Organisatie | Baarn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand gemeente Baarn 2012 |
Citeertitel | Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand gemeente Baarn 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-01-2013 | 01-01-2012 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 19-12-2012 Elektronisch Gemeenteblad, 27 december 2012, week 52, nummer 26 | 12RV000059 |
Onderwerp: Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand.
kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie
-dat gemeenten daarin dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op
inkomensondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen, en;
-dat in de Wet werk en bijstand de verplichting staat voorgaande te regelen in een verordening;
gehoord het Debat in de raad d.d. 6 december 2012
-gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid onder g, artikel 8,
tweede lid onder d en artikel 35, vijfde lid van de Wet werk en bijstand;
Vast te stellen de “Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand gemeente Baarn 2012”.
Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstandgemeente Baarn 2012.
Artikel 1 Beqripsomschrijvingen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
voorziening: een vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura, gericht op de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen van ouders met een laag inkomen, ter bevordering van maatschappelijke participatie en het op die manier bijdragen aan het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement.
Artikel 3 Verantwoordelijkheid college.
Het college zet zich in voor het tot stand komen en ondersteunen van diensten door rechtspersonen die naar zijn oordeel bijdragen aan maatschappelijke participatie en werkt bij het bevorderen van maatschappelijke participatie samen met natuurlijke en rechtspersonen, voor zover die samenwerking naar het oordeel van het college daaraan bijdraagt.
Artikel 4 Beleid en voorzieningen.
Het college geeft uitvoering aan het al vastgestelde beleid ter bevordering van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen te weten:
Categoriale bijzondere bijstand ten behoeve van bekostiging van schoolreisjes, buitenschoolse activiteiten en ouderbijdrage e.d. voor kinderen die het basisonderwijs volgen, als opgenomen in de vastgestelde beleidsnota bijzondere bijstand van de gemeente Baarn. Deze bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een jaarlijks door middel van de consumentenprijsindex te indexeren bijdrage per kind per jaar.
Categoriale bijzondere bijstand ten behoeve van bekostiging van schoolreisjes, buitenschoolse activiteiten en ouderbijdrage e.d. voor kinderen die het voortgezet onderwijs volgen als opgenomen in de vastgestelde Beleidsnota bijzondere bijstand. Deze bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een jaarlijks door middel van de consumentenprijsindex te indexeren bijdrage per kind per jaar.
Artikel 5. Maatschappelijke participatie in andere gemeentelijke regelingen.
Onder een regeling als bedoeld in het eerste lid valt de in Baarn vastgestelde Verordening Declaratiefonds welzijns- en sportactiviteiten (Declaratiefonds). In deze verordening, waarvan de uitvoering ligt bij het college, is onder meer voorzien in een jaarlijkse financiële bijdrage ten behoeve van schoolgaande kinderen voor deelname aan maatschappelijk activiteiten, waaronder een vergoeding speciaal voor sport en/of cultuuractiviteiten.
In de motie Blanksma-Spekman c.s. heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd om gemeenten te korten op de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Deze korting zou moeten worden opgelegd wegens onvoldoende terugdringen van het aantal kinderen uit arme gezinnen dat vanwege financiële redenen maatschappelijk niet meedoet. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn kansen op een zelfredzame toekomst.
Dit heeft geleid tot het opnemen van een verordeningsplicht in de Wwb (artikel 8, lid 1 onder g, artikel 8 tweede lid onder d in samenhang met artikel 35, vijfde lid). Op basis van de verordeningsplicht zijn gemeenteraden gehouden een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Voorts dient invulling te worden gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie. De verordeningsplicht krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.
In deze verordening is er voor gekozen het al bestaande beleid op het terrein van maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen op te nemen en te benoemen. Hiermee wordt voldaan aan de verordeningsplicht. Hiermee wordt de door de wetgever nagestreefde transparantie en verantwoording bereikt. Een dergelijke benadering voorkomt een belastend en materieel overbodig proces voor aanpassing van de lokale wetgeving, mede in het licht van de tijdelijkheid van de verordeningsplicht.
Alhoewel de regering er vanuit gaat dat de meeste ouders zich inzetten voor een goede toekomst voor hun kind, wil de regering voorkomen dat de specifieke ondersteuning voor maatschappelijke activiteiten voor andere zaken kan worden aangewend. Om die reden acht de regering het wenselijk om aan deze groep ondersteuning in natura en niet als geldbedrag uit te keren. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, mag gekozen worden voor een andere vorm. De regering realiseert zich dat een verstrekking in natura in een aantal gevallen ondoelmatig of ondoeltreffend kan zijn, nog afgezien van het feit dat er discussie kan ontstaan over wat nu wel of niet als in natura is te duiden. Daarom is in de wet de mogelijkheid opgenomen,dat wanneer verstrekking in natura ondoelmatig is, het college mag afwijken van deze verplichting. Bij de toekenning van categoriale bijstand voor schoolkosten in Baarn wordt een geldbedrag toegekend omdat het gaat om uiteenlopende kosten en omdat de kosten naar ons oordeel zonder meer moeten worden gemaakt. De ondersteuning kan dan naar onze mening ook niet anders worden aangewend dan het doel waarvoor het verstrekt is. Bij een vergoeding uit het Declaratiefonds moeten de kosten van sport en/of cultuuractiviteiten van ten laste komende kinderen aangetoond worden. Hierdoor is er volledige zekerheid dat de vergoedingen worden aangewend voor sport en/of cultuuractiviteiten. Hiermee wordt hetzelfde bereikt als verstrekkingen in natura en blijft er een volledige keuzevrijheid in het soort sport en cultuuractiviteiten.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Eerste lid. Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Wwb, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden gewijzigd
Tweede lid. Gebruikte begrippen waarvan de betekenis niet zondermeer duidelijk is worden hier omschreven. Het begrip 'maatschappelijke participatie' is hier omschreven, ter uitvoering van de opdracht van de wetgever, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g Wwb. Er is gekozen voor een ruime betekenis. Maatschappelijke participatie kan op vele wijzen plaatsvinden en niet ieder kind is hetzelfde. Om die reden wordt het begrip op deze plaats in zo algemeen mogelijke bewoordingen gedefinieerd, en wordt het toegespitst op ouders van schoolgaande kinderen, met een laag inkomen. Een dergelijke begripsomschrijving heeft als voordeel dat op andere plaatsen in de verordening volstaan kan worden met het begrip 'maatschappelijke participatie', waarmee dan gedoeld wordt op de participatie van de hier beschreven doelgroep.
