Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Verbeterplan professionalisering milieuhandhaving Leeuwarden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerbeterplan professionalisering milieuhandhaving Leeuwarden
CiteertitelVerbeterplan professionalisering milieuhandhaving Leeuwarden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Milieubeheer

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-05-200501-01-2016nieuwe regeling

31-05-2005

n.v.t.

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verbeterplan professionalisering milieuhandhaving Leeuwarden

Verbeterplan professionalisering milieuhandhaving Leeuwarden

 

April 2004

Samenvatting

Naar aanleiding van de discussienota “Met recht verantwoordelijk” hebben het Rijk (VROM,V&W), de provincies (IPO), de gemeenten (VNG) en de regionale waterkwaliteitsbeheerders (UvW) begin 2002 besloten om gezamenlijk een project te starten ter verbetering van de (milieu)handhaving. Dit project heet “Professionalisering van de (milieu)handhaving”. Het doel van het professionaliseringsproces is dat per 1 januari 2005 handhavingsorganisaties een overeengekomen kwaliteitsniveau halen.

 

Vanaf 1 november 2002 hebben gemeenten hun huidige uitvoeringskwaliteit tegen het licht gehouden door een zelfevaluatie aan de hand van een landelijke vragenlijst. Begin 2003 heeft bij elke instantie een externe audit over de evaluatie plaatsgevonden. Alle evaluaties samen leveren samen provinciaal en landelijk een nulmeting op. Vanuit deze situatie is bepaald wat er nog moet gebeuren om de kwaliteit en professionaliteit per provincie op het gewenste niveau te krijgen. De provincies zijn hierbij aangewezen als regisseur.

 

Het professionaliseringsproces voor de sector milieu maakt onderdeel uit van een gemeentebreed professionaliseringsproces voor de handhaving. Alle sectoren van de gemeente Leeuwarden, die met handhaving belast zijn, zijn druk bezig met een kwaliteitsslag voor de handhaving. De meerwaarde van een verbeterslag voor de handhaving kan met name gevonden worden in de procesmatige kant van de handhaving. Het is belangrijk dat de werkwijze van beleid naar uitvoering en andersom in de organisatie is ingebed, door een ieder wordt nagekomen en is gebaseerd op inzichtelijke keuzen. Verder is van belang dat één en ander in voldoende mate is vastgelegd

 

Het proces van professionalisering van de handhaving bestaat uit een viertal fases.

Het verbeterplan van de milieuhandhaving is een deelstap binnen de fase van de organische groei (derde fase). Deze fase is opgesplitst in twee deelstappen; het ontwikkelen van bestuurlijke opties en de organische groei.

 

In het verbeterplan zijn bestuurlijke opties geformuleerd die redelijkerwijs waarborgen dat de uitvoering van de milieuhandhaving per 1 januari 2005 aan het kwaliteitsniveau voldoet. Na de nulmeting is duidelijk geworden in hoeverre de gemeente Leeuwarden een verbeterproces moet doorlopen om aan de kwaliteitscriteria te voldoen. In het verbeterplan wordt duidelijk gemaakt hoe de te realiseren verbeteringen worden aangepakt.

Het verbeterplan is opgesteld conform de notitie van de provincie “Kaders verbeterplannen professionalisering (milieu)handhaving” van april 2003.

 

Inhoud

Samenvatting ………………………………………………. 2

Inleiding …………………………………………………… 4

Hoofdstuk 1 Algemeen ……………………………………. 7

Hoofdstuk 2 Verbetertraject ………………………………. 8

Hoofdstuk 3 Verbanden tussen knelpunten ………………. 12

Hoofdstuk 4 Consolidatie ………………………………… 13

Hoofdstuk 5 Fasering …………………………………….. 14

Hoofdstuk 6 Flexibiliteit …………………………………. 15

Bijlage 1 Het adequate handhavingsproces

Bijlage 2 Kaders verbeterplannen professionalisering (milieu)handhaving

Bijlage 3 Organogram sector milieu

 

Inleiding

Naar aanleiding van de discussienota “Met recht verantwoordelijk” hebben het Rijk (VROM,V&W), de provincies (IPO), de gemeenten (VNG) en de regionale waterkwaliteitsbeheerders (UvW) begin 2002 besloten om gezamenlijk een project te starten ter verbetering van de (milieu)handhaving. Dit project heet “Professionalisering van de (milieu)handhaving”. Het doel van het professionaliseringsproces is dat per 1 januari 2005 handhavingsorganisaties een overeengekomen kwaliteitsniveau halen. Een schematisch overzicht van het adequate handhavingsproces is opgenomen in bijlage 1.

 

De stappen in dit professionaliseringstraject zijn – kort samengevat – de volgende:

  • ·

    Gezamenlijk zijn kwaliteitscriteria voor (goede) handhaving ontwikkeld gebaseerd op het “adequate handhavingsproces” van de Landelijke coördinatiecommissie milieuhandhaving (LCCM). Deze criteria zijn op 1 november 2002 vastgesteld.

