Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de Rekenkamercommissie van de gemeente Uden 2008 |
Citeertitel | Verordening op de Rekenkamercommissie van de gemeente Uden 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze verordening werkt aansluitend op die van 2006
Gemeentewet, artikel 810
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2008 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 21-02-2008 Infopagina 17-09-2008 | 2008/6 |
1.De Raadscommissie voor Algemene zaken heeft de volgende taken ten aanzien van de Rekenkamercommissie:
De Raad kan een lid van de Rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek terzake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 6 eerste lid onder a en tweede lid onder a zouden kunnen leiden.
Alvorens hun functie uit te kunnen oefenen leggen de leden van de Rekenkamercommissie in de vergadering van de Raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de Rekenkamercommissie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de Rekenkamercommissie naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig!(Dat verklaar en beloof ik!)”.
Artikel 13. Reglement van orde
De Rekenkamercommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast en zendt dit reglement na vaststelling ter kennisneming aan de Raad. Het reglement wordt voor eenieder ter inzage gelegd op het Gemeentehuis.
De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de Rekenkamercommissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze van de Rekenkamercommissie en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de overige leden van de Rekenkamercommissie, de ambtelijke ondersteuning en eventueel extern ingehuurde onderzoekers.
Artikel 16. Onderwerpselectie en opdrachtverlening
De Raad kan de Rekenkamercommissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De Rekenkamercommissie bericht de Raad binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de Rekenkamercommissie niet aan het verzoek van de Raad voldoet, zal zij daarvoor gegronde redenen moeten aanvoeren.
Artikel 17. Taak en werkterrein
De Rekenkamercommissie onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de Rekenkamercommissie ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet.
Artikel 18. Informatievergaring bij gemeentebestuur
De Rekenkamercommissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voorzover zij dat ter vervulling van haar taken nodig acht en is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de Rekenkamercommissie gestelde termijn te verstrekken.
Artikel 19. Informatievergaring bij instellingen
De Rekenkamercommissie heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:
andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van tenminste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.
De Rekenkamercommissie is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de Rekenkamercommissie van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.
De Rekenkamercommissie kan, indien de documenten, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De Rekenkamercommissie stelt de Raad en het College van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.
De Rekenkamercommissie stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar en zendt een afschrift van dit verslag aan de Raad en het College.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 februari 2008.
De Raad voornoemd
de griffier de voorzitter
Artikel 2. Gemeentelijke Rekenkamercommissie 1
Artikel 8. Procedure bij ontslag en non-activiteit 3
Artikel 9. Onverenigbare functies 3
Artikel 10. Onverenigbare relatie leden tot de gemeente 4
Artikel 13. Reglement van orde 5
Artikel 15. Ambtelijke ondersteuning 5
Artikel 16. Onderwerpselectie en opdrachtverlening 5
Artikel 17. Taak en werkterrein 6
Artikel 18. Informatievergaring bij gemeentebestuur 6
Artikel 19. Informatievergaring bij instellingen 6
Artikel 21. Hoor en wederhoor 7
Artikel 24. Inwerkingtreding 8
Toelichting op de Verordening op de Rekenkamercommissie van de gemeente Uden 2006 1
Artikel 1. Begripsbepalingen 1
Artikel 2. Gemeentelijke rekenkamercommissie 1
Artikel 8. Procedure bij ontslag en non-activiteit 3
Artikel 9. Onverenigbare functies 4
Artikel 10. Onverenigbare relatie leden tot de gemeente 4
Artikel 13. Reglement van orde 5
Artikel 15. Ambtelijke ondersteuning 5
Artikel 16. Onderwerpselectie en opdrachtverlening 5
Artikel 17. Taak en werkterrein 6
Artikel 18. Informatievergaring bij gemeentebestuur en artikel 19. Informatievergaring bij instellingen 7
Artikel 21. Hoor en wederhoor 7
Toelichting op de Verordening op de Rekenkamercommissie van de gemeente Uden 2006
Met de komst van het dualisme en de nieuwe Gemeentewet dient de Raad uiterlijk 1 januari 2006 een Rekenkamer in te stellen dan wel invulling te geven aan een rekenkamerfunctie. De Raad van de gemeente Uden heeft ervoor gekozen invulling te geven aan een rekenkamerfunctie. In artikel 81o van de Gemeentewet is bepaald dat de Raad bij verordening regels moet vaststellen voor de uitoefening van de Rekenkamerfunctie. De Verordening op de rekenkamercommissie van de gemeente Uden is een uitwerking van dit artikel.
