Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwartewaterland

Monumentenverordening gemeente Zwartewaterland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwartewaterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMonumentenverordening gemeente Zwartewaterland
CiteertitelMonumentenverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-09-200826-10-2010Onbekend

19-06-2008

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumentenverordening gemeente Zwartewaterland

 

 

Hoofdstuk 1 algemene bepalingen

Monumentenverordening gemeente Zwartewaterland

.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monumenten:

    • 1.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1.

  • b.

    gemeentelijk archeologisch monument: monument, als bedoeld in onderdeel a, onder

    2;

  • c.

    beschermd gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de

    bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is

    aangewezen;

  • d.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig

    deze verordening als beschermt gemeentelijk monument aangewezen zaken;

  • e.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de

    ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • f.

    kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een

    kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en

    dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van

    de eredienst;

  • g.

    monumentenraad: de door burgemeester en wethouders op basis van deze

    verordening ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak

    burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de

    toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het cultuurhistorisch

    (ruimtelijk) beleid.

    De Monumentenraad wordt in ieder geval om advies gevraagd voordat een project-

    besluit of een besluit tot het verlenen van ontheffing van het bestemmingsplan als

    bedoeld Wet ruimtelijke ordening wordt genomen, voorzover het een bouwplan in het

    beschermde stadsgezicht van Hasselt betreft.

  • h.

    geïntegreerde welstands- monumentencommissie: de door burgemeester en

    wethouders ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak

    burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de

    aanvraag als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet 1988 en artikel 9 van

    deze verordening;

  • i.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de

    bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

  • j.

    stads- of dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang

    zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang

    dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen

    zich een of meer monumenten bevinden

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1. De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de

registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een

    belanghebbende, een onroerend monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk

    monument.

  • 2.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen

    zij advies aan de monumentenraad. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit

    advies achterwege blijven.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing van een

    onroerend monument als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat

    bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4.

    Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij

    overleg met de eigenaar.

  • 5.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op gr ond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Overijssel.

  • 6.

    Bij de beoordeling van de monumentwaardigheid wordt het algemeen belang, zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 1a onder 1, getoetst aan de hand van de volgende criteria: architectuurhistorische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden en zeldzaamheid en gaafheid, die door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Op een monument dienen één of meer van deze waarden van toepassing te zijn.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentenraad adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het

    verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het

    advies van de monumentenraad, maar in ieder geval binnen 20 weken na de

    adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degene(n) die als zakelijk gerechtigde(n) in de kadas-trale legger bekend staat (staan) en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke

    monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum

    van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving

    van het beschermde gemeentelijke monument.

Artikel 7 Wijziging van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van

    een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van

    overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van

    ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede,

    derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke

    monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2.

    Artikel 3, tweede lid, en artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige

    toepassing op de intrekking.

  • 3.

    De aanwijzing wordt ingetrokken,. indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van

    de Monumentenwet 1988, dan wel het monument wordt aangewezen als provinciaal

    monument.

  • 4.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeente--- lijke monumenten.

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te

    vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in

    strijd met bij zodanige gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 10 De aanvraag

De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Advies van de monumentenraad en beslissing op de aanvraag.

  • 1.

    Bij de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, worden de door burgemeester en wethouders verlangde gegevens overgelegd.

  • 2.

    Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het eerste lid, alsmede aan de eisen die gelden ingevolge de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen vier weken de door burgemeester en wethouders aan te geven ontbrekende gegevens te overleggen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders brengen een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, terstond ter kennis van de geïntegreerde welstands/monumentencommissie.

  • 4.

    De geïntegreerde welstands- monumentencommissie brengt binnen acht weken nadat zij kennis hebben kunnen nemen van de aanvraag haar advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het advies van de geïntegreerde welstands- monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het vijfde lid genoemde termijn van twaalf weken met ten hoogste zes weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het vijfde lid genoemde termijn van twaalf weken.

  • 7.

    Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het vijfde of zesde lid, wordt de vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, geacht te zijn verleend.

  • 8.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

  • 9.

    Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van hun beschikking aan de monumentencommissie en aan degenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Nadere bepalingen inzake vergunningverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning ingevolge artikel

    tweede lid voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2.

    De vergunning ingevolge artikel 9, tweede lid, kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning ingevolge artikel 9, tweede lid, kan door burgemeester en wethouders

    worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 13 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen 2 jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2.

    De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentenraad.

Hoofdstuk 3 Stads- en dorpsgezichten

Artikel 15
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een stads- of dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentenraad. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Overijssel.

Artikel 16
  • 1.

    De monumentenraad adviseert schriftelijk binnen zestien weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen zestien weken na ontvangst van het advies van de monumentenraad, maar in ieder geval binnen zestien weken na de adviesaanvraag.

Artikel 17
  • 1.

    Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezicht op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het beschermde stads- of dorpsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarden.

