Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Capelle aan den IJssel

Verordening behandeling bezwaarschriften 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCapelle aan den IJssel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening behandeling bezwaarschriften 2012
CiteertitelVerordening behandeling bezwaarschriften 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur en recht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

1.Deze verordening vervangt de Verordening behandeling bezwaarschriften 2006.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, art. 7:13
  2. Gemeentewet, art. 84, 96, 97 en 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-01-2013nieuwe regeling

10-12-2012

IJssel- en Lekstreek van 16-01-2013

Verseonnr. 473227

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening behandeling bezwaarschriften 201

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel,

 

gelezen het voorstel van het college van 13 november 2012,

 

gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 84,

96, 97 en 149 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

1. de Verordening behandeling bezwaarschriften 2012 vast te stellen;

2. de Verordening behandeling bezwaarschriften 2006 in te trekken.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften (als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht);

  • c.

    ambtelijk adviseur: een ambtenaar van de gemeente belast met het adviseren over de te nemen beslissing op bezwaar op door het college aangewezen categorieën besluiten;

  • d.

    secretaris: een ambtenaar van de gemeente die de commissie bijstaat.

Artikel 2 Bevoegdheid commissie

1.De commissie adviseert over de te nemen beslissing op bezwaar tegen besluiten

van de raad, het college en de burgemeester.

  • 2.

    De commissie is niet bevoegd advies te geven ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten:

    • a.

      op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      die door het college zijn aangewezen ter behandeling door een ambtelijk adviseur, tenzij de ambtelijk adviseur een bezwaarschrift dat is aangewezen om ambtelijk te behandelen voorlegt aan de commissie.

Artikel 3 Bevoegdheid ambtelijk adviseur

  • 1.

    De ambtelijk adviseur is belast met de advisering over de te nemen beslissing op bezwaar tegen besluiten als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b.

  • 2.

    De in deze verordening opgenomen bepalingen gelden, voor zover van toepassing, ook voor de ambtelijk adviseur.

  • 3.

    De ambtelijk adviseur is bevoegd om in voorkomende gevallen bezwaarschriften die door het college aangewezen zijn om ambtelijk te behandelen, voor te leggen aan de commissie.

Artikel 4 Splitsing in kamers

De commissie is gesplitst in drie kamers, te weten de Sociale Kamer, de Personeelkamer en de Algemene Kamer van welke:

  • a.

    de Sociale kamer is belast met de behandeling van en het adviseren over bezwaarschriften betreffende de sociale zekerheid, met uitzondering van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    de Personeelkamer is belast met de behandeling van en het adviseren over bezwaarschriften met betrekking tot de rechtspositie van werknemers en voormalig werknemers van de gemeente Capelle aan den IJssel;

  • c.

    de Algemene kamer is belast met de behandeling van en advisering over bezwaarschriften welke niet worden behandeld in de Sociale Kamer of de Personeelkamer.

Artikel 5 Samenstelling van de kamers en benoeming van de voorzitters en leden

  • 1.

    Elke kamer bestaat uit een voorzitter en twee leden.

  • 2.

    De voorzitters en leden van de commissie worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3.

    De centrales van het overheidspersoneel, zoals vertegenwoordigd in het Georganiseerd Overleg, dragen één lid voor aan het college ter benoeming in de Personeelkamer.

  • 4.

    De voorzitters en de leden van de commissie maken geen deel uit van of zijn werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente noch zijn anderszins betrokken bij de gemeentelijke organisatie.

  • 5.

    De voorzitters en leden kunnen als plaatsvervangend voorzitter dan wel als plaatsvervangend lid in een andere kamer optreden.

  • 6.

    Op de plaatsvervangende voorzitters van de kamers zijn de bepalingen van deze verordening, die betrekking hebben op de voorzitter, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Secretaris

De commissie en haar kamers worden bijgestaan door een of meer secretarissen.

Artikel 7 Zittingsduur

  • 1.

