Organisatie | Goeree-Overflakkee |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Algemene Subsidieverordening gemeente Dirksland 2007; de Algemene subsidieverordening gemeente Goedereede 2012; de Algemene subsidieverordening gemeente Middelharnis 2005; en de Algemene subsidieverordening 2002 van de gemeente Oostflakkee.
Artikel 10.4 bevat overgangsbepalingen.
Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2013.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-01-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 02-01-2013 Huis-aan-huiskrant Groot Goeree-Overflakkee, 08-01-2013 | Z 13-00343 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
accountantsverklaring: een in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde gewaarmerkte verklaring over het gevoerde financieel beheer en de financiële verantwoording, waaruit in ieder geval blijkt of de verleende subsidie besteed is aan de in de verleningsbeschikking genoemde beleidsdoelen (controleverklaring);
eigen middelen: alle vermogens- en inkomensbestanddelen waarover de subsidieontvanger en aan de instelling gelieerde organisaties kunnen beschikken, waaronder begrepen inkomsten uit contributies, inkomsten uit deelnemersbijdragen, inkomsten uit donaties, erfstellingen, legaten, reserves en voorzieningen, exclusief opgebouwde reserves of voorzieningen waar de gemeente toestemming voor heeft gegeven;
erkende organisatie: een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die in het bijzonder werkzaam is op het gebied van maatschappelijke ondersteuning of andere beleidsterreinen van de gemeente Goeree-Overflakkee en die als zodanig door burgemeester en wethouders is erkend in het kader van het subsidiebeleid en die is opgenomen in het Register;
voorziening: vermogensbestanddelen die worden gevormd voor toekomstige kosten die een periode van meerdere jaren omvatten en die niet binnen de reguliere exploitatie kunnen worden opgevangen, nu al zijn te voorzien, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak hebben in het verleden en kwantificeerbaar of berekenbaar zijn;
HOOFDSTUK 2 WERKINGSSFEER VAN DEZE VERORDENING
Artikel 2.1 Reikwijdte van de verordening
Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten die naar het oordeel van burgemeester en wethouders in het belang van de gemeente worden uitgevoerd en waarvoor geen andere verordening of wettelijke grondslag geldt of een plicht tot cofinanciering.
Artikel 2.7 Het verzoek tot aanvullende informatie en sanctie
Indien de aanvullende informatie niet binnen de in de in het eerste lid genoemde hersteltermijn is ingediend, dan wordt voor iedere week dat de gevraagde informatie te laat is ingediend een korting van 5% op het oorspronkelijk te verlenen of vast te stellen subsidiebedrag doorgevoerd, waarbij de korting nooit meer kan bedragen dan 40% van het oorspronkelijk te verlenen subsidiebedrag. Deze sanctie is onafhankelijk van eventuele terugvordering bij subsidievaststelling.
Artikel 2.8 Het afwijzen van een subsidieaanvraag
De subsidieaanvraag wordt in ieder geval afgewezen als de activiteiten naar hun inhoud of naar de wijze van organisatie niet verenigbaar zijn met algemeen gangbare normen of uitgangspunten voor duurzaamheid en soberheid, of als de activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als goedkoopst adequate oplossing c.q. voorziening.
Als de subsidie is of wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld door de raad, dan wordt de subsidie verleend onder voorwaarde dat de raad voldoende gelden beschikbaar stelt.
Rechten en verplichtingen betreffende reservering, voorziening en afschrijving in het kader van waarderingssubsidies kunnen in de vorm van een aanvullend recht of aanvullende verplichting worden opgenomen in de subsidiebeschikking. Hiervoor dient toestemming te worden gevraagd aan burgemeester en wethouders.
In de beschikking staat voor zover van toepassing:
Artikel 2.15 Rapportage en verantwoording
Indien de verleende subsidie, met uitzondering van de prestatiesubsidie, jubileumsubsidie en vastgoedsubsidie, de grens van € 12.500,- niet overschrijdt, dan is de subsidieverlening tevens aan te merken als subsidievaststelling behoudens het bepaalde in de Beleidsregel steekproefsgewijze controle subsidies tot € 12.500,- Goeree-Overflakkee.
De aanvrager kan burgemeester en wethouders verzoeken om uitstel van de in het eerste lid genoemde termijn. Een dergelijk verzoek wordt minimaal twee weken voor de genoemde termijn voorzien van een motivering ingediend. Indien niet voldaan wordt aan de gestelde termijn dan is onverkort artikel 2.7, derde lid, van toepassing.
HOOFDSTUK 4 WAARDERINGSSUBSIDIE
Artikel 4.3 De rapportage en verantwoording
Organisaties waaraan een waarderingssubsidie is verleend van € 12.500,- of meer of die vallen onder de steekproef als genoemd in de Beleidsregel steekproefsgewijze controle subsidies tot € 12.500,- Goeree-Overflakkee, dienen uiterlijk op 1 juni in het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een inhoudelijk en financieel verslag in over de uitgevoerde activiteiten.
HOOFDSTUK 5 INCIDENTELE SUBSIDIE
Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een incidentele subsidie uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmalig worden verlengd met vier weken.
Artikel 5.3 De rapportage en verantwoording
Organisaties waaraan een incidentele subsidie is verleend, vallen onder de steekproef als genoemd in de Beleidsregel steekproefsgewijze controle subsidies tot € 12.500,- Goeree-Overflakkee. Indien zij door de steekproefsgewijze controle worden gevraagd zich te verantwoorden, dienen zij uiterlijk op 1 juni in het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een inhoudelijk en financieel verslag in over de uitgevoerde activiteiten.
Artikel 6.3 De rapportage en verantwoording
Organisaties waaraan een projectsubsidie is verleend van meer dan € 12.500,- of die vallen onder de steekproef als genoemd in de Beleidsregel steekproefsgewijze controle subsidies tot € 12.500,- Goeree-Overflakkee, dienen uiterlijk op 1 juni in het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een inhoudelijk en financieel verslag in over de uitgevoerde activiteiten, conform de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst.
Burgemeester en wethouders kunnen een verzoek op grond van deze verordening voor het stichten van een nieuwe accommodatie afwijzen als naar hun oordeel door middel van multifunctioneel gebruik van bestaande accommodaties in de behoefte aan huisvesting van de aanvrager op redelijke wijze kan worden voorzien.
Artikel 7.3 De rapportage en verantwoording
De subsidieontvanger kan burgemeester en wethouders verzoeken om uitstel van de onder het eerste genoemde termijn. Een dergelijk verzoek wordt minimaal twee weken voor de genoemde termijn voorzien van een motivering bij burgemeester en wethouders ingediend. Artikel 2.7, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 9 HET VERLENEN VAN VOORSCHOTTEN, TERMIJNBEDRAGEN, BETALEN, OPSCHORTEN VAN BETALING EN TERUGVORDEREN VAN SUBSIDIE
Artikel 9.2 Het vaststellen van termijnbedragen
Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in termijnbedragen betaalbaar stellen, mits in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald hoe de termijnbedragen worden berekend en de manier waarop zij betaalbaar worden gesteld.
HOOFDSTUK 10 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
De Algemene termijnenwet is op de in deze verordening gestelde termijnen van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10.2 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen de bepalingen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang waarvoor deze regeling tot stand is gebracht leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Op aanvragen voor structurele subsidies, ingediend voor de jaren 2013 en 2014, blijven de regelingen zoals die van kracht waren op 31 december 2012 van toepassing voor zover de aanvragers reeds over 2012 structurele subsidie hebben ontvangen, behoudens begunstigende werking die voortvloeit uit deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Goeree-Overflakkee op 2 januari 2013.
de griffier, de voorzitter,
J.Mimpen C.A. Kleijwegt
Toelichting Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee
Wegens de herindeling van de voormalige gemeenten Dirksland, Goedereede, Middelharnis en Oostflakkee is besloten tot het opstellen van een nieuwe Algemene subsidieverordening (Asv) voor de gemeente Goeree-Overflakkee. Deze nieuwe Asv is in concept voorbereid tijdens de harmonisatie van de verschillende subsidieverordeningen van de voormalige eilandelijke gemeenten. De Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee is per 1 januari 2013 van kracht.
De reikwijdte van de Algemene subsidieverordening
De Algemene subsidieverordening is van toepassing op door de gemeente te verlenen subsidies voor activiteiten die in het belang van de inwoners van de gemeente worden uitgevoerd en die passen binnen de gemeentelijke beleidsdoelstellingen.
