Organisatie | Goeree-Overflakkee |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Brandbeveiligingsverordening Goeree-Overflakkee |
Citeertitel | Brandbeveiligingsverordening Goeree-Overflakkee |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Brandbeveiligingsverordening gemeente Dirksland 2010; de Brandbeveiligingsverordening Goedereede 2009; de Brandbeveiligingsverordening gemeente Middelharnis 2010; en de Brandbeveiligingsverordening gemeente Oostflakkee 2012.
Artikel 13 bevat een overgangsbepaling.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-01-2013 | nieuwe regeling | 02-01-2013 Huis-aan-huiskrant Groot Goeree-Overflakkee, 08-01-2013 | Z-13-00348 |
De raad van de gemeente Goeree-Overflakkee;
gelezen het voorstel van de stuurgroep herindeling Goeree-Overflakkee van 29 november 2012;
gelet op artikel 3, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, het Bouwbesluit 2012 en artikel 149 van de Gemeentewet;
vast te stellen de Brandbeveiligingsverordening Goeree-Overflakkee
PARAGRAAF 2 GEBRUIKSVERGUNNING
Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een gebruiksvergunning binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag en kan de beslissing één maal voor ten hoogste zes weken verdagen.
Artikel 4 Weigeringsgronden gebruiksvergunning
Burgemeester en wethouders weigeren de gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorwaarden geen brandveilig gebruik kan worden bereikt.
Artikel 5 Wijzigen en intrekken gebruiksvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen de gebruiksvergunning intrekken:
indien het belang in verband waarmee de vergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van omstandigheden gelegen buiten de inrichting of van inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning en het niet mogelijk blijkt door wijziging van de vergunning dat belang voldoende te beschermen of op verzoek van de vergunninghouder.
PARAGRAAF 3: HET VOORKOMEN VAN BRAND EN HET BEPERKEN VAN BRAND EN BRANDGEVAAR
PARAGRAAF 4: HET BESTRIJDEN VAN BRAND EN HET VOORKOMEN EN BEPERKEN VAN ONGEVALLEN BIJ BRAND
Artikel 8 Brandveiligheidsvoorzieningen
De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdeling 6.7 en 6.8 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39 van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet-vergunningplichtige inrichtingen.
Artikel 9 Bossen en (natuur)terreinen
De eigenaar en/of beheerder van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten gebied die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b van de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die burgemeester en wethouders geven tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.
PARAGRAAF 5: STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 10 Toezicht en naleving
Het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening wordt opgedragen aan ambtenaren van de brandweer en daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
Overtreding van de regels van deze verordening kan worden beboet met een bestuurlijke boete van maximaal het bedrag, genoemd in de Arbeidsomstandighedenwet, artikel 34, vierde lid, onder 1.
Kampeerterreinen welke gelegen zijn op het grondgebied van de (voormalige) gemeenten Dirksland, Middelharnis en Oostflakkee dienen binnen drie jaar na inwerkingtreding van deze verordening de procedure te hebben opgestart om te gaan voldoen aan de bepalingen zoals deze zijn vastgelegd in deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Goeree-Overflakkee op 2 januari 2013.
de griffier, de voorzitter,
J.Mimpen C.A. Kleijwegt
Behorende bij de Brandbeveiligingsverordening Goeree-Overflakkee
Brandveiligheidsvoorschriften kampeerterreinen
Artikel 1 Vrijhouden van terreingedeelten ten behoeve van hulpverlening
Op het bij de inrichting behorende terrein moeten de beplanting, de parkeerplaatsen, de laad- en losplaatsen en de plaatsen waar goederen en afval worden opgeslagen of gedeponeerd, zodanig zijn gesitueerd, dat bij brand het oprijden en opstellen van de voertuigen en andere hulpmiddelen van de brandweer niet worden bemoeilijkt of belemmerd.
