Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Medemblik

Verordening op de raadscommissies gemeente Medemblik 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMedemblik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de raadscommissies gemeente Medemblik 2013
CiteertitelVerordening op de raadscommissies gemeente Medemblik 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBestuur en recht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Verordening op de raadscommissies van de gemeente Medemblik,2011, incl. 2e wijziging, vastgesteld op 1 december 2011 wordt hierbij ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 82

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-01-201403-01-2014intrekking

12-12-2013

Digitaal gemeenteblad, 02-01- 2014

IVR-13-02088
04-01-201303-01-2014nieuwe regeling

13-12-2012

De Medemblikker Courant 03-01-2013

IVR-12-01214  

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de raadscommissies gemeente Medemblik 2013

De raad van de gemeente Medemblik; gelet op artikel 82 van de Gemeentewet ; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de raadscommissies gemeente Medemblik 2013

Hoofdstuk 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder

a.  raadscommissie: een vergadering die de besluitvorming in de gemeenteraad voorbereidt en hierover overleg voert met het college (art 82 Gemeentewet);

b. lid: een raadslid of een commissielid niet-zijnde raadslid die is benoemd door de raad als raadscommissielid;

c.  fractie: een of meer vertegenwoordigers van een politieke partij in de gemeenteraad;

d. voorzitter: raadslid door de raad als voorzitter benoemd voor de raadscommissie;

e. commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

f. griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

g. vergadering: vergadering van een raadscommissie;

h. rondetafelgesprek: een informele bespreking met raads- en commissieleden voorafgaand aan een raadsbrede meningvormende commissievergadering op verzoek van een inwoner of vertegenwoordiger van een organisatie over een niet geagendeerd onderwerp.

h. oriënterende fase: eerste behandelfase voor bespreking van het onderwerp teneinde de inhoud helder te krijgen;

i. meningvormende fase: volgt de oriënterende fase op waarbij fracties hun standpunten en meningen uitwisselen, teneinde een duidelijke conclusie te trekken voor agendering op de raadsagenda;

j. besluitstuk: een agendapunt dat voor de raadsagenda wordt geagendeerd en geen bespreking meer behoeft; stemverklaring is wel mogelijk;

k. debatstuk: een agendapunt dat voor de raadsagenda wordt geagendeerd omdat partijen elkaar willen overtuigen van de voors en/of tegens.

l. woordvoerder: een commissielid dat namens een fractie bij een agendapunt aangewezen is het woord te voeren.

m. agendacommissie: een vergadering van de voorzitters en plaatsvervangend voorzitters van de raadscommissies.

 

Hoofdstuk 2 INSTELLING, TAKEN EN SAMENSTELLING

Artikel 2 Instelling raadscommissies

1.  De raad stelt drie oriënterende raadscommissies (bestuur en middelen, ruimte en samenleving) in en één raadsbrede meningvormende commissie

2. In de raadscommissies worden de onderwerpen behandeld als genoemd in artikel 10.

3. De oriënterende raadscommissies zijn technisch van aard, waarbij door de commissieleden vragen gesteld kunnen worden aan het college. Het college kan zich desgewenst laten ondersteunen door een ambtenaar.

4. De meningvormende raadsbrede commissie is gericht op het debat tussen de deelnemers onderling, waarbij het college om advies gevraagd kan worden met betrekking tot bijvoorbeeld concept amendementen/moties.

 

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

a. het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 10 genoemde onderwerpen;

b. het uitbrengen van advies aan de raad uit eigen beweging;

c. het voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de agendapunten;

d.  het kennisnemen van hetgeen door anderen wordt gepresenteerd;

e. het ontplooien van initiatieven om op een andere wijze aanvullende informatie te vergaren als uit de discussie in de commissie blijkt dat daar behoefte aan is.  

Artikel 4 Samenstelling

1. In de oriënterende commissies mogen maximaal twee leden per fractie per agendapunt aan de vergadertafel plaatsnemen, waarvan er één woordvoerder per onderwerp mag zijn.

2.   In de raadsbrede meningvormende commissie mogen maximaal drie leden per

fractie per agendapunt aan de vergadertafel plaatsnemen, waarvan er één woordvoerder per onderwerp mag zijn.

