Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Groningen

Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Groningen
Officiële naam regelingKaderverordening subsidies provincie Groningen 1998
CiteertitelKaderverordening subsidies provincie Groningen 1998
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpCultuur, Subsidies

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Algemene subsidieverordening van de provincie Groningen.

Deze regeling werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Provinciewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2013art. 6, 8, 10, 15, 17, 18, 21, 24, 26

12-12-2012

Provinciaal blad, 2012, 24

VD 42/2012
15-04-200801-01-2013art. 8

19-03-2008

Provinciaal blad, 2008, 9

Gs-besluit van
17-03-200701-01-200715-04-2008art. 2

15-11-2006

Provinciaal blad, 2007, 5

Gs-besluit van 19 december 2006, A.13
14-07-200601-01-2007art. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34

05-07-2006

Provinciaal blad, 2006, 23

Voordracht 2006, 8
03-03-200501-01-200514-07-2006art. 2, 3, 4, 5, 8, 10, 12, 13, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 24, 26, 29, 37

02-02-2005

Provinciaal blad, 2005, 14

Voordracht 2004,53 en Brief met gewijzigd Statenbesluit
21-03-200301-01-2005art. 1, 2, 4, 10, 13, 16, 17

19-03-2003

Provinciaal blad, 2003, 21

Brief met bijlagen Bestuurlijke Vernieuwing (dualisme)
01-01-200221-03-2003art. 10

03-10-2001

Provinciaal blad, 2001, 32 Rectificatie

Voordracht 2001, 40a
25-06-200101-01-200101-01-2002art. 10

18-04-2001

Provinciaal blad, 2001, 17

Voordracht 2001, 10 en 10a
07-03-199801-01-199801-01-2001nieuwe regeling

11-02-1998

Provinciaal blad, 1998, 8

voordracht 1998, 76

Tekst van de regeling

Provinciale Staten van Groningen; Besluiten:

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen en algemene bepalingen

Artikel 1
  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    provinciaal bestuur: het bevoegde orgaan van het provinciaal bestuur.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2
  • 1 Deze verordening is van toepassing in geval van de verstrekking van subsidies door het provinciaal bestuur dan wel de weigering van zodanige subsidies onder welke benaming dan ook.

  • 2 In bijzondere subsidieregelingen kunnen van deze verordening afwijkende bepalingen worden opgenomen.

Artikel 3
  • 1 Gedeputeerde staten kunnen besluiten, dat deze verordening buiten toepassing blijft, indien voor de te subsidiëren activiteiten subsidie wordt verstrekt door bestuursorganen van andere overheden.

  • 2 Gedeputeerde staten vermelden in een besluit op grond van het eerste lid, welke regels in plaats van deze verordening van toepassing zijn.

Artikel 4
  • 1 Alle subsidies van het provinciaal bestuur worden geacht mede op grond van deze verordening te zijn verstrekt, voor zover niet uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

  • 2 Onverminderd artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wijzen provinciale staten jaarlijks gelijktijdig met de vaststelling van de begroting van de provincie activiteiten aan waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

  • 3 Bij hun besluit kunnen provinciale staten het voor de desbetreffende activiteiten gedurende het begrotingsjaar te hanteren subsidieplafond vaststellen. Indien provinciale staten een subsidieplafond vaststellen, bepalen zij tevens op welke wijze het beschikbare bedrag zal worden verdeeld.

Artikel 5

Het verslag, bedoeld in artikel 4:23, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht alsmede het verslag inzake de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht, worden jaarlijks door provinciale staten vastgesteld gelijktijdig met de vaststelling van de jaarrekening van de provincie.

Hoofdstuk 2: Bevoegdheid, aanvragen, voorwaarden en besluiten

Artikel 6
  • 1 Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij gedeputeerde staten.

  • 2 Artikel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op door gedeputeerde staten aan te wijzen gegevens en bescheiden.

  • 3 Gedeputeerde staten zijn bevoegd om voor het indienen van subsidieaanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vast te stellen.

Artikel 7
  • 1 Een subsidieaanvraag moet worden ingediend vóór het begin van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd of ingeval van een periodieke subsidie vóór het begin van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 De minimale termijn tussen de indiening van de subsidieaanvraag en het in het eerste lid bedoelde begin van de activiteiten of van de periode is dertien weken, tenzij gedeputeerde staten een andere termijn vaststellen.

