouwarchief zoveel mogelijk overeenstemt met de feitelijke situatie buiten;

  • ·

    een verschil van de feitelijke en planologische situatie zorgt voor problemen bij taxaties in het kader van de WOZ;

  • ·

    het actueel aanvullen en beheren van de Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen (BAG) en daarmee eenduidige informatie kunnen bieden;

Met het oog op deze belangen is het wenselijk om de slapende vergunningen op enig moment in te trekken. Dat moment doet zich voor wanneer de start van de bouw- of sloopwerkzaamheden onredelijk lang (jarenlang) op zich laat wachten of wanneer de eenmaal begonnen bouwwerkzaamheden jarenlang

stil liggen. De gemeente heeft dan op grond van artikel 2.33 Wabo de bevoegdheid om de vergunning in

te trekken.

Aanvang bouw

Van belang is om duidelijkheid te scheppen wanneer er sprake is van het starten van werkzaamheden.

In zijn algemeenheid is uit de jurisprudentie op te maken dat er een feitelijk begin dient te zijn gemaakt

van de werkzaamheden. Bij bouwen is bijvoorbeeld het storten van funderingen (zijnde een constructieve handeling) als het starten van bouwwerkzaamheden aan te merken. Voorbereidende handelingen (zoals het plaatsen van een bouwbord, het uitzetten van de bouw en het verrichten van graafwerkzaamheden) vallen niet onder het starten van bouwen.

Onderhavige beleidsregel gaat over de invulling van de bij wet gegeven bevoegdheid tot intrekking van een vergunning.

Rechtszekerheid

Met de beleidsregels wordt ook rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gecreëerd voor betrokken partijen

en belanghebbenden, omdat iedereen weet wanneer een niet uitgevoerde omgevingsvergunning voor

de activiteit bouwen door het college wordt ingetrokken. Tevens kunnen ze bijdragen aan een goede ruimtelijke ordening, met name bij veranderde planologische inzichten.

Belangenafweging

Als de vergunninghouder niet binnen een jaar met de werkzaamheden is begonnen en niet aannemelijk kan maken dat binnen afzienbare tijd alsnog met de bouw begonnen wordt, is een voldoende redelijk belang aanwezig om de vergunning in te trekken (gelet op de al genoemde planologische, stedenbouwkundige en administratieve belangen). Bij het intrekken van een vergunning zal wel altijd een afweging gemaakt worden tussen de belangen van de vergunninghouder en het algemeen belang bij intrekking daarvan. Dit betekent dat de vergunninghouder bijzondere omstandigheden moet aanvoeren

die het belang van het in stand houden van de vergunning aantonen. Onder bijzondere omstandigheden, wanneer (direct) overgaan tot intrekking niet redelijk is, kan gemotiveerd worden afgeweken. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij projecten met een groot maatschappelijk belang, die om wat voor reden dan ook zijn uitgesteld. Een besluit tot intrekking zou deze (gewenste) ontwikkeling onnodig frustreren.

Aan de vergunninghouder zal dan een redelijke termijn gesteld worden waarbinnen alsnog van de omgevingsvergunning gebruik gemaakt moet worden.

BAG

Vanaf het moment dat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend, worden de (voorlopige) gegevens van een nieuw of gewijzigd pand en/of verblijfsobject vastgelegd in de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG). Het betreft gegevens als de nummeraanduiding (huisnummer), het bouwjaar, het gebruiksdoel, de gebruiksoppervlakte en de geometrie.

Om te waarborgen dat de meest actuele gegevens in de BAG worden vastgelegd heeft het de voorkeur eerder opgenomen voorlopige gegevens uit de BAG te verwijderen op het moment dat duidelijk wordt dat een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen niet wordt geëffectueerd. De actualiteit wordt gewaarborgd door het vaststellen van en actief uitvoering geven aan het intrekkingbeleid.

Teruggaaf leges

In de Legesverordening is bepaald dat aanspraak bestaat op teruggaaf van een deel van de leges, mits een verzoek om teruggaaf wordt ingediend binnen 12 maanden na verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen, en van de vergunning geen gebruik is gemaakt.