Nadere uitwerking in Beleidsregels
In de Algemene subsidieverordening zijn niet alle onderdelen uitputtend uitgewerkt. Voor een aantal onderdelen zijn beleidsregels opgesteld als nadere uitwerking van de toepassing van de verordening:
De relatie met overige wetgeving
De bepalingen zoals vastgelegd in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van toepassing op de Asv, evenals het bepaalde in artikel 147 e.v. van de Gemeentewet. Het verdient aanbeveling om naast deze verordening ook kennis te nemen van deze wetsbepalingen.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Omschrijving van gebruikte begrippen
In dit artikel zijn de begrippen omschreven die in de verordening worden gebruikt. Deze begrippen zijn ook van toepassing op de Beleidsregels. Van begrippen die in de Awb zijn genoemd, zijn de definities niet in de verordening overgenomen; de Awb is van kracht op de verordening, waardoor ook de bepalingen uit de Awb gelden.
De volgende begrippen worden nader toegelicht:
b. accountantsverklaring. In artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt gesproken van de verplichting tot het onderzoeken van de jaarrekening door een registeraccountant of een Accountant- Administratieconsulent. De accountant onderzoekt of de jaarrekening het vereiste inzicht geeft zodat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat. De accountant geeft in zijn verslag een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening. Binnen de Asv wordt uitgegaan van een controleverklaring.
j. erkende organisatie. Organisaties waarmee de gemeente een structurele subsidierelatie onderhoudt worden erkend door opname in het openbaar Register van erkende organisaties gemeente Goeree-Overflakkee. Dit is een digitale databank die centraal binnen de gemeente wordt onderhouden en die ook voor derden digitaal toegankelijk wordt gemaakt. Op het moment dat een organisatie niet erkend is door de gemeente, is een structurele subsidierelatie niet mogelijk. Een organisatie wordt erkend door het college op het moment dat het daartoe ingediende verzoek door het college positief wordt beoordeeld op de betrokkenheid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en overige zaken die in de beleidsregel Register van erkende organisaties gemeente Goeree-Overflakkee aan de orde worden gesteld. Het feit dat een organisatie erkend is wil niet zeggen dat een structurele subsidie een in de tijd onbegrensde toekenning behelst. Subsidietoekenning vindt altijd voor een bepaalde tijd plaats. Een erkende organisatie heeft niet automatisch het recht op een structurele subsidie. Subsidieverlening voor een bepaalde periode betekent niet dat ook voor een volgende periode automatisch opnieuw subsidie zal worden verleend.
l. investeringsprogramma. Het investeringsprogramma geeft een overzicht van alle activiteiten en investeringen die de organisatie voornemens is uit te voeren. Het beschrijft de investering en de noodzaak daarvan in relatie tot de plannen c.q. verwachtingen op langere termijn van de organisatie. Tevens wordt hieraan een begroting en een planning gekoppeld.
t. uitvoeringsovereenkomst. Een uitvoeringsovereenkomst is een overeenkomst welke afgesloten wordt tussen de subsidieontvanger en het college. In de uitvoeringsovereenkomst worden specifieke afspraken gemaakt ter uitvoering van de subsidieverlening. De overeenkomst heeft de vorm van een beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF). Dit houdt in dat de nagestreefde beleidsdoelen en opdrachtformuleringen van de gemeente worden omgezet in concreet meetbare resultaten waarop de subsidieontvanger zijn aanbod kan toespitsen. Op die manier is er duidelijkheid over de te leveren prestaties door de subsidieontvanger en kunnen de prestaties op gerichte wijze verantwoord worden.
HOOFDSTUK 2 WERKINGSSFEER VAN DEZE VERORDENING
Artikel 2.1 Reikwijdte van de verordening
Dit artikel stelt dat de Asv alleen van toepassing is op de subsidiering van activiteiten die in het belang van de gemeente worden uitgevoerd en waarvoor geen andere verplichtingen of wetgeving geldt.
Artikel 2.2 Verdeling van de bevoegdheden
Dit artikel geeft een overzicht weer van de bevoegdheden van de raad en het college. De raad stelt de algemene beleidskaders vast. Op basis van de beleidskaders worden de beleidsdoelstellingen bepaald.
Het college heeft het recht op het vaststellen van de subsidieplafonds. Door middel van het vaststellen van subsidieplafonds worden de aanspraken op subsidies beperkt tot een bepaald bedrag. Zo wordt voorkomen dat er regelingen ontstaan met een zogenaamde open einde. Het college stelt de subsidieplafonds vast op basis van de door de raad vastgestelde beleidskaders en de begrotingskaders.
Het college kan de uitgangspunten uit de verordening verder uitwerken in beleidsregels. Dit zijn spelregels die voor bijzondere terreinen gelden. Alle aan deze verordening verbonden beleidsregels zijn eveneens onverminderd van kracht.
Artikel 2.3 Tot subsidie gerechtigde partijen
Zowel natuurlijke personen als rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties en (professionele) instellingen, zoals bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk wetboek, kunnen voor subsidie in aanmerking komen. Natuurlijke personen kunnen enkel in aanmerking komen voor incidentele subsidie. Rechtspersonen kunnen in aanmerking komen voor alle structurele en eenmalige subsidies. Rechtspersonen kunnen alleen voor een structurele subsidie in aanmerking komen indien zij erkend zijn en geregistreerd staan in het Register.
Artikel 2.4 Tot subsidie gerechtigde activiteiten
Subsidie wordt alleen verleend wanneer deze in het directe belang van inwoners van de gemeente zijn. Onder direct gemeentelijk belang worden activiteiten verstaan welke in overwegende mate zijn gericht op de behartiging van belangen van inwoners van de gemeente. Hiermee wordt onder andere gedoeld op algemene (veelal landelijk opererende) belangenverenigingen die een subsidieverzoek bij de gemeente doen. Hoewel de activiteiten die dergelijke belangenverenigingen ondernemen wellicht ook toegankelijk kunnen zijn voor inwoners uit de gemeente zijn de activiteiten van deze belangenverenigingen niet in overwegende mate of specifiek op de bewoners van Goeree-Overflakkee gericht. Naast de belangenbehartiging voor de inwoners van Goeree-Overflakkee zullen belangen van inwoners in een grotere regio worden behartigd. Daarom bestaat er ook geen aanleiding in dergelijke gevallen subsidie te verlenen. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet dus duidelijk zijn dat directe belangen van inwoners van de gemeente worden behartigd.
Artikel 2.5 Het erkennen van organisaties
Dit artikel heeft betrekking op het erkennen van organisaties en de procedure voor (het verzoek tot) toelating in het Register.
Dit artikel geeft een omschrijving van de verschillende subsidievormen. De gemeente Goeree-Overflakkee kent twee soorten subsidies: structurele subsidies en eenmalige subsidies. De structurele subsidies betreffen subsidies met een voortdurend karakter. Onder de structurele subsidies vallen de prestatiesubsidie en de waarderingssubsidie. Voor beide subsidiesoorten geldt dat enkel rechtspersonen deze subsidies kunnen aanvragen. Zij dienen ingeschreven te staan in het Register alvorens een structurele subsidie te kunnen aanvragen.
De eenmalige subsidies zijn subsidies die slechts een maal verstrekt worden. Onder de eenmalige subsidies vallen de incidentele subsidie, projectsubsidie, vastgoedsubsidie en jubileumsubsidie. Een eenmalige subsidie kan nooit voor een tweede keer verleend worden voor eenzelfde activiteit.
Artikel 2.7 Het verzoek tot aanvullende informatie en sanctie
Het kan voorkomen dat een aanvraag tot subsidieverlening of subsidieverantwoording niet volledig wordt ingediend; er ontbreken dan noodzakelijke documenten ter afhandeling van de aanvraag. Het college kan binnen een termijn van zes weken na ontvangst van de aanvraag de aanvrager verzoeken om binnen een termijn van vier weken de aanvullende of ontbrekende informatie te verstrekken. Dit wordt het hersteltermijn genoemd. Verzuimt de aanvrager om binnen een termijn van vier weken de aanvullende of ontbrekende informatie te verstrekken, dan wordt er een korting op de subsidie doorgevoerd; iedere week dat de aanvrager te laat is met het aanleveren van de gevraagde informatie wordt een korting van 5,00% op het oorspronkelijk te verlenen of vast te stellen subsidiebedrag doorgevoerd. Deze sanctie is onafhankelijk van een eventuele terugvordering bij subsidievaststelling. Mocht een instelling niet in staat zijn om binnen de hersteltermijn de gevraagde informatie aan te leveren, dan kan om uitstel worden verzocht bij het college.