Artikel 8
  • 1 Gedeputeerde staten zenden na ontvangst van een subsidieaanvraag onverwijld een bericht van ontvangst.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien binnen een termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit daarop zal worden genomen.

  • 3 Indien de verzending van een bericht van ontvangst achterwege blijft en geen besluit op de aanvraag wordt genomen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, geven gedeputeerde staten hiervan schriftelijk kennis aan de subsidieaanvrager onder opgave van de termijn waarbinnen alsnog een besluit zal worden genomen.

Artikel 9
  • 1 Gedeputeerde staten zijn belast met de voorbereiding van besluiten inzake subsidieverlening.

  • 2 Gedeputeerde staten winnen ter voorbereiding van een besluit tot subsidieverlening de nodige adviezen in.

Artikel 10
  • 1 Gedeputeerde staten zijn bevoegd om subsidie in de kosten van activiteiten te verlenen tot een maximaal bedrag van f 10.000,==.

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt een maximaal bedrag van f 25.000,==, indien de subsidieverlening in overeenstemming is met op schrift gesteld beleid waarover provinciale staten eerder zijn gehoord.

  • 3 Het in het tweede lid vermelde maximum van f 25.000,== is niet van toepassing, indien de meest gerede commissie uit provinciale staten omtrent het voornemen tot subsidieverlening is gehoord.

  • 4 Indien de subsidie wordt verleend in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen, zijn gedeputeerde staten bevoegd om subsidie te verlenen tot een de in het eerste, tweede en derde lid vermelde maximale bedragen per jaar gedurende maximaal vier opeenvolgende jaren.

  • 5 In afwijking van het eerste tot en met vierde lid zijn gedeputeerde staten bevoegd om subsidie te verlenen, indien het maximale bedrag en de subsidieontvanger in de begroting van de provincie zijn vermeld.

  • 6 Provinciale staten kunnen zich de bevoegdheid tot subsidieverlening voorbehouden.

Artikel 11
  • 1 Indien subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, geldt steeds het voorbehoud, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Gedeputeerde staten zijn bevoegd tot intrekking van de subsidieverlening als voorzien in artikel 4:34, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12

In ieder besluit tot verlening van subsidie worden voor zover van toepassing vermeld:

  • 1.

    de activiteiten in de kosten waarvan subsidie wordt verleend;

  • 2.

    het tijdvak waarin de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd;

  • 3.

    de toepasselijke voorwaarden;

  • 4.

    de verplichtingen van de subsidieontvanger;

  • 5.

    het subsidiebedrag of het maximale subsidiebedrag; en

  • 6.

    de wijze van betaling van de subsidie, indien de betaling op een andere wijze zal geschieden dan uit de Algemene wet bestuursrecht voortvloeit.

Artikel 13
  • 1 Bij subsidieverlening kunnen verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd.

  • 2 Deze verplichtingen kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      de kennis en ervaring van personeel van de subsidieontvanger voor zover dat personeel betrokken is bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      de wijze waarop gebruikers, vrijwilligers en beroepskrachten worden betrokken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid van de subsidieontvanger;

    • c.

      de aard, de deugdelijkheid, de inrichting, het beheer en de toegankelijkheid van voorzieningen;

    • d.

      het gebruik van milieuhygiënisch wenselijke materialen; en

    • e.

      de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de voorzieningen voor gehandicapten.

Artikel 14

Niet doelgerichte verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen slechts worden opgelegd, indien daardoor het algemeen belang wordt gediend.

Artikel 15

Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

  • a.

    de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht of van deze verordening of aan de voorschriften die krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze verordening zijn vastgesteld; of

  • b.

    de subsidieontvanger gesubsidieerde diensten en voorzieningen beschikbaar stelt aan de gebruikers en daarbij tussen gebruikers ongerechtvaardigd onderscheid maakt naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, sexuele oriëntatie of op welke grond dan ook.

Artikel 16
  • 1 Een subsidieontvanger is een vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht aan de provincie verschuldigd, indien de in dat artikel voorziene omstandigheden zich voordoen.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen besluiten, dat geen vergoeding is verschuldigd.

  • 3 Gedeputeerde staten bepalen de hoogte van de vergoeding mede op basis van de getaxeerde waarde van het vermogen van de subsidie-ontvanger en de verhouding tussen de totale bedrijfslasten van de subsidie-ontvanger en de ontvangen subsidies over één of meer boekjaren.