  • ·

    Vanaf 1 november 2002 hebben alle gemeenten, waterschappen, provincies, VROM inspecties en de Inspectie Verkeer- en Waterstaat hun huidige uitvoeringskwaliteit tegen het licht gehouden door een zelfevaluatie. Dit is gebeurd aan de hand van een landelijke vragenlijst, die 1 november 2002 is vastgesteld op basis van de set criteria.

  • ·

    Begin 2003 heeft bij elke instantie een externe audit over de evaluatie plaats gevonden. Alle evaluaties samen leveren provinciaal en landelijk een nulmeting op.

  • ·

    Vanuit deze uitgangssituatie is bepaald wat er nog moet gebeuren om de kwaliteit en professionaliteit per provincie op het gewenste niveau te krijgen. De provincies zijn hierbij aangewezen als regisseur. De bereikte resultaten worden onder verantwoordelijkheid van de regisseurs op landelijk vastgestelde ijkmomenten getoetst.

 

Dit verdere traject is niet vrijblijvend. Provinciale regisseurs en in voorkomende gevallen de ministers zullen waar nodig interveniëren om de gemaakte afspraken na te komen en om per 1 januari 2005 het afgesproken kwaliteitsniveau te halen. Mocht dat niet lukken, dan kunnen de ministers dwingende maatregelen treffen om de uitvoeringsstructuur te verbeteren.

 

Het professionaliseringsproces voor de sector milieu maakt onderdeel uit van een gemeentebreed professionaliseringsproces. Alle sectoren van de gemeente Leeuwarden, die met handhaving belast zijn, zijn druk bezig met een kwaliteitsslag voor de handhaving.

Naast het feit dat het professionaliseringsproces voor de milieuhandhaving wettelijk verplicht is, vindt de gemeente Leeuwarden het belangrijk dat hetzelfde proces gemeentebreed wordt opgepakt. De meerwaarde van een verbeterslag voor de handhaving kan gevonden worden in de procesmatige kant van de handhaving. Het is belangrijk dat de werkwijze van beleid naar uitvoering en andersom in de organisatie is ingebed, door een ieder wordt nagekomen en is gebaseerd op inzichtelijke keuzen. Verder is van belang dat één en ander in voldoende mate is vastgelegd.

 

Het proces van professionalisering van de handhaving bestaat uit een viertal fases. Het verbeterplan van de handhaving is een deelstap binnen de derde fase.

 

De eerste fase (oktober 2002) betreft het vaststellen van de kwaliteitscriteria waar de uitvoering van de individuele organisatie aan moet voldoen. In het onderstaande overzicht worden de kwaliteitscriteria per fase in de beleidscyclus genoemd.

 

Onderdelen van het adequate handhavingsproces

Onderwerp

Criteria

Doelen en condities

1.1Probleemanalyse

1.2Prioriteitenstelling en meetbare doelstellingen

1.3Borging personele en financiële middelen

1.4Organisatorische condities

Strategie en werkwijze

2.1 Nalevingsstrategie

2.2 Toezichtsstrategie

2.3 Sanctiestrategie

2.4 Gedoogstrategie

2.5 Interne en externe afstemming

2.6 Protocollen en werkinstructies

2.7 Protocollen voor communicatie, informatiebeheer en informatie-uitwisseling

Uitvoering

3.1 Handhavingsuitvoeringsprogramma

3.2 Omvang van de handhavingscapaciteit

3.3 Kwaliteit van de handhavingscapaciteit

3.4 Uitvoeringsondersteunende voorzieningen

Evaluatie

4.1 Kwaliteitsborging

4.2 Monitoring

4.3 Verantwoording van inzet, prestaties en resultaten

4.4 Vergelijking en auditing

De tweede fase (december 2002) betreft de nulmeting van de huidige uitvoeringskwaliteit(De nulmeting, bestaande uit de zelfevaluatie en de externe audit is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 8 april 2003)

 

De derde fase is opgesplitst in twee deelstappen; het ontwikkelen van bestuurlijke opties en de organische groei.

Voor het ontwikkelen van bestuurlijke opties zijn alle handhavingsorganisaties gevraagd om opties te formuleren die redelijkerwijs waarborgen dat de uitvoering van de handhaving per 1 januari 2005 aan het kwaliteitsniveau voldoen. Na de nulmeting is namelijk duidelijk in hoeverre de betrokken handhavingsorganisaties een verbeteringsproces moeten doorlopen om aan de kwaliteitscriteria te gaan voldoen. Elke organisatie is zelf verantwoordelijk om de maatregelen te treffen die nodig zijn om het gestelde doel op 1 januari 2005 te bereiken.

De te ontwikkelen bestuurlijke opties vormen een verbeterplan, een plan van aanpak.