Ten behoeve van het verkeer van de hulpverlenende diensten moet een doorgaande route met een breedte van tenminste 3,5 meter en een hoogte van tenminste 4,2 meter vrijgehouden worden. De doorgaande route moet verhard zijn op een wijze die geschikt is voor motorvoertuigen met een asbelasting van 10 ton (100kN) en een totaalgewicht van 15 ton (150kN).
PARAGRAAF 2 INRICHTING TERREIN
Artikel 2 Indeling en constructie terrein
Op nieuwe terreinen een bouwkundige voorziening wordt getroffen, waardoor een WBDBO van 30 minuten conform de NEN 6068 en de NPR 6091 wordt bereikt.
De in bovenstaande genoemde bedoelde afstandscriteria van 3 meter vrije ruimte (of 20 minuten WBDBO) op een bestaand terrein met betrekking tot de afstand tussen een schuurtje en een kampeermiddel, kampeerhuisje of schuurtje gelegen op een naastgelegen standplaats kan vervallen wanneer aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
Een bouwkundige voorziening wordt getroffen conform de NEN 6068 en de NPR 6091 wordt bereikt.
Indien de toegang tot een kampeermiddel of kampeerhuisje dat voor het verblijf van mensen is bestemd, meer dan 40 meter is verwijderd van een doorgaande (openbare) weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang of dat vak en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor brandweervoertuigen conform de voorwaarden in artikel 1.3.
Artikel 3 Bluswatervoorziening
Wanneer er, in verband met de afwezigheid van een openbaar waterleidingnet of de capaciteit hiervan is ontoereikend, binnen 40 meter van de toegang van een recreatieterrein geen primaire bluswatervoorzieningen kan worden gecreëerd kan onder voorwaarden op andere wijze worden voorzien in deze verplichting. Dit geldt ook indien de capaciteit van het waterleidingnet onvoldoende is.
Artikel 5 Gasflessendepots en propaantanks
Gasflessendepots en propaantanks zullen aan de rand van het kampeerterrein moeten worden gesitueerd en goed bereikbaar zijn, zonder dat de opslaglocatie van gasflessen en gastanks bij een calamiteit de bereikbaarheid van de incidentlocatie voor hulpverleningsdiensten en de ontvluchting van aanwezigen op het kampeerterrein belemmert of in gevaar brengt.
Artikel 6 Elektrische installatie(s)
PARAGRAAF 4 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
Artikel 9 Verbod voor roken/ open vuur en vuurwerk
Artikel 11 Opslag van materialen
Het is verboden om voorwerpen of stoffen in de inrichting of in de omgeving daarvan zodanig op te slaan of neer te zetten, dat daardoor het gebruik van telefoons, blusmiddelen, vluchtwegen en toegangswegen bemoeilijkt en/of geblokkeerd worden.
Artikel 12 Werkzaamheden, niet behorend tot de normale bedrijfsuitoefening
Bij het verrichten of doen verrichten van werkzaamheden, waarbij brandgevaarlijke stoffen of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot het ontstaan van brand, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.
Artikel 13 Doorlopend toezicht
Artikel 15 Brandveiligheidsinstructie
Indien niet is voldaan aan enig voorschrift als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 17, dan moet de inrichting een mate van veiligheid bieden die tenminste gelijk is aan de mate van veiligheid die is beoogd met de desbetreffende artikelen. Het bevoegd gezag zal moeten beoordelen of een toereikende veiligheid wordt gegarandeerd.
BEGRIPPEN BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN KAMPEERTERREINEN
In deze bijlage wordt verstaan onder:
Aan- of uitbouw: Een op de standplaats en met het kampeermiddel of hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het kampeermiddel of hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat kampeermiddel of hoofdgebouw.
Bijgebouw: Een op de standplaats en van het kampeermiddel of hoofdgebouw vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het kampeermiddel of hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat kampeermiddel of hoofdgebouw.
Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Compartiment:Een cluster van niet-permanente standplaatsen met een maximale oppervlakte van 1000 m². Binnen een compartiment gelden geen afstandcriteria ten aanzien van de overslag van brand. Tussen brandcompartimenten geldt wel een afstandscriterium van 3 meter. Bij nieuwe recreatieterreinen is echter een afstandscriterium tussen brandcompartimenten van 5 meter van toepassing.
Gasfles:Een voor meervoudig gebruik bestemde, cilindrische metalen drukhouder die voorzien is van een aansluiting met klep- of naaldafsluiter en een waterinhoud heeft van ten hoogste 150 liter.
Gebouw:Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Inrichting:Een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats, voor zover die geen bouwwerk is.
Kampeermiddel: Niet als een bouwvergunningspichtig bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
Kampeerovereenkomst: Overeenkomst tussen de houder van een kampeerterrein en degene die een kampeermiddel of kampeerhuisje plaatst of geplaatst houdt betreffende het plaatsen of geplaatst houden daarvan.
Kleinschalig kampeerterrein: Een recreatiebedrijf met over het algemeen recreatie als neventak, waarbij door aard, ligging en omvang van de voorzieningen en koppeling met overige functies, minder intensief op het terrein wordt gerecreëerd en naast verblijfsrecreatie sprake is van een subbestemming waarvoor aan specifieke voorwaarden moet worden voldaan, met veelal de nadruk op landschappelijke kwaliteiten.
NEN: Een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm.
Niet-permanente standplaats:Een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, gedurende een bepaalde periode. De maximale periode betreft 1 maart tot en met 15 november van elk kalenderjaar of een andere periode, indien het bestemmingsplan dit toelaat.
Permanente standplaats:Een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of kampeerhuisje, inclusief bij dat kampeermiddel of kampeerhuisje behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn.
PGS:Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen.
Primaire bluswatervoorziening: Mogelijkheid om middels een verbinding met de bluswatervoorziening binnen drie minuten na aankomst, een tankautospuit direct en onafgebroken van bluswater te voorzien. Dit (is normaliter een onder druk staande voorziening, zoals een ondergrondse brandkraan en) ligt in beginsel op maximaal 40 meter van de brandweeringang van een object.
Secundaire bluswatervoorziening:Mogelijkheid om binnen 15 minuten na aankomst met een lage druk watertransport water op de brandhaard te hebben welke ligt op maximaal 2 x 160 meter = 320 meter van het object. (Dit is vaak open water met transport via één haler en één brenger, het zogenaamd “aanjaagverband” met 2 tankautospuiten, maar kan ook een bluswaterriool zijn (< 5 meter opstelplaats 2e tankautospuit)).
Recreatief nachtverblijf: Het zich bevinden in een kampeermiddel of kampeerhuisje tussen 22.00 en 06.00 uur.
Recreatieterrein: Dag- en verblijfsrecreatie zoals kampeergelegenheden, verblijfsaccommodatie (zoals jeugdherberg of bungalowpark), jachthavens.
Dieren- en plantentuinen, evenementengelegenheden, recreatiecentra en visvijvers.
Een recreatieterrein is in algemene zin een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot recreatief verblijf.
Reglement: De voorwaarden met betrekking tot het gebruik van het kampeerterrein en het verblijf daarop.
Stacaravan: Een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
Standplaats: Het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of een kampeerhuisje.
Artikel 1 Vrijhouden van terreingedeelten ten behoeve van hulpverlening
Bij een calamiteit mag de brandweer in haar opkomst niet gehinderd worden door afgesloten hekwerken en/of slagbomen. Om dit te voorkomen zullen in overleg met de brandweer passende voorzieningen getroffen moeten worden. Een passende voorziening op een centrale plaats is bijvoorbeeld een brandweersleutelkluis of brandweersleutelbuis.
