Organisatie | Aalsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening subsidiëring godsdienst- en humanistisch vormingsonderwijs aan leerlingen van openbare scholen voor basisonderwijs in de gemeente Aalsmeer |
Citeertitel | Verordening subsidiëring godsdienst- en vormingsonderwijs 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening subsidiëring godsdienst en vormingsonderwijs 1980 van 25 juni 1981.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-05-2004 | nieuwe regeling | 25-03-2004 Nieuwe Meerbode | 04-1868/MV |
De raad van de gemeente Aalsmeer;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 februari 2004, nr. 019;
gelet op artikel 3, 46, 50 en 51 van de Wet op het Primair Onderwijs, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;
"Verordening subsidiëring godsdienst- en humanistisch vormingsonderwijs aan leerlingen van openbare scholen voor basisonderwijs in de gemeente Aalsmeer".
Aan kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken, rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen en aan over volledige rechtsbevoegdheid bezittende organisaties op geestelijke grondslag, kan het college uit de gemeentekas een tegemoetkoming verlenen in de kosten, verbonden aan het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van openbare basisscholen in de gemeente Aalsmeer.
Aan de openbare basisscholen in de gemeente Aalsmeer worden, op verzoek van de in artikel 1 genoemde genootschappen, de leerlingen, wier ouders, voogden of verzorgers daartoe de wens te kennen geven, in de gelegenheid gesteld in de schoollokalen godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs te volgen van leraren, daartoe door deze genootschappen aan te wijzen.
De aanvraag tot toekenning van de in artikel 1 genoemde tegemoetkoming dient na afloop van elk schooljaar binnen vier weken aan het college te worden gericht.
De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 1 bedraagt voor elk gegeven lesuur van 60 minuten een bedrag, gelijk aan het bedrag, waarop een leerkracht bij het basisonderwijs voor elk lesuur van 60 minuten aanspraak kan maken ingevolge schaal 1.7 van de CAO sector primair onderwijs, categorie Onderwijsondersteunend personeel, zoals dit is, of zal worden gewijzigd.
Met betrekking tot de berekening van de tegemoetkoming, de grootte der groepen waaraan het onderwijs wordt gegeven, het eventueel toekennen van een voorschot op de vergoeding en al hetgeen verder de goede gang van het onderwijs kan bevorderen, kan het college nadere regels stellen.