 

In dit verbeterplan wordt duidelijk gemaakt hoe de te realiseren verbeteringen worden aangepakt. Er is duidelijk gemaakt aan welke voorwaarden moet worden voldaan om de verbeteringen te kunnen realiseren en of deze voorwaarden vervulbaar zijn. Voor alle verbeterpunten geldt, dat de portefeuillehouder milieu bestuurlijk verantwoordelijk en het sectorhoofd milieu ambtelijk verantwoordelijk is.

Het verbeterplan is opgesteld conform de notitie van de provincie “Kaders verbeterplannen professionalisering (milieu)handhaving” van april 2003 (zie bijlage 2).

Leeswijzer

De opbouw van het verbeterplan ziet er als volgt uit. In hoofdstuk 1 wordt de achtergrond van het verbeterplan beschreven. Er wordt ingegaan op de zelfevaluatie en de verificatie ervan. In hoofdstuk 2 worden de verbeterpunten geanalyseerd en uitgewerkt. Hoofdstuk 3 behandelt de verbanden tussen de kwaliteitscriteria. Hoofdstuk 4 gaat in op het borgen van het kwaliteitsniveau. Hoofdstuk 5 gaat in op de fasering van de uitvoering van het verbetertraject. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de flexibiliteit van het verbetertraject.

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1.Reikwijdte zelfevaluatie

 

De gemeente Leeuwarden heeft bij de zelfevaluatie van de milieuhandhaving de volgende clusters onderscheiden: inrichtingen en niet inrichtingen en Wet bodembescherming. Dit wordt in de provinciale rapportage nulmeting van de milieuhandhaving in Fryslân aangeduid als cluster E.

Dit verbeterplan heeft in principe alleen betrekking op de cluster inrichtingen en niet inrichtingen. Echter, de kwaliteitscriteria worden ook betrokken bij het opstellen van het toezichts- en handhavingsplan op grond van de Wet Bodembescherming.

De professionalisering van de handhaving is verder besproken in het gemeentelijk coördinatie-overleg handhaving en de stuurgroep handhaving (hier nemen de sectoren Bouwen en wonen, brandweer, beheer openbare ruimte en juridische en veiligheidszaken aan deel). De kwaliteitscriteria in het kader van de professionalisering van de handhaving worden gebruikt als leidraad bij verdere planvorming binnen de gemeente Leeuwarden.

 

1.2.Verificatie

 

De verificatie is bedoeld om de kwaliteit van de eigen zelfevaluatie te versterken en om te bevorderen dat de handhavingsorganisaties en de regisseurs op regionaal, provinciaal en landelijk niveau een goed vergelijkbaar beeld van de uitgevoerde zelfevaluaties verkrijgen.

De verificatie is uitgevoerd door KPMG in opdracht van het Ministerie van VROM en de Projectgroep Professionalisering Milieuhandhaving.

 

Voor de verificatie is cluster A inrichtingen en niet inrichtingen onderzocht. Om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de ambtelijke zelfevaluatie, zijn door de verificateur vragen gesteld over een aantal kwaliteitscriteria en de bijbehorende antwoorden op vragen uit de zelfevaluatie (zgn. ‘kerncriteria’).

 

De verificatie heeft geleid tot twee aanpassingen in de zelfevaluatie van februari 2003. De verificateur is tot de conclusie gekomen, dat de gemeente Leeuwarden niet handelt op grond van een probleemanalyse (criterium 1.1. van de zelfevaluatie milieuhandhaving). De probleemanalyse heeft plaatsgevonden op basis van praktische ervaring. Dit is al jaren de gang van zaken, alleen is dit tot op heden niet schriftelijk vastgelegd. Tevens is geconstateerd dat de gemeente Leeuwarden niet handelt op grond van een nalevingsstrategie die de inzet van overige instrumenten, niet zijnde handhaving, omvat (criterium 2.1.van de zelfevaluatie milieuhandhaving), omdat er geen schriftelijk beleid is omtrent de inzet van instrumenten anders dan handhaving. Voor het overige is de verificateur het eens met de ambtelijke beantwoording van de vragen in de zelfevaluatie.

 

Cluster C Wet Bodembescherming is naar aanleiding van de verificatie niet aangepast, omdat de gemeente Leeuwarden pas per 1 januari 2003 de taken en bevoegdheden in het kader van de Wet Bodembescherming van de provincie Fryslân heeft overgenomen. Eigen beleidsontwikkeling staat derhalve nog in de kinderschoenen.

Hoofdstuk 2 Verbetertraject

De kwaliteitscriteria bevatten minimum- en facultatieve elementen. Er wordt aan het kwaliteitscriterium voldaan indien men in ieder geval aan de minimumelementen voldoet. Bij diverse criteria zijn daarnaast facultatieve elementen vermeld. Deze bevatten suggesties voor verdergaande verbeteringen, die de kwaliteit van de handhaving mede bepalen en verhogen, maar die geen onderdeel uitmaken van de minimumcriteria. Bij het voldoen aan de gestelde minimumelementen geldt nog een drietal algemene randvoorwaarden ten aanzien van de geldigheid, de beschikbaarheid en de actualiteit.