Hoofdstuk 3: Voorschotten

Artikel 17
  • 1 Na subsidieverlening kunnen gedeputeerde staten voorschotten verlenen aan de subsidieontvanger tot 80% van het maximale bedrag van de subsidie. In bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten een ander percentage aanhouden.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag betrekking heeft op een tijdvak dat aansluit op een tijdvak waarvoor eerder subsidie door het provinciaal bestuur is verleend, kunnen gedeputeerde staten na ontvangst van de subsidieaanvraag voorschotten verlenen tot maximaal een vierde gedeelte van de subsidie die voor het voorafgaande tijdvak is verleend.

Artikel 18
  • 1 Overeenkomstig artikel 4:55 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een voorschot binnen vier weken na dagtekening van het besluit tot verstrekking van het voorschot betaald.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien het voorschot geheel of gedeeltelijk betaald moet worden uit een bijdrage van een derde. In dat geval wordt het voorschot uitbetaald binnen vier weken nadat die bijdrage door de provincie is ontvangen.

Hoofdstuk 4: Vaststelling

Artikel 19
  • 1 De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen bepalen, dat een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend na afloop van één of meer gedeelten van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 20
  • 1 Voor zover gedeputeerde staten daartoe besluiten, dient bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van getrouwheid die is opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, te worden ingezonden.

  • 2 Een verklaring van getrouwheid als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval ingezonden, indien de subsidie volgens de aanvraag tot vaststelling hoger moet worden vastgesteld dan f 50.000.

Artikel 21

Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de aanvraag en het besluit tot vaststelling.

Artikel 22
  • 1 Gedeputeerde staten stellen de subsidie vast.

  • 2 In het besluit tot vaststelling worden vermeld:

    • a.

      de berekening van het subsidiebedrag, indien dit bedrag niet reeds bij de subsidieverlening is vastgesteld;

    • b.

      de nog door de provincie of door de subsidieontvanger te verrichten betalingen; en

    • c.

      de feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot intrekking van het besluit tot vaststelling.

Artikel 23

Onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit tot vaststelling van een subsidie worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd, indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht of van deze verordening of aan de voorschriften die krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze verordening zijn vastgesteld.

Artikel 24
  • 1 Overeenkomstig artikel 4:52 van de Algemene wet bestuursrecht worden de betalingen, bedoeld in artikel 22, onder b, binnen vier weken verricht.

  • 2 Indien de subsidieontvanger niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn betaalt, is sprake van een verzuim en wordt aan hem de wettelijke rente over het tijdvak tussen vier weken na dagtekening van het besluit tot vaststelling en de ontvangst van de betaling in rekening gebracht.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing, indien een bijdrage van een derde onderdeel uitmaakt van een door de provincie te betalen bedrag en de bijdrage van die derde nog niet door de provincie is ontvangen. In dat geval wordt het voorschot uitbetaald binnen vier weken nadat die bijdrage door de provincie is ontvangen.

  • 4 Betalingen door de provincie kunnen volgens een betalingsschema worden verricht, indien dat is voorzien in het besluit tot verlening van de subsidie.

Hoofdstuk 5: Per boekjaar verstrekte subsidies

Artikel 25

Voor zover in dit hoofdstuk daarvan niet wordt afgeweken, zijn de overige bepalingen van deze verordening van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies.

Artikel 26
  • 1 Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, tenzij gedeputeerde staten anders besluiten.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen besluiten, dat de in het eerste lid vermelde afdeling van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is op subsidies die aan natuurlijke personen worden verstrekt.

Artikel 27

De aanvraag van een subsidie waarop dit hoofdstuk van toepassing is, dient uiterlijk negen maanden vóór de aanvang van het boekjaar te worden ingediend, tenzij gedeputeerde staten een andere termijn vaststellen.

Artikel 28

Gedeputeerde staten zijn bevoegd om vrijstelling of ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 4:64, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 29
  • 1 Onverminderd artikel 4:69 van de Algemene wet bestuursrecht dient de subsidieontvanger per boekjaar een exploitatierekening op te stellen waarin de lasten zijn gerubriceerd onder dezelfde posten als in de begroting voor het betreffende boekjaar.

  • 2 In de exploitatierekening worden de bedragen uit de begroting voor het betrokken boekjaar alsmede de overeenkomende lasten uit het voorgaande boekjaar vermeld naast de lasten in het jaar waarop de exploitatierekening betrekking heeft

Artikel 30

Een subsidieontvanger behoeft toestemming van gedeputeerde staten voor de in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht vermelde handelingen, tenzij gedeputeerde staten ter zake ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 31

Tenzij gedeputeerde staten anders besluiten, vormt de subsidieontvanger een egalisatiereserve als voorzien in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 32

Artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie, tenzij gedeputeerde staten anders besluiten.