Artikel 2.8 Het afwijzen van een subsidieaanvraag
Dit artikel somt een aantal punten op in welk geval de subsidieaanvraag in ieder geval afgewezen wordt.
De subsidieaanvraag wordt in ieder geval afgewezen als de activiteiten naar hun inhoud of naar de wijze van organisatie niet verenigbaar zijn met algemeen gangbare normen of uitgangspunten voor duurzaamheid en soberheid, of als de activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als goedkoopst adequate oplossing c.q. voorziening. Dit houdt in dat de gemeente geen ‘luxe’ subsidieert. De algemeen gangbare normen of uitgangspunten voor duurzaamheid en soberheid hebben betrekking op de wijze waarop de activiteiten worden georganiseerd. Duurzaamheid heeft betrekking op het in stand houden en mogelijk vergroten van het economische, ecologische en/of sociaal kapitaal: de activiteiten die door een instelling worden ontplooit vinden op duurzame, structurele wijze plaats. Soberheid heeft betrekking op de mate waarin ‘luxe’ een rol speelt bij de organisatie van de activiteiten: de activiteiten richten zich op de kerntaken van de instelling, waarbij deze op efficiënte en doelmatige wijze worden gerealiseerd. De goedkoopst adequate oplossing c.q. voorziening heeft betrekking op de duur en prijs van de invulling van een activiteit of voorziening. Indien een activiteit of serie activiteiten niet kunnen worden aangemerkt als goedkoopst adequate oplossing, komen deze niet voor subsidie in aanmerking.
In het kader van de scheiding tussen Kerk en Staat worden geen subsidies verleend voor activiteiten die alleen een religieus, levensbeschouwelijk of politiek doel dienen. Uiteraard kunnen de betrokken organisaties en (professionele) instellingen wel subsidie aanvragen voor activiteiten die aansluiten bij het gemeentelijk beleid.
Ook zuiver commerciële doelen zijn uitgesloten van subsidie, evenals wanneer de aanvrager verbonden is aan een commerciële instelling die dezelfde of vergelijkbare activiteiten aanbiedt. De gemeente verstrekt geen subsidie op het moment dat er een commercieel belang met de activiteiten gemoeid is.
De gemeente subsidieert activiteiten niet dubbel; als vergelijkbare activiteiten al door het college langs andere weg worden bekostigd (al dan niet via subsidie), wordt de subsidieaanvraag afgewezen. Ook wanneer volgens het college op het betreffende beleidsterrein al in voldoende mate wordt gesubsidieerd, wordt een subsidieaanvraag afgewezen. Dit om ‘wildgroei’ aan instellingen die dezelfde soort doelen nastreven te voorkomen.
Op het moment dat een instelling over voldoende eigen middelen beschikt, is subsidie niet noodzakelijk; de instelling is dan zelfstandig in staat om de activiteiten uit te voeren. Daarom is in de verordening vastgesteld dat op het moment dat de eigen middelen meer bedragen dan 4 maal het aangevraagde subsidiebedrag bij waarderingssubsidies of wanneer de aanvrager de kosten uit eigen middelen of uit middelen van derden kan betalen bij een eenmalige subsidie, de subsidieaanvraag wordt afgewezen.
Activiteiten van lokale of regionale afdelingen van landelijke vrijwilligersorganisaties of professionele organisaties op het gebied van patiënten- en cliëntenbelangenbehartiging komen niet voor subsidie in aanmerking, behoudens het in deze verordening bepaalde inzake projectsubsidies. Hiermee wordt gedoeld op algemene landelijk opererende belangenverenigingen met lokale of regionale afdelingen die zich specifiek richten op de belangenbehartiging van specifieke patiënten en/of cliënten. Hoewel de activiteiten die dergelijke belangenverenigingen ondernemen wellicht ook toegankelijk kunnen zijn voor inwoners uit de gemeente, zijn de activiteiten van deze belangenverenigingen niet in overwegende mate of specifiek op de bewoners van Goeree-Overflakkee gericht. Naast de belangenbehartiging voor de inwoners van Goeree-Overflakkee zullen belangen van inwoners in een grotere regio worden behartigd. Daarom bestaat er ook geen aanleiding in dergelijke gevallen subsidie te verlenen. Deze organisaties kunnen wel aanspraak maken op projectsubsidies.
Een subsidie wordt niet verstrekt aan een instelling die failliet is verklaard of waaraan surseance van betaling is verleend. Het is aannemelijk dat de subsidie in dit geval niet besteed zal worden aan de activiteiten waarvoor deze wordt aangevraagd.
Met de subsidieplafonds wordt het maximaal te verstrekken bedrag aan subsidies bepaald. Dit maximum wordt ingesteld zodat er geen open einde regeling kan ontstaan: er is een bepaald bedrag beschikbaar en hier kan niet van worden afgeweken. Een subsidieaanvraag wordt daarom afgewezen als met die aanvraag het plafond zou worden overschreden.
Artikel 2.9 Het verlenen van subsidie onder voorbehoud
Het artikel kan worden gezien als een instrument om de subsidie-uitgaven te beheersen. Het begrotingsvoorbehoud is een oplossing voor het probleem dat het soms onvermijdelijk is om subsidies te verlenen ten laste van een nog niet vastgestelde of goedgekeurde begroting. Door een begrotingsvoorbehoud krijgt het college de bevoegdheid om op de subsidieverlening terug te komen als dat redelijkerwijs noodzakelijk is.
Het begrotingsvoorbehoud kan als een opschortende of een ontbindende voorwaarde worden geformuleerd of toegepast. Bij een opschortende voorwaarde wordt de subsidieverlening pas feitelijk van kracht als de begroting is vastgesteld of goedgekeurd. Deze methode ligt voor de hand als er niet al voor de goedkeuring of vaststelling van de begroting voorschotten moeten worden betaald. Een ontbindende voorwaarde moet worden opgenomen als wel al voorschotten moeten worden verleend.
Het beginsel van rechtszekerheid dwingt het college ertoe binnen vier weken na vaststelling of goedkeuring van de begroting een eventueel noodzakelijk beroep te doen op het begrotingsvoorbehoud. Dit vereiste vloeit voort uit artikel 4:34 Awb.
Als uit de gesubsidieerde activiteiten voortvloeiende inkomsten van invloed zijn op het subsidiebedrag, dan moet dat in de beschikking worden vermeld. Ook moet worden vermeld hoe die inkomsten worden vastgesteld en verrekend.
Artikel 2.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger
In dit artikel worden de verplichtingen van de subsidieontvanger weergegeven. Ook heeft het college middels dit artikel de mogelijkheid om aanvullende verplichtingen op te leggen.
De subsidieontvanger heeft een meldingsplicht in geval gedurende een subsidiejaar zaken afwijken van de in de beschikking en/of uitvoeringsovereenkomst genoemde afspraken. Ook bij een wijziging in bestuurssamenstelling of adreswijzigingen heeft de subsidieontvanger een meldingsplicht. De gemeente moet immers te allen tijde in staat kunnen zijn om contact op te nemen met de subsidieontvanger.
Daarnaast heeft de subsidieontvanger de plicht om een goede administratie bij te houden over het jaar waarover subsidie is verkregen. Deze administratie bestaat uit een inhoudelijk en financieel jaarverslag (eventueel met accountantsverklaring), waaruit helder en overzichtelijk blijkt op welke wijze de verleende subsidie besteed is aan de doelen waarvoor het college haar beschikbaar heeft gesteld.
Artikel 2.11 Verbodsbepalingen van de subsidieontvanger
In dit artikel zijn verboden opgenomen waaraan de subsidieontvanger zich dient te houden.
Artikel 2.12 Het recht op reservering, voorziening en afschrijving
Het recht op reservering, voorziening en afschrijving wordt in het geval van prestatiesubsidies, projectsubsidies en vastgoedsubsidies opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. Rechten en verplichtingen betreffende reservering, voorziening en afschrijving in het kader van waarderingssubsidies en incidentele subsidies kunnen in de vorm van een aanvullend recht of aanvullende verplichting worden opgenomen in de subsidiebeschikking.
