Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel scholingsplicht voor jongeren gemeente Heerlen 2012 |
Citeertitel | Beleidsregel scholingsplicht voor jongeren gemeente Heerlen 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet Werk en Bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2012 | 01-02-2014 | Nieuwe regeling | 04-12-2012 Weekblad Parkstad | 2012/34849 |
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.Het college: het college van burgemeester en wethouders van de
d.Rijks kas bekostigd onderwijs: definitie zoals omschrijven in artikel 2.1.1
van de Wet educatie beroepsonderwijs en artikel 1.8 van de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
g.De documenten: de documenten zoals bedoeld in artikel 41, vijfde lid
h.De regeling: De beleidsregeling scholingsplicht voor jongeren gemeente
Artikel 2 Inspanningen college
1.Het college informeert de jongere bij de melding dat deze gehouden is
gedurende de zoektermijn is te onderzoeken of hij uit het ‘s Rijks bekostigd onderwijs kan volgen.
Beoordeling inspanningen jongere
1.Het is aan de jongere om aannemelijk te maken dat hij alles in het werk
heeft gesteld om te onderzoeken of hij in aanmerking komt voor uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs.
Artikel 6 Onderzoek college mogelijkheden volgen onderwijs
Het college beoordeelt op grond van de zelfredzaamheidmatrix alsmede de door de jongere overgelegde gegevens of het in redelijkheid van de jongere kan worden verlangd dat deze uit ’s Rijks bekostigd onderwijs kan volgen.
Artikel 7 De jongere kan in latere fase onderwijs volgen
Indien het college heeft vastgesteld dat van de jongere redelijkerwijs verlangd kan worden dat deze door het ‘s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen, wordt in geval het onderwijs niet per direct kan worden gestart bijstand tot de startdatum van het onderwijs verleend.
gemeentesecretaris, burgemeester,
Naar aanleiding van de WWB 2012 is op 1 juli 2012 de volgende uitsluitingsgrond voor jongeren in werking getreden:
Geen recht op algemene bijstand heeft degene die jonger is dan 27 jaar en uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen en:
1°. in verband daarmee aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet op de
studiefinanciering 2000, dan wel
2°. in verband daarmee geen aanspraak heeft op studiefinanciering en dit onderwijs niet volgt.
Jongeren die uit Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen en daarmee aanspraak hebben op studiefinanciering komen niet in aanmerking voor algemene bijstand. De wetgever verwacht van de jongeren dat ze de mogelijkheden binnen het reguliere onderwijs volledig benutten. Daarnaast wordt studiefinanciering gezien als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Studiefinanciering bestaat uit een basisbeurs, een basislening en een aanvullende beurs/lening. Uit de definitie van het begrip studiefinanciering valt de lening hier ook onder. Als de jongere geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs en aanvullende beurs, maar wel kan lenen bij het DUO dan is de omschrijving “aanspraak maken op studiefinanciering” zoals opgenomen in art 13 lid 2 onder c WWB ook van toepassing. Als deze mogelijkheid er is dan ziet de wetgever geen reden om algemene bijstand te verstrekken.
Het volgen van uit Rijks kas bekostigd onderwijs is eveneens mogelijk zonder de jongere aanspraak kan maken op studiefinanciering. Voorbeelden hiervan zijn het voortgezet onderwijs en BBL. De wetgever stelt als de jongere een door het Rijk gefinancierde opleiding kan volgen en hij weigert dit of laat dit na dan is er géén recht op bijstand. Volgt de jongere de opleiding wel maar kan geen beroep doen op studiefinanciering dan komt de jongere in aanmerking voor algemene bijstand.
De wetgever heeft niet toegelicht wat hij precies bedoeld met het “ kunnen volgen” van door het Rijk bekostigd onderwijs. Schulinck gaat ervan uit dat het kunnen volgen niet alleen het daadwerkelijke inschrijven is, maar ook of van de jongere dit redelijkerwijs verwacht kan worden. Daarbij kunnen er allerlei omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat een jongere tijdelijk of niet in staat is om regulier onderwijs te volgen, zoals fysieke, psychische beperkingen of de capaciteit ontbreekt.