Artikel 33
  • 1 Gedeputeerde staten zijn bevoegd om vrijstelling of ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 4:78, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Gedeputeerde staten zijn bevoegd om aanwijzingen te geven inzake de reikwijdte en de intensiteit van de controle door een accountant als voorzien in artikel 4:79, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 6: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 34
  • 1 Gedeputeerde staten kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht aanwijzen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze verordening gegeven regels.

  • 3 De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden die zijn vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 35
  • 1 De Algemene subsidieverordening van de provincie Groningen wordt ingetrokken.

  • 2 De Algemene subsidieverordening van de provincie Groningen blijft van toepassing op subsidies die vóór het in werking treden van deze verordening zijn aangevraagd of verleend.

Artikel 36

Dit besluit wordt geplaatst in het provinciaal blad en treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 37

Deze verordening kan worden aangehaald als Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998.

Ondertekening

Groningen, ………. Provinciale Staten voornoemd, , voorzitter. , griffier.

IV. De implementatie van de regels van de derde tranche inzake subsidiëring 1. Algemeen Bij de toepassing van de Algemene subsidieverordening van de provincie Groningen gedurende de afgelopen jaren is gebleken, dat de verdeling van de bevoegdheden tot het verlenen van subsidies tussen provinciale staten en ons college soms al nogal complex wordt ervaren. In de praktijk 76-7 brengte dit het risico met zich, dat na behandeling van een subsidieaanvraag en besluitvorming daarop in een bezwaar- of (hoger) beroepsprocedure kan blijken, dat het orgaan dat het besluit heeft vastgesteld, daartoe niet bevoegd was. De mogelijkheden tot vereenvoudiging achten wij op voorhand niet een onderwerp dat in het kader van de uitvoering van de derde tranche in concluderende zin aan de orde behoeft te komen. Wel brengen wij onder uw aandacht, dat onder de vigeur van de Algemene wet bestuursrecht provinciale staten uitgebreider mogelijkheden zullen hebben om ter zake van subsidieverlening sturend op te treden; daarbij wijzen wij op de jaarlijkse vaststelling van de lijst van subsidieerbare activiteiten, de mogelijke vaststelling van subsidieplafonds en van beleidsregels door provinciale staten of na consultatie van provinciale staten, en op de verplichte verslaglegging omtrent de subsidieverlening en de effecten daarvan, zoals die is voorzien in de artikelen 4:23, vierde lid, en 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht. 1. Kaderverordening 1.1 Hierboven werd reeds aangegeven, dat de Algemene wet bestuursrecht een zeer uitgebreid en genuanceerd stelsel van regels zal bevatten over de rechtsverhouding tussen subsidiegevers en subsidieontvangers. Soms wordt in de mogelijkheid voorzien om van deze algemene regels bij wettelijk voorschrift van het provinciaal bestuur af te wijken. Verder werd eerder vermeld, dat het subsidiebegrip van de Algemene wet bestuursrecht een ruim begrip is. Gevolg daarvan is, dat uitkeringen van de provincie aan derden, die eerder door het provinciaal bestuur niet werden beschouwd als subsidie in de zin van de Algemene subsidieverordening, vanaf 1 januari 1998 in ieder geval subsidies in de zin van de Algemene wet bestuursrecht zullen zijn, zoals bijvoorbeeld de financiële steun aan bedrijven in de provincie, . 1.2 Wij achten het niet wenselijk, dat het subsidiebegrip volgens de provinciale regelingen afwijkt van het begrip volgens de Algemene wet bestuursrecht. Dat leidt ertoe, dat de algemene provinciale subsidieregeling na 1 januari 1998 op meer rechtsbetrekkingen van toepassing is dan eerder het geval was. Om een passend kader te vormen voor al deze rechtsverhoudingen dient de subsidieregeling voldoende ruimte te bieden om te voldoen aan de eisen die de bestuurspraktijk stelt. Op grond daarvan stellen wij dan ook voor om een kaderverordening voor subsidieverstrekking vast te stellen. Zo’n kaderverordening geeft de mogelijkheid om in bijzondere verordeningen of