In beide gevallen dient toestemming te worden gevraagd aan het college. Alleen door het college goedgekeurde reserveringen en voorzieningen worden niet meegenomen in het bepalen van de eigen middelen van een instelling (noodzakelijk bij bepalen afwijzing subsidieaanvraag)
Artikel 2.13 Het afsluiten van een uitvoeringsovereenkomst
Dit artikel bepaalt de procedure wanneer een uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten met een instelling en welke onderdelen in de uitvoeringsovereenkomst worden vastgelegd.
Een uitvoeringsovereenkomst mag geen herhaling zijn van de beschikking. De kernelementen van de subsidierelatie moeten in de beschikking staan, zoals een aanduiding van de activiteiten, eventuele aanvullende verplichtingen, het subsidiebedrag of de berekeningswijze daarvan.
De uitvoeringsovereenkomst kan nooit in de plaats komen van de subsidiebeschikking. Dat is van belang omdat naar de gangbare rechtsopvattingen bij een geschil over de beschikking de bestuursrechter bevoegd is. Bij een geschil over de uitvoeringsovereenkomst ligt die bevoegdheid bij de burgerrechter.
De verplichting van de subsidieontvanger om mee te werken aan een uitvoeringsovereenkomst wordt als voorwaarde opgenomen in de subsidiebeschikking.
Artikel 2.14 Beschikking tot verlenen en/of vaststellen van de subsidie
Dit artikel bepaalt de onderdelen die in de beschikking tot subsidieverlening en subsidievaststelling dienen terug te komen.
Artikel 2.15 Rapportage en verantwoording
De gemeente moet kunnen nagaan of de verleende subsidie besteed is aan datgene waarvoor het verstrekt is. Subsidieontvangers moeten zich daarom verantwoorden middels een rapportage over het subsidiejaar. Zij dienen, samen met het inhoudelijk en financieel jaarverslag en eventuele aanvullende documenten, een verzoek in tot vaststelling bij het college.
Indien een verleende subsidie, met uitzondering van een prestatiesubsidie, jubileumsubsidie en vastgoedsubsidie, lager is dan € 12.500,00 hoeft de subsidieontvanger zich niet te verantwoorden; de verlening staat dan gelijk aan de vaststelling. De gemeente heeft besloten om subsidies lager dan € 12.500,00 direct vast te stellen om zo de administratieve lastendruk van zowel de instellingen als de gemeente te verlagen. Er is hier sprake van een vertrouwen in de instellingen dat bedragen lager dan € 12.500,00 rechtmatig besteed worden. Echter, de gemeente kan door middel van de steekproefsgewijze controle alsnog vragen om een verantwoording. De steekproefsgewijze controle is er om een vinger aan de pols te houden door middels een random steekproef de rechtmatige besteding van de subsidies lager dan
Indien de verleende subsidie de grens van € 75.000,00 niet overschrijdt, vervalt de verplichting voor het inleveren van een accountantsverklaring.
Artikel 2.16 Evaluatie werking Asv
Artikel 4:24 van de Awb bepaalt dat tenminste eens in de vijf jaar een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van subsidies in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dit artikel dwingt tot een periodieke evaluatie van het subsidie-instrument iedere vier jaar en waar nodig tot aanpassingen.
Vorm en inhoud van het verslag zijn vrij. Het kan in de vorm van een op zichzelf staande beleidsrapportage of een rapportage in de begrotingstoelichting. Voor de inhoud geldt als algemene eis dat inzichtelijk wordt gemaakt hoe doeltreffend subsidies zijn en wat de beoogde en eventuele neveneffecten zijn in de praktijk.
Artikelen 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4
In deze artikelen is beschreven hoe de aanvraag- en verantwoordingsprocedure verloopt van een prestatiesubsidie.
Een aanvraag voor verlening van een prestatiesubsidie moet voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd ingediend worden bij het college. De aanvraagtermijn voor nieuwe aanvragen wordt tevens gehandhaafd op 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De aanvraag kan dan namelijk worden overwogen bij de kadernota. Een besluit over de subsidieverlening vindt uiterlijk plaats op 31 december van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit in verband met het vaststellen van de begroting en de subsidieplafonds.
De aanvraag voor subsidieverlening dient compleet te worden aangeleverd. Het college kan aanvullende eisen formuleren waaraan het activiteitenplan moet voldoen. Hierbij kan gedacht worden aan het specifieker uitwerken van bepaalde activiteiten om de te behalen prestaties of de te berekenen kostprijs beter te kunnen vormgeven voor de op te stellen uitvoeringsovereenkomst. De gemeente moet beschikken over voldoende informatie om een gedegen beschikking en uitvoeringsovereenkomst op te stellen aan de hand waarvan achteraf de prestaties/ producten goed verantwoord kunnen worden en nagegaan kan worden of daadwerkelijk een bijdrage is geleverd aan de beleidsdoelstellingen.
Subsidieontvangers van een prestatiesubsidie dienen zich altijd te verantwoorden. De verantwoording dient uiterlijk op 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend te zijn ingediend. De verantwoording bestaat uit een verzoek tot vaststelling van de subsidie, een inhoudelijk en financieel jaarverslag, eventuele aanvullende documenten conform de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst en eventueel een accountantsverklaring (indien de verleende subsidie hoger is dan € 75.000,00). Ook hier geldt dat de aanvraag tot subsidievaststelling compleet dient te worden aangeleverd; de gemeente moet voldoende inzicht hebben in de wijze waarop de subsidie is besteed en heeft bijgedragen aan de beleidsdoelstellingen. Het college kan daarom aanvullende eisen stellen ten aanzien van de verantwoording.
Indien een aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling buiten de in de verordening gestelde termijnen wordt ontvangen, is artikel 2.7 lid 3 van toepassing. Dit houdt in dat er een hersteltermijn van kracht is van 4 weken. Verzuimt de aanvrager om binnen een termijn van vier weken de aanvullende of ontbrekende informatie te verstrekken, dan wordt er een korting op de subsidie doorgevoerd; iedere week dat de aanvrager te laat is met het aanleveren van de gevraagde informatie wordt een korting van 5,00% op het oorspronkelijk te verlenen of vast te stellen subsidiebedrag doorgevoerd. Deze sanctie is onafhankelijk van een eventuele terugvordering bij subsidievaststelling. Mocht een instelling niet in staat zijn om binnen de hersteltermijn de gevraagde informatie aan te leveren, dan kan om uitstel worden verzocht bij het college.
HOOFDSTUK 4 WAARDERINGSSUBSIDIE
Artikelen 4.1, 4.2, 4.3 en 4.4
In deze artikelen is beschreven hoe de aanvraag- en verantwoordingsprocedure verloopt van een waarderingssubsidie.
Een aanvraag voor verlening van een waarderingssubsidie moet of voor 1 april of voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd ingediend worden bij het college. De aanvraagtermijn is afhankelijk van subsidiering in het subsidiejaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Wanneer een aanvraag inhoudelijk en/of financieel niet meer dan 2% (gebruikelijke indexering) afwijkt en/of wanneer er geen sprake is van een toe- of afname van het ledental met meer dan 10% ten opzichte van het lopende subsidiejaar, dan dient de aanvraag voor subsidieverlening te worden ingediend voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Wanneer een aanvraag inhoudelijk en/of financieel wel meer dan 2% (gebruikelijke indexering) afwijkt en/of wanneer er wel sprake is van een toe- of afname van het ledental met meer dan 10% ten opzichte van het lopende subsidiejaar, dan dient de aanvraag voor subsidieverlening te worden ingediend voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De gewijzigde aanvraag kan dan namelijk worden overwogen bij de kadernota. De aanvraagtermijn voor nieuwe aanvragen wordt tevens gehandhaafd op 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Een besluit over de subsidieverlening vindt uiterlijk plaats op 31 december van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit in verband met het vaststellen van de begroting en de subsidieplafonds.
De aanvraag voor subsidieverlening dient compleet te worden aangeleverd. De in de verordening genoemde documenten dienen in ieder geval ingediend te worden; het college kan om aanvullende informatie vragen ter afhandeling van de aanvraag. Het college kan aanvullende eisen formuleren waaraan het activiteitenplan moet voldoen. Hierbij kan gedacht worden aan het specifieker uitwerken van bepaalde activiteiten om te bepalen of de geplande activiteiten bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente. De gemeente moet beschikken over voldoende informatie om een gedegen afweging te maken of er sprake is van waardering van de activiteiten en de daarbij behorende beschikking op te stellen. Indien de subsidieverlening € 25.000,00 of meer bedraagt, wordt in principe een uitvoeringsovereenkomst opgesteld.
