Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Delfland

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Delfland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2009
CiteertitelBeheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2006

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Nadere regels voor de graven en gedenkplaatsen 2009

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-04-2009Nieuwe regeling

07-04-2009

Gemeenteblad, 2009, 7

2009-03-09 b

Tekst van de regeling

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2009

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 31 maart 2009, nr. 2009-03-09 b;

BESLUIT:

 

Vast te stellen: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2009

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaatsen: de Algemene begraafplaats aan de Hofsingel 1, de Oude algemene begraafplaats aan de Commandeurskade in Maasland en de Algemene begraafplaats Dorppolderweg/Gaagweg in Schipluiden

  • b.

    eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as.

  • c.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • d.

    eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet worden van asbussen met of zonder urnen;

  • e.

    algemene urnennis: een nis waarvoor aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten en bijgezet worden van asbussen met of zonder urnen;

  • f.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • g.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • h.

    verstrooiingsplaats: een daartoe door het college aangewezen plaats waarop as wordt verstrooid;

  • i.

    grafbedekking: gedenkteken;

  • j.

    grafbeplanting: beplanting aangebracht door de rechthebbende of de gemeente;

  • k.

    gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

  • l.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • m.

    rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf;

  • n.

    gebruiker: de gebruiker van een algemeen graf

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'eigen graf' mede verstaan een eigen urnennis.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door burgemeester en wethouders in de nadere regels voor de graven en gedenkplaatsen 2009 vastgestelde tijden.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde toestemming dient minimaal drie werkdagen, voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd, schriftelijk te worden aangevraagd.

  • 3.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

  • a.

    buiten de daartoe aangewezen paden. Motorrijtuigen zijn buiten de paden slechts toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

  • b.

    sneller dan 10 km per uur;

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid en het derde lid, aanhef en onder a.

  • 5.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 6.

    Degenen die zich niet aan de in het vijfde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Dodenherdenkingen, onthulling gedenktekens e.d.

  • 1.

    Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het lijk dient bij aankomst op de begraafplaats te zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk.

  • 3.

    Het openen van een graf ter begraving en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden op aanwijzing en onder toezicht van de beheerder.

  • 4.

    Rechthebbenden en gebruikers leveren, gebruiken en accepteren uitsluitend lijkhoezen, die voldoen aan de regels die zijn vastgesteld in het Lijkomhulselbesluit 1998. De lijkhoezen die voldoen aan de normen van het Lijkomhulselbesluit, staan op de “witte lijst” van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen.

Artikel 8 Gebruik gebouw

  • 1.

    Het gebruik van de ontvangstruimte en de aula moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaand aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

  • 2.

    De ruimten staan voor iedere plechtigheid gedurende een vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9 Te overleggen stukken

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 16, tweede lid.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5.

    De beheerder onderzoekt de juistheid van de overgelegde stukken.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

  • a.

    op werkdagen van 09.00 tot 12.00 uur en van 13.00 tot 15.00 uur;

  • b.

    op zaterdag van 10.00 tot 12.00 uur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

  • a.

    eigen graven;

  • b.

    eigen urnennissen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in de eigen graven kunnen plaatshebben. Zij bepalen tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 12 Aantal overledenen in algemene graven

In de algemene graven kan een door burgemeester en wethouders te bepalen aantal lijken worden begraven.

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De eigen graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaatsen niet bezwaarlijk is.

Artikel 14 Termijnen eigen graven

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag conform de door hen vastgestelde nadere regels het recht op een eigen graf.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend voor zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 17, eerste lid. Verlening van het recht voor een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 15 Grafkelder

Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden

Artikel 16 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende op naam van een ander dan de hiervoor genoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving op naam van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan burgemeester en wethouders niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, zijn burgemeester en wethouders bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kunnen burgemeester en wethouders het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 17 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 18 Sluiting van graven

  • 1.

    Op aanvraag van de rechthebbende kunnen burgemeester en wethouders een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben, of asbus worden bijgezet, dan wel as worden verstrooid dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschieden. Zij stellen de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 19 Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De rechthebbende van een eigen graf of algemeen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3.

    Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kunnen burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien:

  • a.

    niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

  • b.

    de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

  • c.

    de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

  • d.

    de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 6.

    Het bepaalde in artikel 22, vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    De grafbedekking wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een grafbedekking voor een bijzetting of opgraving of ontstaan bij het opnieuw stellen of schoonmaken, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor risico en rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 20 Grafbeplanting

Beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 21 Verwijdering grafbedekking

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door burgemeester en wethouders worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door burgemeester en wethouders bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende of gebruiker bij burgemeester en wethouders bekend is. In dat geval maken zij aan hem uiterlijk een jaar voor het genoemd tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door de rechthebbende of gebruiker bij burgemeester en wethouders ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 19 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

  • a.

    geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;

  • b.

    de grafbedekking niet binnen twaalf weken nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 22 Onderhoud door de rechthebbende

  • 1.

    De rechthebbende of gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 2.

    Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kunnen burgemeester en wethouders de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende of gebruiker indien mogelijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen de rechthebbende of gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Artikel 23 Onderhoud door de gemeente

Burgemeester en wethouders voorzien in het schoonhouden en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken en in de zorg voor de winterharde beplantingen.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven en urnennissen

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van burgemeester en wethouders om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval delen zij schriftelijk mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maken zij uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.

  • 2.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van de overledenen worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde, afgesloten gedeelten van de begraafplaatsen.

  • 3.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf, kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming van het graf de overblijfselen - indien mogelijk - bijeen te laten brengen voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 4.

    De rechthebbende op een eigen graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk VII Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 2, eerste lid, 10, tweede lid, 13 en 19, tweede lid van deze verordening.

  • 2.

    Het bestuur van het kerkgenootschap kan burgemeester en wethouders schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende of gebruiker nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stellen burgemeester en wethouders het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van burgemeester en wethouders onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

Hoofdstuk VIII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26 Lijst

  • 1.

    Burgemeester en wethouders onderzoeken voordat tot ruiming van graven wordt overgegaan of er graven van (cultuur)historische betekenis zijn.

  • 2.

    Wanneer sprake is van graven zoals genoemd in het eerste lid, worden deze door burgemeester en wethouders op een lijst geplaatst.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het tweede lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk IX Inrichting register

Artikel 27 Voorschriften

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

Artikel 28 Oude regeling

De Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 29 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van burgemeester en wethouders die genomen zijn krachtens de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2006 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2006 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 3 tot en met 24 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij is geplaatst.

Artikel 32 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2009.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 07 april 2009.

De griffier, De voorzitter,

A.de Vos, A.J. Rodenburg

Toelichting beheersverordening begraafplaatsen 2009

Algemene toelichting

 

Inleiding

In 2003 is de Model-beheersverordening begraafplaatsen naar aanleiding van de dualisering van het gemeentebestuur herzien. De Model-beheersverordening begraafplaatsen is verder inhoudelijk hetzelfde gebleven omdat de raad in het dualistisch stelsel de verordenende bevoegdheid heeft gehouden. Uiteraard zijn het model en de toelichting daarop wel aangepast aan de Wet dualisering gemeentebestuur en de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving en verdere wetswijzigingen en jurisprudentie die betrekking hebben op de begraafplaats. Bij de behandeling van de concept beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2006, in november 2005 zijn door leden van de commissie Bestuur en Midden Delfland inhoudelijke vragen gesteld. Deze vragen hebben wij meegenomen bij de voorliggende wijziging.

