Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Papendrecht

Gebruiksverordening woonwagencentra Papendrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePapendrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGebruiksverordening woonwagencentra Papendrecht
CiteertitelGebruiksverordening woonwagencentra Papendrecht
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpregeling gebruik en beheer woonwagencentra

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet op het binnentreden
  2. Gemeentewet, art. 147, 149-149a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-10-1996nieuwe regeling

26-09-1996

PN, 08-10-1996

1996/8619

Tekst van de regeling

Intitulé

Gebruiksverordening woonwagencentra Papendrecht

 

 

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    woonwagencentrum: een complex van standplaatsen, als zodanig aangewezen op grond van artikel 2 van de Woonwagenwet;

  • b.

    standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van

    de Woonwagen— wet (Stb. 1968,98), dan wel een standplaats als bedoeld in de artikelen 10, 10e of 11 van de Woonwagenwet, of een standplaats als bedoeld in ar— tikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet <Stb. 1991,439>, waarop zich een berging annex toilet- en doucheruimte bevindt;

  • c.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de

    Woonwagenwet;

  • d.

    standplaatshouder: degene die een standplaats heeft ingenomen en hiertoe beschikt over een vergunning van burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten, of bij gebreke van die vergunning de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt door burgemeester en wethouders beoordeeld.

Artikel 2

Het bepaalde in deze verordening is niet van toepassing op standplaatshouders die ingevolge een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente een standplaats innemen.

Artikel 3
  • 1.

    Per standplaats mag uitsluitend één woonwagen ter bewoning door de standplaatshouder worden geplaatst.

  • 2.

    De woonwagen dient te staan op de daarvoor door burgemeester en wethouders aangegeven situering op de standplaats.

  • 3.

    De standplaatshouder aanvaardt de standplaats en de zich daarop bevindende berging in de staat waarin een en ander zich bevindt op het moment van ingebruikneming, als zodanig omschreven in een namens burgemeester en wethouder. opgemaakt rapport van bevinding.

Artikel 4

De standplaatshouder is staangeld verschuldigd, waarvan de hoogte hij de “Verordening op de heffing en de invordering van woonwagenrechten" van de raad, als bedoeld in artikel 9 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98), wordt geregeld.

Artikel 5
  • 1.

    De standplaatshouder is verplicht er voor te zorgen dat de standplaats steeds behoorlijk wordt onderhouden. Bij het onderhoud dienen de regelen en aanwijzingen die terzake door burgemeester en wethouders worden gegeven, te worden opgevolgd. Bijlage 1 geeft een gebruiksregeling van de berging en de standplaatsen die geacht wordt deel. uit te maken van deze verordening.

  • 2.

    De standplaatshouder zal gebreken aan de standplaats zo spoedig mogelijk melden aan burgemeester en wethouder.

  • 3.

    Het is de standplaatshouder verboden om:

    • a.

      de standplaats geheel of gedeeltelijk aan derden in huur of gebruik af te staan;

    • b.

      in of op de standplaats enigerlei nering of bedrijf uit te oefenen of te laten uitoefenen en/of goederen en/of afvalstoffen en dergelijke te hebben of op te slaan, welke betrekking hebben op de uitoefening van enigerlei nering of bedrijf;

    • c.

      in of op de standplaats voorwerpen of stoffen aanwezig te hebben, welke door gasvorming, brand- of explosiegevaar, gewicht, lawaai, hinderlijke geur of op enigerlei andere wijze hinder of gevaar veroorzaken of kunnen veroorzaken.

  • 4.

    Het is de standplaatshouder verboden om, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouder.:

    • a.

      de woonwagen op de standplaats te verplaatsen of te laten verplaatsen;

    • b.

      in of op de standplaats aan of bij te bouwen, af te breken of enige andere verandering aan te brengen dan wel zulks te laten gebeuren;

    • c.

      de bij de standplaats behorende erfafscheiding te verwijderen, te verplaatsen of anderszins te veranderen dan wel zulks te laten gebeuren.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders weigeren de in het vierde lid bedoelde toestemming indien de voorgenomen verandering in strijd is met een wettelijk voorschrift en kunnen aan de toestemming voorschriften verbinden.

  • 6.

    De ingevolge dit artikel gevorderde toestemming is niet vereist in gevallen waarin wordt gehandeld door, vanwege of in opdracht van burgemeester en wethouders.

Artikel 6
  • 1.

    De standplaatshouder is verplicht de personen, die door burgemeester en wethouders zijn belast met het afleggen van controlebezoeken of het uitvoeren van werkzaamheden op de standplaats toe te laten.

  • 2.

    De standplaatshouder is verplicht alle door burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte werkzaamheden in of op dm standplaats toe te staan.

Artikel 7
  • 1.

    De standplaatshouder die voornemens is om de standplaats te verlaten is verplicht dit schriftelijk te melden bij burgemeester en wethouders. De melding dient tenminste 4 weken voor de vertrekdatum plaats te vinden.

  • 2.

    De standplaatshouder is verplicht om bij diens vertrek de standplaats zonder gebreken en behoorlijk schoongemaakt achter te laten en alle door burgemeester en wethouders verstrekte sleutels voor het verlaten van de standplaats uitsluitend aan burgemeester en wethouders ter beschikking te stellen.

  • 3.

    De standplaatshouder is tevens verplicht om bij diens vertrek ervoor te zorgen dat, onverminderd het bepaalde in artikel 5, vierde lid, de standplaats en de berging in oorspronkelijke staat worden achtergelaten, conform het hierboven onder artikel 3 lid 3 genoemde rapport van bevinding. Burgemeester en wethouder. kunnen de standplaatshouder schriftelijk mededelen dat hiervan wordt afgeweken.

Artikel 8

Overtreding van het bepaalde in artikel S en artikel 7, derde lid wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 9

De opsporing van de in artikel 8 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouder. met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 10

Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonwagen zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 11

Deze verordening is van toepassing op de woonwagencentra in de gemeente Papendrecht en kan worden aangehaald als “Gebruiksverordening Woonwagencentra Papendrecht".

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na bekendmaking.