Overheidsorganisatie | Gemeente Langedijk |
---|---|
Officiële naam regeling | verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013 |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën en economie |
Deze regeling vervangt de "Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2012"
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 18-12-2012 Gemeenteblad GB 24 december 2012, nummer 55, week 52 | R18122012 |
De raad van de gemeente Langedijk; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 november 2012, nummer 73; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; b e s l u i t : vast te stellen de: VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFEN-HEFFING EN REINIGINGSRECHTEN 2013 (VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN)
Krachtens deze verordening worden geheven: een afvalstoffenheffing; reinigingsrechten.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: “gebruik maken” in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer; grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.
Onder de naam "Afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in het artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb.1994, 80). De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar
De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen opgelegd op grond van artikel 7, eerste lid, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, ingeval voor de betaling van de aanslagen, een machtiging voor automatische incasso is verstrekt, worden de betalingen in zeven termijnen automatisch afgeschreven. De eerste termijn wordt afgeschreven één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien automatische incasso niet volgens de hiervoor vermelde termijnen kan worden gerealiseerd, dient betaling overeenkomstig het eerste lid te geschieden. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder dan € 70,-- bedraagt, moeten de aanslagen worden betaald overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid. 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer dan € 3.000,-- bedraagt, moeten de aanslagen worden betaald overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid. 5. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van artikel 7, tweede lid, verschuldigde belasting moet worden betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving. 6. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.
Bij de invordering van de belastingen bedoeld in hoofdstuk 1.1.3.1, 1.1.3.2 en hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geen kwijtschelding, als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingwet 1990 (Stb.221), verleend.
Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten: de op grond van artikel 15, eerste lid, verschuldigde rechten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later; de Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Bij de invordering van de reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding, als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 (Stb.221), verleend.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.
De “Verordening reinigingsheffingen 2012” van 20 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 21, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening reinigingsheffingen 2013”.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Langedijk in zijn openbare vergadering van 18 december 2012. De voorzitter, drs. J.F.N. Cornelisse De griffier, J. van den Bogaerde
Tarieventabel Behorende bij de "Verordening reinigingsheffingen 2013".
Algemeen De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is. HOOFDSTUK 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing 1.1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 150,--
1.1.2 De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1 wordt,
indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien
de belastingplicht later aanvangt bij aanvang van de
belastingplicht wordt gebruikt door twee of meer
personen, vermeerderd met € 121,--
1.1.3 De belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1.1 en 1.1.2
wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar
of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de
belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen
volgens de Afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt):
1.1.3.1 container van 240 liter, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval,
per extra container met € 121,--
1.1.3.2 container van 240 liter, bestemd voor de overige huishoudelijke
afvalstoffen, per extra container met € 150,-- Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing 1.2.1 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de
belasting voor het op aanvraag omwisselen van een
container, per keer € 12,--
HOOFDSTUK 2 Maatstaf en jaarlijks tarief reinigingsrechten 1.1 Het recht voor het periodiek verwijderen van in mini-rolcontainers aangeboden bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid (1 grijze en/of 1 groene container) bedraagt per belastingjaar € 327,91 inclusief BTW, per bedrijfspand.
Behoort bij raadsbesluit van 18 december 2012
De griffier van de gemeente Langedijk,
J. van den Bogaerde