Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalsmeer

Re-integratieverordening 2007 WWB, IOAW, IOAZ gemeente Aalsmeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalsmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening 2007 WWB, IOAW, IOAZ gemeente Aalsmeer
CiteertitelRe-integratieverordening 2007 WWB, IOAW, IOAZ gemeente Aalsmeer
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Aalsmeer van 10-02-2005.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 7 , eerste lid onderdeel a
  2. Gemeentewet, art. 8 , eerste lid onderdeel a
  3. Wet werk en bijstand, art. 10 
  4. IOAW, art. 34 
  5. IOAW, art. 35 
  6. IOAW, art. 36 
  7. IOAZ, art. 34 
  8. IOAZ, art. 35 
  9. IOAZ, art. 36 
  10. Gemeentewet, art. 147 
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-200701-01-2012nieuwe regeling

12-04-2007

De Nieuwe Meerbode

2007-2424-MV

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening 2007 WWB, IOAW, IOAZ gemeente Aalsmeer

Registratienr. 2007W2424-MV

De raad van de gemeente Aalsmeer;

gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders met registratienr. 2007/2450;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, eerste lid onderdeel a, en 8, eerste lid onderdeel a, en 10 van de Wet Werk en Bijstand, de artikelen 34, 35en 36 van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 3373) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb 2001, PB EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand;

besluit:

vast te stellen:

Re-integratieverordening 2007 WWB, IOAW, IOAZ gemeente Aalsmeer

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: begripsomschrijving

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en de begrippen die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2; Beleid en financiën

Artikel 2: opdracht college

  • 1.

    Het college biedt uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers, alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Bij de keuze voor de mogelijkheden van ondersteuning en bij het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3: beleidsplan en -verslag

  • 1.

    Ter nadere uitvoering van deze verordening stelt de raad jaarlijks een (re-integratie) beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2.

    Het college biedt eenmaal per jaar aan de raad een beleidsverslag aan over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

Artikel 4: aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijke geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde beleidsplan en de beleidsregels re-integratie WWB, IOAW, IOAZ die door het college zijn vastgesteld.

Artikel 5: verplichtingen van de uitkeringsgerechtigde

  • 1.

    Een uitkeringsgerechtigde die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken (artikel 9, eerste 1 onder b van de WWB , artikel 37, lid 1 onder e van de IOAW en IOAZ).

  • 2.

    Een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, IOAW en IOAZ, de Wet SUWI, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid van dit artikel, dan kan het college een WWB uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening 2007 WWB gemeente Aalsmeer. Voor de IOAW en de IOAZ geldt het maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ.

  • 4.

    Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid van dit artikel, kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6: budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond voor de gemeente bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3: Voorzieningen

Artikel 7: algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsregels re-integratie WWB, IOAW, IOAZ en het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 van deze verordening wordt vastgelegd welke voorzieningen het college kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, IOAW en IOAZ en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen nadere regels stellen met inachtneming van hetgeen daarover in deze verordening en het beleidsplan, als bedoeld in artikel 3, is bepaald. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a)

      De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden.

    • b)

      De weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen.

    • c)

      De aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies.

    • d)

      De betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten.

    • e)

      Het vragen van een eigen bijdrage aan belanghebbenden. Hiervan zijn uitgezonderd de uitkeringsgerechtigden, zoals genoemd in artikel 1, onderdeel g, van deze verordening.

    • f

      ) Overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • 4.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a)

      Indien de persoon die aan de voorziening deelneemt de verplichtingen waaronder de uitkering wordt verstrekt niet nakomt.

    • b)

      Indien de belanghebbende niet meer binnen deze gemeente woonachtig is.

    • c)

      Indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet.

    • d)

      Indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan duurzame uitstroom naar betaald werk.

    • e)

      Overige redenen die naar het oordeel van het college reden kunnen zijn om een voorziening te beëindigen.

Artikel 8: proefplaatsingen

  • 1.

