Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Papendrecht

Beleidsregels uitwegvergunningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePapendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels uitwegvergunningen
CiteertitelBeleidsregels uitwegvergunningen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

inclusief aanvraagformulier

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

2.1.5.3 APV 2005

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-01-2010Onbekend

15-12-2009

PN 27-01-2010

college 2009/1513

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels uitwegvergunningen

 

 

Beleidsregels uitwegvergunningen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht;

  • -

    gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    gelet op hoofdstuk 1 Algemene Plaatselijke Verordening 2005 (A.P.V.);

  • -

    en artikel 2.1.5.3 A.P.V.;

 

Overwegende dat:

  • -

    het college van burgemeester en wethouders bevoegd is op een aanvraag op grond van artikel 2.1.5.3 A.P.V. te beschikken;

  • -

    artikel 2.1.5.3 A.P.V. vier facultatieve weigeringsgronden kent en het gewenst is om in het kader van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid nadere regels te stellen;

 

Besluit vast te stellen,

de Beleidsregels uitwegvergunningen.

 

1. Inleiding

Deze notitie behandelt de criteria voor vergunningverlening van uitwegvergunningen. De beleidsregels hebben als doel een eenduidig advies te kunnen geven aan het vergunningverlenende orgaan en daarnaast dat het voor aanvragers van een vergunning weten waaraan de aanvraag wordt getoetst, dit bevorderd de rechtszekerheid.

Onder uitwegen worden in deze beleidsregels ‘inritten’, ‘uitritten’ en ‘opritten’ verstaan.

Daarnaast worden in deze beleidsregels enkel uitwegen behandeld naar bestemmingen (bijvoorbeeld woningen en bedrijven). Inritconstructies op kruispunten van wegen vallen niet onder deze beleidsregels.

 

2. Wettelijk grondslag uitwegvergunning

In de Algemene Plaatselijke Verordening van Papendrecht (hierna: A.P.V.) is opgenomen dat voor het maken en veranderen van een uitweg een vergunning nodig is; de zogenaamde uitwegvergunning.

Artikel 2.1.5.3 A.P.V. luidt als volgt:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de

Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat;

  • 3.

    Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bruikbaarheid van de weg;

    • b.

      het doelmatig en veilig gebruik van de weg;

    • c.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien

door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening Zuid-Holland 1997, of de keur voor waterkeringen en wateren van Waterschap Rivierenland.

 

3. Behandeling aanvraag uitwegvergunning

  • 1.

    De aanvraag dient te geschieden door middel van het daarvoor bestemde aanvraagformulier;

  • 2.

    Het bestuursorgaan neemt binnen acht weken na ontvangst een beslissing op de aanvraag;

  • 3.

    De in het tweede lid genoemde termijn, kan in elk geval met vier weken worden verlengd;

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan, voordat zij een beslissing neemt op de aanvraag, advies inwinnen bij

de regiopolitie Zuid-Holland Zuid;

5.De vergunning is perceelgebonden.

 

4. Criteria voor beoordeling uitwegvergunning

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke criteria worden gehanteerd bij het toepassen van de in artikel

2.1.5.3 A.P.V. genoemde weigeringsgronden.

 

a. De bruikbaarheid van de weg

De aanvraag kan worden geweigerd in het belang van de bruikbaarheid van de weg indien:

1.het aantal openbare parkeerplaatsen wordt verminderd en volgens de bestaande

parkeernormen niet binnen een afstand van 50 meter voldoende openbare parkeerplaatsen

voorhanden blijven of kunnen worden aangelegd;

  • 2.

    de structuur van een verkeersgebied wordt aangetast, zoals het verdwijnen van het onderscheid tussen een verkeersluw en een verkeersintensief gebied;

  • 3.

    de bij het ontwerpen van de wijkstructuur gemaakte afbakening tussen voetgangers- en

autogebied wordt aangetast;

4.het perceel reeds twee uitwegen heeft.

 

b. Het doelmatig en veilig gebruik van de weg

Weigeringsgronden bedrijven en woningen

Gelet op het feit dat voldoende zicht moet zijn op het te betreden wegvak en op de uitweg, kan de

aanvraag voor een uitweg naar bedrijven en woningen worden geweigerd in het belang van het

doelmatig en veilig gebruik van de weg indien:

  • 1.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie binnen een afstand van 5 meter van een bocht;

  • 2.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie gelegen op of binnen een afstand van 5 meter vanaf een kruispunt;

  • 3.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie gelegen tegenover een zijstraat, aangezien door een weggebruiker de uitweg als vierde tak van het kruispunt kan worden herkend;

  • 4.

    de aanvraag betrekking heeft op een uitweg kort gelegen bij een helling van de weg, waardoor onoverzichtelijke en/of onveilige situaties kunnen ontstaan;

  • 5.

    de aanvraag betrekking heeft op een uitweg gelegen binnen een afstand van 50 meter van verkeerslichten;

  • 6.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie waar de aanliggende rijbaan van de weg zodanig smal is dat de uitweg te beperkte manoeuvreerruimte heeft, waardoor met een gemotoriseerd voertuig niet direct de weg kan worden opgereden;