3. De fracties bepalen per onderwerp welk lid namens de fracties als woordvoerder deelneemt aan de vergadering.

4. De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd. In totaal kunnen zes personen per fractie als lid van de raadscommissies worden voorgedragen. De leden dienen tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de betreffende fractie. Indien de fractie uit meer dan zes raadsleden bestaat kunnen alle raadsleden voorgedragen worden voor benoeming tot commissielid. Voor de fracties die één of meer commissievoorzitters of plv. commissievoorzitters leveren is het tevens toegestaan per geleverde (plv) commissievoorzitter een commissielid, niet zijnde raadslid, voor te dragen.

5. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van de raadscommissies.

6. De commissieleden niet-zijnde raadsleden leggen -alvorens zij starten met de werkzaamheden in de raadscommissie- in de raadsvergadering in de handen van de voorzitter de eed of verklaring en belofte af.

 

Artikel 5 Voorzitter

1. De raad benoemt uit zijn midden 6 voorzitters die kunnen worden ingezet als voorzitter of plv. voorzitter  van een raadscommissie.

2. Een voorzitter is geen lid van de raadscommissie die hij voorzit.

3. De voorzitter is belast met:

a. het leiden van de commissievergadering;

b. het bewaken dat alle geagendeerde onderwerpen daadwerkelijk worden behandeld en de inbreng per fractie zoveel mogelijk naar evenredigheid geschiedt;

c. het handhaven van de orde;

d. het doen naleven van deze verordening;

e. hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

4. De voorzitters vormen een agendacommissie ter voorbereiding van de commissie vergaderingen. De commissiegriffiers zijn bij de vergaderingen van de agendacommissie aanwezig. 

 

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

1. De zittingsperiode van een lid en een voorzitter eindigt in ieder geval met het einde van de zittingsperiode van de raad.

2. Het lid of een voorzitter stopt zijn werkzaamheden voor de commissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen.

3. De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

4. De raad kan een voorzitter ontslaan.

5. Een lid en een voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

6. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikelen 4 en 5.

7. Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.  

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

1. De raad benoemt ter ondersteuning van iedere raadscommissie een medewerker van de griffie als commissiegriffier.

2. De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

3. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de raad aangewezen medewerker van de griffie.

4. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

 

Hoofdstuk 3 AANWEZIGHEID COLLEGE EN BURGEMEESTER

Artikel 8 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

1.Collegeleden en de burgemeester zijn uitgenodigd om deel te nemen in de oriënterende fase van de vergaderingen van de raadscommissies. Zij kunnen zich daarbij laten ondersteunen door een of meer ambtenaren of externen, tenzij de commissie anders bepaalt.

2.  Indien gewenst kan de raadscommissie een van de collegeleden of de burgemeester verzoeken om deel te nemen aan de vergadering in de meningvormende fase.   

Hoofdstuk 4 VERGADERINGEN

Paragraaf 1 TIJDSTIP VAN VERGADEREN EN VOORBEREIDING

Artikel 9 Vergaderfrequentie

1. In beginsel vinden de vergaderingen van de raadscommissies plaats  op de donderdagavond.

2.  Jaarlijks stelt het presidium een schema vast waarop de data van commissievergaderingen staan vermeld.

3. De vergaderingen van de raadscommissies vinden plaats in het gemeentehuis en zijn voor de oriënterende commissies verdeeld in twee tijdblokken, te weten van 19.30 tot 20.30 uur en van 20.45 tot 21.45 uur.

4. De raadsbrede meningvormende commissie vangt aan om 19.30 uur en kent als  eindtijd 22.30 uur, waarbij het agendapunt dat in behandeling is op dat moment kan worden afgehandeld tot een uiterlijke eindtijd van 23.00 uur.

5. De agendacommissie kan in bijzondere gevallen een ander tijdstip bepalen.  

Artikel 10 Agenda-onderwerpen

1.  De onderwerpen voor de raadscommissies kunnen bestaan uit:

a. technische informatie dan wel technisch overleg;

b. raadsonderwerpen niet-zijnde raadsvoorstellen/initiatiefvoorstellen, zoals kaderstellingen, opiniërende onderwerpen en dergelijke;

c. raadsvoorstellen/initiatiefvoorstellen;

d. overleg met portefeuillehouder/collegeverzoek om consultatie;

e. presentaties;

f. ontwerpstructuurplannen, -bestemmingsplannen en voornemens als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening;

2. De indeling van onderwerpen voor de raadscommissies wordt op voordracht van de griffie vastgesteld door de agendacommissie. Bij het opstellen wordt per onderwerp  een richttijd voor behandeling van het onderwerp aangegeven.