    Het college kan aan een persoon bedoeld in artikel 1, onderdeel g van deze verordening, toestemming verlenen om met behoud van uitkering gedurende een periode van maximaal drie maanden onbeloonde werkzaamheden bij een potentiële werkgever te verrichten (proefplaatsing).

  • 2.

    De proefplaatsing heeft tot doel dat de uitkeringsgerechtigde werkervaring opdoet, leert functioneren in een arbeidsrelatie en werkgever en werknemer aan elkaar kunnen wennen voordat een arbeidsrelatie wordt aangegaan.

  • 3.

    De proefplaatsing kan, indien noodzakelijk, éénmaal met maximaal drie maanden worden verlengd. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de verlenging.

  • 4.

    Van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel kan worden afgeweken indien het college dit noodzakelijk acht In dit geval wordt een schriftelijke overeenkomst opgesteld waarin wordt vastgelegd de leerdoelen, de duur en periode alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 5.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    De werkgever, waarbij de uitkeringsgerechtigde werkzaam is, dient een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de proefplaatsing af te sluiten.

  • 7.

    Na afloop van de proefplaatsing dient de werkgever de uitkeringsgerechtigde in dienst te nemen voor minimaal zes maanden.

Artikel 9: werkervaringsplaatsen

  • 1.

    Het college kan aan een persoon bedoeld in artikel 1, onderdelen g, h, of i van deze verordening een werkervaringsplaats (of werkstage) aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Een werkervaringsplaats heeft als doel om (met behoud van uitkering), werkervaring op te doen dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie, om hiermee de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.

  • 3.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkervaringsplaats en de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 4.

    De werkervaringsplaats duurt bij één werkgever maximaal drie maanden en kan indien noodzakelijk éénmaal met drie maanden worden verlengd. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van verlenging.

  • 5.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 6.

    De werkgever, waarbij de belanghebbende werkzaam is, dient een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de proefplaatsing af te sluiten;

  • 7.

    De bepalingen onder lid 4 van dit artikel geldt niet voor de werkervaringplaatsen waarvoor een WSW indicatie vereist is.

Artikel 10: sociale activering/ zorgtrajecten

  • 1.

    Het college kan aan de persoon bedoeld in artikel 1, onderdelen g, h, en i van deze verordening, als onderdeel van een re-integratietraject, activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2.

    Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van onbeloonde maatschappelijke zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie. Onder sociale activering valt ook vrijwilligerswerk.

  • 3.

    Het college kan een zorgtraject aanbieden als onderdeel van een re-integratietraject.

  • Onder een zorgtraject wordt verstaan een traject ter voorbereiding op sociale activering c.q. arbeidsinschakeling.

Artikel 11: duale trajecten

  • 1.

    Het college kan aan de persoon bedoeld in artikel 1, onderdeel g van deze verordening, als onderdeel van een re-integratietraject, activiteiten aanbieden in het kader van de Wi.

  • 2.

    Deze duale trajecten dienen te passen binnen de kaders van de Wi en aanverwante regelingen.

Artikel 12: scholing

  • 1.

    Het college kan aan de persoon bedoelt in artikel 1, onderdelen g, h en i van deze verordening, een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling. Daarbij is het uitgangspunt: duurzame uitstroom naar betaald werk in algemeen geaccepteerd werk.

  • 2.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 13: detacheringsbanen

  • 1.

    Het college kan aan een persoon bedoelt in artikel 1, onderdeel g van deze verordening, een dienstverband aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming.

  • De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel werkgever en inlenende organisatie als tussen werknemer en inlenende organisatie.

  • 3.

    Een werknemer wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4.

    Over de van toepassing zijnde rechtspositie worden schriftelijke afspraken gemaakt.

  • 5.

    Het college kan een organisatie aanwijzen die in opdracht van, of namens de gemeente het werkgeversschap voor de banen, bedoeld in lid 1 van dit artikel, uitvoert.

  • 6.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van detacheringsbanen, de duur en de maximale kosten.

Artikel 14: loonkostensubsidies gericht op re-integratie

  • 1.

    Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon bedoeld in artikel 1, onderdeel g van deze verordening, een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3.

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hiervoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 15: premie voor werkgevers

  • 1.