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.
Artikel 2. Gemeentelijke rekenkamercommissie
De Raad van de gemeente Uden heeft ervoor gekozen de Rekenkamerfunctie in te vullen middels het instellen van een gemeentelijke rekenkamercommissie. Het eerste lid voorziet in de instelling van een Rekenkamercommissie. De keuze voor een gemeentelijke rekenkamercommissie brengt de vrijheid met zich mee bij verordening zelf regels te stellen met betrekking tot het lidmaatschap van raadsleden, de samenstelling van de Rekenkamercommissie, benoeming en ontslag van leden, bevoegdheden van de Rekenkamercommissie en ambtelijke ondersteuning. De Raad heeft aangegeven daarbij, waar het gaat om het realiseren van een zo onafhankelijk mogelijke rekenkamercommissie, zoveel mogelijk het model van de Rekenkamer zoals beschreven in de Gemeentewet te willen volgen.
De Udense Rekenkamercommissie bestaat uit drie leden. Het betreft drie externe leden. Raadsleden kunnen geen lid zijn van de Rekenkamercommissie. Hierop wordt bij de toelichting op artikel 9 van deze verordening teruggekomen.
De Raad van Uden heeft een voorkeur uitgesproken voor een multidisciplinaire samenstelling van de Rekenkamercommissie en heeft ervoor gekozen een rekenkamercommissie in te stellen voor een de periode van twee jaar.
De Raadscommissie voor Algemene zaken vervult een rol bij de benoeming en het ontslag van leden en plaatsvervangend leden van de Rekenkamercommissie. Op deze rol wordt in de toelichtingen op de artikelen 4, 5 en 8 nader ingegaan. De rol van de Raadscommissie voor Algemene zaken beperkt zich hier echter niet toe. Beslissingen van de Raad over de Rekenkamercommissie worden voorbereid door de Raadscommissie voor Algemene zaken. Dat houdt in dat de Raadscommissie voor Algemene zaken ook aan de Raad advies uitbrengt over de rapporten van de Rekenkamercommissie en dat de raadscommissie verder advies uitbrengt over al hetgeen betrekking heeft op de Rekenkamercommissie.
De Raadscommissie vervult een brugfunctie tussen de Raad en de Rekenkamercommissie. Het is immers van belang dat de Raad zich betrokken voelt bij het werk van de Rekenkamercommissie en zich ook gebonden voelt aan de uitkomsten van onderzoeken, ook als deze niet rooskleurig zijn. De raadscommissie kan regelmatig in overleg treden met de Rekenkamercommissie.
De leden van de Rekenkamercommissie worden door de Raad, op aanbeveling van de Raadscommissie voor Algemene zaken, benoemd.
De Raad benoemt uit de leden de voorzitter en kan leden herbenoemen. De Raadscommissie voor Algemene zaken heeft een taak bij de benoeming van leden. De raadscommissie doet een aanbeveling aan de Raad omtrent de benoeming van leden van de Rekenkamercommissie. De Raad benoemt op aanbeveling van de raadscommissie. De aanbeveling die de raadscommissie doet gaat vergezeld van een verklaring van elke kandidaat dat hij de benoeming als lid zal aanvaarden en van een overzicht van de openbare betrekkingen die elke kandidaat bekleedt. Op grond van artikel 9 derde lid zullen de leden van de Rekenkamercommissie openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de Rekenkamercommissie zij vervullen. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan zal de Raad zeker moeten weten dat niets een benoeming in de weg staat. De hiervoor benodigde informatie moet aan de Raad worden verschaft middels de in het vijfde lid van artikel 4 bedoelde verklaring.
Voorafgaand aan de benoeming van leden van de Rekenkamercommissie pleegt de Raadscommissie voor Algemene zaken overleg met de Rekenkamercommissie. Reeds zittende leden van de Rekenkamercommissie dienen betrokken te worden bij de benoeming van nieuwe leden. Het bepaalde in het zesde lid van artikel 4 komt overeen met hetgeen in artikel 81c, vijfde lid, van de Gemeentewet is opgenomen voor de Rekenkamer.
Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter. Als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad treedt de oudste in jaren op als voorzitter. Het is praktisch een dergelijke algemene regel te stellen, vanuit het oogpunt van snelheid en flexibiliteit. In geval van kortdurende ziekte en dergelijke kan deze regeling voldoende soelaas bieden.
Mogelijk ontstaan er bijzondere situaties waarin het wenselijk is op andere wijze in het plaatsvervangend voorzitterschap te voorzien. Bijvoorbeeld wanneer het te voorzien is dat de vervanging langdurig aan de orde zal zijn. Te denken valt aan langdurige ziekte, ontslag van de voorzitter, of wanneer de Raad de voorzitter op non-activiteit stelt. De Raad kan dan een andere regeling voor vervanging van de voorzitter treffen.
De Raad benoemt naast de drie vaste leden van de Rekenkamercommissie een plaatsvervangend lid. De wijze van benoeming is identiek aan die voor vaste leden van de Rekenkamercommissie. De Raad benoemt een plaatsvervangend lid op aanbeveling van de Raadscommissie voor Algemene zaken. Een plaatsvervangend lid kan door de voorzitter worden opgeroepen indien een vast lid tijdelijk vervangen moet worden. Bepaald is dat de voorzitter het plaatsvervangende lid kan oproepen, omdat soms snelheid geboden is als dit zal moeten gebeuren.
Het plaatsvervangende lid kan ook worden opgeroepen deel te nemen aan bepaalde werkzaamheden. Bijvoorbeeld voor het doen van onderzoek of voor speciale projecten. Het plaatsvervangende lid heeft dan dezelfde bevoegdheden als de gewone leden en maakt dan ook deel uit van de Rekenkamercommissie. De bepalingen van de verordening gelden op gelijke wijze voor het plaatsvervangende lid van de Rekenkamercommissie. Deze bepaling voorkomt dat het plaatsvervangende lid bepaalde (onderzoeks)bevoegdheden niet kan gebruiken.
De Raad heeft aangegeven voorstander te zijn van een multidisciplinaire samenstelling van de Rekenkamercommissie. Bij de voordracht van een kandidaat voor het plaatsvervangend lidmaatschap van de Rekenkamercommissie verdient het aanbeveling te zoeken naar een kandidaat die qua kennis en kunde een aanvulling betekent op de kennis en kunde van de vaste rekenkamercommissieleden.
Wanneer het plaatsvervangende lid qua kennis en kunde een toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de vaste rekenkamercommissieleden kan het oproepen van hem voor bepaalde werkzaamheden betekenen dat geen extra externe deskundigheid behoeft te worden ingehuurd. Op de mogelijkheid externe deskundigheid in te huren wordt ingegaan in de toelichting op artikel 20.
Dit artikel handelt over het ontslag van leden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen situaties waarin de Raad een lid van de Rekenkamercommissie moet ontslaan en situaties waarin de Raad een lid van de Rekenkamercommissie kan ontslaan. Aansluiting is gezocht bij de in artikel 81c, zesde en zevende lid, van de Gemeentewet opgenomen regeling voor leden van de Rekenkamer.
In het eerste lid van artikel 6 is beschreven in welke gevallen de Raad leden van de Rekenkamercommissie moet ontslaan. Dat is het geval wanneer een lid om ontslag verzoekt en wanneer een lid een functie aanvaardt die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de Rekenkamercommissie. De functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de Rekenkamercommissie zijn genoemd in artikel 9 van de verordening. Een lid wordt verder door de Raad ontslagen wanneer sprake is van de in het eerste lid onder c, d, en e genoemde situaties.
In het tweede lid van artikel 6 worden twee gronden genoemd waarop de Raad een lid van de Rekenkamercommissie kan ontslaan. Een lid kan door de Raad worden ontslagen indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen en indien hij in strijd handelt met artikel 10 van de verordening.
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over het op non-activiteit stellen van leden van de Rekenkamercommissie op non-activiteit te stellen. Onderscheid is gemaakt tussen gronden waarop een lid op non-activiteit moet worden gesteld en gronden waarop een lid op non-activiteit kan worden gesteld. Aansluiting is gezocht bij artikel 81d van de Gemeentewet. In dit artikel is opgenomen op welke gronden leden van de Rekenkamer op non-activiteit worden gesteld of kunnen worden gesteld. Dezelfde gronden zijn in dit artikel van de verordening opgenomen voor leden van de Rekenkamercommissie. Uit praktische overwegingen is opgenomen dat in de gevallen waarin een lid op non-activiteit moet worden gesteld non-activiteit van rechtswege ontstaat. Dat betekent dat de Raad in deze gevallen hiertoe geen besluit hoeft te nemen. Wel wordt een besluit gevraagd in de gevallen waarin een lid van de Rekenkamercommissie op non-activiteit kan worden gesteld.
