Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning 2013 gemeente Wijchen |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning 2013 gemeente Wijchen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Dit besluit vervalt van rechtswege met de intrekking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 3013 gemeente Wijchen
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 11-12-2012 Wegwijs, 19-12-2012 | 12/8818 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen,
het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene maatregel van bestuur);
de delegatieartikelen in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Wijchen;
vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2013 gemeente Wijchen.
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Het gesprek: het contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.
PGB: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de Wet maatschappelijke ondersteuning waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven.
Instelling: een instelling als bedoeld in artikel 5 Wet toelating zorginstellingen.
Hoofdstuk 2. Aanmelding, het gesprek en de aanvraag
Artikel 2.2 Aanmelding voor een gesprek
Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij Vraagwijzer door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.
In het gesprek wordt met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.
Indien belanghebbende het niet eens is met de uitkomst van het gesprek en het verslag niet voor akkoord wil tekenen, wordt de zienswijze van belanghebbende toegevoegd aan het verslag. Het aangevulde verslag kan na ondertekening voor gezien als aanvraagformulier worden aangemerkt voor het indienen van een aanvraag voor een individuele voorziening.
Hoofdstuk 3. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (PGB)
Artikel 3.1 Regels rond verstrekking.
Hoofdstuk 4. Eigen bijdragen en eigen aandeel
Artikel 4.1. Eigen bijdragen voor individuele voorzieningen in natura en in de vorm van een persoonsgebonden budget
De omvang van de eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (algemene maatregel van bestuur).
Artikel 4.2 Eigen aandeel voor individuele voorzieningen in de vorm van een financiële tegemoetkoming.
In afwijking van lid 1 wordt geen eigen aandeel in rekening gebracht voor:
een verhuiskostenvergoeding voor het vrijmaken van een aangepaste woning als bedoeld in hoofdstuk 6 van dit besluit.
De omvang van het eigen aandeel wordt berekend aan de hand van het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (algemene maatregel van bestuur).
Hoofdstuk 6. Woonvoorzieningen
Artikel 6. Financiële normen woonvoorzieningen
Het bedrag van de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 27 onder a van de verordening is gelijk aan de werkelijk gemaakte verhuiskosten indien door het vrijkomen van de woning wordt voorkomen dat een andere woning voor een persoon met beperkingen moet worden aangepast voor meer dan € 4538,-. Voor de inrichtingskosten wordt aangesloten bij het bedrag dat bij stadsvernieuwing wordt gehanteerd.
Een tegemoetkoming in verband met huurderving zoals bedoeld in artikel 27 onder d van de verordening wordt verstrekt indien een leegstaande woning is aangepast voor een bedrag van meer dan € 4.538,-. De tegemoetkoming is gemaximeerd op zes maanden op basis van de werkelijke kosten van de woonruimte.
Hoofdstuk 7. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 7.1 Hoogte persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en cascoverzekering.
Artikel 7.2 Primaat bij het collectieve vervoer
Bij het compenseren van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen ligt het primaat bij het collectieve vervoerssysteem via de Stadsregiotaxi. Na indicatie wordt een Wmo-vervoerpas voor de Stadsregiotaxi beschikbaar gesteld waarmee tegen het OV-tarief per zone vanaf ieder vertrekadres binnen Wijchen over maximaal 5 zones gereisd kan worden. De frequentie is niet gelimiteerd.
Hoofdstuk 8. Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 8.1 Hoogte persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, verhoogd met het bedrag voor onderhoud, reparatie en cascoverzekering voor vergelijkbare rolstoelen.
Artikel 8.2 Hoogte persoonsgebonden budget sportrolstoelen
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 35 onder d van de verordening bedraagt € 3229,--, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 11 december 2012.
drs. J.W.M. van der Knaap J.TH.C.M. Verheijen
secretaris burgemeester
Naast een Verordening maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.
Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd, en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.
Het eerste onderwerp dat in het Besluit aan de orde komt is het gesprek dat in het kader van de Kanteling wordt gevoerd.
Het tweede onderwerp dat in het Besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget.
Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is, wordt in het Besluit uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld.