Subsidieontvangers van een waarderingssubsidie dienen zich niet altijd te verantwoorden. Indien een verleende subsidie lager is dan € 12.500,00, staat de verlening gelijk aan de vaststelling. De gemeente heeft besloten om subsidies lager dan € 12.500,00 direct vast te stellen om zo de administratieve lastendruk van zowel de instellingen als de gemeente te verlagen. Er is hier sprake van een vertrouwen in de instellingen dat bedragen lager dan
€ 12.500,00 rechtmatig besteed worden. Echter, de gemeente kan door middel van de steekproefsgewijze controle alsnog vragen om een verantwoording. De steekproefsgewijze controle is er om een vinger aan de pols te houden door middels een random steekproef de rechtmatige besteding van de subsidies lager dan € 12.500,00 te controleren. Het is daarom te allen tijde noodzakelijk dat de subsidieontvanger een gedegen administratie bijhoudt. Indien een subsidieontvanger onder de steekproef valt, wordt deze middels een brief officieel verzocht verantwoording uit te brengen.
Verleende subsidies van € 12.500,00 of hoger dienen zich te allen tijde te verantwoorden. Wanneer de verleende subsidie meer bedraagt dan € 75.000,00 dan wordt aan het financieel verslag een accountantsverklaring toegevoegd.
De verantwoording dient uiterlijk op 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend te zijn ingediend. De verantwoording bestaat uit een verzoek tot vaststelling van de subsidie, een inhoudelijk en financieel jaarverslag, eventuele aanvullende documenten conform de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst en eventueel een accountantsverklaring (indien de verleende subsidie hoger is dan € 75.000,00). Ook hier geldt dat de aanvraag tot subsidievaststelling compleet dient te worden aangeleverd; de gemeente moet voldoende inzicht hebben in de wijze waarop de subsidie is besteed en heeft bijgedragen aan de beleidsdoelstellingen. Het college kan daarom aanvullende eisen stellen ten aanzien van de verantwoording.
Indien een aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling buiten de in de verordening gestelde termijnen wordt ontvangen, is artikel 2.7 lid 3 van toepassing. Dit houdt in dat er een hersteltermijn van kracht is van 4 weken. Verzuimt de aanvrager om binnen deze termijn van vier weken de aanvullende of ontbrekende informatie te verstrekken, dan wordt er een korting op de subsidie doorgevoerd; iedere week dat de aanvrager te laat is met het aanleveren van de gevraagde informatie wordt een korting van 5,00% op het oorspronkelijk te verlenen of vast te stellen subsidiebedrag doorgevoerd. Deze sanctie is onafhankelijk van een eventuele terugvordering bij subsidievaststelling. Mocht een instelling niet in staat zijn om binnen de hersteltermijn de gevraagde informatie aan te leveren, dan kan om uitstel worden verzocht bij het college.
HOOFDSTUK 5 INCIDENTELE SUBSIDIE
Artikelen 5.1, 5.2, 5.3 en 5.4
In deze artikelen is beschreven hoe de aanvraag- en verantwoordingsprocedure verloopt van een incidentele subsidie.
Een aanvraag voor verlening van een incidentele subsidie kan gedurende het gehele boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd ingediend worden bij het college. De aanvraag dient tenminste acht weken voor aanvang van de activiteiten te worden ingediend. Dit in verband met de wettelijke termijnen voor de afhandelingsprocedure. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, wordt deze door het college buiten behandeling gesteld. Activiteiten die reeds gestart zijn alvorens het college heeft besloten op de aanvraag, komen niet voor subsidie in aanmerking. Een besluit over de subsidieverlening vindt uiterlijk plaats acht weken nadat de aanvraag is ingediend.
De aanvraag voor subsidieverlening dient compleet te worden aangeleverd. Het college kan aanvullende eisen formuleren waaraan het activiteitenplan moet voldoen. Hierbij kan gedacht worden aan het specifieker uitwerken van bepaalde activiteiten om te bepalen of de geplande activiteiten bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente. De gemeente moet beschikken over voldoende informatie om een gedegen beschikking op te stellen.
Subsidieontvangers van een incidentele subsidie dienen zich niet altijd te verantwoorden. De gemeente heeft besloten om subsidies lager dan € 12.500,00 direct vast te stellen om zo de administratieve lastendruk van zowel de instellingen c.q. natuurlijke personen als de gemeente te verlagen. Er is hier sprake van een vertrouwen in de instellingen c.q. natuurlijke personen dat bedragen lager dan € 12.500,00 rechtmatig besteed worden. Echter, de gemeente kan door middel van de steekproefsgewijze controle alsnog vragen om een verantwoording. De steekproefsgewijze controle is er om een vinger aan de pols te houden door middels een random steekproef de rechtmatige besteding van de subsidies lager dan € 12.500,00 te controleren. Het is daarom te allen tijde noodzakelijk dat de subsidieontvanger een gedegen administratie bijhoudt. Indien een subsidieontvanger onder de steekproef valt, wordt deze middels een brief officieel verzocht verantwoording uit te brengen.
De verantwoording dient uiterlijk op 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend te zijn ingediend. De verantwoording bestaat uit een verzoek tot vaststelling van de subsidie, een inhoudelijk en financieel jaarverslag. Ook hier geldt dat de aanvraag tot subsidievaststelling compleet dient te worden aangeleverd; de gemeente moet voldoende inzicht hebben in de wijze waarop de subsidie is besteed en heeft bijgedragen aan de beleidsdoelstellingen. Het college kan daarom aanvullende eisen stellen ten aanzien van de verantwoording.
Indien een aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling buiten de in de verordening gestelde termijnen wordt ontvangen, is artikel 2.7 lid 3 van toepassing. Dit houdt in dat er een hersteltermijn van kracht is van 4 weken. Verzuimt de aanvrager om binnen deze termijn van vier weken de aanvullende of ontbrekende informatie te verstrekken, dan wordt er een korting op de subsidie doorgevoerd; iedere week dat de aanvrager te laat is met het aanleveren van de gevraagde informatie wordt een korting van 5,00% op het oorspronkelijk te verlenen of vast te stellen subsidiebedrag doorgevoerd. Deze sanctie is onafhankelijk van een eventuele terugvordering bij subsidievaststelling. Mocht een instelling niet in staat zijn om binnen de hersteltermijn de gevraagde informatie aan te leveren, dan kan om uitstel worden verzocht bij het college.
Artikelen 6.1. 6.2, 6.3 en 6.4
In deze artikelen is beschreven hoe de aanvraag- en verantwoordingsprocedure verloopt van een projectsubsidie.
Een aanvraag voor verlening van een projectsubsidie moet uiterlijk 26 weken voorafgaand aan de start van de activiteit ingediend worden bij het college. Een besluit over de subsidieverlening vindt uiterlijk plaats binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, wordt deze door het college buiten behandeling gesteld. Activiteiten die reeds gestart zijn alvorens het college heeft besloten op de aanvraag, komen niet voor subsidie in aanmerking.
De aanvraag voor subsidieverlening dient compleet te worden aangeleverd. Het college kan aanvullende eisen formuleren waaraan het activiteitenplan moet voldoen. Hierbij kan gedacht worden aan het specifieker uitwerken van bepaalde activiteiten om te bepalen of de geplande activiteiten bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente. De gemeente moet beschikken over voldoende informatie om een gedegen beschikking op te stellen. In principe wordt met de subsidieaanvrager een uitvoeringsovereenkomst opgesteld alvorens de subsidie verleend wordt.
De subsidie kan nooit meer bedragen dan 1/2e deel van de totale kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De instelling moet zelf in staat zijn om minimaal 1/2e deel van de totale kosten van de activiteiten voor eigen rekening te nemen.
Subsidieontvangers van een projectsubsidie dienen zich niet altijd te verantwoorden. Indien een verleende subsidie lager is dan € 12.500,00, staat de verlening gelijk aan de vaststelling, tenzij anders is overeengekomen in de uitvoeringsovereenkomst. De gemeente heeft besloten om subsidies lager dan € 12.500,00 direct vast te stellen om zo de administratieve lastendruk van zowel de instellingen als de gemeente te verlagen. Er is hier sprake van een vertrouwen in de instellingen dat bedragen lager dan € 12.500,00 rechtmatig besteed worden. Echter, de gemeente kan door middel van de steekproefsgewijze controle alsnog vragen om een verantwoording. De steekproefsgewijze controle is er om een vinger aan de pols te houden door middels een random steekproef de rechtmatige besteding van de subsidies lager dan
€ 12.500,00 te controleren. Het is daarom te allen tijde noodzakelijk dat de subsidieontvanger een gedegen administratie bijhoudt. Indien een subsidieontvanger onder de steekproef valt, wordt deze middels een brief officieel verzocht verantwoording uit te brengen.
