Organisatie | Ooststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Ooststellingwerf 2013 |
Citeertitel | Besluit Voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Ooststellingwerf 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Stroomschema eigen bijdrage versus eigen aandeel Prijzenoverzicht aanbod HMC |
Dit besluit vervangt het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Ooststellingwerf 2011.
Wet Maatschappelijke Ondersteuning, art. 5
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2015 | nieuwe beleidsregels | 18-12-2012 Nieuwe Ooststellingwerver, 09-01-2013 | College, 18-12-2012 |
BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE OOSTSTELLINGWERF 2013
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf;
gelet op de Verordening Voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Ooststellingwerf2013, zoals vastgesteld door de raad bij besluit van18 december 2012;
het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ooststellingwerf2013
Hoofdstuk 2. Vormen van te verstrekken individuele voorzieningen
Paragraaf 2 Persoonsgebonden budget (PGB)
Artikel 3 Verzoek aanvrager PGB
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een PGB vindt plaats op verzoek van de belanghebbende.
De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor een PGB dient in bepaalde mate te beschikken over organisatie- en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef. Tevens dient hij inzicht te hebben in keuzemogelijkheden tussen de verschillende leveranciers en voorzieningen. Indien belanghebbende geen of onvoldoende inzicht, organisatie- en regelvermogen en/of verantwoordelijkheidsbesef heeft, kan de gemeente een PGB weigeren.
De met behulp van een PGB aangeschafte voorzieningen moeten onderhouden kunnen worden. Dit betekent dat de belanghebbende in staat is de voorzieningen bij een leverancier uit te kiezen, aan te kopen en zorg te dragen dat de voorziening gedurende de looptijd van het PGB in goede staat in gebruik kan blijven.
Er mag geen sprake zijn van financiële problemen bij de belanghebbende, tenzij op belanghebbende financieel toezicht wordt uitgeoefend door bijvoorbeeld het maatschappelijk werk of een gemeentelijke kredietbank waardoor belanghebbende kan voldoen aan de regels met betrekking tot de verantwoording van het PGB.
Onderhoud, reparatie,keuring en verzekering
De belanghebbende is verplicht bij aanschaf van rolstoelen, scootmobielen en andere mobiliteit bevorderende voorzieningen voor onderhoud en reparatie te zorgen, en een eventueel verplichte verzekering voor deze voorziening af te sluiten, alsook zorg te dragen voor de eventueel noodzakelijke keuring(en) van de voorziening. De vergoeding van deze kosten maakt deel uit van het totale PGB.
Als de hoogte van het PGB is vastgesteld, wordt het bij beschikking aan de budgethouder bekend gemaakt. In deze beschikking wordt vermeld wat de omvang van het PGB is, voor welke periode c.q. voorziening het PGB bedoeld is en wanneer het PGB uitgekeerd wordt. In de beschikking wordt ook vermeld wanneer een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd is.
Paragraaf 3 Financiële tegemoetkoming
Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming is het de verplichting om de financiële tegemoetkoming uiterlijk zes maanden na uitbetaling aan te wenden voor de bekostiging van het doel waarvoor deze was verleend.
Artikel 9 Uitbetaling van de financiële tegemoetkoming
Als de hoogte van de financiële tegemoetkoming is vastgesteld, wordt het bij beschikking bekend gemaakt. In deze beschikking wordt vermeld wat de omvang van de financiële tegemoetkoming is, voor welke periode en voor welke voorziening de financiële tegemoetkoming bedoeld is en wanneer de financiële tegemoetkoming uitgekeerd wordt. In de beschikking wordt ook vermeld wanneer een eigen aandeel in de kosten verschuldigd is.
Paragraaf 4 Eigen bijdrage/eigen aandeel
Artikel 10 De eigen bijdrage en het eigen aandeel
Indien het resultaat behaald kan worden door een woonvoorziening die bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende een periode van 39 (negenendertig) maal vier weken een eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening gebracht (zie bijlage 2).