    De voorzitters en de leden van de commissie worden benoemd voor een periode van 4 jaren. Het is mogelijk één keer herbenoemd te worden.

  • 2.

    De voorzitters en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.

  • 3.

    Aftredende voorzitters en aftredende leden van de commissie blijven, in beginsel, hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 8 Presentiegelden

De voorzitters en de leden van de commissie ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding die door het college wordt vastgesteld.

Artikel 9 Bemiddeling

De secretaris dan wel ambtelijk adviseur kan onderzoeken of de zaak in der minne kan worden geschikt alvorens de zaak in behandeling wordt genomen. De secretaris dan wel ambtelijk adviseur verricht daartoe de nodige handelingen.

Artikel 10 Uitoefening bevoegdheden

  • 1.

    De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Algemene wet bestuursrecht worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de secretaris:

    • a.

      het opvragen van een schriftelijke machtiging van een gemachtigde (artikel 2:1, tweede lid);

    • b.

      het stellen van een termijn voor het herstel van een verzuim (artikel 6:6);

    • c.

      de toezending van stukken aan de gemachtigde tijdens de behandeling door de commissie (artikel 6:17);

    • d.

      het ter inzage leggen van stukken voor de hoorzitting (artikel 7:4, tweede lid).

  • 2.

    De bevoegdheid ingevolge artikel 7:6, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zijnde het achterwege laten van het informeren van een belanghebbende over het verhandelde tijdens het afzonderlijk horen, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden, wordt voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter.

Artikel 11 Vooronderzoek

  • 1.

    De voorzitter, of namens hem de secretaris, is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2.

    De voorzitter, of namens hem de secretaris, kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen of laten inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen.

Artikel 12 Hoorzitting

  • 1.

    De secretaris bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbende(n) en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2.

    De voorzitter beslist wanneer van het horen van belanghebbende(n) en het verwerende orgaan kan worden afgezien (artikel 7:3).

Artikel 13 Uitnodiging zitting

  • 1.

    De secretaris nodigt de belanghebbende(n) en het verwerend orgaan tenminste twaalf dagen voor de hoorzitting schriftelijk uit.

  • 2.

    De belanghebbende levert zo spoedig mogelijk nadere stukken aan voor de hoorzitting doch uiterlijk tot vijf werkdagen vóór de hoorzitting.

Artikel 14 Quorum

  • 1.

    Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

  • 2.

    In bijzondere omstandigheden, te bepalen door de voorzitter of zijn plaatsvervanger, kan het horen plaatsvinden door één lid van de commissie.

Artikel 15 Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig tijdig vervangen.

Artikel 16 Openbaarheid hoorzitting

  • 1.

    De hoorzittingen van de Algemene Kamer zijn in beginsel openbaar, de hoorzittingen van de Sociale Kamer en de Personeelkamer zijn niet openbaar.

  • 2.

    De deuren van de Algemene Kamer kunnen worden gesloten indien de voorzitter of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 3.

    Indien de Algemene Kamer vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

  • 4.

    De Algemene Kamer kan besluiten ten aanzien van bepaalde categorieën van bezwaarschriften de zittingen achter gesloten deuren te houden.

Artikel 17 Schriftelijke verslaglegging

  • 1.

    Het verslag van de hoorzitting vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2.

    Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 3.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden, niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 18 Nader onderzoek

  • 1.

    Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden of laten houden.

  • 2.

    De uit dit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbende(n) toegezonden.

  • 3.

    De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbende(n) kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op dit verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19 Uitbrengen advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt achter gesloten deuren en beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 2.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 3.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

  • 4.

    Het advies wordt samen met het verslag van de hoorzitting, en eventueel met door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

Artikel 20 Jaarverslag

De commissie brengt jaarlijks vóór 1 juli aan de bestuursorganen van de gemeente verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag, volgend op die van haar bekendmaking. Op dat moment vervalt de op 29 mei 2006 door de raad vastgestelde “Verordening behandeling bezwaarschriften 2006”.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening behandeling bezwaarschriften 2012.