De non-activiteit eindigt van rechtswege zodra de grond ervoor is vervallen. In ieder geval loopt de non-activiteit na zes maanden af, tenzij de Raad deze verlengt. Dat kan steeds voor ten hoogste drie maanden.
Artikel 8. Procedure bij ontslag en non-activiteit
Wanneer zich een van de gronden voor ontslag of non-activiteit voordoet als beschreven in de artikelen 6 en 7 moet het betreffende Rekenkamerlid dit direct melden aan de Rekenkamercommissie.
De Rekenkamercommissie informeert vervolgens direct de Raad.
De Raadscommissie voor Algemene zaken adviseert de Raad in de gevallen waarin de Raad kan overgaan tot ontslag of op non-activiteitstelling. Ook adviseert de Raadscommissie voor Algemene zaken de Raad met betrekking tot een beslissing de non-activiteit te verlengen.
Artikel 9. Onverenigbare functies
In artikel 9 worden functies genoemd die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de Rekenkamercommissie. Leden van de Rekenkamercommissie mogen de in dit artikel genoemde functies niet bekleden. Aanvaarden zij tijdens hun lidmaatschap van de Rekenkamercommissie een van de in dit artikel genoemde functies, dan volgt op grond van artikel 6 ontslag.
Met het bepaalde in artikel 9 wordt het model gevolgd dat in de Gemeentewet is neergelegd voor de Rekenkamer, met het oogmerk de onafhankelijkheid van de Rekenkamercommissie zo veel mogelijk te garanderen. Vastgelegd in artikel 9 is onder meer dat leden van de Raad geen lid kunnen zijn van de Rekenkamercommissie. De tekst van artikel 9 komt overeen met artikel 81f van de Gemeentewet, voorzover van toepassing op de Gemeente Uden. Dat wil zeggen dat de bepalingen uit artikel 81f, met uitzondering van de bepalingen die zien op functies met betrekking tot deelraden en deelgemeenten, integraal in artikel 9 zijn overgenomen. Door overname van de tekst van artikel 81f op deze wijze is ervoor gekozen de in de Gemeentewet met het lidmaatschap van de Rekenkamer onverenigbaar verklaarde functies van overeenkomstige toepassing te verklaren op het lidmaatschap van de Udense Rekenkamercommissie.
Artikel 10. Onverenigbare relatie leden tot de gemeente
In artikel 81h van de Gemeentewet is opgenomen dat artikel 15, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing is op leden van de Rekenkamer. Ten aanzien van leden van de Rekenkamercommissie is een dergelijke bepaling niet in de gemeentewet opgenomen. Vanuit het oogpunt van integriteit en een maximale onafhankelijkheid is het niettemin wenselijk de tekst van artikel 15, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet van toepassing te laten zijn op leden van de Rekenkamercommissie. Om deze reden is de tekst van artikel 15, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet, toegesneden op leden van de Rekenkamercommissie, opgenomen als artikel 10 van deze verordening. De provincie heeft desgevraagd laten weten in voorkomend geval een rol te zullen vervullen bij ontheffingverlening.
Voor de leden van de Rekenkamer vloeit uit artikel 81g van de Gemeentewet de verplichting voort de in dat artikel vermelde eed of verklaring en belofte af te leggen. Voor leden van de Rekenkamercommissie vloeit deze verplichting niet voort uit de Gemeentewet. Uit het oogpunt van integriteit en een maximale onafhankelijkheid van de Rekenkamercommissie is het wenselijk dat leden van de Rekenkamercommissie een eed of verklaring en belofte afleggen. Vandaar dat deze in dit artikel is opgenomen. De tekst is gelijk aan die van artikel 81g, maar toegesneden op leden van de Rekenkamercommissie.