PARAGRAAF 2 INRICHTING TERREIN
Artikel 2 Indeling en constructie terrein
2.De WBDBO van ieder kampeermiddel of kampeerhuisje of andere zaken op een permanente standplaats ten opzichte van het aangrenzende kampeermiddel of kampeerhuisje en andere zaken op een permanente standplaats moet op bestaande terreinen minimaal 20 minuten bedragen. Dit betekent dat het kampeermiddel of kampeerhuisje minimaal 3 meter vrij van het kampeermiddel of kampeerhuisje of andere zaken van de buren dient te staan. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat altijd een vrije tussenruimte van 3 meter ontstaat tussen de eigendommen van personen. De WBDBO van ieder kampeermiddel of kampeerhuisje of andere zaken op een permanente standplaats ten opzichte van het aangrenzende kampeermiddel of kampeerhuisje en andere zaken op een permanente standplaats moet op nieuwe terreinen minimaal 30 minuten bedragen. Dit betekent dat het kampeermiddel of kampeerhuisje minimaal 5 meter vrij van het kampeermiddel of kampeerhuisje of andere zaken van de buren dient te staan.
Onder nieuwe terreinen verstaan we terreinen die op het moment van bekendmaking van de Brandbeveiligingsverordening nog niet waren aangelegd en terreinen die geherstructureerd of uitgebreid worden.
Wanneer zonder grote infrastructurele aanpassingen binnen de permanente kampeerplekken op bestaande terreinen niet kan worden voldaan aan de eis om minimaal 3 meter vrije tussenruimte (of 20 minuten WBDBO) tussen een schuurtje en een kampeermiddel of kampeerhuisje te creëren kan onder onderstaande voorwaarden, met betrekking tot het gebruik van het schuurtje welke bij het kampeermiddel of kampeerhuisje staat, worden afgeweken aan deze verplichting:
Het schuurtje mag geen vaste aansluiting hebben op het elektriciteitsnet, dit om te voorkomen dat men elektrische apparatuur gaat installeren zoals frituurpan en oven. Dit geeft een extra brandrisico zeker als men dit vergeet uit te zetten als men weer naar huis gaat. Ook als men een lamp laat branden geeft dit een extra brandrisico.
Niet permanente standplaatsen dienen zodanig te zijn gesitueerd dat overslag van brand niet onbeperkt kan plaatsvinden. Dit kan worden gerealiseerd door niet permanente standplaatsen te situeren in een brandcompartiment van maximaal 1000 m². De WBDBO tussen de brandcompartimenten is afhankelijk van het soort terrein (bestaan of nieuw) 20 of 30 minuten, te realiseren door een vrije ruimte van minimaal 3 of 5 meter tussen de brandcompartimenten.
Een snelle brandoverslag bij kampeervakken voor niet-permanente standplaatsen, niet gelegen in een brandcompartiment, kan worden voorkomen door een WBDBO tussen de standplaatsen van tenminste 20 minuten. Dit betekent dat op dergelijke standplaatsen de kleine tentjes bij een hoofdtent worden geschaard en er tussen deze kampeermiddelen geen afstand in acht genomen dient te worden. Het is aan de exploitant om een keuze te maken. Op het kampeerterreinen kunnen beide varianten worden gebruikt. De motivatie voor de gelijkwaardigheid van brandcompartimenten van max. 1000 m² luidt dat met de indeling in (brand)compartimenten van maximaal 1000 m², die onderling gescheiden zijn met een WBDBO van tenminste 30 minuten, wordt beoogd de ongehinderde uitbreiding van een brand te beperken tot een gedeelte van het kampeerterrein. Daardoor hebben de campinggasten die zich niet in het gedeelte met de brand bevinden de gelegenheid veilig te ontkomen. Tegelijkertijd wordt voorkomen dat de brand in korte tijd een zodanige omvang aanneemt dat hij niet meer te beheersen is en kan maken dat er onacceptabel veel slachtoffers vallen.
