Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tot wijziging van de verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2013 (eerste wijziging). |
Citeertitel | Verordening tot wijziging verordening precariobelasting 2013 (eerste wijziging) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2012 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 18-12-2012 Gemeenteblad 2012, nr. 81 | Onbekend |
Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing.
Onder de naam "precariobelasting" wordt een directe belasting geheven terzake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
kwartaal : een kalenderkwartaal;
week : een periode van zeven aaneengesloten dagen;
Vergunning : een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een
persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de
openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.
Terras : een geheel van tafels, stoelen of andere roerende zaken, die de
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
Artikel 4. Maatstaf van heffing en tarief.
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
De belasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:
voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;
Artikel 6. Berekening van de precariobelasting.
Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het derde lid, van overeenkomstige toepassing is.
Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief, maandtarief of seizoenstarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.
In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.
Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10. Termijnen van betaling.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op éénaanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €78,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.
Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.
Artikel 14. Anti-dubbeltelbepaling
Geen precariobelasting wordt geheven voor voorwerpen met reclame-uiting, waarvoor in hetzelfde belastingtijdvak reeds reclamebelasting wordt geheven. (Voor luifels, terrasmeubilair, -afscheidingen, en daarbij behorende parasols wordt precariobelasting geheven)
Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2012
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
de gemeentesecretaris van Eindhoven,
(behorende bij de "Verordening tot wijziging verordening precariobelasting 2013 (eerste wijziging)")
Hoofdstuk 1 Bouwmaterialen en dergelijke
Hoofdstuk 3 Goederen, materialen, wagens, kramen enz.
Hoofdstuk 5 Onderdelen van onroerend goed
Hoofdstuk 6 Benzinepompinstallaties
Hoofdstuk 7 Overige voorwerpen
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2012.