  • 7.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie waar voor de openbare verlichting een lichtmast staat en die lichtmast wegens de verlichtingseisen en/of houtopstandstructuren niet te verplaatsen is;

  • 8.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie waarbij de bestuurder van een gemotoriseerd voertuig op enig punt van de uitweg niet of nauwelijks zicht heeft of kan hebben op de weg, op trottoir, of op fiets- en/of voetpad;

  • 9.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een gemotoriseerd voertuig van één of meer bestaande garages;

  • 10.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie van op de aanliggende weg aangebrachte opstelstroken dan wel voorsorteervakken;

  • 11.

    de aanvraag betrekking heeft op een locatie waar de uitweg op een fiets- en/of voetpad uitkomt en dat pad moet worden bereden om de openbare ruimte te bereiken (zoals een achter woningen liggend pad);

  • 12.

    de aanvraag het realiseren van een uitweg tot gevolg heeft dat de parkeermogelijkheden op de openbare weg worden beperkt.

Nadere bepalingen:

-Vanaf de weg moet duidelijk herkenbaar zijn dat de uitweg leidt naar privé-terrein. Een woning

of bedrijf moet hierbij zichtbaar zijn. Indien er twijfel bestaat over de herkenbaarheid van de

uitweg naar een privé-terrein wordt de uitweg aangelegd volgens de CROW-richtlijnen

(publicatie 68 en 228);

 

Weigeringsgronden woningen

Gelet op het feit dat voldoende zicht moet zijn op het te betreden wegvak en op de uitweg, geldt

voor de te realiseren uitweg naar woningen dat de aanvraag wordt geweigerd indien:

1.bij nieuwbouw (en vaak ook bij bestaande bouw) is een uitweg toegestaan van maximaal 3,50meter breed, welke uitmondt op de rijbaan inclusief ruimte benodigd voor boogstralen.

Verbreding tot maximaal 5,50 meter is mogelijk in uitzonderlijke gevallen. Een mogelijkuitzonderlijk geval kan het bezit van een dubbele garage zijn. Uitzonderlijke gevallen moetendoor de aanvrager van de uitwegvergunning beargumenteerd worden en worden per gevalgetoetst;

2.de aanvraag betrekking heeft op een tweede uitweg. In principe is één uitweg per woningtoegestaan. Uitzonderingen kunnen gemaakt worden bij brede woningen c.q. percelen. Onderbrede woningen c.q. percelen wordt verstaan: percelen met woningen met een frontbreedte die gelijk is aan de frontbreedte van minimaal twee brede tussenwoningen. Als uitgangspunt is

daarom een frontbreedte van minimaal 15 meter per woning aangenomen. Indien men tweeuitwegen wenst, mogen deze maximaal 3,50 meter breed zijn per uitweg.

De overige criteriamogen hierbij niet in het geding zijn. Een tweede uitweg zal extra zwaar getoetst worden op de criteria aangeven in deze beleidsregels.

 

Voorschriften woningen

Gelet op het feit dat voldoende zicht moet zijn op het te betreden wegvak en op de uitweg, geldtvoor de te realiseren uitweg naar woningen dat aan de aanvraag nadere voorschriften wordengesteld indien:

-om samenvoeging van twee uitwegen tegen te gaan, dient elke enkele uitweg ten minste 0,50meter van de perceelgrens af te blijven.

 

Weigeringsgronden bedrijven

Gelet op het feit dat voldoende zicht moet zijn op het te betreden wegvak en op de uitweg, geldtvoor de te realiseren uitweg naar bedrijven dat de aanvraag kan worden geweigerd indien:

  • 1.

    de aanvraag betrekking heeft op een uitweg breder dan 12 meter. Bij bedrijven is een 12 meter brede uitweg gebruikelijk. In het verleden zijn uitwegvergunningen verleend voor bredere uitwegen. Dit is echter niet wenselijk, omdat de duidelijkheid naar de weggebruiker toe hierdoor in het geding komt en de parkeergelegenheid op de openbare weg wordt beperkt. Bedrijven gebruiken als argument vaak dat zij ruimte nodig hebben om te keren en rangeren. Deze handelingen dienen waar mogelijk op eigen terrein plaats te vinden. Bij nieuwbouw zijn er geen gronden om een bredere uitweg toe te staan;

  • 2.

    de aanvraag betrekking heeft op meerdere uitwegen. Bij grote bedrijfspercelen kunnenmeerdere uitwegen toegestaan worden. Er kan echter maximaal een 12 meter brede uitwegtoegestaan worden per 50 meter frontbreedte van het bedrijvenperceel. De onderlinge afstandtussen de diverse uitwegen van maximaal 12 meter breed bedraagt ten minste 50 meter;

  • 3.

    de aanvraag betrekking heeft voor een perceel met een oppervlakte van 7.500 m2 of minder en er meer dan twee uitwegen aanwezig zijn;

  • 4.

    de aanvraag betrekking heeft voor een perceel met een oppervlakte van 7.500 m2 tot 25.000 m2 en meer dan drie uitwegen aanwezig zijn;

  • 5.

    de aanvraag betrekking heeft op een frontbreedte van maximaal 50 meter kan volgensbovenstaande regels maximaal één uitweg hebben van 12 meter. Twee uitwegen, welke samen een breedte van maximaal 12 meter hebben, wordt toegestaan, mits er minimaal 6 meter tussen beide uitwegen aanwezig is en de frontbreedte van het perceel ten minste 30 meter bedraagt.