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 december 2012,

de griffier,                                                                           de voorzitter,

Toelichting

Deze verordening geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door de adviescommissie voor bezwaarschriften. Deze gemeente heeft ervoor gekozen dat de behandeling van bezwaarschriften plaats vindt door een externe onafhankelijke commissie. Op 18 juli 2006 heeft het college besloten om bepaalde categorieën besluiten op het terrein van de Sociale Kamer af te doen via ambtelijk horen. Een nadere toelichting over ambtelijk horen volgt bij artikel 3.

Bestuursorgaan

Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 19 maart 2003, LJN: AF6023, is duidelijk dat de bezwaarschriftencommissie niet alleen een adviescommissie is maar ook een bestuursorgaan. In deze Verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot de adviestaak van de commissie.

Artikelgewijze toelichting op de Verordening commissie bezwaarschriften

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Op grond van artikel 147 van de Gemeentewet heeft de raad de verordenende bevoegdheid. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen.

Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen. De andere begrippen behoeven geen verdere toelichting.

Artikel 2 Bevoegdheid commissie

Volgens het tweede lid vallen bezwaarschriften ingediend tegen besluiten inzake belastingen of WOZ en tegen bepaalde categorieën besluiten op het terrein van de Sociale Kamer die via ambtelijk horen worden afgedaan, niet onder de bevoegdheid van de commissie bezwaarschriften. Over de twee eerstgenoemde zaken dient opgemerkt te worden dat de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de WOZ afwijkende of aanvullende bepalingen bevatten over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee is ervoor gekozen ze uit te zonderen.

Artikel 3 Bevoegdheid ambtelijk adviseur

De in deze verordening opgenomen bepalingen, over onder meer het horen, de gang van zaken tijdens de hoorzitting en het adviseren aan het bestuursorgaan, kunnen ook voor het ambtelijk horen gelden. Voor het horen door een ambtelijk adviseur gelden de bepalingen uit artikel 7:5 Awb, dat wil zeggen dat deze persoon niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest.

In bepaalde gevallen is het wenselijk dat de ambtelijk adviseur de mogelijkheid heeft deze bezwaren voor te leggen aan de commissie. Ook komt het wel voor dat in één bezwaarschrift bezwaar wordt gemaakt tegen twee samenhangende besluiten waarvan er één valt onder ambtelijk horen en één onder de commissie. Omdat het niet wenselijk is bezwaarindiener twee keer uit te nodigen, verdient het in deze gevallen de voorkeur beide bezwaren voor te leggen aan de commissie.

Artikel 4 Splitsing in kamers

In verband met een wenselijke splitsing naar onderwerp en bijbehorende specialismen, is sprake van een driedeling van de commissie bezwaarschriften in: Algemene Kamer, Sociale Kamer en Personeelkamer.

Artikel 5 Samenstelling van de kamers en benoeming van de voorzitters en leden

Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie, en haar kamers, zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb. De wet stelt als minimale eisen aan de samenstelling van een adviescommissie:

  • 1.

    de commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb);

  • 2.

    de voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb).

Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college. Indien een lid van de commissie niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal ondernemen, het is immers een zelfstandig bestuursorgaan.

De voorzitter zal hierbij een rol spelen. Mocht een commissielid niet zelf ontslag nemen, dan is het uiteindelijk aan het college om op te treden. Het ligt voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen er diverse gesprekken hebben plaatsgehad en dat er een dossier is gevormd. Bij de bevoegdheid van het college om een lid te schorsen kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van een commissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.

In deze gemeente is gekozen voor een commissie bezwaarschriften die volledig bestaat uit leden die geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan noch anderszins betrokken zijn bij de gemeentelijke organisatie (zie lid 4). Hierdoor wordt de schijn van partijdigheid vermeden.

