Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken |
Citeertitel | Inspraakverordening Midden-Delfland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-12-2004 | Nieuwe regeling | 26-10-2004 Gemeenteblad, 2004, 01 | 2004-10-08 |
De raad van de gemeente Midden-Delfland;
Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 15 oktober 2004, nr. 2004-10-08;
Gelet op artikel 150 van de Gemeentewet en 3:10 van de Algemene wet bestuursrecht;
Vast te stellen de Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken
Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op klachten over de wijze van uitvoering van deze verordening en van de inspraakprocedure
De op de datum van inwerkingtreding van deze verordening lopende inspraakprocedures worden voortgezet overeenkomstig de eerder besluiten die over die procedures zijn genomen.
Toelichting op de Inspraakverordening Midden-Delfland
Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen. Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. Gekozen is voor een flexibele en sobere raamregeling die het mogelijk maakt dat recht wordt gedaan aan de behoefte van insprekers en gemeentebestuur mede in relatie tot aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarop inspraak plaatsvindt. Een gedetailleerde en daardoor rigide wijze van regelgeving dient niet de belangen van insprekers.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Inspraak: Er zijn veel omschrijvingen van het begrip inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijke beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de Memorie van Toelichting (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger kan zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt. (Jurisprudentie: ABRS 22 januari 2003, inzake nummer 200001851/1, LJN-nummer AF3164 en ABRS 2 maart 2000, GS, 151 (2001) 7133,7 en ABRS 31 januari 2000, inzake nummer E01.98.0409, LJN-nummer AA5106).
In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Hieronder staat opgesomd welke wettelijke verplichtingen op het moment van vaststellen van de Inspraakverordening Midden-Delfland gelden.
In het derde lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 Gemeentewet. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Algemene wet bestuursrecht. (Jurisprudentie: ABRS 14 augustus 2002, inzake nummer 200102132/1, LJN-nummer AE6455).
Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb: artikel 3:11 tot en met 3:13) Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken (tot de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb: vier weken) schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. (Jurisprudentie: ABRS 10 juli 2002, inzake nummer 200103950/1, LJN-nummer AE5107).
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd etc.? Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreactie kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Het niet of onvoldoende nakomen van de inspraakverplichtingen kan juridische consequenties hebben. Artikel 150, tweede lid, onder d schrijft voor dat in de inspraakverordening een regeling wordt getroffen voor de wijze waarop belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hun beklag te doen over de uitvoering van de verordening. Gekozen is voor aansluiting bij hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Indien er sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan hiertegen geen klacht worden ingediend. In een dergelijke situatie moet een bezwaarschrift worden ingediend.
Voor de duidelijkheid naar belanghebbenden is ervoor gekozen reeds in gang gezette inspraakprocedures overeenkomstig de oude verordening voort te zetten.
Deze verordening treedt in werking zes weken na de dag van bekendmaking. Door de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet zijn referenda over onder andere de vaststelling, wijziging en intrekking van verordeningen mogelijk gemaakt. De termijn van zes weken hangt ermee samen dat na bekendmaking van de verordening en de mededeling dat over deze verordening een referendum kan worden gehouden, een verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend.