Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.
Artikel 4 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende zaak aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.
- 2.
Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de daarvoor in het leven geroepen monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen voordat zij een onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument aanwijst bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
- 4.
Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar en de gebruiker.
- 5.
De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Overijssel.
Artikel 5 Criteria
- 1.
Bij de beoordeling van de beschermingswaardigheid van een object worden de in dit artikel vermelde criteria gehanteerd.
- 2.
Beschermingswaardig zijn:
- a.
alle onroerende zaken, die van algemeen belang zijn voor de gemeente wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
- b.
terreinen, die van algemeen belang zijn voor de gemeente wegens daar aanwezige onroerende zaken als bedoeld onder a;
- c.
alle onroerende zaken en terreinen, die van algemeen belang zijn voor de gemeente wegens de aan die zaken en terreinen verbonden geschiedkundige herinneringen.
- 3.
Een object dient daarnaast te voldoen aan de volgende criteria:
- a.
het casco (bouwkundige hoofdstructuur) verkeert in een zodanige staat dat het object is te restaureren zonder volledige afbraak;
- b.
de oorspronkelijke vorm of aanleg dient in de hoofdopzet nog aanwezig te zijn, tenzij het een belangwekkende, historisch gegroeide situatie betreft.
- 4.
Een object dient daarnaast te voldoen aan een door burgemeester en wethouders te bepalen aantal van de onderstaande criteria. Burgemeester en wethouders houden bij het bepalen hiervan rekening met de ligging ten aanzien van een op grond van artikel 18 aangewezen gevoelig gebied.
Stedebouwkundige criteria:
- a.
het object is onderdeel van een belangrijk stedebouwkundig/landschappelijk concept;
- b.
het object is onderdeel van een historisch gegroeid stedebouwkundig/ landschappelijk gebied en is bepalend voor het zichtbaar houden van deze situatie; er is een duidelijk verband tussen gebouw en historische verkaveling;
- c.
het object is van belang met het oog op het zichtbaar houden van het werk van een bekende stedebouwkundige of landschapsarchitect;
- d.
het object heeft een zeldzaamheidswaarde qua aanleg, structuur en relatie met de omgeving.
Architectuurhistorische criteria:
- a.
het object is een goed voorbeeld van een bepaalde stijl of bouwtrant en valt op door specifieke stijlkenmerken, al dan niet met plaatselijke variaties;
- b.
het object is, in opstand en plattegrond, van belang als voorbeeld van een gebouw met een bepaalde (oorspronkelijke) functie;
- c.
het object valt op door bijzonder gave verhoudingen en/of bijzondere of zeldzame detaillering van het exterieur, zoals bijvoorbeeld vormgeving, kleur en/of materiaalgebruik;
- d.
het object heeft een bijzonder of zeldzaam interieur of bevat bijzondere of zeldzame onderdelen in het interieur;
- e.
het object is een goed voorbeeld van het werk van een architect of kunstenaar en neemt een belangrijke plaats in binnen de plaatselijke, regionale of landelijke architectuurgeschiedenis;
- f.
het object is van belang vanwege een historische of vernieuwende (pioniersfunctie) constructiewijze.
Cultuurhistorische criteria:
- a.
het object is van belang vanwege een plaatselijk geschiedkundig feit, een zichtbaar stuk geschiedenis van bijvoorbeeld bekende bewoners, beroepen, bijzondere activiteiten;
- b.
het object vertegenwoordigt een aspect van de religieuze, militaire of waterstaatkundige geschiedenis;
- c.
het object is van belang vanwege zijn bestemming als uitdrukking van een cultuur-, sociaal- of economisch-historische ontwikkeling;
- d.
het object is van belang vanwege zijn verschijningsvorm, die verbonden is met een algemeen-historische politieke of geestelijke ontwikkeling.
Artikel 6 Termijn advies en aanwijzingsbesluit
- 1.
De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na de dag van verzending van het verzoek daartoe van burgemeester en wethouders.
- 2.
Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na de dag van verzending van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twintig weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag tot aanwijzing.
Artikel 7 Bekendmaking en mededeling
De aanwijzing als bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt bekendgemaakt aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en meegedeeld aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
Artikel 8 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
- 1.
Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
- 2.
De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument.
- 3.
De lijst ligt voor een ieder ter inzage.
Artikel 9 Wijzigen van de aanwijzing
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
- 2.
Artikel 4, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 5, artikel 6, eerste en tweede lid en artikel 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.
- 3.
Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is blijft overeenkomstige toepassing van artikel 4, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 6, eerste lid, achterwege.
- 4.
De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Artikel 10 Intrekken van de aanwijzing
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.
- 2.
Artikel 4, tweede lid, artikel 5, artikel 6, eerste en tweede lid en artikel 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.
- 3.
De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien het monument onherroepelijk is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of onherroepelijk is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Overijssel.
- 4.
De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten.
Artikel 11 Verbodsbepaling
- 1.
Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.
- 2.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders:
- a.
een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
- b.
een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een zodanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
- 3.
Geen vergunning is nodig voor:
- a.
het intern wijzigen van een monument, tenzij interieurelementen van het monument (mede) in de aanwijzing zijn begrepen dan wel zodanig samenhangen met het exterieur dat ze onlosmakelijk daarmee bepalend zijn voor de aard van het monument; of
- b.
het aanbrengen van reclames waarvoor op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Hardenberg vergunning is verleend of waarvoor geen verbod behoudens vergunning geldt.
Artikel 12 De aanvraag
- 1.
De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt ingediend bij burgemeester en wethouders op een daartoe te verstrekken formulier.
- 2.
De aanvraag om vergunning bestaat tenminste uit:
- a.
tekening(en) van de plattegrond(en) (bestaande en nieuwe situatie) waarop is aangegeven de functie van onderdelen van het bouwwerk
- b.
tekening(en) met de lengte- en dwarsdoorsneden (bestaande en nieuwe situatie)
- c.
tekening(en) met alle gevelaanzichten (bestaande en nieuwe situatie)
- d.
tekening(en) met principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk
- e.
situatietekening (bestaande situatie)
- f.
kleurenfoto’s van het object, de belendingen/directe omgeving
- g.
bestek of uitgebreide werkomschrijving
- 3.
Voor wat betreft een wijziging van een beschermd gemeentelijk monument van ondergeschikte aard kan van het bepaalde in lid 2 worden afgeweken.
Artikel 13 Advies en beslissing op de aanvraag
- 1.
Burgemeester en wethouders vragen advies aan de monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag.
- 2.
Binnen acht weken na de dag van verzending van het verzoek om advies brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders.
- 3.
Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na de dag van verzending van het advies door de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag van de vergunning.
- 4.
Burgemeester en wethouders kunnen de in het derde lid genoemde termijn van zestien weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het derde lid genoemde termijn van zestien weken.
- 5.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende twee weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.
Artikel 14 Kerkelijk monument
Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 11, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Artikel 15 Voorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de bescherming van het monument voorschriften verbinden aan een vergunning.
Artikel 16 Intrekken van de vergunning
- 1.
De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:
- a.
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
- b.
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 15 niet naleeft;
- c.
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van de bescherming van het monument zwaarder dient te wegen;
- d.
niet binnen 1 jaar na verlening van de vergunning daarvan gebruik wordt gemaakt.
- 2.
De beschikking tot intrekking van de vergunning wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.