Hieronder wordt per verbeterpunt een analyse gemaakt en uitgewerkt volgens de notitie “Kaders verbeterplannen professionalisering (milieu)handhaving” van april 2003.

Elke paragraaf begint met de omschrijving van het criterium (cursief) overeenkomstig de zelfevaluatie milieuhandhaving zoals landelijk is ontwikkeld en vastgelegd.

 

In het algemeen geldt, dat het management verantwoordelijk is voor het bewaken van de voortgang van het uitwerken van de verbeterpunten.

 

2.1. Probleemanalyse

 

Probleemanalyse (criterium 1.1.)

Handelt uw organisatie op grond van een probleemanalyse die de volgende onderdelen omvat?

  • -

    alle inrichtingsgebonden taken en objecten

  • -

    alle niet-inrichtingsgebonden taken en objecten

  • -

    alle taakgebonden milieuproblemen

  • -

    de mogelijke effecten van potentiële overtredingen

  • -

    de effecten van feitelijke overtredingen

  • -

    de kansen op overtredingen

 

Er heeft een analyse plaatsgevonden op basis van praktische ervaring. Prioriteitstelling is tot nu toe gedaan op basis van de categorie-indeling. Deze is echter nooit schriftelijk vastgelegd en derhalve wordt niet aan dit minimumelement voldaan.

Om het criterium positief te kunnen beantwoorden dient een document met een probleemanalyse te worden vastgesteld, waarin bovengenoemde onderdelen zijn beschreven.

Per onderdeel zal een analyse plaatsvinden en worden vastgelegd. Er zal een analyse worden gemaakt ten behoeve van de volgende handhavingstaken; Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Bouwstoffenbesluit, milieuaspecten APV, Afvalstoffenverordening, zonebewaking industrieterreinen (Wet geluidhinder).

 

Daarnaast zal een analyse plaatsvinden van de wijze waarop de categorie indeling van bedrijven tot stand is gekomen. Deze zal zo nodig worden aangepast om tot een betere prioriteitsstelling te komen.

 

De probleemanalyse wordt zelfstandig door de gemeente Leeuwarden beschreven, omdat het stellen van prioriteiten op lokaal niveau moet gebeuren. Waar mogelijk zal gebruik worden gemaakt van opgedane kennis en ervaring binnen de eigen organisatie en elders in het land. De probleemanalyse zal 1 mei 2004 gereed zijn.

Voor het opstellen van een probleemanalyse is beleidscapaciteit (senior milieuinspecteurs) beschikbaar. Er zijn geen factoren die verder bepalend zijn voor het resultaat.

 

2.2. Organisatorische condities

 

Organisatorische condities (criterium 1.4.)

Heeft uw organisatie een bereikbaarheidsregeling voor buiten kantooruren.

 

Team bedrijfsmilieuzaken van de gemeente Leeuwarden heeft in 2000 als proefproject een 24-uurs bereikbaarheidsregeling gehad voor milieuklachten buiten kantooruren.

Uit de evaluatie van het project bleek, dat de regeling een grote belasting was voor de bestaande handhavingscapaciteit. Het aantal klachten en aard van de klachten leverden destijds in verhouding te weinig milieurendement op.

Bepalend voor de 24-uurs bereikbaarheidsregeling is de beschikbare capaciteit binnen het team bedrijfsmilieuzaken en de beschikbare middelen. Op dit moment laten de bestaande capaciteit en middelen een 24-uurs bereikbaarheidsregeling niet toe.

Er wordt extra handhavingscapaciteit aangevraagd voor het team bedrijfsmilieuzaken (2 formatieplaatsen in 2004 zijn inmiddels gehonoreerd en 2 structurele formatieplaatsen zullen aan de raad bij perspectief 2005 worden voorgelegd). Indien alle extra formatieplaatsen gehonoreerd worden, zal onderzocht worden of een 24-uurs bereikbaarheidsregeling opnieuw getroffen kan worden. Het onderzoek naar de haalbaarheid van een eigen 24-uurs bereikbaarheidsregeling zal zich onder meer richten op het milieurendement van de regeling. Daarnaast zal onderzocht worden of kan worden aangesloten bij het provinciaal milieu-alarmnummer.

Bepalend voor het resultaat is de honorering van de extra handhavingscapaciteit. Onder 2.6 “Omvang van handhavingscapaciteit” wordt hierop nader ingegaan.

 

2.3. Nalevingsstrategie

 

Nalevingsstrategie (criterium 2.1)

  • -

    Handelt uw organisatie op grond van een nalevingsstrategie die de inzet van overige instrumenten, niet zijnde handhaving omvat?

  • -

    Omvat de sanctiestrategie een regeling voor optreden tegen overtredingen door eigen organisatie en andere overheden.

  • -

    Omvat de sanctiestrategie transparantie over te stellen termijnen voor het opheffen van overtredingen en over de zwaarte van sancties daarvoor.