Als er nog mogelijkheden zijn voor de jongere om regulier onderwijs te volgen en deze mogelijkheden zijn onvoldoende benut dan moet het college bijstand weigeren.
Ter beoordeling kan de startkwalificatie een ijkpunt zijn. Het gaat dan over een HAVO,- VWO of MBO 2 diploma. Heeft een jongere niet over een startkwalificatie dan wordt van de jongere verwacht dat hij verder studeert. Maar heeft de jongere wel een startkwalificatie dan moet onderzocht worden in hoeverre het verder studeren bijdraagt aan het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt. Wordt door het volgen van de studie de kansen op de arbeidsmarkt vergroot dan mag je van de jongere verwachten dat hij verder studeert.
Met deze beleidsregel wordt het “kunnen volgen” van door het Rijk bekostigd onderwijs gedefinieerd. Middels de zelfredzaamheidsladder en het onderzoek van het college wordt bepaald of de jongere in staat is om door het Rijk bekostigd onderwijs te volgen.
Artikelsgewijze toelichting beleidsregel scholingsplicht voor jongeren
De artikelsgewijze toelichting is beperkt tot die artikelen die ook een toelichting behoeven.
De jongere meldt zich aan de poort voor een uitkering. Er volgt een gesprek met een inkomensconsulent en een uitstroomconsulent. De inkomensconsulent toetst of er gebruik gemaakt kan worden van voorliggende voorzieningen en recht op bijstand. Aan iedere jongeren wordt de plicht opgelegd om zich maximaal in te spannen zijn mogelijkheden binnen het door het Rijk bekostigd onderwijs de te onderzoeken.
In dit eerste gesprek vindt al een eerste check plaats op grond van de zelfredzaamheidsmatrix met betrekking tot de leefgebieden. Waaronder inkomen, huisvestiging, geestelijke gezondheidszorg maar ook justitie en gezinsleven om globaal te zelfredzaamheid ten aanzien van het kunnen volgen van door het Rijk bekostigd onderwijs vast te stellen.
Als de jongere tijdens dit gesprek aangeeft niet te “kunnen” studeren dan verzoekt de consulent de jongere om hiervan bewijsstukken te overleggen. Als uit de eerste check met behulp van de zelfredzaamheidsmatrix blijkt dat er belemmeringen zijn ten aanzien van het kunnen volgen van door het Rijk bekostigd onderwijs dan verzoekt het college de jongere hiervan bewijsstukken te overleggen.
De jongere krijgt na het gesprek een vervolgafspraak mee. In deze brief staat de informatie met betrekking tot de informatieplicht, de verwachtingen van de jongere, opdrachten, te leveren bewijsstukken en de consequenties bij het voldoen hieraan vermeld. In deze weken krijgt de jongere de gelegenheid om zijn mogelijkheden binnen het regulier onderwijs te onderzoeken.
Met de inwerkingtreding van het Wetsvoorstel tot wijziging van de WWB en samenvoeging van deze wet met de Wij per 1 januari 2012, heeft de Regering, naast het samenvoegen van de WWB met de Wij (en het als gevolg daarvan intrekken van de Wij), de verplichtingen voor jongeren tot 27 jaar, aangescherpt. Voor voor de jongere tot 27 jaar, is een zoektermijn van 4 weken ingevoerd (vanaf de datum van melding bij het jongerenloket). In deze periode dient de jongere aantoonbare inspanningen te verrichten om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en zijn mogelijkheden voor de terugkeer naar regulier onderwijs te onderzoeken.
De jongere wordt uitgelegd wat er van hem verwacht wordt, binnen de 4 weken zoektermijn, met betrekking tot de mogelijkheden om terug te keren naar uit Rijks kas bekostigd onderwijs. In verband met het mogelijk kunnen volgen van regulier onderwijs, geldt voor jongeren een extra informatieplicht. Als zij een aanvraag indienen moeten zij documenten verstrekken die het college kunnen helpen bij de beoordeling of ze nog mogelijkheden hebben binnen het uit Rijks kas bekostigde onderwijs (artikel 41 lid 5 WWB).