 

1. De verordenende bevoegdheid

 

1.1 Begraafplaats op grondgebied van de eigen gemeente

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt. De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

 

1.2 Begraafplaats op grondgebied van een andere gemeente

Indien de begraafplaats is gelegen op het grondgebied van een andere gemeente doet zich voor het uitoefenen van de verordenende bevoegdheid een ietwat gecompliceerde situatie voor. Het is gemeenterechtelijk niet zonder meer mogelijk dat een gemeente een verordening vaststelt die werkt buiten het grondgebied van de gemeente. In het geval er verordeningen worden vastgesteld op grond van artikel 36 van de Wet op de lijkbezorging, kan bij gemeenschappelijke regeling worden bepaald dat overal waar in de verordeningen sprake is van het college wordt bedoeld het college van ... (de gemeente die de begraafplaats instandhoudt). De modelverordening bevat ook een uitvoeringsbepaling waarvoor de gemeenteraad bevoegd is. Daarom zal in de gemeenschappelijke regeling tevens moeten worden vastgelegd dat overal waar in de verordening sprake is van gemeenteraad wordt bedoeld de raad van de gemeente die de begraafplaats instandhoudt. De gemeenschappelijke regeling behoeft niet meer in te houden dan de hier aangegeven bepalingen. Volgens artikel 36 van de Wet op de lijkbezorging moet de verordenende bevoegdheid door de - terzake bevoegde - gemeenteraad worden uitgeoefend in overeenstemming met de bevoegdheid van de andere gemeente. De terzake bevoegde gemeenteraad is de raad van de gemeente waar de begraafplaats is gelegen. De beide betrokken gemeenten zullen derhalve overeenstemming moeten bereiken over de verordening die tenslotte wordt vastgesteld door de gemeente waar de begraafplaats is gelegen. In een eenvoudige gemeenschappelijke regeling wordt vervolgens, met toepassing van artikel 8, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regeling (WGR), bepaald dat daar waar in de verordening sprake is van het college wordt bedoeld het college van de gemeente die de begraafplaats instandhoudt. Op die manier kan het bestuur van de gemeente, die de begraafplaats instandhoudt, bevoegdheden uitoefenen op het grondgebied van de andere gemeente. Het gaat daarbij om bevoegdheden op grond van de in onderlinge overeenstemming totstandgekomen verordening van de gemeente waar de begraafplaats is gelegen. Deze bevoegdheden strekken zich ook uit tot de handhaving door strafbedreiging.

 

2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

 

2.1 Inleiding

De beheersverordening begraafplaatsen bevat verschillende regels die de gemeenten hanteren voor de instandhouding en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen.

 

2.2 Gemeentelijke verantwoordelijkheid en regelgeving

De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De beheerder van de begraafplaats kan worden aangewezen voor contacten met de burgers voor bijvoorbeeld het in ontvangst nemen van diverse aanvragen. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak. Daarom wordt voorgesteld om bij de gemeentelijke begraafplaatsen deskundigen te betrekken door een adviescommissie ( artikel 84 van de Gemeentewet) in te stellen die het college over de algemene aspecten van de begraafplaats en over de uitvoeringsbesluiten kan adviseren. Hierbij kan worden gedacht aan deskundigen op het gebied van de rouwverwerking, de plaatselijke geschiedenis en monumenten. Maar ook personen uit de kring van rechthebbenden op de graven en omwonenden van de begraafplaats kunnen deel uitmaken van zo'n adviescommissie begraafplaatsen. De waarde die aan de begraafplaatsen wordt toegekend maakt het voorts nodig dat er een inventarisatie wordt samengesteld van de historische en culturele waarden die op de begraafplaats aanwezig zijn. Het model voorziet in het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft derhalve uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats als zodanig. Zij dient een ander doel dan de monumentenlijst. Voor de dienstverlening op begraafplaatsen noemt het model een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling noemt algemene en eigen graven, bestemmingen voor as en gedenkplaatsen voor vermisten of voor overledenen in den vreemde als het lichaam niet naar Nederland is vervoerd. Hiermee wordt voldaan aan de behoeften die de samenleving in verband met het bezorgen van de doden vraagt. In deze regeling is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Het wil dus niet per se zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op iedere gemeentelijke begraafplaats aanstonds aanwezig moeten zijn. Het verdient misschien aanbeveling om met het treffen van sommige feitelijke voorzieningen te wachten tot de vraag zich aandient. Van belang is wel om vast te leggen en bekend te maken dat de gemeente in principe bereid is om deze voorzieningen te bieden zodra blijkt dat daaraan behoefte is. De als mogelijkheid aanwezige dienstverlening is dan in de volle breedte voor iedereen duidelijk. De beheersverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen in categorieën. Het verdient aanbeveling om daarbij niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt te nemen, maar zo veel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke situatie van het park en de daarop aangebrachte beplanting en kunstvoorwerpen. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behoudt het park zijn aantrekkelijkheid voor veel ingezetenen. Het is voor nabestaanden, voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst als de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring van een grafbedekking snel kan verlopen. Daarom kunnen de aanvragen om grafuitgiften en vergunningen voor grafbedekking volgens dit voorstel het best worden ingediend bij de beheerder van de begraafplaats. Door mandaat van de beslissingsbevoegdheid aan de beheerder kunnen de verzoeken door hem worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college.