 

Op dit moment is geen document beschikbaar die een nalevingsstrategie met de inzet van overige instrumenten, niet zijnde handhaving beschrijft. Om dit criterium positief te kunnen beantwoorden moet een document worden vastgesteld, dat ingaat op de inzet van voorlichting en het stimulerende spoor.

In het document zal worden beschreven op welke wijze overige instrumenten kunnen worden ingezet bij planmatige en projectmatige werkzaamheden. Gelet op de kennis en ervaring op het gebied van voorlichting bij de sector Communicatie van de gemeente Leeuwarden, zal het document in overleg met deze sector worden opgesteld.

Daarnaast wordt in 2004 het project ‘Stimulans’ ( Handboek milieuvergunningverlening en –handhaving Leeuwarden, december 2002) verder ingevuld, waarbij een of meerdere projecten worden uitgevoerd met diverse (externe) partijen om het stimulerende spoor in milieubeleid gestalte te geven. Bij de uitvoering ervan wordt aansluiting gezocht bij het klimaatplan met een project richting bedrijven.

De sanctiestrategie omvat geen regeling voor optreden tegen overtredingen door de eigen organisatie en andere overheden. In principe wordt geen onderscheid gemaakt voor optreden tegen overtredingen door de eigen organisatie en andere overheden of andere bedrijven.

 

De sanctiestrategie is deels helder over het stellen van termijnen bij overtredingen en de zwaarte van sancties daarvoor.

Dit zal nog nader uitgewerkt en vastgelegd moeten worden.

De documenten zullen 1 augustus 2004 gereed zijn.

Voor het opstellen van de nalevingsstrategie en het verder uitwerken van de sanctiestrategie is beleidscapaciteit (senior milieuinspecteurs) beschikbaar. Er zijn geen factoren die verder bepalend zijn voor het resultaat.

 

2.4. Interne en externe afstemming

 

Interne en externe afstemming (criterium 2.5)

Heeft uw organisatie afspraken gemaakt bij gelijktijdige bevoegdheid van meerdere handhavingsorganisaties.

 

Bij gelijktijdige bevoegdheid van meerdere handhavingsorganisaties handelt de gemeente Leeuwarden op basis van praktische ervaring. Dit is niet schriftelijk vastgelegd. De noodzaak voor het vastleggen van dergelijke afspraken is al onderkend in het “Handboek milieuvergunningverlening en –handhaving Leeuwarden, december 2002”.

Er moet een document worden opgesteld, waarin dergelijke afspraken worden vastgelegd.

Het document is 15 september 2004 beschikbaar.

Voor het opstellen van een document voor externe afstemming is beleidscapaciteit (senior milieuinspecteurs) beschikbaar. Er zijn geen factoren die verder bepalend zijn voor het resultaat.

 

2.5. Protocollen voor communicatie, informatiebeheer en informatieuitwisseling

 

Protocollen voor communicatie, informatiebeheer en informatieuitwisseling (criterum 2.7)

Is een communicatieprotocol opgenomen met betrekking tot toezichtsresultaten, sancties en gedoogbesluiten.

 

De gemeente Leeuwarden communiceert met betrekking tot toezichtsresultaten, sancties en gedoogbesluiten overeenkomstig de vereisten in de Wet milieubeheer, de Algemene Wet bestuursrecht en overeenkomstig het Fries Draaiboek milieuhandhaving(vastgesteld oktober 2001 door alle bestuurs- en strafrechtelijke handhavingsinstanties in de provincie Fryslan).Dit is echter niet schriftelijk vastgelegd in een communicatieprotocol.

Er moet derhalve een document vastgesteld worden, waarin een communicatieprotocol is opgenomen voor toezichtsresultaten, sancties en gedoogbesluiten.

Het document is 1 november 2004 beschikbaar.

Er is beleidscapaciteit beschikbaar voor het opstellen van een communicatieprotocol. Er zijn geen factoren die verder bepalend zijn voor het resultaat.

 

2.6. Omvang van de handhavingscapaciteit

 

Omvang van de handhavingscapaciteit (criterium 3.2)

Was de daadwerkelijk beschikbare capaciteit in 2002 in overeenstemming met de capaciteit in de uitvoeringsplannen.

 

De daadwerkelijke beschikbare capaciteit in 2002 was minder dan de capaciteit in de uitvoeringsplannen door uitstroom van personeel.

In 2004 zijn 2 van de 4 aangevraagde formatieplaatsen voor handhaving gehonoreerd.

 

De gemeenteraad heeft aangegeven de handhaving als politieke prioriteit te zien. Binnen het collegeprogramma 2002-2006 wordt aangegeven, dat de rampen in Enschede en Volendam

de noodzaak van een strikte handhaving door de overheid hebben onderstreept en dat het college derhalve grote waarde hecht aan de naleving van milieuvergunningvoorschriften.