De invulling van de eigen bijdrageregeling biedt de mogelijkheid om van de Algemene Maatregel van Bestuur afwijkende bedragen te hanteren, zij het binnen het kader van de mogelijkheden die de AMvB biedt. In dit besluit wordt voorgesteld om geen afwijkende bedragen te hanteren.
Per hoofdstuk worden vervolgens alle nog vast te stellen bedragen opgenomen, zodat het Besluit spoort met de verordening.
Hoofdstuk 2. Aanmelding, het gesprek en de aanvraag
In verband met de Kanteling is er een scheiding aangebracht tussen een aanmelding en een aanvraag. In een drietal situaties, namelijk wanneer iemand zich voor het eerst meldt voor een individuele voorziening, wanneer iemand zich niet voor het eerst meldt, maar wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuw gesprek rechtvaardigen, of indien ofwel belanghebbende ofwel de gemeente dat gewenst vindt, wordt een aanvraag voorafgegaan door het gesprek.
Dit uitgangspunt wordt terzijde gezet als betrokkene aangeeft direct een aanvraag te willen doen. Dan zal het gesprek tijdens de aanvraagprocedure plaats kunnen vinden in de vorm van het noodzakelijke gemeentelijke onderzoek.
Globaal kan gesteld worden dat een aanvraag voor een individuele voorziening pas gedaan kan worden als op basis van een gesprek een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen al zijn beoordeeld. Dat betekent dat het voor de gemeente duidelijk moet zijn dat er geen andere oplossingen zijn dan een individuele oplossing en dat de te bereiken resultaten en de manier waarop die resultaten bereikt kunnen worden vastgelegd zijn en beoordeeld als vallend onder de Wmo.
Het gesprek wordt aangevraagd middels een aanmelding. Het gesprek leidt niet tot een beschikking, dus er is geen sprake van een aanvraag die de regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hoort te volgen. Daarom kan een aanmelding ook mondeling (telefonisch of op een andere manier) worden gedaan.
Als een aanmelding is gedaan wordt er een afspraak voor het gesprek gemaakt.
Tijdens het gesprek wordt – geheel uitgaande van degene die aangeeft behoefte te hebben aan compensatie, verder belanghebbende genoemd – een complete inventarisatie gemaakt. Deze inventarisatie heeft nadrukkelijk het startpunt bij de belanghebbende en inventariseert:
Bij het gesprek kan de partner van belanghebbende, een mantelzorger of familielid of een andere vertegenwoordiger aanwezig zijn.
Het gesprek staat op zich los van een aanvraag voor een individuele voorziening in het kader van prestatieveld 6 van de Wmo (artikel 1, eerste lid, onder g, sub 6, van de Wmo). Dit is van groot belang om te voorkomen dat er een claimgerichte invulling van de Wmo plaatsvindt, welke invulling in strijd is met de doelstelling van de Wmo.
Momenteel wordt het gesprek gevoerd door zorgconsulenten van Vraagwijzer.
Van het gesprek wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt niet ter plekke gemaakt. Het verslag wordt aan de belanghebbende voorgelegd ter ondertekening. Belanghebbende heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.
Een door de belanghebbende ondertekend verslag kan als aanvraagformulier worden aangemerkt voor het indienen van een aanvraag voor een individuele voorziening.
Indien belanghebbende het niet eens is met de uitkomst van het gesprek en het verslag niet voor akkoord wil tekenen, wordt de zienswijze van belanghebbende toegevoegd aan het verslag. Het aangevulde verslag kan na ondertekening als aanvraagformulier worden aangemerkt voor het indienen van een aanvraag voor een individuele voorziening.
Hoofdstuk 3. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 3.1 Regels rond verstrekking
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.
2. Afschrijvingstermijn van voorzieningen met PGB
Bij de vaststelling van de hoogte van het PGB wordt de gebruiksduur van een met een PGB aangeschafte vervoersvoorziening of hulpmiddel gelijkgesteld met de afschrijvingstermijn die voor deze voorzieningen door de leverancier van de gemeente wordt gehanteerd.
De afschrijvingstermijn van hulpmiddelen, zoals (elektrische-) rolstoelen, scootmobielen, aangepaste fietsen en tilliften bedraagt 7 jaar. Voor elektrische rolstoelen en verblijfsrolstoelen voor dagelijks gebruik wordt uitgegaan van een afschrijvingstermijn van 5 jaar. Bij kindervoorzieningen wordt uitgegaan van een afschrijvingstermijn van 5 jaar.
Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager al dan niet een individuele voorziening ontvangen.
Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen.
Als tijdens het onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget zal dit als contra-indicatie opgevat worden. Tenzij er anderen (bij voorkeur wettelijke vertegenwoordigers) in de omgeving van de aanvrager zijn, die deze taak kunnen overnemen.
Ook als er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een persoongebonden budget in het (AWBZ) verleden of in de gevallen dat een belanghebbende aanzienlijke schulden heeft en weigert mee te werken aan het vinden van een oplossing hiervoor is het PGB niet de aangewezen vorm om de voorziening te verstrekken.
Bij de verstrekking van hulpmiddelen kan de instabiele medische situatie of de progressie van een ziekte een reden zijn om geen persoonsgebonden budget te verstrekken. Deze uitsluitinggrond dient altijd medisch onderbouwd te zijn (eventueel via een medisch advies).
Uiteraard blijft de verstrekking van voorzieningen in natura wel mogelijk. De bruikleenconstructie via onze leverancier maakt het mogelijk om in die situaties makkelijker de niet meer adequate voorziening in te ruilen voor een wèl compenserende voorziening.
Artikel 3.1 lid 5 sub e overwegende bezwaren tegen PGB bij mogelijkheid collectief vervoer
Artikel 6 lid 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) legt het college de verplichting op om personen die aanspraak maken op een individuele voorziening daarbij de mogelijkheid te geven om te kiezen tussen het ontvangen van de voorziening in natura of een daarmee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget (pgb). Het pgb bestaat uit een geldbedrag waarmee belanghebbende in staat is om zelf de voorziening aan te schaffen die nodig is voor de compensatie van de beperking(en).
Uit jurisprudentie blijkt dat het college bevoegd is om deze keuzevrijheid in te perken. Dit mag echter alleen wanneer sprake is van overwegende bezwaren. Deze bezwaren kunnen divers van aard zijn. Het college dient te onderbouwen op welke grond het de keuzevrijheid inperkt en wat de overwegende bezwaren zijn die tot deze beslissing leiden.
De overwegende bezwaren tegen het aanbieden van een pgb als alternatief voor het collectief vervoer zijn gebaseerd zijn op financiële redenen en / of doelmatigheidsoverwegingen.
Concreet gaat het om de volgende bezwaren:
Door de nadere onderbouwing voor de inperking van de keuzevrijheid hoeft het college geen pgb aan te bieden wanneer een Wmo-vervoerpas voor het collectief vervoer compenserend is. Het college hoeft ook niet in iedere individuele situatie te onderbouwen wat de overwegende bezwaren zijn. Een verwijzing naar het Besluit en de toelichting volstaat dan, mits per individuele aanvraag wordt aangegeven dat er geen redenen kenbaar zijn geworden om af te wijken van het beleid.
Artikel 3.2. Verantwoording van het persoonsgebonden budget
1. Globale verantwoording bij hulp bij het huishouden
Bij de verstrekking van voorzieningen in de vorm van een PGB, zijn de burgers zelf verantwoordelijk voor de inkoop van kwalitatief goede hulp, hulpmiddelen en voorzieningen.
Burgers wordt daarbij bewust de ruimte geboden om zelf die kwaliteit in te vullen, naar hun eigen opvattingen en normen over kwaliteit. In verband met de doelmatige besteding van gemeenschapsgeld wil de gemeente wel controle uitoefenen op de bestedingen door budgethouders vanuit hun PGB.
Elk half jaar dienen alle budgethouders voor hulp bij het huishouden bij de gemeente een schriftelijke globale verantwoording af te leggen van de besteding van het ontvangen PGB. De verantwoording dient te gebeuren via een vooraf verstrekt standaardformulier. Deze verantwoording wordt door de administratie verwerkt. Opvallende zaken worden tussentijds door de administratie gemeld bij de zorgconsulent van Vraagwijzer (bijvoorbeeld niet verantwoorden, of fors minder verantwoorden dan geïndiceerde aantal uren). De zorgconsulent stelt een onderzoek in naar de signalen. In voorkomende gevallen kan ook een meer intensieve controle plaatsvinden op basis van signalen.