Verleende subsidies van € 12.500,00 of hoger dienen zich te allen tijde te verantwoorden. Wanneer de verleende subsidie meer bedraagt dan € 75.000,00 dan wordt aan het financieel verslag een accountantsverklaring toegevoegd.
De verantwoording dient uiterlijk op 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend te zijn ingediend. De verantwoording bestaat uit een verzoek tot vaststelling van de subsidie, een inhoudelijk en financieel jaarverslag, eventuele aanvullende documenten conform de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst en eventueel een accountantsverklaring (indien de verleende subsidie hoger is dan € 75.000,00). Ook hier geldt dat de aanvraag tot subsidievaststelling compleet dient te worden aangeleverd; de gemeente moet voldoende inzicht hebben in de wijze waarop de subsidie is besteed en heeft bijgedragen aan de beleidsdoelstellingen. Het college kan daarom aanvullende eisen stellen ten aanzien van de verantwoording.
Indien een aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling buiten de in de verordening gestelde termijnen wordt ontvangen, is artikel 2.7 lid 3 van toepassing. Dit houdt in dat er een hersteltermijn van kracht is van 4 weken. Verzuimt de aanvrager om binnen deze termijn van vier weken de aanvullende of ontbrekende informatie te verstrekken, dan wordt er een korting op de subsidie doorgevoerd; iedere week dat de aanvrager te laat is met het aanleveren van de gevraagde informatie wordt een korting van 5,00% op het oorspronkelijk te verlenen of vast te stellen subsidiebedrag doorgevoerd. Deze sanctie is onafhankelijk van een eventuele terugvordering bij subsidievaststelling. Mocht een instelling niet in staat zijn om binnen de hersteltermijn de gevraagde informatie aan te leveren, dan kan om uitstel worden verzocht bij het college.
Artikelen 7.1, 7.2, 7.3 en 7.4
In deze artikelen is beschreven hoe de aanvraag- en verantwoordingsprocedure verloopt van een vastgoedsubsidie.
Een aanvraag voor verlening van een vastgoedsubsidie moet uiterlijk 26 weken voor aanvang van de activiteit ingediend worden bij het college. Dit is noodzakelijk omdat het subsidieplafond van vastgoedsubsidies standaard nihil is. Er dient voldoende tijd te zijn om te besluiten het subsidieplafond te verhogen. Een besluit over de subsidieverlening vindt uiterlijk plaats twaalf weken na ontvangst van de aanvraag. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, wordt deze door het college buiten behandeling gesteld. Activiteiten die reeds gestart zijn alvorens het college heeft besloten op de aanvraag, komen niet voor subsidie in aanmerking.
De aanvraag voor subsidieverlening dient compleet te worden aangeleverd. Het college kan aanvullende eisen formuleren waaraan het investeringsprogramma moet voldoen. Hierbij kan gedacht worden aan het specifieker uitwerken van bepaalde investeringen of het aanvragen van meerdere offertes e.d. De gemeente moet beschikken over voldoende informatie om een gedegen beschikking op te stellen. In principe wordt met de subsidieaanvrager een uitvoeringsovereenkomst opgesteld alvorens de subsidie verleend wordt.
Het college heeft een discretionaire bevoegdheid bij het afwegen van het nut en de noodzaak van investeringen. Het college beoordeelt of een investering noodzakelijk is om bijvoorbeeld de continuïteit van activiteiten in een accommodatie te kunnen garanderen. Eenzelfde bevoegdheid komt aan het college toe als het om nieuwbouw van een accommodatie gaat.
De subsidie kan nooit meer bedragen dan 1/2e deel van de totale kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De instelling moet zelf in staat zijn om minimaal 1/2e deel van de totale kosten van de activiteiten voor eigen rekening te nemen.
Subsidieontvangers van een vastgoedsubsidie dienen zich te allen tijde te verantwoorden. De verantwoording dient uiterlijk zes maanden na voltooiing van de investeringswerken te zijn ingediend. De verantwoording bestaat uit een verzoek tot vaststelling van de subsidie, een inhoudelijk en financieel jaarverslag, eventuele aanvullende documenten conform de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst en eventueel een accountantsverklaring (indien de verleende subsidie hoger is dan € 75.000,00). Ook hier geldt dat de aanvraag tot subsidievaststelling compleet dient te worden aangeleverd; de gemeente moet voldoende inzicht hebben in de wijze waarop de subsidie is besteed. Het college kan daarom aanvullende eisen stellen ten aanzien van de verantwoording.
Indien een aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling buiten de in de verordening gestelde termijnen wordt ontvangen, is artikel 2.7 lid 3 van toepassing. Dit houdt in dat er een hersteltermijn van kracht is van 4 weken. Verzuimt de aanvrager om binnen deze termijn van vier weken de aanvullende of ontbrekende informatie te verstrekken, dan wordt er een korting op de subsidie doorgevoerd; iedere week dat de aanvrager te laat is met het aanleveren van de gevraagde informatie wordt een korting van 5,00% op het oorspronkelijk te verlenen of vast te stellen subsidiebedrag doorgevoerd. Deze sanctie komt bovenop de eventuele terugvordering bij subsidievaststelling. Mocht een instelling niet in staat zijn om binnen de hersteltermijn de gevraagde informatie aan te leveren, dan kan om uitstel worden verzocht bij het college.
Artikelen 8.1, 8.2, 8.3 en 8.4
In deze artikelen is beschreven hoe de aanvraag- en verantwoordingsprocedure verloopt van een jubileumsubsidie.
Een aanvraag voor verlening van een jubileumsubsidie kan gedurende het gehele boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd ingediend worden bij het college. Enkel verenigingen en stichtingen die gevestigd zijn binnen de gemeente Goeree-Overflakkee en die geen structurele subsidierelatie hebben met de gemeente komen voor deze subsidie in aanmerking. De aanvraag dient tenminste acht weken voor aanvang van de jubileumactiviteit of de jubileumdatum te worden ingediend. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, wordt deze door het college buiten behandeling gesteld. Een besluit over de subsidieverlening vindt plaats acht weken nadat de aanvraag is ingediend.
De aanvraag voor subsidieverlening dient compleet te worden aangeleverd. De gemeente moet beschikken over voldoende informatie om een gedegen beschikking op te stellen.
Subsidieontvangers van een jubileumsubsidie dienen zich niet te verantwoorden.
HOOFDSTUK 9 HET VERLENEN VAN VOORSCHOTTEN, TERMIJNBEDRAGEN, BETALEN, OPSCHORTEN VAN BETALING EN TERUGVORDEREN VAN SUBSIDIE
Artikel 9.1 Het vaststellen van voorschotten
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om te werken met voorschotten. Met het verlenen van voorschotten wordt vooruit gelopen op het betaalbaar stellen van het subsidiebedrag zelf. Voor de praktijk is voorschotverlening van groot belang. Veel activiteiten zijn gebaat bij het beschikbaar zijn van liquide middelen zodat de subsidieontvanger kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen ten opzichte van derden.
Het is noodzakelijk om het verlenen van de subsidie en het verlenen van een voorschot te combineren in één beschikking. Dat voorkomt een eventuele ‘dubbele rechtsbescherming’ c.q. dubbele beroeps- en bezwaarprocedure. De beschikking tot het verlenen van het voorschot verliest zijn geldigheid door het vaststellen van de subsidie.
Artikel 9.2 Het vaststellen van termijnbedragen
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om de subsidie in twee of meer termijnen uit te betalen.
Artikel 9.3 Betalen van de subsidie
Dit artikel verplicht het college tot betaalbaarstelling van het vastgestelde subsidiebedrag onder aftrek van betaalde voorschotten.
Artikel 9.4 Terugvorderen van onverschuldigd betaalde subsidie
Dit artikel geeft de mogelijkheid om onverschuldigd betaalde subsidie en voorschotten terug te vorderen. Dat kan het geval zijn als het bedrag van betaalde voorschotten het vastgestelde subsidiebedrag te boven gaat.
Zo’n situatie doet zich bijvoorbeeld voor als bij de eindafrekening van investeringsprojecten de kosten lager blijken te zijn dan het bedrag van de raming dat als grondslag heeft gediend voor het bepalen van het voorschot.