Bij de behandeling van de kaderbrief en de programmabegroting zal de gewenste extra handhavingscapaciteit in de afwegingen worden betrokken. In de Integrale handhavingsnota van de gemeente Leeuwarden, waarin richtlijnen en kaders worden gegeven voor de verschillende handhavingssectoren, zijn de extra formatieplaatsen met betrekking tot handhaving eveneens opgenomen.

 

2.7. Kwaliteitsborging

 

Kwaliteitsborging (criterium 4.2)

Worden de procesbeschrijvingen van handhavingswerkzaamheden systematisch getoetst.

Vindt actualisatie van procesbeschrijvingen van handhavingswerkzaamheden plaats, indien uit toetsing blijkt dat bijstelling nodig is.

 

Een kwalitatief goede uitvoering van taken vraagt om een eenduidige manier van werken. Het werken volgens beschreven processen bevordert de eenduidigheid. De kwaliteitsborging bestaat uit een regelmatige toetsing en eventuele bijstelling van de verschillende processen. Hiertoe wordt voor de delen “Uitvoeringsprocedures” en “Technisch inhoudelijk” (werkafspraken), dat onderdeel gaat uitmaken van het Handboek milieuvergunningverlening en -handhaving Leeuwarden een ‘houdbaarheidsdatum’ opgenomen. De senior milieuinspecteurs zijn verantwoordelijk voor de actualisatie van beide delen. De gemeente Leeuwarden zal in de toekomst gebruik gaan maken van een digitale versie van de uitvoeringsprocedures en werkafspraken, om de kwaliteit van de documenten te waarborgen en de dienstverlening naar de gebruikers toe te verhogen.

Toetsing en actualisatie doet de gemeente Leeuwarden zelfstandig.

Er is beleidscapaciteit beschikbaar voor het toetsen en actualiseren van handhavingsprocessen. Er zijn geen factoren die verder bepalend zijn voor het resultaat.

Hoofdstuk 3 Verbanden tussen knelpunten

Kwaliteitsblokken en criteria staan niet op zich, maar vormen een logisch geheel.

 

De probleemanalyse is de basis voor het gehele handhavingsproces. Om de kwaliteitsverbetering in gang te zetten zal gestart worden met het vaststellen van een probleemanalyse. Op basis van de probleemanalyse worden vervolgens prioriteiten gesteld, wordt beoordeeld hoe de organisatorische condities er uit moeten zien, wordt een nalevingsstrategie opgesteld en wordt de omvang van de handhavingscapaciteit bepaald.

Het toetsen van de handhavingsprocessen en het actualiseren van de probleemanalyse kan aanleiding zijn om de prioriteiten bij de stellen. Dit kan er vervolgens toe leiden, dat andere onderdelen in het handhavingsproces eveneens moeten worden bijgesteld.

 

De organisatorische condities en de omvang van de handhavingscapaciteit zijn twee knelpunten die zeer nauw met elkaar in verband staan en elkaar negatief kunnen beïnvloeden. Indien er geen uitbreiding van handhavingcapaciteit komt, zal een ‘eigen’ 24-bereikbaarheidsregeling in de gemeente Leeuwarden niet realiseerbaar zijn. Zoals gezegd zal eveneens worden onderzocht of aangesloten kan worden bij het provinciaal milieu-alarmnummer. In dat geval is er geen verband tussen beide knelpunten.

 

Daarnaast gaat het proces van professionalisering van de handhaving deels ten laste van de reguliere handhavingswerkzaamheden. De senior milieuinspecteurs hebben beleidscapaciteit in de functieomschrijving, de milieuinspecteurs echter niet.

Hoofdstuk 4 Consolidatie

Hieronder wordt aangegeven op welke wijze wordt geborgd, dat verbeterpunten het bereikte kwaliteitsniveau vasthouden.

 

Het vastleggen van procedures en werkafspraken en het op de afgesproken wijze uitvoeren hiervan, is vooralsnog voldoende om de kwaliteit van de handhaving te garanderen. De kwaliteit wordt vergroot als er sprake is van een structureel verbetermechanisme op basis van ‘plan, do, check en act’. Dit mechanisme zit al op twee niveaus ingebouwd in de kwaliteitscriteria. Ten eerste als rode draad in de volgorde van de verschillende (handhavings)fasen. Ten tweede als ‘systeem’ binnen de (handhavings)fasen. Door de inhoud van handhavingsprocedures en werkafspraken frequent te toetsen, zal blijken of de beschrijvingen nog actueel zijn of aanpassingen behoeven. Gelet op het bovenstaande heeft de gemeente Leeuwarden besloten om de komende jaren niet over te gaan tot certificering.

De beschreven procedures zijn opgesteld conform het SIKB-8002 model (een gecertificeerd model). De gemeente Leeuwarden hanteert dus dezelfde werkwijze als gecertificeerde instanties. Daarnaast heeft de gemeente Leeuwarden de doelstelling om (organisatiebreed) met enige regelmaat een zelftoets uit te voeren.

Zoals reeds is aangegeven, is beleidscapaciteit aanwezig om de kwaliteitsverbetering in gang te zetten en te continueren.