 

Nadere bepalingen:

-Indien het een inrit en uitrit (beide éénrichting) betreft, mogen deze op kortere afstand vanelkaar gerealiseerd worden. In de uitvoering dient echter duidelijk naar voren te komen dat hettwee aparte uitwegen zijn. De maximale breedte is 12 meter voor beide uitwegen samen;

-Om dubbele uitwegen met naastgelegen percelen te voorkomen, dienen uitwegen naarbedrijven ten minste 0,50 meter van de perceelgrens af te liggen.

 

c. De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

De aanvraag voor uitwegen naar woningen kan worden geweigerd in het belang van de beschermingvan het uiterlijk aanzien van de omgeving indien:

  • 1.

    de aanvraag naar het oordeel van of namens burgemeester en wethouders sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied;

  • 2.

    de aanvraag een moeras- en/of waterpartij met een breedte van meer dan 3 meter doorsnijdt;

  • 3.

    de uitweg bij een woonhuis breder is dan 3,50 meter.

 

Nadere bepaling:

Een uitweg naar een zogenaamde tuinparkeerplaats is niet toegestaan. Dit houdt in dat een uitwegalleen is toegestaan als deze naast de woning is gelegen. Uitzondering is mogelijk indien ten minste70% van de voortuin als zodanig in gebruik blijft.

 

d. De bescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente

De aanvraag voor uitwegen naar bedrijven en woningen kan worden geweigerd in het belang van debescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente, indien:

1.bomen of andere groenvoorzieningen verwijderd moeten worden ten behoeve van de aanlegvan een uitweg. Over het verwijderen van groenvoorzieningen dient nader advies gevraagd teworden bij de medewerker Beheer Openbare Ruimte (accent groen) van de afdeling Beheer & Uitvoering. Per aanvraag wordt bekeken of het verwijderen van de groenvoorzieningen mogelijk is;

  • 2.

    monumentale bomen moeten worden verwijderd voor realisatie van een uitweg;

  • 3.

    op de locatie van de aanvraag een houtopstand staat waarvoor geen kapvergunning verleend is;

  • 4.

    de aanvraag voor een tweede uitweg bij woningen groenvoorzieningen verwijderd moetenworden.

 

5. Keurvergunning (Waterschap Rivierenland)

Bij de volgende werkzaamheden dient de aanvrager een keurvergunning aan te vragen bij hetWaterschap Rivierenland:

  • -

    bouwen op of nabij een waterkering;

  • -

    tuininrichting op of nabij een waterkering;

  • -

    dempen van oppervlaktewater;

  • -

    kunstwerken op of in de watergangen.

Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Waterschap Rivierenland, telefoonnummer (0344) 6490 90, www.waterschaprivierenland.nl

Indien bij de aanvraag geen afschrift van deze keurvergunning aanwezig is, kan de aanvraag wordenaangehouden, conform artikel 4:5 Awb, totdat een afschrift is ontvangen.

 

6. Voorschriften en beperkingen

1.Aan een ingevolge deze beleidsregels verleende uitwegvergunning kunnen voorschriften en

beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen van de uitweg;

  • 2.

    De houder van het perceel aan wie krachtens deze beleidsregels een vergunning is verleend, is verplicht zich te houden aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen;

  • 3.

    De uitwegvergunning moet binnen één jaar na afgifte zijn uitgevoerd;

  • 4.

    De uitvoering van de aanleg uitweg geschiedt onder toezicht of op aanwijzing van of namens het hoofd van de afdeling Beheer & Uitvoering;

  • 5.

    De gemeente Papendrecht is niet aansprakelijk voor schade in welke vorm dan ook, dieontstaan is door het gebruik van de vergunning/uitweg;

6.De gemeente Papendrecht draagt financieel niets bij aan de realisering van de uitweg. Dithoudt in dat alle kosten voor rekening van de vergunninghouder komen;

7.Een uitweg mag alleen met open bestrating (klinker/tegels) worden aangelegd in verband metkabels en leidingen;

8.De uitwegvergunning wordt gekoppeld aan een keurvergunning van het Waterschap Rivierenland indien de aanvraag ook betrekking heeft op een watergang, dam e.d.

 

7. Kosten aanleg / veranderen uitwegen

Uitwegen worden door of namens de gemeente aangelegd / veranderd. De aanvrager betaalt voor het aanleggen / veranderen van een uitweg kosten. De kosten worden geraamd op basis van een offerte.

 

8. Leges

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een uitwegvergunning worden leges geheven conform de legesverordening van de gemeente Papendrecht.

 

9. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van deze beleidsregels.

 

10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking een dag na bekendmaking.