3.  Indien ten minste één fractie van de raad de behandeling van een onderwerp wenst, wordt het - door de fractie schriftelijk voorbereide - onderwerp op de agenda van één van de raadscommissies geplaatst.

4. Het college kan de agendacommissie verzoeken een onderwerp op de agenda van één van de raadscommissies te plaatsen.

5. De agendacommissie stelt in beginsel uiterlijk tien dagen van tevoren de agenda voor de commissievergaderingen vast. 

6. Ter kennisgeving wordt een lijst met binnengekomen informatienota’s in de voorliggende periode bij de agenda van de raadsbrede meningvormende commissie gevoegd. Over de informatienota’s wordt inhoudelijk niet gesproken. Als een commissielid een informatienota wil agenderen voor een oriënterende commissievergadering dan dient hij hiertoe een oplegnotitie in, volgens het format dat daarvoor vastgesteld is, bij de griffie met het verzoek de informatienota te agenderen. De griffie legt het verzoek voor aan de agendacommissie. De agendacommissie bepaalt voor welke vergadering de informatienota geagendeerd zal worden.

 

Artikel 11 Oproep

1. De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden een  oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

2. De agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de  oproep aan de leden verzonden.

3. Indien een aanvullende agenda wordt opgesteld, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden ter beschikking gesteld.  

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de  oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raadscommissie en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen stukken ook op elektronische wijze aan een ieder ter beschikking worden gesteld.

3.  Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

4. Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet  geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.  

Artikel 13 Openbare kennisgeving

1. De vergadering wordt door aankondiging op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

2. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, aanvangstijd en plaats, en de agenda van de vergadering;

b. wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien.

c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 15.  

Paragraaf 2 ORDE DER VERGADERING

Artikel 14 Presentielijst

1.  Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent iedere woordvoerder de presentielijst.

2. Commissieleden niet-zijnde raadsleden  die als woordvoerder deelnemen aan een of meerdere vergaderingen ontvangen  eenmalig een vergoeding per vergaderavond

 

Artikel 15 Spreekrecht burgers

1. Burgers, vertegenwoordigers van maatschappelijke instellingen en bedrijven kunnen:

a. over een niet geagendeerd onderwerp hun mening kenbaar maken tijdens een  

    Rondetafelgesprek voorafgaand aan de raadsbrede meningvormende commissie of

b. bij een onderwerp dat op de agenda staat in de oriënterende fase deelnemen aan

    de beraadslagingen.

2.  Om van het spreekrecht in de oriënterende fase gebruik te maken meldt diegene zich voor de vergadering bij de commissiegriffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres, telefoonnummer, emailadres en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

3. Deelname aan de beraadslaging over een onderwerp op de agenda is niet mogelijk indien:

a. het onderwerp in de meningvormende fase wordt behandeld;

b. het een besluit van het gemeentebestuur betreft waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

c. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen aan de orde zijn;

d. een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

4. Op voorstel van de voorzitter kan de commissie besluiten inspraak over geagendeerde onderwerpen in de meningvormende  fase toe te staan.

5. Om van het spreekrecht gebruik te maken tijdens het Rondetafelgesprek meldt diegene zich uiterlijk 48 uur voor de vergadering aan bij de griffie onder vermelding van naam, adres, telefoonnummer, emailadres en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren. De griffie draagt er zorg voor dat de raads- en commissieleden uiterlijk 24 uur van tevoren op de hoogte worden gesteld van de aanvraag voor inspreken tijdens een Rondetafelgesprek. Het Rondetafelgesprek wordt gepland om 19.00 uur voorafgaand aan de raadsbrede meningvormende commissie. Als zich geen insprekers hebben gemeld, gaat het Rondetafelgesprek niet door.

6. Insprekers krijgen de gelegenheid om maximaal vijf minuten in te spreken. De totale inspreekperiode is een half uur. Als er meer dan 6 insprekers zijn, wordt de totale inspreektijd van maximaal een half uur verdeeld over de insprekers. Na het inspreken krijgen de commissieleden de gelegenheid verduidelijkende vragen te stellen aan de inspreker.