 

2.3 Algemene graven

De positie van hen die kiezen voor een plaats in een algemeen graf wordt verbeterd. De nadere regels van burgemeester en wethouders bevatten een aanbod van plaatsen in algemene graven voor 10 of 20 jaar, naar keuze. Verder wordt de mogelijkheid om bij ruiming van algemene graven de stoffelijke resten beschikbaar te houden voor herbegraving elders uitdrukkelijk genoemd.

 

2.4 Ordemaatregelen

Op de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. Daarom bevat het model gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruikmaken. Dit kunnen bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Personen die zich niet gedragen volgens de aanwijzingen van de beheerder, kunnen door hem van de begraafplaats worden verwijderd. Tegen overtreding van de ordevoorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken. Uitdrukkelijk is vastgesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

 

2.5 Verplichte verlenging

Het gebeurt veelvuldig dat in eigen graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimumtermijn voor het ruimen van graven.

 

2.6 Overboeking van een eigen graf

Het recht op een eigen graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning om standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf te begraven, in de praktijk aangeduid als 'eigen graf', op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. De kring van de nieuwe rechthebbende wordt in beginsel beperkt tot de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant tot en met de derde graad. De achtergrond van deze beperking is gelegen in het feit dat de schaarste aan eigen graven op de begraafplaats kan leiden tot het 'opkopen' van graven door willekeurige derden. Ervaringen in gemeenten hebben geleerd dat een dergelijke ontwikkeling verre van denkbeeldig is. Het is ongewenst daaraan medewerking te verlenen. Het spreekt daarbij vanzelf dat de mogelijkheid open blijft dat ook een ander dan een familielid of levenspartner als nieuwe rechthebbende wordt aangewezen.

 

2.7 Voorschriften grafbedekking

Het aanzien van begraafplaatsen kan chaotisch worden als elke regelgeving ontbreekt. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit model geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van de materiaalkeuze, te weten duurzame materialen, en de maximale afmetingen voor grafbedekkingen. Binnen die afmetingen zijn de betrokkenen in beginsel vrij in de vormgeving van de grafbedekking. Dit model beperkt zich tot enige algemene eisen waaraan grafbedekkingen moeten voldoen:

  • 1.

    de grafbedekking mag geen afbreuk doen aan het aanzien van de begraafplaats;

  • 2.

    de duurzaamheid van de materialen moet voldoende zijn;

  • 3.

    de constructie moet deugdelijk zijn;

  • 4.

    de grafbedekking moet voldoen aan de door burgemeester en wethouders gegeven nadere regels.

Als er door de rechthebbende geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er een overledene begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en de administratie zal voorts moeten blijken welke overledene daar begraven is.