Het begrip 'voorziening' is in de verordening gebruikt en heeft een ruime betekenis gekregen. In wezen wordt met iedere vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura door het college die specifiek is bestemd voor de maatschappelijke participatie van kinderen, uitvoering gegeven aan de wens van de wetgever als verwoord in de Memorie van Toelichting op artikel 8, eerste lid, onderdeel g Wwb. Een dergelijke voorziening kan bijzondere bijstand zijn, maar ook een tegemoetkoming of kostenvergoeding dan wel een subsidie of verstrekking 'in natura', zolang dit maar bijdraagt aan de participatie.
'Schoolgaand kind' is gedefinieerd. Schoolgaande kinderen staan centraal in het beleid met betrekking tot maatschappelijke participatie. Dit begrip wordt ook genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, Wwb maar niet nader omschreven. Onder schoolgaande kinderen wordt in dit verband verstaan, niet alleen kinderen die feitelijk schoolgaand zijn, maar ook zij die de verplichting hebben omdat ze onder de leerplicht of kwalificatieplicht vallen in de leeftijdscategorie van 4 tot en met 17 jaar.
Het begrip 'laag inkomen' is omschreven, omdat daarmee in deze verordening de doelgroep van het gemeentelijk minimabeleid wordt aangeduid.
In artikel 2 is verduidelijkt wat de gemeenteraad als zijn taak aanmerkt. Die taak is enerzijds gelegen in het in algemene zin vergroten van de maatschappelijke participatie van de doelgroep (kwalitatief) en anderzijds het terugdringen van het aantal kinderen dat onvoldoende participeert (kwantitatief). In het tweede lid is aangegeven wat gegeven die taken, het doel is van deze verordening. Dat is het stellen van regels voor het bestuursorgaan dat belast is met uitvoering van deze verordening, het college.
Artikel 3 Verantwoordelijkheid college
In dit artikel is bepaald dat het college zich inzet voor dienstverlening door derden aan kinderen die bijdraagt aan maatschappelijke participatie. Maatschappelijke participatie en bestrijding van financiële achterstanden is niet een exclusieve taak van de overheid. Ook allerlei maatschappelijke instellingen dragen daaraan bij. Samenwerking is gewenst c.q. noodzakelijk in het bevorderen van maatschappelijke participatie. Het college krijgt als taak daar waar mogelijk zich in te zetten om die samenwerking te bevorderen.
Artikel 4 Beleid en voorzieningen
Bij de keuze voor een materiële invulling van de verordeningsplicht (vastlegging van bestaand beleid) horen artikelen waarin aangegeven wordt welk beleid er al wordt gevoerd door de gemeenteraad c.q. aan welk beleid het college uitvoering moet geven Aangegeven wordt in artilkel 4 het bestaande Wwb-beleid ten aanzien van schoolkosten van schoolgaande kinderen van 4 t/m 17 jaar. Dit is vastgelegd in de beleidsnota bijzondere bijstand van de gemeente Baarn. In artikel 5 staat het bestaande beleid aangegeven voor zover dit beleid geen basis heeft in de Wwb.
Artikel 5 Maatschappelijke participatie in andere regelingen
In het eerste lid staat aangegeven dat ook regelingen die een andere basis hebben dan de Wwb maar wel maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen regelen mede uitvoering geven aan de opdracht maatschappelijke participatie bij verordening te regelen. Het betreft regelingen die onder de autonome bestuursbevoegdheid van de gemeenteraad tot stand gekomen zijn (artikel 149 Gemeentewet).
Onder de in het eerste lid aangegeven mogelijke andere regelingen valt de in het tweede lid genoemde Verordening Declaratiefonds welzijns- en sportactiviteiten. Deze verordening maakt een financiële tegemoetkoming mogelijk voor maatschappelijke participatie van onder andere de doelgroep schoolgaande kinderen. De uitvoering van deze verordening berust bij het college.
Artikel 6 Vorm van een voorziening
Het college kiest de vorm van een voorziening, tenzij daarover reeds iets is bepaald in deze verordening of de gemeenteraad langs andere wegen daarover ander een standpunt inneemt. Uitgangspunt is de meest doeltreffende vorm, uiteraard voor zover dat financieel- en uitvoeringstechnisch realiseerbaar is.
Onder bijzondere omstandigheden is het college bevoegd van de beleidsregel af te wijken. Dat geldt als de strikte toepassing van de beleidsregel onder bijzondere omstandigheden leidt tot nadelige of voordelige gevolgen voor één of meer belanghebbenden die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, zulks te beoordeling van het college. Het moet dan gaan om omstandigheden waarin de beleidsregel niet voorziet.
De datum van inwerkingtreding is 1 januari 2012. Hoewel in artikel 78v Wwb is opgenomen dat de verordeningsplicht geen structureel karakter heeft, is geen concrete datum genoemd waarop die plicht komt te vervallen. Om die reden is er geen horizonbepaling opgenomen in de verordening.