Hoofdstuk 5 Fasering

Hieronder volgt een overzicht van de fasering in tijd en geld voor uitvoering van het verbetertraject.

 

Projectenschema

Project:

Realisatiedatum:

Beschikbare middelen:

Probleemanalyse

1 mei 2004

Beleidscapaciteit

Nalevingsstrategie

1 augustus 2004

Beleidscapaciteit

Externe afsteming

15 september 2004

Beleidscapaciteit

Communicatieprotocol

1 november 2004

Beleidscapaciteit

Extra handhavingscapaciteit

2005

Middelen worden aangevraagd 2005

Kwaliteitsborging

Continu

Beleidscapaciteit

Voor de uitwerking van de verbeterpunten is beleidscapaciteit aanwezig. Uit de tijdsregistratie zal blijken hoeveel uren en kosten hiermee gemoeid zijn.

De uitwerking van de verbeterplannen zal in principe zelfstandig worden uitgevoerd. Indien een gezamenlijke provinciebrede actie zal worden ondernomen, zal de gemeente Leeuwarden hierbij aansluiting zoeken.

De gemeente Leeuwarden sluit aan bij de landelijke monitoringsmomenten.

 

Hoofdstuk 6 Flexibiliteit

 

Hieronder wordt aangegeven op welke wijze flexibiliteit in het verbetertraject is geregeld

 

De flexibiliteit moet worden gezocht in de beleidscapaciteit.

Nieuwe ontwikkelingen worden bijgehouden via vertegenwoordiging in diverse landelijke overleggroepen (VNG). Eveneens kan via het reguliere werkoverleg op nieuwe ontwikkelingen worden ingespeeld. Daarnaast biedt de fasering van projecten binnen het verbetertraject voldoende ruimte om tussentijds in spelen op nieuwe ontwikkelingen.

 

 

Bijlage 1 Het adequate handhavingsproces

 

Kwaliteitscriteria voor de handhaving: procesmatige benadering van handhaving

 

Basis voor de set kwaliteitscriteria vormt het zgn. “adequate handhavingsproces”, zoals beschreven door de LCCM. Dit model gaat er in essentie vanuit, dat het niet mogelijk is om een éénduidig adequaat handhavingsniveau te definiëren, maar dat het wel mogelijk is om een adequate handhaving te bereiken door het consequent uitvoeren van een aantal samenhangende processtappen.

Adequate handhaving volgens deze procesbenadering houdt dan in: een reeks van activiteiten die aantoonbaar , volgtijdelijk en in samenhang met elkaar worden uitgevoerd en zijn ingebed in de organisatie en zijn gebaseerd op inzichtelijke keuzen, teneinde gestelde doelen te realiseren en te verantwoorden.

 

Het adequate handhavingsproces ziet er schematisch als volgt uit:

 

 

Bijlage 2 Kaders verbeterplannen professionalisering (milieu)handhaving

Notitie van de provinciale regisseur, ten behoeve van de handhavingsorganisaties, april 2003

 

Kaders verbeterplan

 

In het op te stellen verbeterplan dient duidelijk te worden gemaakt hoe de te realiseren verbeteringen worden aangepakt. Hierbij dient ook duidelijk te worden gemaakt aan welke voorwaarden moet worden voldaan om de verbeteringen te kunnen realiseren en of deze voorwaarden vervulbaar zijn. Verder dienen de verbeteringen in samenhang met andere organisaties in de regio dan wel provincie te worden bezien. De volgende aspecten dienen in het verbeterplan aan de orde te komen:

 

Algemeen

 

  • *

    Reikwijdte zelfevaluatie

  • Welke clusters zijn onderscheiden en hoe past deze indeling binnen de opzet van de handhavingsorganisatie? Wie is bestuurlijk en ambtelijk verantwoordelijk voor de betreffende clusters? Dit illustreren met een organogram. (NB: Als het niveau van handhaving voor de gehele handhavingsorganisatie op gelijk niveau is heeft een handhavingsorganisatie er bij de zelfevaluatie voor kunnen kiezen om de vragen voor de gehele organisatie te beantwoorden. Waar een handhavingsorganisatie voor deze optie heeft gekozen dient de beschrijving cluster als organisatie te worden gelezen.)

  • *

    Verificatie

    Welk cluster is voor de verificatie onderzocht? Zijn andere, eventueel, onderscheiden clusters naar aanleiding van de verificatie aangepast? Welke onderdelen betrof dit?

 

Verbetertraject

 

  • *
    • Verbeteringen

       

      Beschrijving van de verbeteringen voor elk in de zelfevaluatie onderscheiden cluster. Per te realiseren verbetering zoveel mogelijk beschrijven:

       

    • 1.

      Welk resultaat moet worden bereikt;

    • 2.

      Welke stappen moeten hiervoor worden gezet;

    • 3.

      Worden deze stappen zelfstandig dan wel in samenwerking met collega handhavingsorganisaties gezet;

    • 4.