Artikel 3 Bluswatervoorziening
De gemeente is niet in alle situaties verplicht te voorzien in een bluswatervoorziening. Bij het niet voorhanden zijn van (een toereikende) openbare bluswatervoorziening kan de gemeente een exploitant verplichten op eigen kosten te voorzien in een niet-openbare bluswatervoorziening (op eigen terrein).
Voor elke opstelplaats voor de brandweer, waarvan de kampeermiddelen, gebouwen en brandcompartimenten tot op 40 meter kunnen worden benaderd, moet binnen 80 meter een primaire bluswatervoorziening aanwezig zijn. De capaciteit van deze primaire bluswatervoorziening moet tenminste 30 m³/uur bedragen. Deze voorziening kan en mag worden uitgevoerd als (horizontale) droge blusleiding met afnamepunten (buisdiameter tenminste 75 millimeter en uitgevoerd conform NEN 1594).
Voor elke opstelplaats voor de brandweer, waarvan de kampeermiddelen, gebouwen en brandcompartimenten tot op 40 meter kunnen worden benaderd, moet binnen 225 meter hemelsbreed of 320 meter over (verharde) wegen een secundaire bluswatervoorziening aanwezig zijn. De capaciteit van deze secundaire bluswatervoorziening moet tenminste 30 m³/uur zijn en gedurende tenminste 4 uur kunnen worden geleverd.
Wanneer op een bestaand recreatieterrein, omdat er geen waterleiding aanwezig is of deze heeft onvoldoende capaciteit, niet kan worden voldaan aan de eis om een primaire bluswatervoorziening te creëren binnen 40 meter van de toegang tot het terrein dient op onderstaande wijze te worden voldaan aan de vraag om voldoende bluswater:
Er dient bij de toegang van het terrein en op eigen terrein een geboorde put te worden aangelegd. Ook kan, indien open water in de vorm van een vijver o.i.d. aanwezig is, een opstelplaats t.b.v. een brandweervoertuig gecreëerd worden. Deze opstelplaats dient te voldoen aan de daarvoor gestelde eisen. Deze bluswatervoorziening wordt dan aangemerkt als primaire bluswatervoorziening.
Een actuele inrichtingstekening biedt de met controle belaste functionarissen van de gemeente onder meer de mogelijkheid te controleren op overstand. In het geval van overstand kunnen geringe afstanden tussen kampeermiddelen de kans op overslaande brand verhogen. Plaatsing van kampeermiddelen buiten de standplaatsen kan hulpverleningsdiensten in hun werk beperken.
Per standplaats moet worden aangegeven of er sprake is van een permanente of niet-permanente standplaats. Indien nodig wordt bij de inrichtingstekening een legenda gevoegd, waaruit blijkt welke standplaatsnummers een permanent karakter hebben, welke standplaatsnummers een niet-permanent karakter hebben en op welke permanente standplaatsen een kampeerhuisje staat.
Om een beginnende brand op een juiste manier te kunnen bestrijden, moeten een aantal voorzieningen aanwezig zijn. Het gaat hierbij om brandbestrijdingsmiddelen die in de vorm van draagbare brandblusmiddelen die op aanvaardbare loopafstand van de plaats van een kampeereenheid bereikbaar en beschikbaar moeten zijn. Als een aanvaardbare loopafstand wordt een afstand van maximaal 100 meter over begaanbare paden gezien. Uiteraard is een centrale plaats waar dergelijke middelen aanwezig zijn ideaal. Gedacht kan dan worden aan toilet- en sanitairgebouwen, receptie en andere gebouwen met een speciale- of centrale functie op het kampeerterrein. Op een kampeerterrein wordt bij voorkeur een poederblusser met een minimaal gewicht van 6 kg opgehangen.
Op grond van artikel 7.5 moet tenminste eenmaal per jaar op adequate wijze het nodige onderhoud aan een blusmiddel worden verricht en de goede werking ervan worden gecontroleerd. Doel van dit voorschrift is dat de goede werking van het blusmiddel te allen tijde gewaarborgd is. Overigens gaat het bij die voorgeschreven inspectie- en controlefrequentie om een minimumvereiste. Het staat de exploitant van een kampeerterrein derhalve vrij de blusmiddelen vaker te laten controleren.
