Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-01-2014 | 01-02-2015 | art. 36, 59 | 19-12-2013 | 1 | |
01-12-2012 | 20-01-2014 | nieuwe regeling | 11-09-2012 Gemeenteblad van Utrecht 2012, nr. 89 | Besluit college van B&W van 11 september 2012 |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten De Bilt en Utrecht en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;
het uit overwegingen van kwaliteit, continuïteit en efficiency gewenst is om hun samenwerking bij de beleidsvoorbereiding, heffing en invordering van waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen, alsmede bij de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken en het beheer en de uitvoering van vastgoedinformatie vorm te geven op basis van een gemeenschappelijke regeling;
de colleges van burgemeester en wethouders en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van hun raden onderscheidenlijk hun algemeen bestuur daartoe de vereiste toestemming hebben verkregen;
het voornemen bestaat om met ingang van 1 juli 2013 de samenwerking operationeel te hebben en de taken daadwerkelijk gezamenlijk te gaan uitvoeren met ingang van 1 januari 2014;
de navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
ambtenaar van het samenwerkingsverband: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 232, vierde lid onder c, van de Gemeentewet respectievelijk artikel 124, vijfde lid onder c, van de Waterschapswet, bevoegd tot heffing of invordering van belastingen en tot uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;
belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 232, vierde lid onder d, van de Gemeentewet respectievelijk artikel 124, vijfde lid onder d, van de Waterschapswet, dan wel als een belastingdeurwaarder aangewezen gerechtsdeurwaarder, bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet;
heffingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van het samenwerkingsverband, als bedoeld in artikel 232, vierde lid onder a, van de Gemeentewet respectievelijk artikel 124, vijfde lid onder a, van de Waterschapswet, bevoegd tot heffing van belastingen en tot uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;
Hoofdstuk 2 Inrichting en samenstelling van het bestuur
Elk van de colleges wijst uit zijn midden een lid aan dat hem in het algemeen bestuur vertegenwoordigt, behoudens het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden dat twee leden uit zijn midden aanwijst die hem in het algemeen bestuur vertegenwoordigen.
Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien uit de presentielijst is gebleken dat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Hij kan het algemeen bestuur voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
De leden van het bestuur van het samenwerkingsverband en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk hebben overlegd.
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.
Het algemeen bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. Op het ontslagbesluit zijn de artikelen 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter ter zijde bij de uitoefening van hun taak. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Hij ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, mede.
Afdeling 6 Overige bestuursorganen
Het algemeen bestuur is bevoegd om bestuurscommissies als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen in te stellen.
Het samenwerkingsverband heeft een of meer heffingsambtenaren, invorderingsambtenaren, ambtenaren van het samenwerkingsverband en belastingdeurwaarders.
De heffingsambtenaar heeft ter zake van de belastingen als bedoeld in artikel 1, onder d en de Wet waardering onroerende zaken de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer, de Waterwet of de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de inspecteur, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing van de deelnemers.
Artikel 31 Invorderingsambtenaar
De invorderingsambtenaar heeft ter zake van de belastingen als bedoeld in artikel 1, onder d de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer of de Waterwet zijn toegekend aan de ontvanger, respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering van de deelnemers.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste en tweede lid neemt de invorderingsambtenaar de kwijtscheldingsregels van de desbetreffende deelnemer en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.
Artikel 32 Ambtenaar van het samenwerkingsverband
De ambtenaar van het samenwerkingsverband heeft ter zake van de belastingen als bedoeld in artikel 1, onder d en de Wet waardering onroerende zaken de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer, de Waterwet of de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de ambtenaren van de Rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering van de deelnemers als bedoeld in artikel 231, tweede lid onder d, van de Gemeentewet en artikel 123, derde lid onder d, van de Waterschapswet.
Artikel 33 Belastingdeurwaarder
De belastingdeurwaarder heeft ter zake van de belastingen als bedoeld in artikel 1, onder d de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet milieubeheer of de Waterwet zijn toegekend aan de belastingdeurwaarder.
Hoofdstuk 3 Bevoegdheden van het samenwerkingsverband
Afdeling 1 Bevoegdheden van het bestuur
Het bestuur van het samenwerkingsverband is bevoegd tot regeling en bestuur ter behartiging van die belangen die aan het samenwerkingsverband zijn opgedragen.
Artikel 36 Overdracht bevoegdheden
Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden draagt aan het bestuur van het samenwerkingsverband de bevoegdheid tot heffing en invordering van alle door het algemeen bestuur van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden ingestelde waterschapsbelastingen over, voor zover deze waterschapsbelastingen later niet zijn opgeheven.
Artikel 37 Additionele overdracht
Het algemeen bestuur neemt hetgeen dat op grond van het vorige lid is overgedragen, op in een register bij de gemeenschappelijke regeling en zendt deze ter kennisname aan de colleges en aan gedeputeerde staten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Afdeling 3 Bevoegdheden van het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur is bevoegd, indien ingevolge wettelijk voorschrift aan de gemeente of aan het gemeentebestuur respectievelijk het waterschap of aan het waterschapsbestuur hetzij een recht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, om spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, om schorsing van het aangevochten besluit of om een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.
Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, Hoofdstuk XV van de Gemeentewet, Hoofdstuk XVI van de Waterschapswet, Hoofdstuk 7 van de Waterwet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingdienst en de directeur, respectievelijk de colleges, met inachtneming van het bepaalde in artikel 36 en 37.
Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het vaststellen van beleidsregels en het per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van bevoegdheden door de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar, de ambtenaar van het samenwerkingsverband onderscheidenlijk de belastingdeurwaarder voor de uitoefening van hun bevoegdheden.
Afdeling 4 De taken bevoegdheden van de voorzitter
De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in en buiten rechte. Indien de voorzitter aan een ander machtiging verleent tot vertegenwoordiging, behoeft deze machtiging de instemming van het dagelijks bestuur.
Hoofdstuk 5 Financiën van het samenwerkingsverband
De vertegenwoordigende organen van de deelnemers kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze tijdig aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Artikel 53 Jaarrekening en jaarverslag
De in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.
Indien het algemeen bestuur tot het standpunt komt dat onrechtmatige totstandkoming van in de jaarrekening opgenomen baten, lasten of balansmutaties aan de vaststelling van de jaarrekening in de weg staat, brengt hij dit terstond ter kennis van het dagelijks bestuur met vermelding van de gerezen bedenkingen.
Hoofdstuk 6 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing
Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente of het dagelijks bestuur van een waterschap dat wenst toe te treden, dient hiertoe een verzoek in bij het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband. Het college van de desbetreffende gemeente of het dagelijks bestuur van het desbetreffende waterschap voegt hierbij het besluit tot toestemming van de gemeenteraad respectievelijk het algemeen bestuur van het waterschap als bedoeld in artikel 61, tweede lid van de wet.
Een lid kan in het algemeen bestuur slechts voor toetreding stemmen, dan nadat hij hiervoor de instemming van het college van de deelnemer die hem heeft aangewezen heeft verkregen. Dit college kan deze instemming pas verlenen na verkregen toestemming van zijn vertegenwoordigend orgaan als bedoeld in artikel 61, tweede lid van de wet.
Op grond van het in het derde lid opgestelde liquidatieplan besluit het college dat een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan of daadwerkelijk tot uittreding wordt overgegaan. Het college besluit hier niet toe dan nadat het toestemming van zijn vertegenwoordigend orgaan heeft gekregen als bedoeld in artikel 61, tweede lid van de wet.
Een lid kan in het algemeen bestuur slechts voor wijziging stemmen, dan nadat hij hiervoor de instemming van het college van de deelnemer dat hem heeft aangewezen heeft verkregen. Dit college kan deze instemming pas verlenen na verkregen toestemming van zijn vertegenwoordigend orgaan als bedoeld in artikel 61, tweede lid van de wet.
Artikel 58 Opheffing en liquidatie
Een lid kan in het algemeen bestuur slechts voor opheffing stemmen, dan nadat hij hiervoor de instemming van het college van de deelnemer dat hem heeft aangewezen heeft verkregen. Dit college kan deze instemming pas verlenen na verkregen toestemming van zijn vertegenwoordigend orgaan als bedoeld in artikel 61, tweede lid van de wet.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Artikel 60: Dienstverleningsregeling
Het algemeen bestuur stelt een dienstverleningsregeling vast waarin ten minste aan bod komen:
Artikel 61 Maatwerkovereenkomst
Binnen de kaders van de dienstverleningsregeling, bedoeld in artikel 60, sluit het samenwerkingsverband jaarlijks met iedere afzonderlijke deelnemer een maatwerkovereenkomst waarbij ook nadere afspraken kunnen worde gemaakt over additionele taken als bedoeld in artikel 37.
Artikel 62 Secretarissenoverleg
Het algemeen bestuur stelt een verordening vast waarbij een permanente adviescommissie, onder de naam secretarissenoverleg, wordt ingesteld. De adviescommissie bestaat ten minste uit de secretaris van de gemeente Utrecht en de secretaris-directeur van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De secretaris onderscheidenlijk de secretaris-directeur kan zich laten vertegenwoordigen.
Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet tot een oplossing leidt, benoemen het dagelijks bestuur en het college waarmee het geschil bestaat elk een onafhankelijke deskundige. Beide deskundigen benoemen een derde deskundige, die tevens als voorzitter van de adviescommissie optreedt. Het dagelijks bestuur treedt mede namens het betreffende college op als opdrachtgever van de commissie. In de opdracht wordt tenminste het probleem geschetst, worden de te beantwoorden vragen geformuleerd en wordt de termijn genoemd waarbinnen de commissie haar advies dient uit te brengen.
Op basis van het advies treden de in het tweede lid bedoelde personen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor te leggen aan gedeputeerde staten.
Deze wijziging treedt in werking op de derde dag nadat de laatste deelnemer het collegebesluit en het besluit van het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht tot wijziging overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bekend heeft gemaakt.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 11 september 2012.
De secretaris, De burgemeester,
Drs. M.R. Schurink Mr. A. Wolfsen
Aldus vastgesteld door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden op 27 november 2012.
De secretaris, De dijkgraaf,
Drs. E.Th. Meuleman P.J.M. Poelmann
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt op 18 september 2012.
De secretaris, De burgemeester,
R.A.K. Huijbregts A.J. Gerritsen
Bekendmaking is geschied op 28november 2012.
Dit besluit treedt in werking op 1 december 2012.