    Het college kan een premie verstrekken aan werkgevers die met personen bedoeld in artikel 1, onderdeel g van deze verordening, een arbeidsovereenkomst afsluiten.

  • 2.

    Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de premie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de premie worden verbonden.

  • 3.

    Geen premie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt. Mocht achteraf worden vastgesteld dat er ten onrechte een premie op grond van deze verordening is verstrekt, dan wordt deze teruggevorderd.

  • 4.

    De premie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 16: premie voor werknemers

  • 1.

    Het college kan aan de persoon, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van deze verordening, een activeringspremie toekennen. Deze premie wordt verstrekt als algemeen geaccepteerd werk is aanvaard.

  • 2.

    Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de doelgroepen en de hoogte van de premies.

Artikel 17: inkomensvrijlating

  • 1.

    Voor de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of dit aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde bijstandsnorm, kan vrijlating van inkomsten uit arbeid plaatsvinden zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel o, van de WWB. Voor de IOAW en IOAZ geldt artikel 3, tweede lid, onderdeel d van het inkomensbesluit IOAW.

  • 2.

    Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de doelgroepen die in aanmerking komen voor deze inkomensvrijlating.

Artikel 18: overige vergoedingen

Het college kan een tegemoetkoming verstrekken in de kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij om kosten die verband houden met een traject en/of scholing die noodzakelijk worden geacht voor de arbeidsinschakeling.

Artikel 19: kosten voor opleidingen klantmanagement

  • 1.

    De kosten voor opleidingen voor klant- en accountmanagers, niet zijnde reguliere uitvoeringskosten, die gericht zijn op arbeidsinschakeling van klanten, kunnen worden gedeclareerd uit het Werkdeel van de WWB.

  • 2.

    Deze kosten dienen te worden voorzien van een doelstelling en een financiële doorrekening.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 20: hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 21: uitvoering

Het college kan de uitvoering van deze verordening mandateren aan ambtenaren.

Artikel 22: inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2007.

  • 2.

    De ‘Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Aalsmeer’, vastgesteld door de raad op 10 februari 2005, wordt ingetrokken met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 23: citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als:

'Re-integratieverordening 2007 WWB, IOAW, IOAZ gemeente Aalsmeer'.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 12 april 2007

   , voorzitter

Toelichting per artikel

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: begripsomschrijving

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsomschrijvingen uit de WWB en de IOAW/IOAZ.

Hoofdstuk 2: Beleid en financiën

Artikel 2: opdracht college

Lid 1

In het eerste lid van dit artikel is de opdracht aan het college vormgegeven aan het ondersteunen van personen met een uitkering op grond van de WWB, de IOAW, de IOAZ, de Anw en niet- uitkeringgerechtigden, bij het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Aanspraak op voorzieningen geldt alleen voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn.

Lid 2

Het tweede lid van dit artikel is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In de beleidsregels re-integratie WWB, IOAW, IOAZ en in het beleidsplan komt vervolgens tot uiting op welke wijze dit punt uitgewerkt wordt.

Lid 3

Het derde lid van dit artikel geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is; er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

Artikel 3: beleidsplan en -verslag

Lid 1

Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt de WWB, IOAW en IOAZ aan de raad om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsregels, beleidsplannen en beleidsverslagen.

Artikel 4: aanspraak op ondersteuning

Lid 1

De wet stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de wet zelf geregeld. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen. Bij artikel 10, tweede lid van de WWB gaat het om personen die werkzaam zijn op de voormalige ID- en Wiw banen.

Lid 2

In het tweede lid van dit artikel wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de re-integratie-verordening 2007 WWB, IOAW, IOAZ, de beleidsregels re-integratie WWB, IOAW, IOAZ en het beleidsplan.

Artikel 5: verplichtingen van de uitkeringsgerechtigde

Lid 1 en 2

In de wet is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid van dit artikel de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Lid 3

Het derde lid van dit artikel maakt de verbinding met de ‘Afstemmingsverordening 2007 WWB gemeente Aalsmeer’. Deze verordening regelt het verlagen van de WWB-uitkering met een bepaald percentage indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet.