 

2.8 Verplicht onderhoud

Het model stelt verplicht dat enkele handelingen van het onderhoud, zoals het onderhoud van blijvende grafbeplanting en het jaarlijks schoonmaken en stellen van het gedenkteken, van gemeentewege worden verzorgd. Een dergelijke verplichting bestaat al in veel gemeenten. Er zijn dan ook twee belangrijke aspecten aan verbonden. In de eerste plaats laat het onderhoud van veel graven thans te wensen over. Een verplicht onderhoud van gemeentewege komt het aanzien van de begraafplaatsen ten goede. Het tweede aspect is van financiële aard. Voor het verplicht onderhoud kan een bedrag in rekening worden gebracht bij de rechthebbende op het graf. De gemeente kan hiermee deze kosten van onderhoud verhalen. De regeling geldt voor nieuw uit te geven graven, alsmede voor de graven waarvan de termijn wordt verlengd. Zij kan uiteraard niet van toepassing zijn op graven waarvan de uitgiftetermijn op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe verordening nog loopt. Naast het minimum aan onderhoud van gemeentewege zijn de rechthebbenden op eigen graven, gezien de aard en de omvang en de lange tijdsduur dat deze graven bestaan, verplicht hun grafbedekkingen behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de nabestaande aanspreken en sommeren tot het overgaan van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking.

 

2.9 Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel

De wet geeft aan de kerkgenootschappen die daarom vragen het recht op een afzonderlijk deel van de gemeentelijke begraafplaats. Gebleken is dat er bij de kerkgenootschappen behoefte bestaat aan een lokale regelgeving voor deze ter beschikking van de kerkgenootschappen gestelde delen. Daarom geeft dit model aan het college de bevoegdheid om ten aanzien van bepaalde onderwerpen nadere regels vast te stellen die kunnen afwijken van de nadere regels die gelden voor de rest van de begraafplaats. Daarnaast kan het kerkgenootschap verlangen om in kennis te worden gesteld van de onderhouds- en herstelbehoeften van een of meer graven op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel. Hierdoor kan het kerkgenootschap in de gelegenheid worden gesteld om mede zorg te besteden aan het aanzien van en de goede gang van zaken op het ter beschikking van de kerk gestelde afzonderlijke deel.

 

2.10 Delen die ter beschikking zijn gesteld van het Nederlands Israelitisch Kerkgenootschap

De graven op een joods gedeelte van de gemeentelijke begraafplaats verdienen aparte vermelding omdat er ter plaatse vaak geen Israëlitische gemeenschap meer bestaat en voorts omdat er meestal geen nabestaanden van de overledenen meer in leven zijn. Wel zijn verschillende gemeenten in het verleden verplichtingen aangegaan in de eerste plaats met het ter beschikking stellen van een gedeelte op de gemeentelijke begraafplaats aan het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap en ten tweede bij de beslissingen tot grafuitgiften. Vervolgens hebben veel gemeenten na de Tweede Wereldoorlog op gronden van piëteit de zorg voor de ter beschikking gestelde gedeelten en de daarop gelegen graven op zich genomen. Joodse graven moeten volgens de joodse voorschriften onaangeroerd blijven liggen. Aangenomen moet dan ook worden dat de graven op de joodse gedeelten in het verleden voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven. Het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap te Amsterdam heeft de rechten van de vroegere lokale Israëlitische gemeenschappen overgenomen en waakt over het voortbestaan van de graven.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Toelichting op enkele bepalingen van de beheersverordening begraafplaatsen

 

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 2

Voor een eigen graf, eigen urnengraf, eigen strooiveld, eigen gedenkplaats en eigen urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden 'voorzover van belang' zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen werken bij een eigen graf, respectievelijk eigen urnengraf. Voor de algemene graven geldt overeenkomstig hetgeen is opgemerkt bij het eerste lid ten aanzien van de algemene urnengraven.

 

Artikel 3

Lid 3 van dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

 

Artikel 4

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat het college het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan de beheerder (mandaat). De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het tweede lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij het graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Deze situatie kan uiteraard verschillen per begraafplaats.

 

Artikel 5

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals artikel 2.1.2.1 van de model-APV.

 

Artikel 6

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.

 

Artikel 7

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, meestal een urnennis. Bij het begraven van een lijk binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk. Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden.

 

Artikel 8

De kern Schipluiden heeft geen ontvangstruimte, aula of muziekinstallatie. De rest van het artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 9

De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst de beheerder van de begraafplaatsen een eigen bevoegdheid te geven om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het eigen graf mag worden bijgezet (lid 2). De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.