      Wanneer wordt het resultaat (en eventuele tussenresultaten) opgeleverd;

    • 5.

      Wie zijn verantwoordelijk voor het resultaat (opdrachtgever, projectleider, teamleden);

    • 6.

      Welke factoren zijn bepalend voor het resultaat (is er een afhankelijkheid ten opzichte van andere verbeteringen);

    • 7.

      Welke kritische succesfactoren zijn te onderscheiden en welke mogelijkheden zijn erom deze factoren (risico's) te beheersen.

 

    • *

      Verbanden

      De kwaliteitscriteria en de procesblokken (van het adequaat handhavingsproces) staan niet op zich maar vormen een logisch geheel. Althans, als de onderlinge verbanden daartussen voldoende zijn georganiseerd. De verificateur heeft daarop ook getoetst (zie bijlage 1). Is er sprake van doorwerking van de processen en samenhang daarin (bijvoorbeeld: werkt de risicoanalyse door in de prioriteitstelling en in de programmering) en is dit daadwerkelijk van invloed op de uitvoering? Uit het verbeterplan moet blijken dat niet louter individuele knelpunten worden verbeterd maar dat, ze ook gezien worden als onderdeel.

  • *

    Consolidatie

  • Het vastleggen en borgen van de kwaliteit van de handhavingsprocessen is één van de kwaliteitscriteria (4.1). Voor zover een dergelijk kwaliteitsborgingsysteem nog niet beschikbaar is, zullen de bereikte resultaten op basis van het verbeterplan anderszins moeten worden geborgd.

  • Op welke wijze wordt geborgd dat verbeterpunten uit het verbeterplan maar ook het nu reeds, overeenkomstig de criteria, bereikte kwaliteitsniveau worden vastgehouden? En leidt dat uiteindelijk tot een kwaliteitsborgingsysteem?

  • *

    Fasering

    Welke fasering in tijd en geld (relatie met de begrotingen voor 2004 en 2005) wordt voor de uitvoering van het verbetertraject gebruikt? Hiertoe dient een projectenschema met tijdlijn te worden opgesteld (relaties tussen projecten weergeven).

     

    Met behulp van het projectenschema en de tijdlijn kunnen de momenten voor monitoring worden vastgelegd. Ten behoeve van het landelijke proces zijn monitoringsmomenten bepaald. Het heeft de voorkeur als (ook) op de landelijke monitoringsmomenten wordt aangesloten. Deze landelijke monitoringsmomenten zijn januari 2001 en januari 2005.

 

  • *

    Flexibiliteit

    Op welke wijze is flexibiliteit in het verbetertraject geregeld? Is het verbetertraject zodanig opgezet dat er op nieuwe ontwikkelingen kan worden ingespeeld?

 

  • *

    Integratie

    Integratie van handhavingstaken, bijvoorbeeld milieu en ruimtelijke ordening, is een belangrijke ontwikkeling. Integratie is echter geen eis maar een autonome keuze. Indien men kiest voor een verdere integratie van handhavingstaken dan kan de weg waarlangs dat gerealiseerd gaat worden, opgenomen worden in het verbeterplan.

 

Toetsingskader provincie

 

Op basis van het verbeterplan vormen Gedeputeerde Staten van de provincie zich als regisseur van het professionaliseringsproces een oordeel of de handhavingsorganisatie redelijkerwijs op 1 januari 2005 zal voldoen aan de kwaliteitscriteria. De volgende elementen worden door de provinciale regisseur bij deze beoordeling getoetst:

 

  • *

    Volledigheid en tijdigheid

    Zijn alle criteria en elementen die moeten worden verbeterd in het verbeterplan aan de orde gesteld en komen deze op de vereiste tijd in het proces?

 

  • *

    Duidelijkheid

    Wordt duidelijk gemaakt hoe de verbeteringen worden aangepakt? Is de samenhang tussen de verbeteringen duidelijk? Zijn de verbanden tussen de beleidsproducten gelegd. Worden de verbeteringen en de al bereikte resultaten geborgd?

 

  • *

    Regionale samenhang

    Zijn de verbeteringen in samenhang met de verbeteringen bij de andere handhavingsorganisaties in de regio en/of provincie bezien? Vormt de hieruit ontwikkelde aanpak een samenhangend geheel?

 

  • *

    Overtuigend

    Is de voorgestane aanpak reëel haalbaar? Zijn de voorwaarden voor het uitvoeren van het plan vervulbaar? Zijn de randvoorwaarden en risico's overtuigend in beeld gebracht?

 

Bijlage 3

 

* De watercoördinator is geen vaste formatieplaats van de sector milieu; deze werkt voor provincie, gemeente en wetterskip.

* De milieupolitie is op basis van een overeenkomst met de politie midden friesland ondergebracht bij de politie in de overeenkomst zijn op hoofdlijnen afspraken gemaakt over de te verrichten werkzaamheden en prestaties. De dagelijkse aansturing vindt plaats door het hoofd bijzondere wetten van de politie.