2. Verantwoording bij andere individuele voorzieningen
Bij eenmalige verstrekkingen (bijvoorbeeld van rolstoelen, scootmobielen of hulpmiddelen en aanpassingen in en om de woning) vindt de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college plaats na verkrijging van de voorziening. Dus nadat het hulpmiddel is aangeschaft of de woonvoorziening is aangebracht. Dit geldt voor alle eenmalige verstrekkingen. Alle verantwoordingen worden gecontroleerd.
Artikel 3.3 Regels rond niet gebruik
In geval van overlijden en verhuizing wordt de restwaarde van een hulpmiddel niet teruggevorderd van de erfgenamen of de klant.
Hoofdstuk 4. Eigen bijdragen en eigen aandeel
Voor de volgende voorzieningen (in natura, persoonsgebonden budget of financiële vergoeding) wordt een eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening gebracht:
Voor de volgende voorziening wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening gebracht:
Hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel
De hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt berekend aan de hand van het bepaalde in artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (algemene maatregel van bestuur).
Bij een inkomen onder of gelijk aan het voor de doelgroep geldende verzamelinkomen op het sociaal minimum wordt alleen het standaardmaximum in rekening gebracht. Is het inkomen hoger dan wordt dit standaardmaximum verhoogd met 15% van het meerinkomen. Dit tot het maximum van de kostprijs van een voorziening.
Hoofdstuk 5. Hulp bij het huishouden
Artikel 5.2 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden
In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. Het aantal geïndiceerde zorguren wordt vermenigvuldigd met onderstaand uurtarief om het bedrag van het persoonsgebonden budget vast te stellen.
De gemeente onderscheidt bij hulp bij het huishouden 3 categorieën. Per categorie wordt het volgende uurtarief voor het persoonsgebonden budget gehanteerd:
Het uurtarief voor het persoonsgebonden budget thuisbegeleiding bedraagt € 50,55. Thuisbegeleiding is zowel mogelijk in natura als in de vorm van een persoonsgebonden budget. Deze laatste vorm zal niet snel voorkomen omdat de ontregelde situatie en het gebrek aan zelfredzaamheid overwegende bezwaren opleveren voor deze vorm van verstrekking.
Na afloop van het kalenderjaar vindt een definitieve vaststelling van het PGB plaats. Besteding van het ontvangen PGB dient verantwoord te zijn. Niet bestede gelden worden teruggevorderd. PGB van het ene jaar kan niet overgeheveld worden naar het andere jaar.
Hoofdstuk 6. Woonvoorzieningen
Artikel 6.1 Financiële normen woonvoorzieningen
In artikel 6, lid 1 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.
Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.
Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het gaat is uitgewerkt in de beleidsregels Wmo.
Artikel 6, lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.
Artikel 6, lid 3 tot en met lid 7 leggen vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskostenvergoeding, bij het bezoekbaar maken, bij huurderving of bij tijdelijke huisvesting.
Hoofdstuk 7. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 7.1 Hoogte persoonsgebonden budget
Dit artikel regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst compenserende voorziening.
- Aanschafwaarde van het hulpmiddel. De bedragen op de prijslijst van de hulpmiddelenleverancier zijn bepalend voor de waardebepaling van standaard- Wmo-voorzieningen; het bedrag op de (schijn)offerte wordt gebruikt om te kunnen beoordelen of het bedrag op de offerte voor een voorziening op maat redelijk is.