 

Artikel 10

De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat. Het Nederlands Israelitisch Kerkgenootschap heeft er daarom belang bij dat de begraafplaatsen op zon- en feestdagen voor een begrafenis kunnen worden opengesteld. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen. Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

 

Artikel 11

Naast de eigen graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van de nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

 

Artikel 12

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 13

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

 

Artikel 14

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

 

Artikel 15

Lid 1 van artikel 15 is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college volgens het wetsvoorstel de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Zie verder de toelichtingen op de artikelen 21 en 24. De bepaling in het model is hiermee in overeenstemming. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd. Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen. Het derde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan (artikel 17, eerste en tweede lid).

 

Artikel 16

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 17

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts een persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op een jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd. Het verdient aanbeveling dat de overschrijving van het eigen graf schriftelijk aan de nieuwe rechthebbende kenbaar wordt gemaakt.

 

Artikel 18

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

 

Artikel 19

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en eigen graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van het college. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend. De vergunningseis omvat het gedenkteken en de winterharde beplantingen.

 

Artikel 20

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden op de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om op het mededelingenbord op de begraafplaats doorlopend algemeen bekend te maken hoe daarmee wordt gehandeld. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

 

Artikel 21

De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm in een onopvallende kleur. De mededeling dat het college voornemens is om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan, zowel aan de rechthebbende op een eigen graf als aan degene die koos voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking aanbracht. De mededeling aan de rechthebbende op een eigen graf dat de grafbedekking zal worden verwijderd, kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededelingen dat de graftermijn verstrijkt en dat het graf zal worden geruimd (zie ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 24, eerste lid). De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

 

Artikel 22

De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op eigen graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op eigen graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Op 25 oktober 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. Hiermee werd het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2002 bevestigd. De consequentie van deze uitspraak is dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid).

 

Artikel 23

Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. In de meeste gevallen is het voldoende als de gedenktekens tweemaal per jaar worden gereinigd. Op de graven kunnen winterharde beplantingen worden aangebracht, zoals rozen, coniferen en buxushagen. De zorg voor deze blijvende beplantingen kan omvatten, het snoeien, het onkruidvrij houden, het verwijderen van onkruid en het aanbrengen van nieuwe planten. Het verdient aanbeveling om het beleid dat burgemeester en wethouders ter uitvoering van dit artikel voeren mede te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en/of bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats.

 

Artikel 24

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op eigen graven als aan degenen die kozen voor een plaats in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 21. Iedere belanghebbende kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 26). Aan de rechthebbende op het graf moet ook worden medegedeeld dat hij verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 27, eerste lid, van de wet. Hij kan ook vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten, volgens artikel 24, vierde lid, van de verordening. Degene die in een algemeen graf heeft doen begraven kan volgens artikel 24, derde lid, een aanvraag indienen om de overblijfselen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. De mededelingen volgens deze bepaling zijn geen voldoende basis om eigen graven te ruimen. Het derde lid opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het tweede lid. Dat wil zeggen dat de overblijfselen niet worden begraven in het verzamelgraf (de beenderenkuil) en dat de as niet op een algemeen terrein wordt verstrooid. Die andere bestemming voor zowel algemene als eigen grafruimten is zo ruim mogelijk omschreven. Zo kan bijvoorbeeld het eigen graf extra diep worden uitgegraven. De overblijfselen kunnen dan in kleine ruimingskistjes in die extra diepte worden geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven. Ook is het mogelijk om de overblijfselen opnieuw bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of deze over te brengen naar een andere begraafplaats.

 

Artikel 25

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van de kerk gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel (artikel 23). Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats. Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het college bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende op het graf verplicht is (artikel 22). In de praktijk kunnen zich verschillende gevallen voordoen. Zo kan de rechthebbende op een graf nalatig zijn, wellicht omdat deze niet in staat is om voor de grafbedekking te zorgen. Soms ook waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn. Als het kerkbestuur schriftelijk aan het college heeft gevraagd om telkenmale als zich de noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan telkenmale beraden hoe te handelen.

