Organisatie | Papendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels uitwegvergunningen |
Citeertitel | Beleidsregels uitwegvergunningen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
inclusief aanvraagformulier
2.1.5.3 APV 2005
geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-01-2010 | Onbekend | 15-12-2009 PN 27-01-2010 | college 2009/1513 |
Beleidsregels uitwegvergunningen
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht;
de Beleidsregels uitwegvergunningen.
Deze notitie behandelt de criteria voor vergunningverlening van uitwegvergunningen. De beleidsregels hebben als doel een eenduidig advies te kunnen geven aan het vergunningverlenende orgaan en daarnaast dat het voor aanvragers van een vergunning weten waaraan de aanvraag wordt getoetst, dit bevorderd de rechtszekerheid.
Onder uitwegen worden in deze beleidsregels ‘inritten’, ‘uitritten’ en ‘opritten’ verstaan.
Daarnaast worden in deze beleidsregels enkel uitwegen behandeld naar bestemmingen (bijvoorbeeld woningen en bedrijven). Inritconstructies op kruispunten van wegen vallen niet onder deze beleidsregels.
2. Wettelijk grondslag uitwegvergunning
In de Algemene Plaatselijke Verordening van Papendrecht (hierna: A.P.V.) is opgenomen dat voor het maken en veranderen van een uitweg een vergunning nodig is; de zogenaamde uitwegvergunning.
Artikel 2.1.5.3 A.P.V. luidt als volgt:
Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat;
door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening Zuid-Holland 1997, of de keur voor waterkeringen en wateren van Waterschap Rivierenland.
3. Behandeling aanvraag uitwegvergunning
de regiopolitie Zuid-Holland Zuid;
5.De vergunning is perceelgebonden.
4. Criteria voor beoordeling uitwegvergunning
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke criteria worden gehanteerd bij het toepassen van de in artikel
2.1.5.3 A.P.V. genoemde weigeringsgronden.
a. De bruikbaarheid van de weg
De aanvraag kan worden geweigerd in het belang van de bruikbaarheid van de weg indien:
1.het aantal openbare parkeerplaatsen wordt verminderd en volgens de bestaande
parkeernormen niet binnen een afstand van 50 meter voldoende openbare parkeerplaatsen
voorhanden blijven of kunnen worden aangelegd;
4.het perceel reeds twee uitwegen heeft.
b. Het doelmatig en veilig gebruik van de weg
Weigeringsgronden bedrijven en woningen
Gelet op het feit dat voldoende zicht moet zijn op het te betreden wegvak en op de uitweg, kan de
aanvraag voor een uitweg naar bedrijven en woningen worden geweigerd in het belang van het
doelmatig en veilig gebruik van de weg indien:
-Vanaf de weg moet duidelijk herkenbaar zijn dat de uitweg leidt naar privé-terrein. Een woning
of bedrijf moet hierbij zichtbaar zijn. Indien er twijfel bestaat over de herkenbaarheid van de
uitweg naar een privé-terrein wordt de uitweg aangelegd volgens de CROW-richtlijnen
Gelet op het feit dat voldoende zicht moet zijn op het te betreden wegvak en op de uitweg, geldt
voor de te realiseren uitweg naar woningen dat de aanvraag wordt geweigerd indien:
1.bij nieuwbouw (en vaak ook bij bestaande bouw) is een uitweg toegestaan van maximaal 3,50meter breed, welke uitmondt op de rijbaan inclusief ruimte benodigd voor boogstralen.
Verbreding tot maximaal 5,50 meter is mogelijk in uitzonderlijke gevallen. Een mogelijkuitzonderlijk geval kan het bezit van een dubbele garage zijn. Uitzonderlijke gevallen moetendoor de aanvrager van de uitwegvergunning beargumenteerd worden en worden per gevalgetoetst;
2.de aanvraag betrekking heeft op een tweede uitweg. In principe is één uitweg per woningtoegestaan. Uitzonderingen kunnen gemaakt worden bij brede woningen c.q. percelen. Onderbrede woningen c.q. percelen wordt verstaan: percelen met woningen met een frontbreedte die gelijk is aan de frontbreedte van minimaal twee brede tussenwoningen. Als uitgangspunt is
daarom een frontbreedte van minimaal 15 meter per woning aangenomen. Indien men tweeuitwegen wenst, mogen deze maximaal 3,50 meter breed zijn per uitweg.
De overige criteriamogen hierbij niet in het geding zijn. Een tweede uitweg zal extra zwaar getoetst worden op de criteria aangeven in deze beleidsregels.
Gelet op het feit dat voldoende zicht moet zijn op het te betreden wegvak en op de uitweg, geldtvoor de te realiseren uitweg naar woningen dat aan de aanvraag nadere voorschriften wordengesteld indien:
-om samenvoeging van twee uitwegen tegen te gaan, dient elke enkele uitweg ten minste 0,50meter van de perceelgrens af te blijven.
