Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing
2013
De Raad van de gemeente Uden;
gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van
6 november 2012;
gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
b e s l u i t
vast te stellen de
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik
maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.
Artikel 2. Aard van de belasting en belastbaar feit
- 1.
Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting
geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
- 2.
De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar
afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van
een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en
10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van
huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 3. Belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de
omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten
aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet
milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke
afvalstoffen geldt.
Artikel 4. Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:
- a.
indien dat perceel wordt gebruikt door één persoon €
239,64;
- b.
Indien dat perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon €
289,92;
- c.
indien dat perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon en
gebruik wordt gemaakt van een container voor restafval met een
inhoud van 120 liter € 239,64.
Artikel 5. Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 6. Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar
tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of,
zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt,
is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de
voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de
aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt,
bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van
de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 4.
Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een
ander perceel gebruik maakt.
Artikel 8. Termijnen van betaling
- 1.
De aanslag(en) moeten worden betaald in twee gelijke termijnen,
waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op
de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en
de tweede twee maanden later.
- 2.
Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald in twee
gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de
maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
- 3.
In afwijking van het eerste en tweede lid moeten, indien een
machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de
verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen worden
afgeschreven, de aanslag(en) en de bestuurlijke boete(s) worden
betaald in tien gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste
vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die van de
dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens
een maand later.
- 4.
In afwijking van het derde lid is betaling via automatische incasso
alleen mogelijk voor zover het totaalbedrag van de op één
aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen en bestuurlijke boetes
meer is dan € 80,00 en minder is dan € 2.000,00.
- 5.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de
voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 9. Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan
nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van
de afvalstoffenheffing.
Artikel 10. Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeerartikel
- 1.
De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2012’ wordt ingetrokken met
ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag
na die van bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening
afvalstoffenheffing 2013’.