De vergunninghouder ontvangt 26 weken na het onherroepelijke worden van de omgevingsvergunning een kennisgeving van het intrekkingbeleid. De vergunninghouder kan dan overwegen om de omgevingsvergunning in te trekken en een verzoek doen om teruggaaf van een deel van de legeskosten.

Artikelsgewijs

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen.

Artikel 2

Dit artikel bepaalt dat, indien er geen ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’ zijn, een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen waarvan geen gebruik is gemaakt na 52 weken na

het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning, wordt ingetrokken. De termijn van

52 weken is tot stand gekomen, rekeninghoudend met diverse aspecten die invloed kunnen hebben op

het bouwproces. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • -

    de planning van de bouw (moment vergunningverlening, aanvraag offertes, de keuze van en de planning van de aannemer);

  • -

    de economische omstandigheden ten tijde van vaststelling van dit beleid;

  • -

    vertragende omstandigheden als het weer en onvoorziene gebeurtenissen;

  • -

    de wettelijke termijn die intrekking vanaf 26 weken mogelijk maakt.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarbij het bouwen gedurende 26 weken aaneengesloten heeft stilgelegen, wordt ingetrokken. De termijn start op het moment van de constatering dat het bouwen stilligt. De termijn die hier wordt gehanteerd is aanzienlijk korter dan bij het uitblijven van de aanvang van de bouw. Reden hiervoor is dat wanneer wordt geconstateerd dat de bouw stilligt er al een aanzienlijke periode is verstreken vanaf het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning. Daarnaast zijn niet voltooide gebouwen bouwkundig en ruimtelijk ongewenst.

Het komt de bouw en het bouwwerk niet ten goede wanneer de constructie en bouwelementen langdurig

in ‘weer en wind’ liggen. Ten aanzien van het straatbeeld is een gebouw in aanbouw niet wenselijk. In een nieuwbouwwijk kan dit ongewenste gevolgen hebben gezien de fasering en inrichting van het openbaar terrein zoals de straatinrichting.

Sub 3 van dit artikel biedt de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimere termijn te bieden met een maximum van 52 weken, vanaf het moment dat geconstateerd is dat de bouwwerkzaamheden stilliggen.

Artikel 4

In dit artikel worden situaties omschreven, waarbij sprake kan zijn van een concreet geval, op grond waarvan een ruimere termijn als bedoeld in artikelen 2 en 3 gehanteerd kan worden. Deze opsomming van situaties is niet uitputtend.

Artikel 5

Hierin is opgenomen dat als na de ruimere termijn niet gestart is, of opnieuw gestart is met het bouwen de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen alsnog wordt ingetrokken.

Artikel 6

In dit artikel staat de procedure die wordt doorlopen voor het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. De procedure maakt onderscheid naar omgevingsvergunningen die tot stand zijn gekomen met de reguliere en die met de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen naar voren te brengen. Deze worden vervolgens meegenomen in de overwegingen die leiden tot het besluit over intrekking van de omgevingsvergunning. Als een omgevingsvergunning is ingetrokken wordt dit op de reguliere wijze gepubliceerd.

Artikel 7

Met dit artikel wordt aangegeven dat deze beleidsregels de overige in artikel 3.22 Wabo aangegeven situaties waarin een omgevingsvergunning ingetrokken kan worden onbelemmerd laten.

Artikel 8

In het geval dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend, en bij die vergunning is sprake van andere activiteiten die onlosmakelijk met het bouwen zijn verbonden, dan zijn deze beleidsregel ook op die andere activiteiten van toepassing.

Artikel 9

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om, indien het intrekkingbesluit onevenredige gevolgen heeft ten opzichte van het doel dat wordt nagestreefd, af te zien van het intrekken van de omgevingsvergunning.

Artikel 10

Dit artikel geeft de citeertitel van deze beleidsregel weer.

Artikel 11

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze beleidsregel.