regelingen van de regels van de kaderverordening af te wijken en om voor bijzondere gevallen uitvoeringsbesluiten vast te stellen. Wij menen, dat een dergelijke werkwijze het mogelijk maakt, dat maatwerk zal worden geleverd zonder dat de rechtszekerheid in gevaar komt. Voorbeelden van bijzondere subsidieverordeningen waarin op onderdelen wordt afgeweken van de kaderverordening zijn de drie hierboven vermelde regelingen die in SNN-verband gelijkluidend zijn vastgesteld, alsmede de Kaderregeling investeringspremies landbouw Groningen 1996, de Premieregeling bedrijfsverplaatsing en -opschuiving veehouderijbedrijven 1993, de Premieregeling Investeringen Kleine Ondernemingen (IKO) en de Subsidieverordening jeugdhulpverlening provincie Groningen 1996. 2. Aanvullende regels 2.1 In de hierbij gevoegde ontwerp-Kaderverordening zijn geen regels opgenomen die zonder reden afwijken van de Algemene wet bestuursrecht. Waar in die wet naar onze mening voldoende is voorzien in de behoefte aan regeling, hebben wij afgezien van het opnemen van dezelfde regels in de ontwerp-verordening, zoals wij hierboven eerder in het algemeen hebben opgemerkt. Ook voor het ontwerp geldt derhalve, dat het niet goed begrijpelijk is zonder raadpleging van de desbetreffende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht. Een afschrift van de derde tranche, waarin de subsidieregels in titel 4.2 zijn opgenomen, hebben wij dan ook ter informatie bijgevoegd. 2.2 Aan de nauwe samenhang tussen de regels van de verordeningen en die van de Algemene wet bestuursrecht zullen wij bij de nog te verrichten voorlichting aan betrokkenen de nodige aandacht besteden. Met name zijn wij voornemens om een op gebruikers gerichte uitgave van de kaderverordening uit te brengen, waarin wij tevens de relevante bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht zullen opnemen. 3. Onderwerpen inzake de subsidieverstrekking 76-8 De derde tranche bevat naast regelingen voor van oudsher in subsidieland bekende onderwerpen als subsidieverlening, vaststelling en voorschotverstrekking, beëindiging en voorwaarden en verplichtingen, regels inzake enige nieuwe onderwerpen, met name de wettelijke aanwijzing van subsidiabele activiteiten, de verslaglegging en de vaststelling van subsidieplafonds. 3.1 De wettelijke aanwijzing van subsidiabele activiteiten is bedoeld om de vertegenwoordigende organen te betrekken bij de verstrekking van subsidies en om te voorkomen dat gedurende lange tijd subsidies worden verleend voor activiteiten die niet (langer) wenselijk worden geacht. Het subsidieplafond is bedoeld om zgn. open-eindesubsidieverlening te voorkomen. Op zich onderschrijven wij deze doelstellingen. Daarbij merken wij evenwel op, dat de wijze waarop deze doelstellingen worden geoperationaliseerd, grondige overweging verdient. Met name moet worden voorkomen, dat de wens tot realisering van deze doelstellingen leidt tot een aantal handelingen van het openbaar bestuur zonder dat de realisering van de doelstellingen dichterbij komt. 3.2 Op grond hiervan stellen wij voor om de aanwijzing van de subsidiabele activiteiten niet in de Kaderverordening op te nemen, doch om jaarlijks gelijktijdig met de vaststelling van de provinciale begroting een lijst van subsidiabele activiteiten vast te stellen. Deze werkwijze leidt ertoe, dat de subsidieverlening voor de activiteiten jaarlijks aan de orde komt, waarmede wordt voorkomen, dat een vastgestelde lijst haar actualiteit verliest. Bij een jaarlijkse vaststelling kan ook ieder jaar worden overwogen, of voor de desbetreffende subsidies een subsidieplafond moet worden vastgesteld. Verder kan worden vastgesteld, of ten behoeve van de uitvoering van het provinciale beleid op de onderscheidene beleidsterreinen de vaststelling van beleidsregels door provinciale staten of door ons college, de desbetreffende commissie uit provinciale staten gehoord, nodig of wenselijk is. 3.3 Indien provinciale staten voor een bepaalde soort activiteiten een subsidieplafond vaststellen, dienen zij ook aan te geven, op welke wijze het beschikbare krediet zal worden verdeeld onder belanghebbenden. Daarvoor zijn verschillende systemen denkbaar zoals verdeling op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen, het zgn. tendersysteem (d.w.z. het systeem waarin