Voor de IOAW, IOAZ geldt het maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ.

Lid 4

Voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

Artikel 6: budget- en subsidieplafonds

Lid 1

De gemeente kan, om de financiële risico's te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan gebeuren (zie artikel 3 van deze verordening). Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen. De wet stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus is dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt vóór voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekend gemaakt te worden voor de periode waarvoor deze geldt (artikel 4:27 eerste lid Algemene wet bestuursrecht).

Lid 2

Ook kan er voor een bepaalde voorziening een maximum aantal personen dat daarvoor in aanmerking komt worden vastgesteld.

Hoofdstuk 3: Voorzieningen

Artikel 7: algemene bepalingen voor voorzieningen

Lid 1

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met voorzieningen, ook die voorzieningen die niet in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen omvat.

Lid 2

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden de voortgang bespreekt.

Lid 3

Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het beëindigen van de subsidie aan een werkgever.

Lid 4

Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Een inkomensgrens voor de doelgroep Nuggers kan op zijn plaats zijn aangezien deze groep niet vanzelfsprekend op een laag inkomensniveau zit.

Artikel 8: proefplaatsingen

Lid 1

Binnen de uitgangspunten van de wet is het mogelijk dat een uitkeringsgerechtigde werkzaamheden verricht met behoud van uitkering. Hierbij zal wel in de gaten gehouden moet worden dat regulier werk niet wordt verdrongen en/of er concurrentievervalsing ontstaat. Het mag dus niet als budgetvriendelijke oplossing worden gebruikt. De verplichting om mee te werken aan werken met behoud van uitkering mag alleen worden opgelegd indien de te verrichten werkzaamheden noodzakelijk zijn om uit te stromen naar regulier werk.

Lid 2

Bij een proefplaatsing gaat het om het leren werken in een arbeidsrelatie met het uiteindelijke doel dat de cliënt bij de potentiële werkgever in dienst wordt genomen (indien dit niet het geval is wordt gesproken van een werkervaringsplaats, zie artikel 9).

Bij het aangaan van een arbeidscontract komen werkgever als werknemer mogelijk in aanmerking voor premie c.q. een activeringspremie (zie artikelen 15 en 16).

Lid 3

Hiermee wordt de termijn van de proefplaatsing weergegeven, maximaal drie maanden. Indien noodzakelijk kan de termijn van proefplaatsing met maximaal drie maanden worden verlengd.

Een nadere uitwerking van de mogelijkheden tot verlenging zal in beleidsregels worden vastgelegd.

Lid 5

Het vijfde lid van dit artikel geeft aan dat er geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed Het college kan dit doen door expliciet na te gaan dat het werk dat verricht gaat worden niet productief is, of dat er geen recent ontslag heeft plaatsgevonden.

Lid 6

Extra punt is de aansprakelijkheid- en ongevallenverzekering. De organisatie waar de cliënt geplaatst wordt dient een verzekering hiervoor af te sluiten.

Lid 7

Het doel van de proefplaatsing is dat de werknemer, na het behalen van de leerdoelen, in dienst wordt genomen bij de werkgever. Dit doel zal ook in de overeenkomst worden opgenomen.

10

Artikel 9: werkervaringsplaatsen

Lid 1

Dit artikel geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkervaringsplaats (ook wel werkstage genoemd). Hierbij gaat het om dezelfde bepalingen als bij een proefplaatsing.

Lid 2

Het tweede lid van dit artikel geeft het doel van de werkervaringsplaats weer. Het kan o.a. gaan om:

  • -

    het opdoen van specifieke werkervaring, waarbij de cliënt de gelegenheid krijgt om te bezien of bepaalde werkzaamheden voor hem als passend kunnen worden beschouwd;

  • -

    het leren van bepaalde werkzaamheden;

  • -

    het leren werken in een arbeidsrelatie (gezag, op tijd komen, werkritme, samenwerken met collega's).

Lid 3

In het derde lid van dit artikel wordt bepaald dat er voor de werkervaringsplaats een schriftelijke overeenkomst wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan gewaarborgd worden dat het bij een werkervaringsplaats niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding.