Artikel 11 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel
De omvang van de eigen bijdragen en het eigen aandeel wordt jaarlijks overgenomenvanuit de AMvB, inhoudende de Regeling vaststelling bedragen met ingang van 1 januari in het nieuwe jaar krachtens het Besluit maatschappelijke ondersteuning. De parameters voor de eigen bijdragen/eigen aandeel zijn overgenomen in tabel 1 in de ‘bijlage 1 tabellen’.
Hoofdstuk 3. Vormen van te verstrekken individuele voorzieningen per resultaat
Paragraaf 1 Een schoon en leefbaar huis
Artikel 12 Toekenning Voorziening in natura
Deze hulp gaat de gebruikelijke zorg te boven en wordt verleend door één van de gecontracteerde aanbieders die daarvoor op verzoek van de aanvrager door het college wordt ingeschakeld.
Artikel 13 De hoogte van het persoonsgebonden budget
Voor Hulp bij het huishouden type 1 en Hulp bij het huishouden type 2 wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld. De bedragen zijn gebaseerd op 75% van het gemiddelde uurtarief van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders. Er wordt verondersteld dat deze bedragen toereikend zijn om huishoudelijke hulp in te kopen. Indien er bijzondere omstandigheden zijn waardoor het PGB-bedrag niet voldoende is, is het mogelijk om het bedrag te verhogen tot maximaal het hoogste uurtarief waarvoor de gemeente hulp bij het huishouden heeft gecontracteerd.
Artikel 14 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget
Het PGB wordt maandelijks, per kwartaal of per jaar uitbetaald.
Artikel 15 Verantwoording PGB bij de voorziening hulp bij het huishouden
Als een PGB wordt aangewend voor hulp bij het huishouden legt de budgethouder binnen een door de gemeente aangegeven periode verantwoording af aan het college. De verantwoording vindt, al dan niet steekproefsgewijs, plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van een kalenderjaar.
Paragraaf 2 Wonen in een geschikt huis
Artikel 16 De hoogte van het PGB voor een roerende woonvoorziening
Het PGB voor een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst compenserende voorziening (zo mogelijk uit het kernassortiment), zoals dat door het college aan de leverancier of de woningcorporaties wordt betaald (onder aftrek van het kortingspercentage dat door de leverancier wordt geboden).
Het PGB kan verhoogd worden met maximaal 5% per jaar op de door de gemeente gecontracteerde leverancier gehanteerde verkoopprijs of op de prijsafspraak met de woningbouwvereniging voor onderhoud, reparatie, keuring en verzekering. Hierbij wordt uitgegaan van de gemiddelde gebruiksduur van de voorziening.
Artikel 17 De hoogte van het PGB voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening
De hoogte van het PGB voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en de daarmee eventueel samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie wordt bepaald aan de hand van door de belanghebbende opgevraagde vergelijkbare offertes, waarbij de prijs van de leverancier die de goedkoopst compenserende voorziening kan leveren doorslaggevend is. De gemeente is gemachtigd om een tegenofferte op te vragen.
Artikel 18 Verantwoordingstermijn PGB woonvoorziening
De budgethouder moet binnen een door de gemeente vooraf bepaalde periode, na uitbetaling van het PGB, de geïndiceerde voorzieningen besteld of in bezit hebben en een bewijsstuk (nota/factuur) inclusief het betalingsbewijs aan het college overleggen.
Artikel 19 Kosten bouwkundige of woontechnische woonvoorziening
Alleen de kosten van de volgende bouwkundige- of woontechnische voorzieningen komen voor vergoeding in aanmerking:
Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.
Bij een bouwtechnische of woontechnische aanpassing kan de gemeente bepalen dat een gereedmelding plaats dient te vinden.