 

Artikel 16 Uitkomst van de behandeling van een onderwerp

1. Aan het eind van de vergadering over een onderwerp vat de voorzitter de concrete uitkomsten van de behandeling van het onderwerp samen. Hij formuleert de eindconclusie, eventueel op basis van het gestelde in het tweede lid.

2. Tijdens de oriënterende fase kan besloten worden het college te verzoeken of kan het college de commissie verzoeken het voorstel terug te nemen om redenen van onvolledigheid van de stukken.

3.  Als een verzoek zoals bedoeld onder 16.2 wordt ingediend, zullen de aanwezige fracties hierover stemmen (iedere fractie heeft één stem). Bij het staken van de stemmen of meerderheid van stemmen zal het verzoek worden ingediend bij het college dan wel wordt het collegeverzoek ingewilligd. Als het college of de commissie niet wil overgaan tot het teruggeven van het voorstel in handen van het college, dan zal het voorstel het normale traject tot en met besluitvorming in de raad doorlopen. De raad neemt dan een besluit over aannemen, verwerpen of teruggeven in handen van het college.

4. Een onderwerp in een commissievergadering dat alleen bestaat uit een presentatie of informerend behandeld wordt, kent geen concrete uitkomst.

 

Artikel 17 Verslaglegging

1. Van de commissievergaderingen wordt onder verantwoordelijkheid van de commissiegriffiers een samenvatting gemaakt.

2. De concept-samenvattingen van de voorgaande vergaderingen worden, zo mogelijk, voor de leden openbaar gemaakt gelijktijdig met de agenda voor de volgende vergadering. De concept-samenvatting wordt op hetzelfde moment voorde overige personen die het woord gevoerd hebben bereikbaar gemaakt.

3.   Het digitale verslag van de oriënterende commissie (geldt voor de commissie die vergadert in de raadzaal) en meningvormende raadsbrede commissie wordt zo spoedig mogelijk op de gemeentelijke website geplaatst.

4. De samenvattingen van de commissievergaderingen worden ter vaststelling voorgelegd in de eerstvolgende vergadering van de betreffende commissie. 

5. De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders, hebben het recht een voorstel tot wijziging van de samenvatting aan de raadscommissie te doen, indien de concept- samenvatting onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen verklaard of besloten is. Een voorstel tot wijziging dient minimaal 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de griffie te worden ingediend.

 

Artikel 18 Voorstellen van orde

1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3. Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

 

Artikel 19 Handhaving orde; schorsing

Een spreker wordt in zijn betoog niet gestoord, tenzij:

a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2. Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin dit plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

4. De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen.

5. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de raadscommissie vergaderingen worden ontzegd.

 

Hoofdstuk 5 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 20 Algemeen

Tot beslotenheid van een vergadering wordt gekomen op basis van artikel 23 uit de Gemeentewet.

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 21 Verslaglegging

De concept-samenvatting van een besloten vergadering wordt niet verspreid, maar ligt uitsluitend voor de voorzitter, collegeleden en raads(commissie)leden ter inzage bij de griffier.

2. De concept-samenvatting wordt zo spoedig mogelijk in een besloten deel van de vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van de vastgestelde samenvatting.

 

Artikel 22 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen. 

Artikel 23 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 24 Toehoorders en pers

1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

3. De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren, kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de raadscommissievergaderingen ontzeggen.

 

Artikel 25 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 26 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 Uitleg verordening

In die gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter. 

Artikel 28 Citeerregel

Deze regeling kan worden aangehaald als Verordening op de raadscommissies gemeente Medemblik2013.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

2. Op dat tijdstip vervalt de Verordening op de raadscommissies van de gemeente Medemblik,2011, incl. 2e wijziging, vastgesteld op 1 december 2011.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 december 2012 De griffier,       De voorzitter,

Nota-toelichting Artikelsgewijze toelichting

 

Verordening op de raadscommissies, 2013,

Algemeen

In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

Deze verordening heeft betrekking op de raadscommissies (artikel 82 Gemeentewet).

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1.  Begripsbepalingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd. Hoofdstuk 2. Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2.  Instelling raadscommissies

In dit artikel is de instelling van raadscommissies geregeld. Er is tevens in dit artikel bepaald dat in de raadscommissies de type onderwerpen worden behandeld als genoemd in artikel 10 van deze verordening.