Voor het terugvorderen geldt een verjaringstermijn van 5 jaar (Awb artikel 4:57).
In plaats van het terugvorderen van onverschuldigd betaalde subsidies of voorschotten kan het college ook besluiten om het bedrag te verrekenen met subsidies of voorschotten voor een volgend tijdvak.
HOOFDSTUK 10 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
De Algemene termijnenwet is van toepassing op de verordening. Dit houdt in dat er vastgehouden wordt aan de procedures die gelden voor het vaststellen van termijnen. Als een deadline voor het indienen van bepaald document in het weekend of op een feestdag valt, geeft de Algemene termijnenwet aan welke procedure van toepassing is. Indien een termijn in deze verordening op een zaterdag, zondag of nationale feestdag valt, dan wordt de termijn stilzwijgend verlengd tot en met de eerstvolgende dag die geen zaterdag, zondag of nationale feestdag is. Dit in verband met het strikt aanhouden van de indieningsdatum van aanvragen voor subsidieverlening, subsidievaststelling of hersteltermijn.
Artikel 10.2 Hardheidsclausule
Het college kan altijd bij bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in deze verordening of de strikte toepassing hiervan versoepelen. Dit is echter alleen mogelijk indien er sprake is van onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 10.3 Vervallen oude regelingen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 10.4 Overgangsbepalingen
De Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee geldt voor structurele subsidies die voor 2014 en verder aangevraagd worden en voor eenmalige subsidies die in 2013 en verder aangevraagd worden. De over 2012 verleende lokale subsidie wordt conform de Algemene subsidieverordeningen van de voormalige vier eilandelijke gemeenten afgehandeld. Dit omdat in de tijd dat de subsidieverlening plaatsvond er nog geen besluit genomen was over de huidige verordening. Indien de huidige verordening een begunstigende werking heeft ten opzichte van de voormalige verordeningen prevaleert de huidige verordening. Dit is het geval voor de regionaal aangevraagde structurele subsidies. De voor 2014 aan te vragen subsidies worden afgehandeld overeenkomstig de huidige verordening.
Dit artikel bepaalt de datum waarop deze verordening van kracht is.
Dit artikel bepaalt de citeertitel van de verordening.
Verslag inspraakprocedure Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee met bijbehorende toelichting
De inspraaktermijn van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee en de Nota van Toelichting heeft gelopen van 22 oktober 2012 tot 3 december 2012.
De start van de inspraaktermijn is door de vier gemeenten aangekondigd in de lokale krant (Ons Eiland), de websites van de vier gemeenten en de website www.herindelinggoeree-overflakkee.nl.
Bij de subsidieverordening horen de volgende beleidsregels:
Er is voor gekozen deze beleidsregels niet ter inzage te leggen, omdat dat formeel niet noodzakelijk is.
Het concept van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee en de Nota van Toelichting hebben ter inzage gelegen in de vier gemeentehuizen en de documenten zijn ook te raadplegen geweest op voornoemde websites.
Belanghebbenden hebben schriftelijk (en dus ook per e-mail) hun zienswijze kunnen geven.
Het algemene wettelijk kader voor de gevolgde inspraakprocedure is de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb regelt in afdeling 3.4 de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure voor besluiten waarop de afdeling 3.4 van toepassing is verklaard.
De inspraak is uitgevoerd volgens de op het tijdstip van de start van de inspraaktermijn geldende Inspraakverordeningen van de vier gemeenten.
Ontvangen zienswijzen (inspraakreacties)
In de inspraakperiode zijn twee reacties binnengekomen.
De eerste reactie is binnengekomen op 1 november 2012 en is afkomstig van de klankbordgroep (de heer De Feijter).
De tweede reactie is binnengekomen op 30 november 2012 en is afkomstig van Christelijke peuterspeelzaal ‘Prinses Amalia’ (de heer Meijer).
Weergave van en antwoord op de ontvangen zienswijzen(inspraakreacties)
In deze paragraaf worden de reacties geschetst die door de klankbordgroep en Christelijke peuterspeelzaal Amalia zijn gegeven op de subsidieverordening en de Nota van Toelichting.
Na iedere reactie is in cursief het antwoord van de Subwerkgroep Subsidiebeleid en Algemeen Welzijnsbeleid gegeven (n.b. voornoemde subwerkgroep is ingesteld door de Hoofdwerkgroep Harmonisatie Welzijnsbeleid; opdracht van de subwerkgroep is om beleid en afspraken van de vier gemeenten op het gebied van subsidiebeleid en algemeen welzijnsbeleid in kaart te brengen en te harmoniseren).
Namens de klankbordgroep heeft de heer De Feijter de volgende reactie gegeven.
Met betrekking tot de subsidieverordening:
Opvalt dat gekozen is voor het opnemen van alle relevante bepalingen waardoor alles over subsidies in deze verordening te vinden moet zijn. Die keus kan gemaakt worden, maar dat impliceert wel dat alle verordeningen volgens deze lijn opgezet gaan worden. Was er juist niet een lijn om in het kader van deregulering de verordeningen te ontlasten van bepalingen die elders geregeld zijn, zoals bijvoorbeeld in de APV.
Antwoord: de subsidieverordening is inmiddels ontlast van dubbele bepalingen. Deze lijn zal ook in de andere verordeningen doorgetrokken worden.
Het considerans van het besluit geeft aan dat de vaststelling van de verordening wordt voorgesteld door het Presidium. De vraag is of er een Presidium bestaat op het moment van vaststelling en daarnaast zou ik dan wel graag willen weten hoe die club dan aan de bevoegdheid komt om voorstellen aan de raad te doen.
Antwoord: dit is deels reeds geregeld. Voorstellen voor de raadsvergadering van 2 januari 2013 zullen uitgaan van de Stuurgroep. Besluitvorming vindt plaats door de gemeenteraad.
Artikel 2.8 sub 6: Aanvragen voor waarderingssubsidies (structurele stimuleringsbijdragen voor activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten van deze activiteiten) worden afgewezen als de aanvrager middelen heeft tot 4 keer meer de hoogte van de te verstrekken subsidie.
Een club met hoge contributies loopt zo het gevaar buiten de subsidiepot te vallen en omgekeerd is het zo dat een club beter lage contributies kan innen en de subsidie incasseren? Een nadere toelichting is wellicht gewenst.
Antwoord: Artikel is in deze vorm behouden. De gemeente is van mening dat indien een vereniging in staat is zelf de activiteiten te bekostigen er geen subsidie wordt verleend. De gemeente verstrekt geen subsidie om de eigen middelen van een vereniging te stimuleren. De hoogte van de contributie is een zaak van het verenigingsbestuur. Er zal strikt gekeken worden naar de activiteiten die een vereniging organiseert/ in staat is te organiseren om meer eigen middelen te genereren. De hoogte van de contributie is niet de enige inkomstenbron. De gemeente heeft niet de intentie om op de stoel van het verenigingsbestuur te zitten. Het gevaar dat een club “buiten de subsidiepot valt” laat enkel zien dat een vereniging zelfstandig in staat is haar “boontjes te doppen”. De vraag zou dan gesteld kunnen worden of subsidie überhaupt noodzakelijk is.
Artikel 9.1: “Indien” vervangen door “zolang”.
Antwoord: Het gehele artikel is inmiddels gewijzigd en dus is de gemaakte opmerking niet langer van toepassing.
Artikel 9.2 gaat over wijzigen van subsidies na de vaststelling.
5e streepje bepaalt dat verleende en vastgestelde subsidies ingetrokken of gewijzigd kunnen worden indien de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen plaatsvinden.
Het gaat om de vaststelling van de subsidie, dus achteraf nadat de verslagen zijn ingediend of als dat niet hoeft in ieder geval nadat de activiteit heeft plaatsgevonden.
Het artikel geeft aan dat het gaat om activiteiten die niet of niet geheel zullen plaatsvinden. Ze hebben dus nog niet plaatsgevonden. Dan kan m.i. de subsidie ook nog niet vastgesteld zijn. “Zullen plaatsvinden” moet m.i. zijn “plaatsgevonden hebben”.
Bij het volgende aandachtstreepje moet om dezelfde reden staan: niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Antwoord: Het gehele artikel is inmiddels gewijzigd en dus is de gemaakte opmerking niet langer van toepassing.
Artikel 10.4 Lid 1: Spreekt over toepassing geven aan het bepaalde in artikel 8.1. Waar slaat dit op? Artikel 8 gaat over de aanvraag en kent geen toepassingen.