Bij sanering van woon- en/of slaapkamer of aanbrengen van rolstoelvloerbedekking wordt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode van de te vervangen voorzieningen. De vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de werkelijke kosten, gebaseerd op de goedkoopst compenserende voorziening. Hierbij wordt uitgegaan van de door het NIBUD aangeleverde bedragen. Indien de te vervangen voorziening ouder is dan 8 jaar wordt deze als afgeschreven beschouwd en wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. De volgende systematiek wordt gehanteerd:
Artikel 22 Verhuiskostenvergoeding
De hoogte van de financiële tegemoetkoming die wordt verstrekt voor verhuis- en inrichtingskosten is opgenomen in de ‘bijlage 1 tabellen’.
Artikel 23 Het bezoekbaar maken van de woning
Er is een maximumbedrag vastgesteld voor het bezoekbaar maken van een woning voor bewoners van AWBZ-instellingen ( zie ‘bijlage 1 tabellen’).
Artikel 24 Hoogte kosten in verband met tijdelijke huisvesting
De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid onder a. en b. wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.
Het college verleent een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt voor de kosten zoals bedoeld in het vijfde lid onder a en c en met een maximum van 50 % van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt voor de kosten als bedoeld in het vijfde lid onder b.
Artikel 25 Aanpassen van woonwagens
Het college verstrekt alleen een PGB in de aanpassingskosten van een woonwagen indien aan de volgende vereisten wordt voldaan:
Artikel 26 Aanpassing bij woonschepen
Het college verleent slechts een PGB in de aanpassingskosten van een woonschip indien:
Artikel 27 Technische levensduur
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, heeft het college een maximumbedrag voor de aanpassingskosten bepaald. Het maximumbedrag is te vinden in ‘bijlage 1 tabellen’ van dit Besluit.
Artikel 28 Aanpassing bij binnenschepen
Het college verleent slechts een PGB in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:
Artikel 29 Terugbetaling bij verkoop
1. De waardestijging die door het treffen van een woonvoorziening is ontstaan, dient bij eventuele verkoop binnen 10 jaar na gereedmelding van de woningaanpassing gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald door belanghebbende, indien deze (deels) woningeigenaar is. Dit is alleen van toepassing op aanpassingen die een bedrag van € 15.000,- te boven zijn gegaan.
In alle gevallen wordt de eigen bijdrage, die voor rekening van de woningeigenaar is gekomen bij de toekenning van de woonvoorziening(en) in mindering gebracht op de waardestijging. De waarde wordt door een beëdigd taxateur in opdracht van de gemeentebepaald. Het terug te betalen bedrag bedraagt nooit meer dan de verstrekte financiële tegemoetkoming.
Paragraaf 3 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 32 De hoogte van de financiële tegemoetkoming
De hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor voorzieningen verband houdend met het zich lokaal verplaatsen is te vinden in “Bijlage 1 tabellen “ van dit besluit. Het bedrag dat verstrekt wordt voor een vervoersvoorziening wordt jaarlijks vastgesteld.
Artikel 33 Verantwoordingstermijn financiële tegemoetkoming vervoer
Voor een financiële tegemoetkoming bij individuele vervoersvoorzieningen geldt bij het gebruik van vervoer door eigen auto of derden geen verantwoordingsverplichting. Bij het gebruik van de (rolstoel)taxi vindt vergoeding plaats op declaratiebasis. De declaraties vormen tegelijkertijd de verantwoording van het financiële tegemoetkoming.
Behorende bij het BESLUIT Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013
* Gebaseerd op een vervoersbehoefte van 1500 kilometer per jaar voor lokaal vervoer. Wanneer een grotere vervoersbehoefte aangetoond kan worden, kan het aantal kilometers worden verhoogd.
Bij de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de kosten van een middenklasse auto per km. (bron: ANWB). Hierop wordt een eigen bijdrage van € 0,18 per kilometer in mindering gebracht. Dit is gelijk aan het OV-tarief 2012.