Artikel 18

De artikelen 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan artikel 8, derde lid, nog wordt toegevoegd artikel 35 van de Monumentenwet 1988 dan wel het stads- -en dorpsgezicht wordt aangewezen als provinciaal monument.

Artikel 19

1.De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

2 Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt door burgemeester en wethouders bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3.

    Alvorens burgemeester en wethouders de gemeenteraad ter zake een voorstel doen, wordt de monumentenraad gehoord.

  • 4.

    De monumentenraad adviseert schriftelijk binnen zestien weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

Artikel 20
  • 1.

    Het is verboden bouwwerken die gelegen zijn in een beschermd gemeentelijk `stads- of dorpsgezicht te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden in een beschermd gemeentelijke stads- of dorpsgezicht zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      bouwwerken te verstoren, te plaatsen, op te richten, af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      bouwwerken te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het stads- of dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

    • c.

      onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erf scheidingen -niet zijnde een bouwwerk- te wijzigen.

  • 3.

    Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het tweede lid zijn, totdat een

    beschermend bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, de artikelen 10 tot en

    met 14 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 21 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag

    om vergunning voor een beschermd rijksmonument en de naar voren gebrachte

    zienswijzen aan de geïntegreerde welstands- monumentencommissie

  • 2.

    De geïntegreerde welstands- monumentencommissie adviseert schriftelijk over de

    aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de

    geïntegreerde welstands- monumentencommissie geacht negatief geadviseerd te

    hebben.

Hoofdstuk 5 Monumentencommissie

Artikel 22 Samenstelling

De monumentenraad bestaat uit 5 leden

Artikel 23 Benoeming

  • 1.

    De leden van de monumentenraad worden door het college als volgt benoemd:

    • a.

      drie leden uit de plaatselijke verenigingen, die zich bezighouden met de historie

      van de gemeente;

    • b.

      op voordracht van Het Oversticht een deskundige op het gebied van

      cultuurhistorie en monumenten;

    • c.

      op voordracht van de bond Heemschut afdeling Overijssel uit haar midden

      een lid;

  • 2.

    Wanneer een plaats in de monumentenraad openvalt, anders dan door beëindiging van de zittingsduur van de leden, wordt deze zo spoedig mogelijk vervuld.

  • 3.

    Als voorzitter van de monumentenraad treedt op het lid van het college dat het desbetreffende beleidsterrein in portefeuille heeft; deze heeft geen stemrecht.

    De ambtenaar ruimtelijke kwaliteit is secretaris van de monumentenraad.

Artikel 24 Beëindiging lidmaatschap

  • 1.

    Een lidmaatschap van de monumentenraad eindigt wanneer:

    • a.

      een lid, als bedoeld in artikel 23, lid 1 sub a ophoudt lid van de verenigingen

      als bedoeld in artikel 23, lid 1 sub a te zijn;

    • b.

      een lid als bedoeld in artikel 23, lid 1 sub b en c ophoudt werkzaam te zijn bij Het Oversticht;

    • c.

      Een lid als bedoeld in artikel 23, lid 1 sub c ophoudt lid van vereniging te zijn als bedoeld in artikel 23, lid 1 sub c.

  • 2.

    Een lid van de monumentenraad kan altijd ontslag nemen. Hij/zij doet daarvan

    mededeling aan het college.

Artikel 25 Zittingsduur

  • 1.

    De zittingsduur van de leden van de monumentenraad is voor een periode van vier jaren.

  • 2.

    Degene die ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden

    opengevallen plaats tot lid van de monumentenraad is benoemd, treedt af op het

    tijdstip, waarop degene in wiens plaats deze is benoemd, zou hebben moeten

    aftreden.

  • 3.

    Als een lid van de monumentenraad ontslag neemt, blijft deze in functie, totdat

    diens opvolger de benoeming heeft aangenomen.

  • 4.

    Het bepaalde in lid 3 van dit artikel vindt geen toepassing in het geval, bedoeld in

    artikel 24, lid 1.

Hoofdstuk 6 Schadevergoeding

Artikel 26 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening;

    • b.

      voorschriften door burgemeester en wethouder verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

      schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen uit afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening van Overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 27 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 9 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 28 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 27 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 29 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebrui-ker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 30 Inwerkingtreding

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na bekendmaking.

  • 2.

    De verordening, voor zover het betreft de bepalingen over gemeentelijke monumenten vervalt op deze verordening overeenkomstig lid 1 in werking treed.

  • 3.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treed zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4.

    De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 2 januari 2001 en de 1e wijziging bij besluit van de raad van 31 juni 2001(artikelen 22 en 23) vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5.

    De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6.

    De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 7.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 31 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening gemeente Zwartewaterland”.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwartewaterland in de openbare vergadering op 28 september 2006.

De loco-secretaris, De voorzitter,

w.g. W. Waanders A.C. Hofland