In lid 5 is de mogelijkheid ingebouwd dat voorzitters en leden van de kamers ook als plaatsvervanger in een andere kamer kunnen fungeren. Met de mogelijkheid tot een flexibele kamersamenstelling kan de commissie een situatie van een onvoorziene hoge werkdruk bij een kamer, flexibel opvangen.

Ook kan hiermee optimaal gebruik worden gemaakt van de specifieke deskundigheid van de commissieleden.

Artikel 6 Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden. Daarbij kan een ambtenaar, die betrokken is geweest bij de voorbereiding van het bestreden besluit en er tegen dit besluit bezwaar wordt gemaakt, niet optreden als secretaris bij de hoorzitting waar dit bezwaarschrift wordt behandeld. Hierdoor kan de secretaris op onafhankelijke wijze de commissie bijstaan en wordt de schijn van partijdigheid vermeden.

Artikel 7 Zittingsduur

Thans is ervoor gekozen in de Verordening op te nemen dat de benoeming van commissieleden en voorzitters gebonden wordt aan maximaal twee termijnen van vier jaar. Hiermee wordt beter en duidelijker recht gedaan aan de mate van doorstroming in de commissie.

Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 8 Presentiegelden

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9 Bemiddeling

Alternatieve geschillenbeslechting wordt bij de meeste bestuursorganen en rechtbanken op een bepaalde manier toegepast. Met deze bepaling wordt tegemoet gekomen aan de landelijke trend en wens om geschillen tussen overheid en burger, waar mogelijk, te dejuridiseren en door partijen zelf, zonodig met behulp van een onafhankelijke derde, te laten oplossen. Veel voorkomende vormen zijn (pre-)mediation of een andere aanpak.

Bij de andere aanpak wordt in deze gemeente na ontvangst van het bezwaarschrift via een eerste check door de secretaris van de commissie dan wel door de vakafdeling vaak meteen contact opgenomen met de bezwaarde. Op deze manier kunnen misverstanden worden rechtgezet, het besluit nader worden toegelicht, een wijzigingsbesluit worden genomen, etc. Dit kan leiden tot intrekking van het bezwaarschrift.

Mediation is een formelere vorm. Hierbij kan onder begeleiding van een mediator naar een oplossing gezocht worden waarmee beide partijen uit de voeten kunnen. Belangrijk is dat beide partijen deze stap nemen en afspraken die hierbij horen worden formeel in een overeenkomst vastgelegd. De keuze om al dan niet tot mediation over te gaan is aan het bestuursorgaan, dat ook de grenzen van de onderhandelingsruimte dient vast te stellen. In de praktijk heeft de secretaris een initiërende rol om een bemiddelingsvoorstel zowel bij de commissie als de behandelende afdeling voor te leggen.

Door deze bepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het bezwaarschriftenproces. Door de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.

Artikel 10 Uitoefening bevoegdheden

In dit artikel is geregeld dat de in het eerste lid genoemde bevoegdheden door de secretaris worden uitgeoefend. In het tweede lid is bepaald dat de daarin vermelde bevoegdheid wordt toegekend aan de voorzitter. Bij gewichtige redenen kan gedacht worden aan medische of psychiatrische rapporten die informatie bevatten die voor de belanghebbende schokkend of anderszins verontrustend is. Tussenkomst van een gemachtigde die advocaat of arts is, is dan dienstig. Deze kan de belanghebbende in alle rust zoveel als nodig en verantwoord is over het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid inlichten.

Artikel 11 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie, of namens hem de secretaris, er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern.

Artikel 12 Hoorzitting

Lid 1 spreekt voor zich.

Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie of aan de ambtelijk adviseur. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

Artikel 13 Uitnodiging zitting

Ingevolge deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen alsmede om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat.

Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.

Gekozen is voor een termijn van ten minste twaalf dagen. Daarnaast is er voor gekozen dat de bezwaarindiener tot uiterlijk vijf werkdagen voor de hoorzitting nog nadere stukken kan aanleveren. Overigens mag van de belanghebbende worden verwacht dat deze zo spoedig mogelijk nadere stukken aanlevert voor de hoorzitting. Hierbij wordt met name gedoeld op (omvangrijke) stukken die reeds – geruime tijd – in diens bezit zijn. Ter bevordering van een goede procesorde is er geen reden te wachten met het overleggen van nadere stukken tot vijf werkdagen voor de hoorzitting.

