Organisatie | Berg en Dal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet inburgering gemeente Groesbeek 2009 |
Citeertitel | Verordening inburgering |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Inburgering |
Geen
Wet inburgering: art. 8, 19A en 35.
1.<>
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-07-2009 | 20-07-2010 | nieuwe regeling | 28-05-2009 Groesbeeks Weekblad, 29-07-2009 | WO/WZ/RVS/20090008 |
De raad der gemeente G r o e s b e e k ;gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeekvan 21 april 2009;
overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking doorde gemeente aan inburgeringsplichtigen, het vaststellen van een inburgeringsvoorziening oftaalkennisvoorziening ten behoeve van inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van deinburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld,alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete dievoor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;
1. Kennis te nemen van de evaluatie Wet inburgering gemeente Groesbeek 2007-2009;
2. De aangepaste verordening Wet inburgering gemeente Groesbeek vast te stellen.
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
1.Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en
doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de
wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.
2.Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder
geval gebruik van de volgende middelen:
Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
Hoofdstuk 3. Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete
Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt € 200,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.
Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Groesbeek
op 28 mei 2009.
De raadsgriffier, De voorzitter,
Met ingang van <DATUM INWERKINGTREDING WIJZIGING VAN DE WET> is de
Wet inburgering (WI) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:
-Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan iedere
inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007.
inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een inburgeringsvoorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening.
In deze versie van de voorbeeldverordening Wet inburgering is de regeling neergelegd waarmee de gemeenteraad het college de bevoegdheid geeft inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan (het vaststellingstelsel). Als de gemeente kiest voor het vaststellingstelsel, zal zij haar verordening op dit onderdeel moeten wijzigen.
Als de gemeente wil vasthouden aan het systeem waarbij een voorziening pas wordt
vastgesteld nadat aan de inburgeringsplichtige een aanbod is gedaan en deze het aanbod heeft geaccepteerd (het aanbodstelsel), hoeft zij de verordening op dit onderdeel niet aan te passen.
Gemeenten die kiezen voor het aanbodstelsel kunnen gebruik maken van de
voorbeeldverordening, versie aanbodstelsel.
De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).
Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.
Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.
Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.
In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
De bevoegdheid om een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening direct vast te stellen
Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. Indien de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, kan het college niet een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan een inburgeringsplichtige aanbieden, waarbij deze de mogelijkheidheeft de aangeboden voorziening te weigeren. De inburgerings plichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI).
Het vaststellingstelsel kan niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Het college kan pas inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen direct vaststellen als de gewijzigde WI in werking is getreden én de gemeentelijke verordening die deze bevoegdheid aan het college toekent van kracht is.
Wanneer de gemeente kiest voor het vaststellingstelsel, geldt dat stelsel voor alle inburgeringsplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt dus in dat het aanbodstelsel wordt verlaten.
Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Regels met betrekking tot het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.
Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen.
De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).
De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, WI):
-De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van
inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a,
WI). - De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). - De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).
-De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening
of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de
inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen
Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te
stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet
bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of
Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening op taalkennisvoorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens viermogelijkheden:
1.In de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort).
Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking nemen
(voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);
Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college
voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.
NB: In de Wet inburgering is het begrip "inburgeringsvoorziening" uitgebreid met
"taalkennisvoorziening". In de hieronder staande toelichting worden beide begrippen waar
mogelijk afzonderlijk genoemd. In een enkel geval wordt uit overweging van leesbaarheid het
woord "voorziening" gehanteerd, waarmee zowel inburgeringsvoorziening als
taalkennisvoorziening wordt aangeduid.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in
respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van
toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren
over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten
vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen
wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels
vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake
van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de
toegang tot inburgeringsvoorzieningen.
Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Gemeenten kunnen
er voor kiezen om in de verordening alleen de kaders vast te stellen voor een adequate
informatievoorziening door het college aan de inburgeringsplichtigen. In dat geval kan met
opnemen van het eerste en derde lid in de verordening worden volstaan. Er kan ook voor
worden gekozen om in de verordening vast te leggen welke middelen het college (in ieder
geval) moet aanwenden om de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen te
organiseren. In dat geval moet het tweede lid in de verordening worden opgenomen, waarbij
tevens een keuze moet worden gemaakt voor de instrumenten die daarbij worden ingezet.
Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders
vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is
belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek)
verantwoording af aan de raad.
De informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen kan op allerlei manieren worden
vormgegeven. Zo kunnen gemeenten een apart informatiepunt inrichten (het
inburgeringsloket) al dan niet in combinatie met een digitaal loket. Het is ook mogelijk om de
informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen onder te brengen bij een centraal
informatiepunt (bijvoorbeeld het zorgloket). Ook kunnen gemeenten bepaalde organisaties
(bijvoorbeeld educatie-instellingen, bibliotheken, moskeeën of andere zelforganisaties) een rol
geven bij de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen.
In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen
te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven. Daarbij
kan bijvoorbeeld worden gedacht aan:
dan niet op grond van gegevens uit het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringsplichtig zijn;
Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid
en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen. Om aan deze
verplichting efficiënt te kunnen voldoen, zou een informatieplan kunnen worden opgesteld
waarvan de informatieverstrekking onderdeel is. Een dergelijk informatieplan zou vervolgens
door de raad getoetst kunnen worden waarbij eventuele verbeteringen kunnen worden
opgenomen. Om efficiënt aan de verplichting van het tweede lid te kunnen voldoen, is
wellicht ook aansluiting mogelijk bij de uitvoering van de actieve informatieplicht van het
college aan de raad op grond van artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet.