BIJLAGE 2 Richtlijnen met betrekking tot de eigen bijdrage en eigen aandeel gemeente Ooststellingwerf
Eigen bijdrage en eigen aandeel
De eigen bijdrage/aandeel is van toepassing bij het verlenen van voorzieningen in natura, een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming. Dit maakt de cliënt zich ook bewuster van het gebruik en de omgang met de voorziening. Het past in het denkkader van de Wmo: de eigen verantwoordelijkheid van de burger. In deze richtlijnen wordt de eigen bijdrage/aandeel verder uitgewerkt.
Vaststelling en inning van de eigen bijdrage en het eigen aandeel gebeurt door het Centraal Administratiekantoor (CAK). Het CAK draagt de ontvangen bijdrage weer af aan de gemeente (minus een bedrag ter compensatie van de eigen kosten).
Geen eigen bijdrage wordt gevraagd indien:
Uitgangspunten woon- en vervoersvoorzieningen
Uitgaan voor berekening van de waarde van de voorziening
valt een voorziening in het kernassortiment (zie tabel kernassortiment) dan uitgaan van de eigen bijdrage waarden in de tabel. Deze eigen bijdrage waarden is de vervangingswaarde inclusief reparatie, onderhoud- en de verzekeringskosten). De vervangingswaarde is de nieuwprijs die de gecontracteerde hulpmiddelenleverancier (jaarlijks) berekent en opneemt in het kernassortiment.
Met kostprijs wordt bedoelt wat de voorziening de gemeente gemiddeld kost. De gemeente mag nooit meer eigen bijdrage vragen als wat de voorziening de gemeente gemiddeld kost (zie tabel kernassortiment).
Om de kostprijs te berekenen wordt door de gemeente gebruik gemaakt van de vervangingswaarde en het afschrijftermijn van gemiddeld 7 jaar tot gemiddeld 10 jaar. In de praktijk blijkt dat b.v. een scootmobiel soms zijn looptijd van 7 jaar niet haalt en soms ook iets langer kan rijden. Voor de kostprijs kan niet gekeken worden naar de looptijd van een voorziening, maar wordt uitgegaan wat de gemiddelde kosten zijn voor de gemeente. De gemeente heeft immers de verplichting om een voorziening te blijven leveren ook als de voorziening zijn looptijd van 7 jaar of 10 jaar niet haalt.
De gebruiker betaald een maximale eigen bijdrage naar aanleiding van zijn eigen inkomen voor het gebruik van een voorziening die veilig is, verzekerd is en onderhouden en gerepareerd wordt.
De eigen bijdrage wordt gedurende het gebruik van de voorziening geïnd. De eigen bijdrage stopt zodra geen gebruik meer wordt gemaakt van de voorziening.
Het CAK systeem vereist echter van de gemeente om een periode aan te geven waarin er op de voorziening een eigen bijdrage wordt geïnd. Na deze periode kan de gemeente weer opnieuw een periode van eigen bijdrage invoeren indien de klant nog gebruik maakt van deze voorziening. Dit is onafhankelijk of deze klant binnen die periode al weer een nieuwe voorziening heeft gehad of dat de voorziening nog goed functioneert en langer als deze periode kan functioneren.
Op basis van de Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten wordt een korting verstrekt van 33% op de eigen bijdrage. Dit wordt automatisch verrekend door het CAK, cliënten zien dit op hun factuur staan. Deze korting is in plaats van de fiscale aftrek van de eigen bijdrage gekomen. Genoemde wet is ingegaan op 1 januari 2009.
Bijlage 2 richtlijnen eigen bijdrage en eigen aandeel Deel 2
Geldt alleen voor artikelen die in natura en in bruikleen worden verstrekt.
Voorbeeld berekening eigen bijdrage
De totale kostprijs per periode voor een scootmobiel grote actieradius (koopprijs, onderhoud en verzekering) bedraagt € 5.572,12. De maximale eigen bijdrage per periode is dan € 5.572,12 / 91 perioden is afgerond € 61,00 per periode (4 weken).