 

Artikel 26

Het is vaak voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, door de werkers op de begraafplaats ondoordacht worden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn vanwege de overledene die er begraven ligt dan wel alleen vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het materiaal. Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het ijzer herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Andere voorbeelden zijn porseleinen beeldjes. Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om een deskundige te raadplegen. De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst.

 

Artikel 27

Dit artikel spreekt voor zich

 

Artikel 28

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.

 

Artikel 29

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 30

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 31

Tot 1 januari 2002 traden alle verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor was aangewezen (artikel 142 Gemeentewet). Hierin is verandering gekomen door de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) op 1 januari 2002. Deze wet maakt referenda mogelijk over onder andere de vaststelling, wijziging en intrekking van verordeningen. Wel zijn enkele verordeningen uitgezonderd die hier niet van belang zijn. De vaststelling, wijziging of intrekking van een verordening begraafplaatsen is een van de besluiten waarover een referendum kan worden gehouden. Verordeningen waarover op grond van de Trw een referendum kan worden gehouden treden in afwijking van artikel 142 Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking van de verordening (artikel 22 Trw). De termijn van zes weken hangt ermee samen dat na bekendmaking van de verordening en de mededeling dat over deze verordening een referendum gehouden kan worden, een verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend. Wel kan gekozen worden voor een later tijdstip van inwerkingtreding. Als er een tijdstip voor inwerkingtreding is bepaald en indien een inleidend verzoek tot het houden van een referendum over de verordening begraafplaatsen onherroepelijk is toegelaten, vervalt het tijdstip van inwerkingtreding van rechtswege (artikel 22, derde lid, Trw) en zal de raad, nadat vaststaat dat geen referendum wordt gehouden of het referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing (artikel 5), opnieuw in de inwerkingtreding moeten voorzien. Indien een referendum wordt gehouden dat leidt tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, moet de raad na het referendum de beslissing tot vaststelling of wijziging van de verordening begraafplaatsen heroverwegen. Ook als de raad na heroverweging alsnog besluit tot inwerkingtreding (in plaats van intrekking) van de verordening begraafplaatsen zal de raad opnieuw in een tijdstip van inwerkingtreding moeten voorzien. Op grond van de Trw bepaalt de raad (dus niet het college) het tijdstip van inwerkingtreding. Naast de mogelijkheid om het tijdstip van inwerkingtreding in de verordening zelf aan te wijzen, blijft het ook geoorloofd in de verordening te bepalen dat de verordening in werking treedt op een door de raad te bepalen tijdstip. Met het oog op de Trw is deze keuze het eenvoudigst, waarbij het tijdstip van inwerkingtreding pas wordt vastgesteld nadat onherroepelijk vaststaat dat over de verordening geen referendum wordt aangevraagd. Het ligt in de rede dat ook een besluit van de raad waarbij de datum van inwerkingtreding wordt aangewezen, wordt afgekondigd op dezelfde wijze als de verordening zelf (zie mr. J. Bool, De Gemeentewet, blz. 134, noot 3). Het college is op grond van de Trw gehouden tot het bekendmaken van de verordening en de mededeling dat tot drie weken na bekendmaking van de verordening een verzoek tot het houden van een referendum over de marktverordening kan worden ingediend. Op grond van de Tijdelijke referendumwet is de gemeente verplicht om een referendum te organiseren over een verordening indien voldoende kiesgerechtigden een verzoek tot het houden van een referendum indienen. Zie voor meer informatie over de Trw de circulaires van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (CW2001/82554 en CW2001/82050) en de ledenbrieven van de VNG over dit werp (Lbr. 01/158 en Lbr. 01/217). De verordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet). Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).

In artikel 28 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt. De Tijdelijke referendumwet maakt dit niet anders. Weliswaar kan over een besluit tot intrekking van een verordening een referendum worden aangevraagd, echter in dit model maakt het besluit tot intrekking deel uit van de verordening tot vaststelling of wijziging van de bestaande marktverordening en is alleen het besluit tot vaststelling van de verordening referendabel.

 

Artikel 32

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.