Lid 2: Het artikelnummer is weggevallen.
Antwoord: Het gehele artikel is inmiddels gewijzigd en dus is de gemaakte opmerking niet langer van toepassing.
Artikel 10.5 Lid 2: Een onverschuldigd uitbetaalde subsidie wordt teruggevorderd, maar alleen het deel wat meer bedraagt dan 4 maal het subsidiebedrag en dan ook nog wanneer het eigen vermogen eveneens hoger is dan 4 maal het subsidiebedrag. Eigenlijk staat er m.i. dat de subsidie nooit teruggevorderd zal worden, omdat het gaat om het bedrag wat verkregen is liggende boven 4 keer hetzelfde bedrag. Dat is altijd 0.
Antwoord: Het gehele artikel is inmiddels gewijzigd en dus is de gemaakte opmerking niet langer van toepassing.
Artikel 11.2: Intrekken per 1-1-2015 kan natuurlijk, maar evengoed per direct. Je kunt volstaan met te vermelden in het overgangsrecht dat de verordeningen van de opgeheven gemeenten van kracht blijven voor de afwikkeling van de subsidieverleningen en vaststellingen van de subsidies tot en met 2012.
Antwoord: dit is inmiddels aangepast in de nieuwe versie van de subsidieverordening.
Artikel 11.4 Lid 1, 2 en 5: Bovenstaande gemeenten als bedoeld in artikel 10.2. Wat wordt bedoeld? Noem ze gewoon de opgeheven gemeenten enz..
Antwoord: Het gehele artikel is inmiddels gewijzigd en dus is de gemaakte opmerking niet langer van toepassing.
Met betrekking tot de Nota van Toelichting:
Antwoord: Dit is reeds aangepast.
Bladzijde 10, gaat over hoofdstuk 5. Er wordt gesproken over een random steekproef. Wat is het kenmerk van een dergelijke steekproef?
Antwoord:Het kenmerk van een random steekproef is, zoals ook in de beleidsregel nader is toegelicht, dat er een “blinde” steekproef gehouden wordt. Alle subsidies welke voor een subsidiejaar onder de steekproef vallen worden op kaartjes gezet (subsidierelatie, soort subsidie en hoogte bedrag). Er wordt door het afdelingshoofd “blind” een aantal kaartjes getrokken tot minimaal 10% van het totale subsidiebedrag dat onder de steekproef valt, is getrokken. Het afdelingshoofd weet vooraf niet welke kaartjes hij/zij zal trekken en dus ook niet welke subsidierelaties zich moeten verantwoorden.
Met betrekking tot de Algemene beleidsregel subsidieverstrekking:
Artikel 1.2: Daar staat dat de verordening betrekking heeft op de subsidiesoorten genoemd in artikel 2.6 lid 1. In artikel 2.6 lid 1 staan geen subsidiesoorten genoemd. Waarschijnlijk gaat het om artikel 2.1 en zijn het geen soorten, maar vormen.
Antwoord: In de nieuwe versie van de subsidieverordening staan in artikel 2.6 lid 1 de subsidiesoorten genoemd.
De subwerkgroep heeft gemeend de term “subsidiesoorten” te moeten hanteren en handhaaft deze term in de subsidieverordening.
Artikel 3.1: De hoogte van de subsidieaanvraag prevaleert boven de hoogte van het norm subsidiebedrag? Toelichting graag.
Antwoord: Een subsidieaanvraag wordt altijd getoetst en beoordeeld. Er wordt niet zonder meer uitgegaan van een normbedrag, maar er wordt op basis van de aanvraag en de subsidiebescheiden van de aanvrager (uiteraard binnen de gestelde financiële - en beleidskaders) beoordeeld welk subsidiebedrag er verleend kan / moet worden. Het houdt vooral in dat wanneer een subsidierelatie een lager bedrag aanvraagt dan waar zij volgens de norm “recht” op zou hebben, het gevraagde bedrag wordt aangehouden. De gemeente subsidieert immers niet meer dan nodig is.
Met betrekking tot de Beleidsregel register erkende organisaties:
Artikel 4.1 lid 2 spreekt over een fysiek register. Is dit anders dan het register als bedoeld in de overige artikelen van de verordening?
Antwoord: Nee, dit is hetzelfde register.
Met betrekking tot de Beleidsregel steekproefsgewijze controle subsidie tot € 12.500,00:
Artikel 2.1: 10% aan de lage kant?
Antwoord: Subsidies welke vallen onder de steekproef zijn over het algemeen lage subsidiebedragen. Met 10% wordt al een groot aantal subsidies gecontroleerd. Daarnaast: in principe gaat de gemeente uit van een vertrouwensband met haar subsidierelaties: de gemeente gaat er vanuit dat subsidies onder de € 12.500,00 rechtmatig worden besteed. De steekproef dient enkel als check. Als we het percentage zouden verhogen zou dit een breuk betekenen in ons vertrouwensprincipe en schiet de steekproef haar doel voorbij.
Namens Christelijke peuterspeelzaal ‘Prinses Amalia’ heeft de heer Meijer de volgende reactie gegeven.
Art. 2.8 lid 6 en 7 in de subsidieverordening:
6 De subsidieaanvraag voor een waarderingssubsidie wordt afgewezen wanneer de eigen middelen meer bedraagt dan 4 maal het aangevraagde subsidiebedrag.
7 De subsidieaanvraag voor een prestatiesubsidie wordt afgewezen wanneer het eigen vermogen meer bedraagt dan 20% van de totale jaarlasten.
Onze peuterspeelzaal ontvangt subsidie conform de Beleidsregel Peuterspeelzaalwerk Goeree Overflakkee.
Volgens deze beleidsregel ontvangen we een subsidie ter hoogte van 60 % van de jaarlasten.
Ik ga er even vanuit dat een subsidie in het kader van de Beleidsregel Peuterspeelzaalwerk Goeree Overflakkee wordt aangemerkt als een prestatiesubsidie.
Volgens de voorgestelde Algemene subsidieverordening wordt een subsidieaanvraag afgewezen wanneer het eigen vermogen meer bedraagt dan 20 % van de totale jaarlasten.
Dit zou kunnen betekenen dat, indien het eigen vermogen bijvoorbeeld 25% van de jaarlasten bedraagt, geen subsidie verleend wordt. Daarmee ontstaat er een probleem: de lagere (subsidie)baten zijn dan niet af te dekken door het eigen vermogen.
Met andere woorden: een jaar zonder subsidie is pas mogelijk zodra het eigen vermogen meer bedraagt dan 60 % van de jaarlasten. Of wel: de grens waar boven een subsidieaanvraag wordt afgewezen mag niet lager zijn dan de jaarlijkse subsidietoekenning.
Dit probleem doet zich wellicht ook voor bij andere vormen van subsidie.
Antwoord: De formulering van artikel 2.8 lid 7 is niet juist. Het lid stelt dat een subsidieaanvraag volledig wordt afgewezen indien het eigen vermogen hoger is dan 20% van de totale jaarlasten. Dit is niet onze intentie geweest. Het feit dat in de Algemene Subsidieverordening een maximum wordt genoemd aan eigen vermogen is om te voorkomen dat instellingen een groot eigen vermogen opbouwen en toch jaarlijks subsidie blijven ontvangen vanwege het feit dat er een structurele subsidierelatie is. De subsidie wordt dan mogelijk “gespaard”. Deze situatie willen wij voorkomen door een maximum te noemen van het eigen vermogen.
Het is echter niet onze intentie om bij een hoger eigen vermogen dan 20% van de totale jaarlasten de subsidie volledig af te wijzen. Het eigen vermogen met een maximum van 20% van de totale jaarlasten is een grens, welke gekoppeld is aan het maximaal te verlenen bedrag: komt, op basis van beleidsregels, het subsidiebedrag uit op een bepaald bedrag en is het eigen vermogen hoger dan het gestelde maximum, dan wordt deze overschrijding in mindering gebracht op het maximaal te verlenen subsidiebedrag. Op die manier wordt voorkomen dat het eigen vermogen van een instelling groeit. Er wordt vanuit gegaan dat een instelling zelf in staat moet zijn om een deel van de kosten op te vangen als blijkt dat het eigen vermogen dit toelaat.
Uw reactie heeft ons doen besluiten de volgende artikelen te wijzigen:
De subsidieaanvraag voor een prestatiesubsidie wordt afgewezen indien en voor zover het eigen vermogen meer bedraagt dan 20% van de totale jaarlasten.