Artikel 14 Quorum

Lid 1 van dit artikel spreekt voor zich. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie moet hebben plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 5).

Artikel 7:13 lid 3 van de Awb bepaalt dat de commissie het horen kan opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. In de Verordening wordt nu vastgelegd dat in bijzondere omstandigheden, te bepalen door de voorzitter of zijn plaatsvervanger, het horen kan plaatsvinden door één lid van de commissie. Bij bijzondere omstandigheden kan gedacht worden aan de situatie van een ingebrekestelling, waardoor het bestuursorgaan nog twee weken de tijd heeft om tijdig een beslissing te nemen. Aangezien hoorzittingen om de drie á vier weken plaatsvinden, kan het nodig zijn dat tussentijds het horen door één lid van de commissie plaatsvindt.

Artikel 15 Niet-deelneming aan de behandeling

Dit artikel behoeft geen toelichting. Zie ook artikel 2:4 Awb.

Artikel 16 Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

Aangezien in de Sociale Kamer en de Personeelkamer persoonlijke zaken behandeld worden, vinden deze hoorzittingen altijd achter gesloten deuren plaats. In zijn algemeenheid zijn de hoorzittingen van de Algemene Kamer openbaar, waarbij uitzondering op deze regel mogelijk blijft, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Zo vindt de zitting van de Algemene Kamer altijd achter gesloten deuren plaats bij bezwaarschriften die op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn ingediend.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 19 van de verordening achter gesloten deuren plaats heeft.

Artikel 17 Schriftelijke verslaglegging

Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld.

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 18 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbende(n) en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat, indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbende(n) wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang, dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbende(n) in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263).

Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).

Artikel 19 Uitbrengen advies

Zie ook de toelichting bij artikel 16. De hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

Het horen kan plaatsvinden door de voorzitter of een door hem aangewezen lid (zie onder 14). Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19 oktober 1998, JB 1998/257, LJN: ZF3606, Centrale Raad van Beroep van 22 februari 2011, LJN:6231). Te doen gebruikelijk is dat, als het horen door een niet-voltallige commissie heeft plaatsgevonden, in het advies tot uitdrukking wordt gebracht dat advisering wel door de gehele commissie is geschied.

Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 6 januari 1997).

De bezwaarschriftencommissie adviseert ook over een verzoek om vergoeding van de proceskosten, als bedoeld in artikel 7:15, 7:28 en 8:75 Awb en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

In artikel 7:11 Awb is geregeld dat indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit dient plaats te vinden. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit.

Een heroverweging van het besluit betekent dat de toetsing niet beperkt moet blijven tot vragen van rechtmatigheid, maar binnen de grenzen van de wet zich ook dient uit te strekken tot beleidsmatige en bestuurlijke aspecten.

De heroverweging dient ex nunc plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.

Daarnaast dient de heroverweging op grondslag van het bezwaar te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze, ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.

Verder is het de bedoeling van deze bepaling dat er geen verslechtering van de positie van degene die het bezwaarschrift indient tijdens de bezwaarschriftenprocedure mag optreden (verbod van reformatio in peius). Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een derde bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en niet in strijd met genoemd beginsel.

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien van het advies van de commissie wordt afgeweken in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden.

Ten slotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.

Artikel 20 Jaarverslag

De bezwaarschriftencommissie brengt jaarlijks verslag uit aan de raad, het college en de burgermeester over haar werkzaamheden. In het jaarverslag wordt aangegeven welke aantallen bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond et cetera) of het bestuursorgaan contrair heeft besloten, in welke gevallen beroep wordt ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.

In geval er een klacht is ingediend tegen de bezwaarschriftencommissie wordt dit in het jaarverslag vermeld.

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).