Gelet op het feit dat voldoende zicht moet zijn op het te betreden wegvak en op de uitweg, geldtvoor de te realiseren uitweg naar bedrijven dat de aanvraag kan worden geweigerd indien:
de aanvraag betrekking heeft op een uitweg breder dan 12 meter. Bij bedrijven is een 12 meter brede uitweg gebruikelijk. In het verleden zijn uitwegvergunningen verleend voor bredere uitwegen. Dit is echter niet wenselijk, omdat de duidelijkheid naar de weggebruiker toe hierdoor in het geding komt en de parkeergelegenheid op de openbare weg wordt beperkt. Bedrijven gebruiken als argument vaak dat zij ruimte nodig hebben om te keren en rangeren. Deze handelingen dienen waar mogelijk op eigen terrein plaats te vinden. Bij nieuwbouw zijn er geen gronden om een bredere uitweg toe te staan;
de aanvraag betrekking heeft op meerdere uitwegen. Bij grote bedrijfspercelen kunnenmeerdere uitwegen toegestaan worden. Er kan echter maximaal een 12 meter brede uitwegtoegestaan worden per 50 meter frontbreedte van het bedrijvenperceel. De onderlinge afstandtussen de diverse uitwegen van maximaal 12 meter breed bedraagt ten minste 50 meter;
de aanvraag betrekking heeft op een frontbreedte van maximaal 50 meter kan volgensbovenstaande regels maximaal één uitweg hebben van 12 meter. Twee uitwegen, welke samen een breedte van maximaal 12 meter hebben, wordt toegestaan, mits er minimaal 6 meter tussen beide uitwegen aanwezig is en de frontbreedte van het perceel ten minste 30 meter bedraagt.
-Indien het een inrit en uitrit (beide éénrichting) betreft, mogen deze op kortere afstand vanelkaar gerealiseerd worden. In de uitvoering dient echter duidelijk naar voren te komen dat hettwee aparte uitwegen zijn. De maximale breedte is 12 meter voor beide uitwegen samen;
-Om dubbele uitwegen met naastgelegen percelen te voorkomen, dienen uitwegen naarbedrijven ten minste 0,50 meter van de perceelgrens af te liggen.
c. De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
De aanvraag voor uitwegen naar woningen kan worden geweigerd in het belang van de beschermingvan het uiterlijk aanzien van de omgeving indien:
Een uitweg naar een zogenaamde tuinparkeerplaats is niet toegestaan. Dit houdt in dat een uitwegalleen is toegestaan als deze naast de woning is gelegen. Uitzondering is mogelijk indien ten minste70% van de voortuin als zodanig in gebruik blijft.
d. De bescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente
De aanvraag voor uitwegen naar bedrijven en woningen kan worden geweigerd in het belang van debescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente, indien:
1.bomen of andere groenvoorzieningen verwijderd moeten worden ten behoeve van de aanlegvan een uitweg. Over het verwijderen van groenvoorzieningen dient nader advies gevraagd teworden bij de medewerker Beheer Openbare Ruimte (accent groen) van de afdeling Beheer & Uitvoering. Per aanvraag wordt bekeken of het verwijderen van de groenvoorzieningen mogelijk is;
5. Keurvergunning (Waterschap Rivierenland)
Bij de volgende werkzaamheden dient de aanvrager een keurvergunning aan te vragen bij hetWaterschap Rivierenland:
Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Waterschap Rivierenland, telefoonnummer (0344) 6490 90, www.waterschaprivierenland.nl
Indien bij de aanvraag geen afschrift van deze keurvergunning aanwezig is, kan de aanvraag wordenaangehouden, conform artikel 4:5 Awb, totdat een afschrift is ontvangen.
6. Voorschriften en beperkingen
1.Aan een ingevolge deze beleidsregels verleende uitwegvergunning kunnen voorschriften en
beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen van de uitweg;
6.De gemeente Papendrecht draagt financieel niets bij aan de realisering van de uitweg. Dithoudt in dat alle kosten voor rekening van de vergunninghouder komen;
7.Een uitweg mag alleen met open bestrating (klinker/tegels) worden aangelegd in verband metkabels en leidingen;
8.De uitwegvergunning wordt gekoppeld aan een keurvergunning van het Waterschap Rivierenland indien de aanvraag ook betrekking heeft op een watergang, dam e.d.
7. Kosten aanleg / veranderen uitwegen
Uitwegen worden door of namens de gemeente aangelegd / veranderd. De aanvrager betaalt voor het aanleggen / veranderen van een uitweg kosten. De kosten worden geraamd op basis van een offerte.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een uitwegvergunning worden leges geheven conform de legesverordening van de gemeente Papendrecht.
Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van deze beleidsregels.
Deze beleidsregels treden in werking een dag na bekendmaking.