In dit artikel is vastgelegd welke vergoedingen de leden van de Rekenkamercommissie ontvangen voor hun werkzaamheden. Voor de hoogte van deze vergoedingen is aangesloten bij de vergoedingen die gelden voor leden van de Commissie voor Bezwaarschriften en Klachten (CBK). Bij de evaluatie kan worden vastgesteld of vergoedingen als genoemd in dit artikel volstaan of dat aanpassing nodig is.
De vergoeding per vergadering gaat uit van vier uur werk per vergadering, vergadertijd en voorbereidingstijd inclusief. Voor de voorzitter zal deze tijd niet toereikend zijn. De voorzitter heeft niet alleen meer voorbereidingstijd nodig voor de vergaderingen, maar moet ook de ambtelijke ondersteuning (zie artikel 15) aansturen en zal vermoedelijk meer overleggen voeren. De voorzitter van de Rekenkamercommissie kan deze extra uren voor werkelijk verrichte werkzaamheden declareren, maar met een maximum van 50 uren op jaarbasis.
De vergoedingen aan de leden van de Rekenkamercommissie worden jaarlijks geïndexeerd. De in de verordening opgenomen bedragen hebben betrekking op 2003. Indexering geschiedt op basis van het in de jaarlijkse circulaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreffende vergoedingen raads- en commissieleden genoemde percentage.
Artikel 13. Reglement van orde
In artikel 81i van de Gemeentewet is opgenomen dat voor de Rekenkamer een reglement van orde wordt vastgesteld. De Gemeentewet bepaalt niet dat ook voor een rekenkamercommissie een reglement van orde moet worden vastgesteld. Daarom is in deze verordening een artikel opgenomen dat hierin voorziet. In het reglement van orde kunnen zaken worden vastgelegd als:
In dit artikel zijn de taken van de voorzitter van de Rekenkamercommissie vermeld. Dit is geen limitatieve opsomming. De voorzitter heeft naast de in dit artikel genoemde taken ook de taken die de andere leden van de Rekenkamercommissie ook hebben. In de artikelen 16, 17, 18, 19, 20, 21 en 22 staan de taken verwoord voor de Rekenkamercommissie als geheel.
Artikel 15. Ambtelijke ondersteuning
De Rekenkamercommissie kan gebruik maken van ambtelijke ondersteuning. De Rekenkamercommissie kan hierin zelf voorzien, in overleg met de raadscommissie voor de Rekenkamercommissie. De Rekenkamercommissie dient binnen de door de Raad hiervoor beschikbaar gestelde middelen te blijven. Na enkele jaren ervaring te hebben opgedaan met het werk voor de Rekenkamercommissie is ervoor gekozen om de gedetacheerde secretaris van de commissie in dienst te nemen van de gemeente Uden. De functionele aansturing van deze ambtenaar blijft berusten bij de voorzitter van de Rekenkamercommissie.
De ambtelijke ondersteuning staat de Rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar taken terzijde. In het vijfde lid staan activiteiten vermeld die de ambtelijke ondersteuning verricht. Om onafhankelijkheid te optimaliseren is bepaald dat de ambtelijke ondersteuning rechtstreeks en uitsluitend verantwoording aflegt aan de Rekenkamercommissie en niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente verricht. Hier is aangesloten bij de in de gemeentewet in artikel 81j, derde en vierde lid, voor de Rekenkamer opgenomen regeling.
Artikel 16. Onderwerpselectie en opdrachtverlening
De Rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn. Om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De Raad wordt wel geïnformeerd over de opzet van onderzoeken die de Rekenkamercommissie gaat verrichten. Voorafgaand aan ieder jaar stelt de Rekenkamercommissie een onderzoekplan op dat ter kennisname aan de Raad wordt voorgelegd. In dat onderzoeksplan wordt per onderwerp aangegeven wat de afbakening van het onderzoeksterrein is, wat de formulering is van de onderzoeksopdracht, binnen welke eventuele randvoorwaarden het onderzoek plaatsvindt en wat de tijdsplanning is. De Rekenkamercommissie dient het onderzoeksplan uiterlijk in januari van het betreffende onderzoeksjaar ter kennisname aan de Raad voor te leggen.