subsidieaanvragen worden verzameld tot een bepaald tijdstip en vervolgens na vergelijking van de aanvragen besluiten tot subsidieverlening worden genomen, zoals eerder gepraktiseerd bij het aanvullend podiumbeleid en de projecten van beeldende kunst) en het systeem waarbij de beschikbare gelden ponds-pondsgewijs worden verdeeld over alle aanvragers. De enige ervaring die het provinciaal bestuur heeft met de hantering van subsidieplafonds is tot nu toe de verlening van investeringspremies en subsidies op grond van de Regeling bedrijfsgerichte stimulering Noord- Nederland 1996, waarin de volgorde van ontvangst van de aanvraag doorslaggevend is. Overigens is slechts eenmaal vastgesteld, dat de subsidieverlening wegens budgetuitputting moest worden gestopt. 3.4 Volgens artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht kan bij wettelijk voorschrift worden bepaald, wanneer en op welke wijze het verplichte verslag omtrent de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk wordt vastgesteld. Wij stellen voor om dit verslag onderdeel te doen uitmaken van het verslag gevoerd beleid zoals dat ter gelegenheid van de vaststelling van de jaarrekening door provinciale staten wordt vastgesteld. 3.5 In de ontwerp-Kaderverordening is de bestaande verdeling van bevoegdheden tussen provinciale staten en gedeputeerde staten ter zake van de subsidieverlening gehandhaafd. 3.5.1 Deze verdeling is gebaseerd op overdracht van de bevoegdheid tot verlening van subsidies van maximaal f 10.000,== aan ons college. De bevoegdheid tot verlening van subsidies tot maximaal f 25.000,== is aan ons college gedelegeerd onder voorwaarde, dat bij de uitoefening van de bevoegdheid de beleidskaders waarmede provinciale staten hebben ingestemd, worden gerespecteerd. De bevoegdheid tot het verlenen van subsidies tot hogere bedragen dan f 25.000,== is aan ons gedelegeerd, onder dezelfde voorwaarde alsmede onder voorwaarde dat wij voorafgaande aan de subsidieverlening de betreffende commissie uit provinciale staten consulteren. 3.5.2 Wij stellen voor om de bevoegdheid tot het verlenen van subsidie onvoorwaardelijk aan ons te delegeren, indien zowel het maximale bedrag van de subsidie als de subsidie-ontvanger in de provinciale begroting zijn vermeld. Dat zijn dezelfde gevallen als die waarin op grond van artikel 4:23, derde lid, aanhef en onder c van de Algemene wet bestuursrecht de te subsidiëren activiteiten niet bij of krachtens wettelijk voorschrift behoeven te worden aangewezen. 3.5.6 In alle overige gevallen zijn provinciale staten ter zake van de subsidieverlening bevoegd. Verder voorziet de Kaderverordening in de mogelijkheid, dat provinciale staten zich de bevoegdheid tot subsidieverlening voorbehouden in gevallen die volgens het hierboven vermelde systeem tot de bevoegdheid van ons college behoren. 3.6 Het ontwerp voor de Kaderverordening voorziet niet langer in een onderscheid van subsidies naar modaliteit. In de Algemene subsidieverordening van de provincie Groningen werden incidentele subsidies, waarderingssubsidies, exploitatiesubsidies en budgetsubsidies onderscheiden. Gezien de mogelijkheden tot differentiatie in de behandeling van subsidieaanvragen en de uitvoering van subsidiebesluiten achten wij het niet nodig om de verschillende soorten van subsidies in de kaderverordening te vermelden. Bij iedere subsidieverlening zal worden vastgesteld of sprake is van subsidieverlening voor één activiteit of een beperkt aantal activiteiten dan wel voor de activiteiten die gedurende een bepaald tijdvak zullen worden uitgevoerd. Of van een incidentele dan wel van een andere subsidie sprake is, zal uit het subsidiebesluit blijken. Ook zal uit het subsidiebesluit blijken, of de aanspraak op subsidie mede afhankelijk is van de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteit of dat sprake is van een vaste bijdrage per jaar of per product. 3.7 Eerder verstrekten wij aan de desbetreffende commissie uit provinciale staten periodiek een overzicht van de verleende incidentele subsidies en waarderingssubsidies. Wij zijn van mening, dat de wettelijke verslagverplichtingen inzake subsidieverstrekking en de wijze waarop daaraan in de Kaderverordening vorm wordt gegeven, de opstelling van dergelijke overzichten niet langer zinvol maakt.