- een jaarbedrag voor onderhoud en reparatie van een voorziening; Het tarief voor het onderhoud en de reparatie is een percentage van de aanschafwaarde: te weten voor handbewogen rolstoelen 6%, elektrische rolstoelen 4% en scootmobielen 4%. Bij aanschaf van een 2e hands hulpmiddel wordt het jaarbedrag gebaseerd op de oorspronkelijke aanschafwaarde van het hulpmiddel en niet van het aankoopbedrag. Uitbetaling van onderhoud en reparatie: - als er voor het hulpmiddel geen verzekering hoeft te worden afgesloten: bij aanschaf van de voorziening vóór 1 juli het hele jaarbedrag tegelijk met betaling van het aanschafbedrag; bij aanschaf van de voorziening na 1 juli vindt uitbetaling plaats in de maand februari van het jaar volgend op de aanschaf. Vervolgens in de maand februari van elk volgend jaar de kosten voor onderhoud en reparatie voor het komende jaar (4 of 6 % van de aanschafwaarde); dit is een ambtshalve betaling door de administratie; verantwoording over de gemaakte kosten wordt niet gevraagd. - als er wel een cascoverzekering nodig is: ook dan wordt het onderhoud en reparatie betaald zoals hierboven beschreven; de betaling wordt dan klaargezet in de maand februari. Feitelijke betaling vindt pas plaats als de verzekeringspolis is overlegd bij de administratie. De betaling vindt dus tegelijk plaats met de betaling van de verzekering. Verzekering wordt jaarlijks uitbetaald na overlegging van het verzekeringsbewijs in de maand februari (zie hierboven).
- Bedrag: daadwerkelijk te betalen premie voor WA-cascoverzekering bij elektrische vervoersmiddelen. De premie voor een diefstalverzekering wordt niet vergoed. Ook niet de meerkosten van een diefstalverzekering voor aangepaste fietsen.
- Kosten noodzakelijke aanpassingen
Artikel 7.2 Collectief vervoerssysteem
Dit artikel legt vast dat het primaat ligt bij het collectief vervoerssysteem via de Stadregiotaxi.
Als het gelet op de beperkingen, de persoonskenmerken en de vervoersbehoefte het collectieve systeem geen compenserende voorziening is voor de betreffende persoon dan wordt gekeken of er andere vervoersmogelijkheden zijn om in het vervoer te voorzien. Dat kan bijvoorbeeld door een tegemoetkoming in de kosten van een (rolstoel)taxi of de gebruikskosten van een eigen auto of vervoer door derden.
Artikel 7.3 Hoogte vervoersvergoedingen
Artikel 7.3 legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding, de vergoeding van de rolstoeltaxi
Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de verordening en wordt in de beleidsregels verder uitgewerkt.
Dit artikel geeft aan welk bedrag verstrekt wordt voor een medisch noodzakelijke autoaanpassing.
Hoofdstuk 8. Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 8.1 Hoogte persoonsgebonden budget
Er wordt uitgegaan van de goedkoopst compenserende voorziening (zoals in de verordening bepaald) welk bedrag verhoogd wordt met de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van vergelijkbare rolstoelen.
Er wordt een onderscheid gemaakt worden tussen hulpmiddelen die standaard door verschillende leveranciers worden aangeboden en hulpmiddelen die op maat gemaakt en aangepast moeten worden.
Standaardvoorzieningen: Aan de hand van een programma van eisen dat is opgesteld door de zorgconsulent van Vraagwijzer, medisch adviseur en/of de passingdeskundige van de leverancier wordt de goedkoopst compenserende voorziening vastgesteld.
Voor het PGB wordt uitgegaan van het bedrag dat de voorziening de gemeente bij verstrekking in natura zou kosten. De korting die de gemeente van de leverancier ontvangt wordt niet doorberekend in het PGB.
De hulpmiddelenleverancier levert een prijslijst van de aanschafwaarde van een voorziening. Deze prijslijst wordt jaarlijks aangepast/geïndexeerd voor alle voorzieningen uit het kernassortiment.
Voor voorzieningen op maat, die niet standaard door de leverancier geleverd kunnen worden, wordt het PGB-bedrag bepaald aan de hand van een door de aanvrager in te dienen offerte van de aanschafprijs, inclusief de prijs voor individuele aanpassingen, onderhoud, reparatie en verzekering. De zorgconsulent van Vraagwijzer beoordeelt of de offerte redelijk is en vraagt eventueel een “schijnofferte” op bij een leverancier. De offerte dient gebaseerd te zijn op het programma van eisen dat door de gemeente is opgesteld.
In complexe situaties is het uitermate belangrijk dat de klant een adequate voorziening op maat kiest.
Artikel 8.2 Hoogte persoonsgebonden budget sportrolstoelen
De sportrolstoel is een voorziening die niet genoemd wordt in de Wmo. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening en oorspronkelijk opgenomen in de Wvg op verzoek van de Tweede Kamer.
Daarom wordt de wijze van verstrekking, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is in het algemeen niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.