De Raad kan de Rekenkamercommissie verzoeken een onderzoek in te stellen. De Rekenkamercommissie is echter niet verplicht het verzoek van de Raad in te willigen. In artikel 182, tweede lid, van de Gemeentewet wordt de mogelijkheid dat de Raad verzoekt om een onderzoek expliciet genoemd. In artikel 81o van de Gemeentewet is vastgelegd dat artikel 182 van overeenkomstige toepassing is voor de uitoefening van de Rekenkamerfunctie. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de Raad. Indien de Rekenkamercommissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd van de Raad zal zij daarvoor goede gronden moeten aanvoeren.
Dit is verwoord in het derde lid van artikel 16 van de verordening. Ook is hierin aangegeven dat de Rekenkamercommissie de Raad binnen een maand moet aangeven in hoeverre aan het verzoek van de Raad wordt voldaan.
Indien de actualiteit daar aanleiding toe geeft kan de Rekenkamercommissie in de loop van het jaar onderwerpen toevoegen aan het onderzoekplan. Hiervan stelt de Rekenkamercommissie de Raad in kennis. Het is niet de bedoeling van deze bepaling dat de Rekenkamercommissie naar de waan van de dag gaat handelen. In principe moet helder zijn welke onderzoeken verwacht kunnen worden van de Rekenkamercommissie. Wél is het de bedoeling de Rekenkamercommissie in de gelegenheid te stellen te reageren op actuele ontwikkelingen. Met deze bepaling wordt de Rekenkamercommissie ook in de positie gebracht in het lopende jaar uitvoering te kunnen geven aan verzoeken van de Raad als de actualiteit daar aanleiding toe geeft.
Artikel 17. Taak en werkterrein
In het eerste lid van dit artikel staat omschreven wat de taakomschrijving van de Rekenkamercommissie is. Deze taakomschrijving is ingegeven door de Gemeentewet. In artikel 182 van de Gemeentewet is de taakomschrijving van de Rekenkamer beschreven. Artikel 81o, tweede lid, regelt dat artikel 182 voor de uitoefening van de Rekenkamerfunctie, en daarmee voor de Udense Rekenkamercommissie, van overeenkomstige toepassing is.
De Rekenkamercommissie onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Er wordt doelmatig gehandeld wanneer de nagestreefde doelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Doeltreffend is gehandeld wanneer de resultaten van het beleid beantwoorden aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen zijn verwezenlijkt. Het handelen is rechtmatig geweest wanneer is voldaan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan met name om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten. Een door de Rekenkamercommissie ingesteld onderzoek naar rechtmatigheid bevat geen controle van de jaarrekening. Voor deze controle zijn in artikel 213 tweede lid van de Gemeentewet bepalingen opgenomen.
De Rekenkamercommissie heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet. Dit is vastgelegd in het tweede lid van artikel 17. In het derde lid van artikel 17 is opgenomen dat de Rekenkamercommissie de verplichting heeft de resultaten van het onderzoek en het oordeel van de Rekenkamercommissie vast te leggen in openbare rapporten. Gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn worden in de rapporten niet opgenomen. Een gelijksoortige bepaling is in artikel 185, eerste en vijfde lid, van de Gemeentewet opgenomen. In artikel 81o, tweede lid, is vastgelegd dat artikel 185 van overeenkomstige toepassing is voor de uitoefening van de Rekenkamerfunctie, en daarmee ook op de Rekenkamercommissie van de gemeente Uden.
In het vierde lid van artikel 17 is het werkterrein van de Rekenkamercommissie omschreven. Aangesloten is bij de beschrijving van het werkterrein van de Rekenkamer, als blijkend uit de artikelen 183 en 184 van de Gemeentewet.
Artikel 18. Informatievergaring bij gemeentebestuur en artikel 19. Informatievergaring bij instellingen
In de artikelen 18 en 19 staat vastgelegd welke bevoegdheden de Rekenkamercommissie heeft ten aanzien van informatievergaring bij het gemeentebestuur en bij instellingen zoals genoemd in artikel 17. De in deze verordening opgenomen bevoegdheden komen overeen met de in artikel 183 en 184 van de Gemeentewet opgenomen bevoegdheden ten aanzien van de Rekenkamer.
In dit artikel zijn richtlijnen gegeven voor de werkwijze van de Rekenkamercommissie.
De vergaderingen van de Rekenkamercommissie vinden in beslotenheid plaats.
De leden van de Rekenkamercommissie dienen zorgvuldig om te gaan met de informatie die hen ter kennis komt. Zeker als het informatie betreft die geheim of vertrouwelijk is. Om deze reden is in artikel 20 hierover een bepaling opgenomen. Deze bepaling komt overeen met hetgeen is bepaald in de Algemene wet bestuursrecht.