De jongere dient binnen de zoektermijn een afspraak te maken bij bureau vroegtijdig schoolverlaters (VSV) om een advies te laten uitbrengen of de jongere feitelijk naar school kan. Het scholingsadvies van VSV bestaat uit: personalia, schoolloopbaan, capaciteiten, informatie DUO en de eventuele belemmeringen
De jongere overlegt de gevraagde bewijsstukken aan het college. Gedacht kan worden aan reeds behaalde diploma’s of certificaten, een verklaring van een functionaris van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten en een bindend studieadvies dat door een onderwijsinstelling is verstrekt. De jongere overlegt tevens de bewijsstukken van eventuele belemmeringen die door de jongere worden aangevoerd en het advies van VSV.
Tijdens de vervolgafspraak tekent de jongere het aanvraagformulier.
De jongere meldt zich niet meer terug op de vervolgafspraak dat is er geen sprake van een aanvraag en is een vervolgactie niet aan de orde.
Heeft de jongere zich niet terug gemeld op de afspraak, maar verschijnt op een later tijdstip dan is de ingangsdatum van het eventuele recht niet de eerste meldingsdatum.
Bijvoorbeeld de jongere meldt zich op 1 november 2012, verschijnt niet op 29 november 2012 op de vervolgafspraak maar op 5 december 2012. Dan is het eventueel recht pas vanaf 5 december 2012. Dit is de nieuwe meldingsdatum.
Het college beoordeelt of de jongere voldoende inspanningen geleverd heeft om zijn mogelijkheden binnen door het Rijk bekostigd onderwijs te onderzoeken en heeft de jongeren voldaan de opgelegde opdrachten en verwachtingen die hem per brief tijdens de melding zijn overhandigd.
Indien de jongere zich onvoldoende heeft ingespannen dan biedt het college een redelijke termijn om het verzuim te herstellen. Herstelt de jongere het verzuim niet dat wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.
De beoordeling van de belemmeringen blijft een verantwoordelijkheid het college.
Naast de feitelijk informatie moet er ook onderzoek plaatsvinden of er redelijkerwijs van de jongere verlangd kan worden dat deze terugkeert naar regulier onderwijs. Middels de zelfredzaamheidsmatrix wordt er een definitief de zelfredzaamheid getoetst. Waaronder inkomen, huisvestiging, geestelijke gezondheidszorg maar ook justitie en gezinsleven.
De jongere kan naar school en uit het onderzoek blijkt dat er geen belemmeringen zijn om regulier onderwijs te volgen. De school daarentegen start het volgend schooljaar, bijvoorbeeld februari of september. De jongere ontvangt ter overbrugging een uitkering over een gesloten periode maar daarbij wordt de verplichting opgelegd om in de tussentijd op zoek te gaan naar werk tenzij in de tussentijds wijzigingen voordoen waardoor de terugkeer naar studie niet mogelijk is. Er worden geen re-integratieactiviteiten ingezet wanneer de jongeren tijdelijk een uitkering ontvangt en terug kan keren naar school.
Start de jongere uiteindelijk niet doordat de jongere besluit niet te willen gaan dan wordt de uitkering beëindigd of afgewezen op de startdatum van de studie.
De jongere kan op grond van de tabel tijdelijk niet naar school. Hierop wordt een plan van aanpak opgesteld op grond van artikel 44a van de WWB met daarin vermeld de te volgen stappen met een tijdsplanning om de terugkeer naar school mogelijk te maken. Het plan van aanpak wordt regelmatig geëvalueerd en eventueel bijgesteld met de jongere. Indien de jongere niet meewerkt aan de opgelegde verplichtingen in het plan van aanpak dat wordt er een maatregel beoordeeld op grond van de gemeentelijke afstemmingsverordening.
De jongere kan op grond van de toets en overig onderzoek niet naar school. Hierop wordt een plan van aanpak opgesteld op grond van artikel 44a van de WWB met daarin vermeld de te volgen stappen met een tijdsplanning om de terugkeer naar de arbeidsmarkt of opstart re-integratie mogelijk te maken. Het plan van aanpak wordt regelmatig geëvalueerd en eventueel bijgesteld met de jongere. Indien de jongere niet meewerkt aan de opgelegde verplichtingen in het plan van aanpak dat wordt er een maatregel beoordeeld op grond van de gemeentelijke afstemmingsverordening.