De vergaderingen van de oriënterende commissies worden in drie afzonderlijke ruimtes gehouden. De raadsbrede meningvormende commissie vindt plaats in de raadzaal. Artikel 3.  Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan. Voor aanvang van de raadscommissievergaderingen dient de fractievertegenwoordiger een helder antwoord te vinden op vragen als:

- Wat is nu precies de vraag aan de raad, die op dit moment voorligt?

- Welke belangen zijn hierbij in het geding?

- Wat moet het inhoudelijke resultaat van de activiteit zijn?

- Hoe moet het proces verder gaan: verdere behandeling van een onderwerp in een van de raadscommissies of kan het ter besluitvorming of debat naar de raad?

- Hoe kan een goede behandeling van een onderwerp worden bereikt? Voor de beantwoording van die vragen zal de fractievertegenwoordiger in de regel zowel naar inhoud als naar proces mandaat van de fractie nodig hebben. Fracties zijn minder gedwongen om in één keer op basis van soms onvolledige informatie tot een standpunt te komen, maar kunnen het proces stapsgewijs voorbereiden. De periode tussen behandeling van onderwerpen in de commissievergadering en de raad geeft fracties ook meer mogelijkheden om in onderling overleg/onderhandelingen politiek draagvlak voor alternatieven/varianten in de vorm van amendementen te onderzoeken. Artikel 4.  Samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Elke fractie kan maximaal zes leden voordragen voor benoeming. Dit kunnen zowel raadsleden als commissieleden niet-zijnde raadsleden zijn. Indien de fractie uit meer dan zes raadsleden bestaat kunnen alle raadsleden voorgedragen worden voor benoeming als commissielid.

De leden voor de raadscommissies worden door de raad benoemd. De commissieleden niet-zijnde raadsleden leggen na benoeming in de raadsvergadering de eed of verklaring en belofte af voor de werkzaamheden in de raadscommissies alvorens zij starten met die werkzaamheden. Zoals uit het derde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel moeten de politieke groeperingen (fracties) de commissieleden voordragen. Daarnaast moeten de commissieleden op de kandidatenlijst van de betreffende fractie hebben gestaan. Dit in verband met de ‘kenbaarheid’ (kiezerslegitimiteit) van de kandidaten bij de burgers. De commissieleden kunnen naar eigen inzicht van de fractie ingezet worden voor de commissievergaderingen. Dit betekent dat de fractie per vergadercyclus een keuze dient te maken wie van de benoemde commissieleden deelneemt aan de vergaderingen, aangezien per commissievergadering maar twee (oriënterende fase) of drie (meningvormende fase) ledenper fractie daadwerkelijk aan de vergadertafel mogen plaatsnemen en er maar één daadwerkelijk het woord mag voeren over een onderwerp. Het is mogelijk dat de raad (moet) besluit(en) een voorgedragen lid niet te benoemen tot lid van een commissie. Dit kan het geval zijn wanneer een “burgerlid” niet voldoet aan de vereisten van de Gemeentewet (zie de toelichting op het vierde lid). Andere redenen om een dergelijke benoeming achterwege te laten zijn niet aan de orde. Artikel 5.  Voorzitter

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. Op basis van het tweede lid, is de voorzitter geen lid van de raadscommissie die hij op dat moment voorzit. Dit is een bewuste keuze. Op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie. Het ligt voor de hand dat de voorzitters, evenals de leden van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Omdat het niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, derde lid. Artikel 6.  Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de commissieleden en de voorzitters is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege; de raad hoeft hen niet te ontslaan. Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad. De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op eigen leden. De raad kan een voorzitter van een raadscommissie ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien de voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van een tussentijdse vacature, hetzij door ontslag hetzij door overlijden. Artikel 7.  Griffier en commissiegriffier

Iedere raadscommissievergadering wordt ondersteund door een commissiegriffier of de griffier. Een medewerker of een externe kan ook parttime door de raad als commissiegriffier worden benoemd.

In principe neemt de (commissie)griffier geen deel aan de beraadslagingen.

Hoofdstuk 3. Aanwezigheid college en burgemeester

Artikel 8.  Aanwezigheid college en burgemeester

Het kan gewenst zijn dat een lid van het college of de burgemeester deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie. De aanwezigheid van de portefeuillehouder is van belang bij de oriënterende fase van de behandeling van het onderwerp. Immers het voorstel moet voor een ieder duidelijk zijn. De portefeuillehouder kan -met toestemming van de raadscommissie- een ambtenaar of een externe meenemen om hem inhoudelijk te ondersteunen bij beantwoording op de vragen van de raadscommissie.