Om de werkzaamheden van de Rekenkamercommissie zo doelmatig en doeltreffend mogelijk te kunnen verrichten kan de Rekenkamercommissie een of meer van haar bevoegdheden mandateren aan de in artikel 15 bedoelde ambtelijk ondersteuner. In het reglement van orde dat de Rekenkamercommissie dient op te stellen krachtens artikel 13 kan de Rekenkamercommissie hierover nadere regels stellen.
De Rekenkamercommissie kan externe personen of bureaus inschakelen als dat nodig is voor de uitvoering van het onderzoek. Aan de Rekenkamercommissie zijn hiervoor middelen beschikbaar gesteld door de Raad. De Rekenkamercommissie heeft de bevoegdheid uitgaven te doen, maar moet binnen de aan haar beschikbaar gestelde middelen blijven en moet over de besteding van de middelen verantwoording afleggen aan de Raad (artikel 23 van de verordening). Van externe deskundigheid zal gebruik gemaakt worden wanneer de beschikbare capaciteit onvoldoende is of er expertise wordt gevraagd die de Rekenkamercommissie zelf niet in huis heeft. Het verdient uit doelmatigheidsoverwegingen aanbeveling dat de Rekenkamercommissie bij onvoldoende beschikbare capaciteit of bij gebrek een specifieke expertise zoveel mogelijk een beroep doet op het plaatsvervangend lid van de Rekenkamercommissie, voorzover deze in de vraag in kwalitatief en kwantitatief opzicht kan voorzien.
Het is aan de Rekenkamercommissie te beoordelen of het wenselijk is de Raad tussentijds te informeren over de stand van lopende onderzoeken.
Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partijen de kans krijgen om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende partijen worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden aan te duiden en de corrigeren. De onderzochte partijen dienen voldoende tijd te krijgen hun zienswijze aan de Rekenkamercommissie kenbaar te maken. Om deze reden is opgenomen dat de reactietermijn die de Rekenkamercommissie kan geven ten minste vier weken bedraagt. Na binnenkomst van de zienswijzen maakt de Rekenkamercommissie haar definitieve rapport op en neemt daarin ook de reacties op die zijn binnengekomen.
De inhoud van dit artikel is een nadere uitwerking van hetgeen in de Gemeentewet in artikel 185, tweede en vierde lid, is opgenomen en middels artikel 81o, tweede lid, van overeenkomstige toepassing is verklaard voor uitoefening van de Rekenkamerfunctie, en daarmee op de Rekenkamercommissie van de gemeente Uden.
De Rekenkamercommissie stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar en zendt een afschrift hiervan een de Raad en het College. Dit komt overeen met het in artikel 185, derde en vierde lid, bepaalde en krachtens artikel 81o, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaarde voor de uitoefening van de Rekenkamerfunctie.
Het bepaalde in artikel 23 is van groot belang voor de onafhankelijkheid van de Rekenkamercommissie van de gemeente Uden. In dit artikel is in het eerste lid vastgelegd dat de Raad de nodige middelen beschikbaar moet stellen aan de Rekenkamercommissie om deze in staat te stellen haar werkzaamheden goed uit te oefenen. Om onafhankelijkheid te waarborgen moet worden voorkomen dat de Rekenkamercommissie voor ieder handelen terugmoet naar de Raad om budget te verkrijgen. In het tweede lid is bepaald dat de Rekenkamercommissie bevoegd is binnen de aan haar beschikbaar gestelde middelen uitgaven te doen. Dit eveneens met het oog op maximale onafhankelijkheid. De Rekenkamercommissie moet de gedane uitgaven aan de Raad verantwoorden via het jaarverslag.
Na een proefperiode van twee maal twee jaar wordt er nu voor gekozen om de looptijd te verlengen tot 4 jaar. Uit de gesprekken met de fracties die de commissie heeft gevoerd, zijn geen signalen gekomen dat aanpassing van de commissie noodzakelijk werden geacht. Tegen deze achtergrond wordt het niet zinvol geacht elke twee jaar opnieuw de verordening vast te stellen. Gelet op de continuïteit is ervoor gekozen deze verordening in werking te laten treden per 1 januari 2008.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 februari 2008.