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij
verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en
aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan
het college voor elke inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening of
taalkennisvoorziening vaststellen.
Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI
moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden
gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Dit artikel vormt de uitwerking
van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen ten
aanzien van welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een inburgeringsvoorziening
kan worden vastgesteld. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het
college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Het is van belang dat deze kaders (in casu
het aanwijzen van groepen voor wie een inburgeringsvoorziening kan worden vastgesteld) niet
te eng te definiëren. Het college zal binnen deze kaders gedurende een aantal jaren groepen
moeten kunnen aanwijzen. Het alternatief is dat de verordening op dit onderdeel steeds
opnieuw moet worden gewijzigd. Een andere reden om de kaders niet te strak vast te stellen is
dat gemeenten op dit moment wellicht nog geen duidelijk zicht hebben op de precieze
omvang van bepaalde mogelijke doelgroepen (bijvoorbeeld oudkomers zonder werk of
uitkering). Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de
beschikbare middelen voor het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen.
Dit artikel regelt dat voor de groepen die het college aanwijst bij voorrang een
inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in
bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening vast te stellen voor inburgeringsplichtigen
die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat
inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen
aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit
artikel dat het college voor de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan
Voorbeelden van criteria die in de verordening kunnen worden neergelegd en op basis
waarvan het college de doelgroep(en) kan aanwijzen, zijn:
-bevordering van emancipatie van vrouwen.
Gemeenten zouden er ook voor kunnen kiezen om geen voorrang te geven aan specifieke
groepen, maar in plaats daarvan prioriteit te geven aan oud- en nieuwkomers die graag voor
een inburgeringsvoorziening in aanmerking willen komen (bijvoorbeeld voorrang op basis van
eigen aanmelding of motivatie). Criteria op basis waarvan het college doelgroepen aanwijst,
kunnen ook worden ontleend aan andere beleidsterreinen, zoals bijvoorbeeld 'leefbaar, sociaal
en veilig'. Daarmee kan de uitvoering van de WI een onderdeel vormen van een integrale
Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid,
Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college zijn besluit ten aanzien van welke groepen
inburgeringsplichtigen bij voorrang een inburgeringsvoorziening zal worden vastgesteld ter
kennisname aan de raad aanbiedt.
Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het
college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van
de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b,
WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor
iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden
inburgeringsvoorziening samen te stellen.
In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende
inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de
passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:
-De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse
samenleving en zijn of haar leercapaciteit.
-De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de
Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde
arbeid of het opvoeden van kinderen.
-De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden
gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld
bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de
inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op
arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening
daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat
een inburgeringsvoorziening ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige
niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.
De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met
een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een
inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die
bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere
socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen
of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het
vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het
tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de
inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze
voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van
socialezekerheidswetten of -regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen)
worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke
uitvoerders van de socialezekerheidswet of -regeling: het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21
Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de
inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit
een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het
inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal
kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook
maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening of
de taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die
het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan
inburgeringsplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het
(periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan
worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een
maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van
Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij
inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening in combinatie met een voorziening
gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling
vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.
Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een
praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is
vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt
gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale
trajecten een belangrijke rol vervullen.
Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de
eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in
termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet
en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd
In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de
eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij
inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen
bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat
worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening.
Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV
verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV
(artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de
gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en
wordt dus niet in deze verordening geregeld.
Artikel 6 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad
bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie
een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de
verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van
een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de
beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening deze
Artikel 8 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is een
beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit
in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval
in de beschikking moeten worden neergelegd.
In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden
rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld
(onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de
uitvoering van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid,
WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige
duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de
beschikking) bekend zijn gemaakt.
De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben
behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze
termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).
Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen
bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van
verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.
Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een
inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet
het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van
handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26
WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen
hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de
inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan
(en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start
gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd
bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een
datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment
waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de
wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf
verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringsplicht.
Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete
vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI
zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete
vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze
kan ook lagere bedragen vaststellen.
De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén
gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten
afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan
worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de
omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze
bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal
moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de
betrokken inburgeringsplichtige.
In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en
inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet
voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan
zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een
maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een
boete of maatregel op grond van een andere scocialezekerheidswet of - regeling. Artikel 37
WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat
geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere
boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.
Het eerste en tweede lid kunnen alleen de verordening worden opgenomen als in artikel 9,
eerste en tweede lid, lagere maximumboetebedragen zijn opgenomen dan de
maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de
overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI
Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich
wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden. Gemeenten kunnen
een kortere of langere termijn vaststellen.
Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te
verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige
bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het
inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van artikel 10.
Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het
inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De
maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de
verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe
termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet
behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen
niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt.
Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in
de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de
inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.
Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet
heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan
opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende
overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.
Het vierde lid kan alleen in de verordening worden opgenomen als in het derde lid niet het
wettelijk maximum van € 1000 is vastgesteld. Alleen in dat geval is er ruimte voor het
verhogen van het maximumbedrag van de bestuurlijke boete (tot maximaal € 1000).
Als in het derde lid het wettelijk maximum van € 1000 is opgenomen of als de gemeente er
geen behoefte aan heeft om een hogere maximumboetebedrag vast te stellen wanneer
termijnen bij herhaling worden overschreden, kan het vierde lid worden geschrapt en dient het
derde lid als volgt te luiden:
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste <BEDRAG VAN MAXIMAAL € 1000> indien de
inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde
termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
De artikelen 9 en 10 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader
voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele
gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen. Het is aan te
bevelen dat het college in beleidsregels vastlegt hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in
beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel
verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.