In de meningsvormende fase kan een collegelid alleen op verzoek van de raadscommissie aan tafel plaatsnemen, om onduidelijkheden weg te nemen. Immers in de meningvormende fase is het aan de raadscommissie om standpunten uit te wisselen en te komen tot een advies aan de raad.

Hoofdstuk 4. Vergaderingen

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen en voorbereiding

Artikel 9.  Vergaderfrequentie

De raadscommissievergaderingen vinden plaats op een vaste dag en tijd, voorafgaand aan de vergaderingen van de raad.  De oriënterende vergaderingen worden in parallelsessies gehouden. De daaropvolgende vergadering betreft de raadsbrede meningvormende commissievergadering.De vergaderdata zijn opgenomen in een jaarschema dat door het presidium wordt vastgesteld. Artikel 10.  Agenda-onderwerpen

In lid 2 is geregeld dat de agendacommissie de onderwerpen voor de commissievergaderingen vaststelt. De griffie stelt de concept-agenda’s op, waarbij de behandeltijden per onderwerp worden toegevoegd en de voorzitters worden gekoppeld aan de onderwerpen.

Bij het opstellen van de agenda’s wordt zoveel als mogelijk rekening gehouden met de beschikbaarheid van de portefeuillehouders bij de verschillende onderwerpen.

Afhankelijk van de te verwachte publieke belangstelling voor een onderwerp, kan de agendacommissie besluiten dat een onderwerp in de raadzaal worden behandeld. In lid 1 is het soort onderwerpen aangegeven dat behandeld kan worden in de commissievergadering. Het is de bedoeling dat de fracties voorafgaand aan de vergadering de technische vragen over onderwerpen stellen aan de daartoe aangewezen ambtenaar, en deze niet opsparen voor de vergadering. Het presidium kan besluiten om in uitzonderlijke situaties (bijvoorbeeld bij zeer uitgebreide onderwerpen als de begroting) de behandeling van onderwerpen in de commissievergadering voor te bereiden middels een schriftelijke vragenronde. Het is ook mogelijk om hier een afzonderlijke bijeenkomst voor in te plannen. De bespreking van een ‘raadsonderwerp’ als genoemd in lid 1 onder b. heeft tot doel onderzoek te doen naar een bepaald onderwerp, op verzoek van de raad of fracties.

Bij overleg met de portefeuillehouder als genoemd in lid 1 onder d. kan het gaan om een gesprek met de portefeuillehouder over de uitoefening van een collegebevoegdheid, bijvoorbeeld vragen over de uitvoering van beleid (controlerende rol), wenselijkheid van een corrigerende rol en/of uitleg over een communicatietraject (vergelijk: ‘oude’ rondvraag). Afhankelijk van het verloop van het gesprek met de portefeuillehouder kan er een vervolgactiviteit plaatsvinden in de raadscommissie of besloten worden tot het voeren van een debat in de raad of het indienen van een motie.