Lid 4

Hiermee wordt de termijn van de werkervaringsplaats weergegeven, maximaal drie maanden. Het gaat hier om dat de plaatsing van een persoon bij een en dezelfde werkgever in principe niet langer kan duren dan drie maanden. Indien noodzakelijk kan de termijn van werkervaringplaatsen met drie maanden worden verlengd. Een uitwerking van de mogelijkheden tot verlenging zal in beleidsregels worden vastgelegd.

Lid 5

Het vijfde lid van dit artikel geeft aan dat er geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. Het college kan dit doen door expliciet na te gaan dat het werk dat verricht gaat worden niet productief is, of dat er geen recent ontslag heeft plaatsgevonden.

Lid 6

Extra punt is de aansprakelijkheid- en ongevallenverzekering. De organisatie waar de cliënt geplaatst wordt dient een verzekering hiervoor af te sluiten.

Lid 7

Bij het bedrijf dat de WSW uitvoert gaat het om langdurige trajecten van zeer moeilijk plaatsbare personen. Een leerwerktraject vraagt in deze situaties meer dan drie tot zes maanden.

Artikel 10: sociale activering/ zorgtrajecten

Lid 1 en 2

Sociale activering, waartoe ook het vrijwilligerswerk behoort, kan een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet indien uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet, of pas op middellange en lange termijn, mogelijk is.

Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijn te noemen voor dit arbeidsperspectief. Dit zou de suggestie kunnen wekken dat die termijn altijd vooraf exact vast te stellen is.

Daarnaast is het arbeidsperspectief niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat het arbeidsperspectief kan wijzigen. Wat wel geldt is dat het nodig moet zijn en dat de kortste weg naar werk gevolgd wordt.

Volgens de WWB dient sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling.

Lid 3

Een zorgtraject kan noodzakelijk zijn voordat een re-integratietraject en/ of traject sociale activering tot de mogelijkheden behoort. Bij een zorgtraject kan gedacht worden aan begeleiding en/of behandeling voor een specifieke aandoening (verslaving) of een algemene belemmering (psycho-sociale problemen).

Artikel 11: duale trajecten

Door de invoering van de Wi bestaat de mogelijkheid dat uitkeringsgerechtigden zowel onder de WWB als onder de Wi gaan vallen. Voor deze groep bestaat de mogelijkheid om duale trajecten te volgen die zowel gericht zijn op inburgering als op arbeidsinschakeling.

Uitgangspunt bij deze trajecten is dat werk boven inburgering staat.

Artikel 12: scholing

Lid 1

Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument. Uitgangspunt is dat de scholing gericht moet zijn op duurzame uitstroom naar werk.

Lid 2

Het tweede lid van dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij uitvoeringsbesluit nadere regels ten aanzien van scholing te stellen.

Artikel 13: detacheringsbanen

Lid 1 en 2

Het eerste lid van dit artikel biedt de mogelijkheid tot het aangaan van een dienstverband. In het tweede lid wordt bepaald dat het gaat om detachering. Daarbij worden op twee vlakken afspraken gemaakt. Ten eerste tussen het inlenende bedrijf en de werkgever. Hierin worden zaken geregeld als de verhouding tot de werkgever, de hoogte van de inleenvergoeding en de wijze waarop de begeleiding wordt vormgegeven.

Ten tweede tussen werknemer en inlener. Hierin worden afspraken gemaakt over de werktijden, verlof, de inhoud van het werk, etc.

Lid 3

Hier wordt verwezen naar de toelichting bij het artikel over de werkervaringsplaatsen.

Lid 4

Hierin wordt aangegeven welke rechtspositie van toepassing is. Daarbij kan verwezen worden naar een bestaande rechtspositieregeling.

Lid 5

Het vijfde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid het materieel werkgeversschap te mandateren aan een uitvoeringsorganisatie of re-integratiebedrijf. Voor de uitbesteding dient een mandaatbesluit te worden genomen. Daarnaast is het zaak om een uitvoeringscontract op te stellen.