PARAGRAAF 4 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
Artikel 13 Doorlopend toezicht
In dit artikel is het toezicht oproepbaar, terwijl in eerdere instanties het toezicht aanwezig moest zijn. Naar huidige maatstaven kan worden volstaan met oproepbaarheid. Het is dan wel redelijk om te eisen dat degene die oproepbaar is binnen een bepaald tijdsbestek op het kampeerterrein aanwezig zal zijn.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
Toelichting Brandbeveiligingsverordening
Artikel 2 Gebruiksvergunningplicht
Het college kan aan de vergunning voorwaarden verbinden. Deze voorwaarden kunnen uitsluitend worden gesteld indien zij in het specifieke geval noodzakelijk zijn in het kader van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand. De voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op:
De op het grondgebied van de (voormalige) gemeenten Dirksland, Middelharnis en Oostflakkee gelegen kampeerterreinen dienen binnen drie jaar na inwerkingtreding van deze verordening de procedure te hebben opgestart om een gebruiksvergunning aan te vragen om te kunnen voldoen aan het bepaalde in deze Brandbeveiligingsverordening Goeree-Overflakkee.
In het eerste lid is bepaald dat het college binnen 12 weken na ontvangst de beslissing neemt, waarbij de beslissing eenmaal voor een periode van hoogstens 6 weken kan worden uitgesteld. Om het voorgenomen gebruik mogelijk te maken, moet de vergunning tijdig worden aangevraagd. Op de afhandeling van de aanvraag voor een gebruiksvergunning zijn de algemene regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 4 Weigeringsgronden gebruiksvergunning
De vergunning mag slechts en moet worden geweigerd indien de voorgenomen wijze van gebruik van de inrichting in relatie tot de beoogde gebruiksfunctie niet brandveilig is en naar het oordeel van het college ook niet door het stellen van aanvullende voorwaarden brandveilig gemaakt kan worden of indien de bouwvergunning is geweigerd.
Artikel 5 Wijzigen en intrekken gebruiksvergunning
Een gebruiksvergunning heeft in principe een onbeperkte geldigheidsduur, de vergunning kan echter wel worden gewijzigd of ingetrokken.
In verband met het vervallen van het Gebruiksbesluit is dit artikel opgenomen. Dit om een juiste afbakening te maken tussen regels van het Bouwbesluit (bouwwerken) en deze verordening (niet-bouwwerken)
Artikel 8 Brandveiligheidsvoorzieningen
In verband met het vervallen van het Gebruiksbesluit is dit artikel opgenomen. Dit om een juiste afbakening te maken tussen regels van het Bouwbesluit (bouwwerken) en deze verordening (niet-bouwwerken).
Artikel 10 Toezicht en naleving
Het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening berust krachtens artikel 61 van de Wet veiligheidsregio's bij door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
De minister van Veiligheid en Justitie wijst op grond van artikel 65 van de Wet veiligheidsregio's de ambtenaren aan belast met de opsporing van strafbare feiten.
De Wet veiligheidsregio's geeft de raad van een gemeente de bevoegdheid om, indien de raad dat wenst, bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd voor overtreding van regels gesteld krachtens artikel 3, tweede lid (brandbeveiligingsverordening) en derde lid (algemene maatregel van bestuur, deze is nog niet opgesteld) van de wet. Het maximum bedrag van de boete mag niet hoger zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 34, vierde lid, onder 1°, van de Arbeidsomstandighedenwet. voor 2011 is dat bedrag € 9.000.
De Wet veiligheidsregio's geeft geen verdere beschrijving van de uitvoering van deze sanctie, zodat de gemeente alleen met de Awb rekening hoeft te houden.