Het agendapunt onder 1 lid d. wordt in een van de raadscommissies als vast agendapunt opgenomen en een afvaardiging uit het college zal dan ook bij de behandeling van dat agendapunt aanwezig zijn. ‘Presentaties’ als genoemd in lid 1 onder e. zijn bedoeld om de raad te informeren over een bepaald onderwerp. Het college kan het presidium verzoeken tot het houden van een presentatie. Daarnaast kunnen ook maatschappelijke instellingen en bewonersgroepen daartoe een schriftelijk  verzoek indienen bij het presidium. Het presidium oordeelt of het wenselijk is om het als onderdeel op te nemen van de raadscommissie, dan wel hier een afzonderlijke bijeenkomst voor te organiseren. Bij ‘ontwerp- structuurplannen, -bestemmingsplannen en voornemens als genoemd in 1 onder f. worden belanghebbenden, die tijdig zienswijze kenbaar hebben gemaakt over ontwerpen en voornemens als bedoeld in de Wet op de ruimtelijke ordening, in de gelegenheid gesteld deze zienswijze mondeling toe te lichten in de oriënterende fase.  De bijeenkomsten van eventuele raadswerkgroepen ter voorbereiding van een raadsopdracht (actieve kaderstelling door de raad) kunnen als onderwerp voor een raadscommissie worden geagendeerd. In lid 3 is bepaald dat een fractie ook zelf een onderwerp kan aandragen ter behandeling in één van de raadscommissies. Het verzoek (in de vorm van een bespreeknotitie) zal tijdig bij de agendacommissie moeten worden ingediend met het oog op het opstellen van de agenda van de commissievergaderingen en de verzending van de vergaderstukken aan het presidium. Gezien de vergadertijd van de raadscommissie en het aanbod van onderwerpen kan het gebeuren dat een onderwerp pas later in het kalenderjaar wordt geagendeerd. In lid 4 is bepaald dat het college kan verzoeken om een onderwerp op de agenda te plaatsen. Het presidium bepaalt of het verzoek wordt overgenomen. In lid 5 is de opstelling en vaststelling van de concept-agenda van de commissievergaderingen geregeld.  De raadsbrede meningvormende commissie bepaalt  of een onderwerp als hamerstuk of debatstuk op de agenda van de raad wordt geplaatst. Als besloten wordt tot agendering als debatstuk dan zal daarbij aangegeven worden over welke elementen uit het voorstel de beraadslagingen zullen gaan.

Artikel 11.  Oproep

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergaderingen en de stukken tenminste een week voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende of gewijzigde agenda wordt opgesteld, bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Er kan voor andere termijnen worden gekozen. In voorkomend geval zal de termijn zodanig moeten zijn dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen. Artikel 12. Ter inzage leggen van stukken

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, op het gemeentehuis ter inzage gelegd. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd, kunnen leden van raadscommissies bij de griffie inzien. Artikel 13.  Openbare kennisgeving

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de  oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de  oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd.

Vanuit het oogpunt van service aan de burger is het wenselijk dat de gemeente de agenda en stukken ook op de gemeentelijke website plaatst.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 14.  Presentielijst

De presentielijst is bedoeld om vast te stellen wie er aan de vergaderingen deelnemen, en de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie niet-zijnde raadsleden te kunnen bepalen.

Alleen die commissieleden niet-zijnde raadsleden die door hun fractie als woordvoerder zijn aangewezen voor het behandelen van een agendapunt ontvangen de daarvoor vastgestelde vergoeding per commissieavond (eenmalig ook als zij aan meerdere commissievergaderingen op één avond als woordvoerder deelnemen). Artikel 15.  Spreekrecht burgers

Bij de wijziging van de modelverordening van de VNG in 2006 is er voor gekozen om het spreekrecht uit het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad te halen en dit recht te versterken in de verordening op de raadscommissies. Uit de praktijk kwamen namelijk steeds meer signalen dat het inspreekrecht tijdens de raadsvergaderingen niet de goede manier was om burgers te betrekken bij de besluitvorming. Juist omdat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor al is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies), is de kans klein dat de raad op dat moment - als reactie op het inspreken van een burger - nog van richting verandert. De inspreekmogelijkheid van de burger tijdens de raadsvergadering kan daarmee als "schijnspreekrecht" worden betiteld. De mogelijkheid van burgers om tijdens de oriënterende commissievergaderingen in te spreken over geagendeerde onderwerpen zou daarentegen beter benut kunnen worden. Deze vergaderingen zijn doorgaans laagdrempeliger en hebben meer mogelijkheden om nadere informatie te verkrijgen van de inspreker in een meer informele setting.

Voor het inspreken over niet geagendeerde onderwerpen wordt gekozen voor een Rondetafelgesprek voorafgaand aan de raadsbrede meningvormende commissie. De burgers die van het spreekrecht gebruik willen maken, moeten zich binnen een ‘redelijke termijn’ voor de commissievergadering melden bij de commissiegriffier. De commissiegriffier kan, indien nodig, de persoon naar de juiste raadscommissie verwijzen en informeren hoe het spreekrecht precies werkt.

Er kan ingesproken worden over alle voorstellen aan de raad, ook die waartegen bezwaar en beroep openstaat. Dit recht vervalt als er daadwerkelijk een besluit is genomen. In het derde lid zijn vier punten opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Voor wat betreft lid 3 b. t/m d.: dit zijn formele procedures gericht op de rechtsbescherming van de burger. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen nadat het college of de raad een besluit heeft genomen.

Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Vervolgens kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:1 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Inspraak geagendeerd onderwerp: Indien zich insprekers hebben gemeld voor een niet geagendeerd onderwerp wordt voorafgaand aan de raadsbrede meningvormende commissievergaderingen een rondetafelgesprek georganiseerd. Inwoners, vertegenwoordigers van verenigingen, organisaties en de verantwoordelijke portefeuillehouder kunnen na het inspreken op informele wijze in gesprek gaan met de inspreker. Binnen een vooraf bepaalde tijd kunnen tijdens de rondetafelgesprekken verschillende onderwerpen die door insprekers worden aangedragen worden besproken. Tijdens de rondetafelgesprekken worden geen besluiten genomen. Van het rondetafelgesprek wordt een audioverslag gemaakt. Artikel 16.  Uitkomst van de behandeling van een onderwerp

Dit artikel is opgenomen om helderheid te geven in de vervolgbehandeling van een onderwerp. De voorzitter heeft hier een belangrijke rol in. Bij de behandeling van een onderwerp hebben de fracties in de raadscommissie de mogelijkheid om in de meningvormende fase (advies aan de raad) kenbaar te maken dat zij op een onderdeel met een amendement of een motie komen tijdens de raadsvergadering. Om te polsen of er medestanders zijn, kan het raadzaam zijn het concept-amendement of de concept-motie eerstens te bespreken in de raadscommissie. In dat geval wordt het onderwerp als Debatstuk geagendeerd voor de raadsagenda. Tijdens de behandeling in de raadsbrede meningvormende commissie kan het college staande de vergadering om advies gevraagd worden over moties/amendementen of als er nog onduidelijkheden zijn. Artikel 17.  Verslaglegging

De concept-samenvatting wordt tegelijkertijd met de  oproep verstuurd aan de leden en aan de overige personen die het woord gevoerd hebben. De voorzitter, de leden en de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging (concreet tekstvoorstel) dient 48 uur voor de vergadering  schriftelijk bij de commissiegriffier te worden ingediend. De commissiegriffier  verspreidt de voorstellen tot wijziging zo spoedig mogelijk onder de commissieleden. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie de samenvatting vaststelt. Hierover wordt gestemd (iedere aanwezige fractie heeft één stem). Bij het staken van de stemmen of meerderheid van stemmen wordt de wijziging of aanvulling overgenomen. Artikel 18.  Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen - waarbij elke fractie 1 stem heeft - is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze. Artikel 19.  Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan, voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 24 van deze verordening. Tijdens de behandeling van een onderwerp kunnen de deelnemers los van spreektijden en spreektermijnen informatie en meningen uitwisselen. De voorzitter bewaakt de totale behandeltijd van het onderwerp en zorgt dat alle fracties evenveel het woord kunnen voeren. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als burgerraadsleden. In dit kader kan worden verwezen naar de casus waarbij een raadslid in een commissievergadering openlijk citeerde uit documenten, waarop geheimhouding rustte. Het raadslid was zich bewust van de schending van de geheimhoudingsplicht, maar constateerde dat hij vrijelijk kon citeren uit de bewuste documenten omdat hij bescherming genoot conform het bepaalde in artikel 22 Gemeentewet. De VNG vindt dit een ongewenste situatie en heeft hierover vragen gesteld aan de minister van BZK. De geheimhoudingsplicht is formeel-wettelijk vastgelegd en het is daarom ongewenst dat commissieleden deze met een beroep op de onschendbaarheid omzeilen. Op het moment van schrijven is het nog onduidelijk welk standpunt de minister terzake inneemt. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de commissievergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.   Hoofdstuk 5. Besloten vergadering

Artikel 20.  AlgemeenBij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven. Artikel 21.  Verslaglegging

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag (hier: samenvatting) wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het eerste lid dat de samenvatting van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de griffier.

De raadscommissie beslist over het openbaar maken van de samenvatting. Artikel 22.  Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft. Artikel 23. Opheffing geheimhouding

Zoals uit de toelichting op artikel 22 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor. Hoofdstuk 6. Toehoorders en pers

Artikel 24.  Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin. Artikel 25.  Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Artikel 26.  Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 27.  Uitleg verordening

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 28.  Citeerregel

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 29.  Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.