Artikel 14: loonkostensubsidies gericht op re-integratie

Het instrument loonkostensubsidies gericht op re-integratie is bekend van de werkervaringsplaatsen uit de WIW, echter onder de WWB zijn deze vormvrij geworden. Het beleid van de gemeente komt tot uitdrukking in de hoogte van subsidie (eventueel gekoppeld aan de mate van productiviteit), de termijn en de aan de subsidie verbonden verplichtingen (b.v. het bieden van scholing en begeleiding). Naast de reguliere loonkostensubsidie kan de gemeente ervoor kiezen de onderneming die de werknemer aansluitend in vaste dienst neemt een aanvullende subsidie of bonus toe te kennen. Gemeenten dienen hierbij rekening te houden met de EG-regelgeving rond staatsteun.

Lid 1

Het eerste lid van dit artikel geeft de basis voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangegeven dat het primair gaat om een re-integratievoorziening. Eventueel kan hier de doelgroep beperkt worden door aan te geven voor welke personen de subsidie verstrekt kan worden.

Lid 2

Het tweede lid van dit artikel geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de subsidie, de termijn, en de praktische uitvoering (aanvraag, informatieverplichtingen, terugvordering etc.).

Lid 3

Hier wordt verwezen naar de toelichting bij het artikel over de werkervaringsplaatsen.

Artikel 15: premie voor werkgevers

Lid 1

Doel van subsidiëring van arbeidsplaatsen is om uitkeringsgerechtigden sneller aan het werk te helpen, die:

  • a.

    door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt minder productief zijn, of;

  • b.

    met een gebrek aan werkervaring door werkgevers niet in dienst worden genomen, vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn.

Lid 2

Het tweede lid van dit artikel geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de subsidie, de termijn en de praktische uitvoering (aanvraag, informatieverplichting, terugvordering, etc.).

Artikel 16: premie voor werknemers

Lid 1

Het college kan een premie verstrekken aan personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel g, die algemeen geaccepteerde arbeid hebben aanvaard.

In de WWB is geregeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, dat jaarlijks een activeringspremie kan worden verstrekt (artikel 7, tweede lid onder h, IOAW). Deze premie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. Dit is alleen het geval als in datzelfde jaar geen onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk is verstrekt.

Lid 2

De gemeente kan haar premiebeleid afstemmen op de verschillende activiteiten die in het kader van activering verricht worden en daarbij de hoogte van de premie laten variëren. De gemeente kan ook besluiten bepaalde activiteiten in het geheel niet te premiëren. Tenslotte kan de gemeente de premie afhankelijk maken van doelgroepen, zoals arbeidsgehandicapten, ouderen, jongeren, afstand tot de arbeidsmarkt etc.

Artikel 17: inkomstenvrijlating

Lid 1 en 2

Het is mogelijk om de inkomsten van uitkeringsgerechtigden die in deeltijd werken voor een deel vrij te laten. De vrijlating bedraagt maximaal 25% van de inkomsten per maand. Hier is een maximum aan verbonden. De vrijlating kan maximaal 6 maanden worden verstrekt.

Het maximale percentage en het maximale bedrag impliceren, dat ook uitgegaan mag worden van lagere bedragen.

De WWB regelt in artikel 31, tweede lid, onderdeel o WWB, en artikel 3, tweede lid, onderdeel d van het Inkomensbesluit IOAW dat onkostenvergoeding bij het verrichten van vrijwilligerswerk niet wordt gekort op de uitkering.

Artikel 18: overige vergoedingen

Lid 1

Het is denkbaar dat de gemeente, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. In dit artikel zijn als voorbeelden genoemd reiskosten, kosten voor kinderopvang, en overig kosten die verband houden met het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid en/ of sociale activering.

Artikel 19: kosten opleidingen klantmanagement

Lid 1

De kosten voor opleidingen voor klant- en accountmanagers die gericht zijn op het re-integreren van klanten, kunnen worden gedeclareerd uit het Werkdeel WWB. Voorwaarde is wel dat deze kosten voorzien worden van duidelijke doelstelling en een financiële doorrekening.