Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uden

Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatregelen en handhaving WWB 2007
CiteertitelVerordening maatregelen en handhaving WWB 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Art. 7 lid 4 van de Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-05-2011Wijziging van artikel(s): 17

06-11-2008

Infopagina 10-12-2008

2008/69

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007

De Raad van de gemeente Uden;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 14 augustus 2007;

gelet op artikel 8 eerste lid onder b, artikel 8a en artikel 18 tweede lid van de Wet werk en bijstand en artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet;

b e s l u i t

vast te stellen de

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene bijstand : de bijstand bedoeld in artikel 5 onder b van de wet;

  • b.

    benadelingsbedrag : het bedrag aan netto/bruto bijstand dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • c.

    bijstand : algemene en bijzondere bijstand;

  • d.

    bijstandsnorm : de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5 onder c van de wet;

  • e.

    bijzondere bijstand : de bijstand bedoeld in artikel 5 onder d van de wet;

  • f.

    College : het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden;

  • g.

    inlichtingenplicht : de verplichtingen genoemd in artikel 17 eerste, tweede en vierde lid van de wet en artikel 28 tweede lid en 29 eerste lid van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (SUWI);

  • h.

    langdurigheidstoeslag : de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 5 onder e van de wet;

  • i.

    maatregel : het verlagen van de bijstand op grond artikel 18 tweede lid van de wet;

  • j.

    wet : Wet werk en bijstand (WWB).

Artikel 2. Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het College tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont dan wel de uit de wet of de artikelen 28 tweede lid of artikel 29 eerste lid van de Wet SUWI voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het College of derden zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de algemene bijstand (inclusief de verhoging of verlaging van de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 30 eerste lid van de wet).

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag als:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag, daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    De verlaging kan niet meer bedragen dan de bijstand waarop de belanghebbende recht zou hebben gehad gedurende de periode waarop de verlaging betrekking heeft, als er geen grond voor verlaging zou zijn geweest.

Artikel 4. Het besluit

In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en, mits van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5. Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten als:

    • a.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • b.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het College, of van een derde aan wie het College met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn te voldoen aan de inlichtingenplicht.

Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het College ziet af van het opleggen van een maatregel als:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt of

    • b.

      de gedraging meer dan een jaar vóór constatering van die gedraging door het College heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het College kan afzien van het opleggen van een maatregel als het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Als het College afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende algemene bijstand.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de maatregel met terugwerkende kracht opgelegd, als de bijstand of de langdurigheidstoeslag nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    De maatregel gaat niet in voordat de gedraging voor het eerst heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als een belanghebbende kennis heeft kunnen nemen van het opleggen van een maatregel, maar de bijstand wordt beëindigd voordat de maatregel kan worden toegepast, wordt deze opgeschort en alsnog toegepast als binnen 6 maanden opnieuw bijstand wordt verstrekt.

  • 5.

    Als een belanghebbende kennis heeft kunnen nemen van het opleggen van een maatregel, maar de bijstand wordt beëindigd voordat de gehele periode van de maatregel is verstreken, wordt de resterende periode van de maatregel opgeschort en alsnog toegepast als binnen 6 maanden opnieuw bijstand wordt verstrekt.

Artikel 8. Samenloop van gedragingen

Als een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen als genoemd in artikel 2 eerste lid wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid of een traject gericht op het verkrijgen van betaalde arbeid

Artikel 9. Categorieën

Gedragingen waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • b.

      het onvoldoende meewerken aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde (deeltijd-)arbeid;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde (deeltijd-)arbeid;

    • c.

      het niet meewerken aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 10. Hoogte en duur

  • 1.

    Onverminderd artikel 2 tweede lid wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      twintig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      vijftig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.

  • 3.

    Het percentage van de maatregel als bedoeld in het eerste lid onder a, b en c wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het tweede lid opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. De duur van de maatregel wordt vastgesteld op drie maanden.

  • 4.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid onder d wordt vastgesteld op drie maanden als de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het tweede lid opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van de vierde categorie.

  • 5.

    De bijstand wordt beëindigd als de belanghebbende zich, nadat achtereenvolgens een maatregel is opgelegd als bedoeld in het eerste lid onder d, het tweede lid en het vierde lid, binnen 12 maanden na bekendmaking van het besluit als bedoeld in het eerste lid opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van de vierde categorie.

Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 11. Te laat verstrekken van gegevens

  • 1.

    Als een belanghebbende de inlichtingenplicht niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen een week te verstrekken wordt een maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, dit onverminderd artikel 2 tweede lid.

  • 2.

    De duur van de maatregel wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan de zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.

  • 3.

    Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien en volstaan kan worden met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop aan de belanghebbende eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 12. Onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

  • 1.

    Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2 tweede lid, als het netto benadelingsbedrag:

    • -

      minder is dan € 500,00: tien procent van de bijstandsnorm;

    • -

      meer is dan € 500,00 en minder is dan € 1.000,00: twintig procent van de bijstandsnorm;

    • -

      meer is dan € 1.000,00 en minder is dan € 2.500,00: vijftig procent van de bijstandsnorm;

    • -

      meer is dan € 2.500,00: 100% van de bijstandsnorm;

    gedurende een maand.

  • 2.

    De duur van de maatregel wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een gedraging als bedoeld in het eerste lid. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.

Artikel 13. Onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand

  • 1.

    Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2 tweede lid, vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan de zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.

  • 3.

    Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en volstaan kan worden met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop aan de belanghebbende eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Als een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18 tweede lid van de wet wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging tot een hoger bedrag, eerder of langer recht heeft op bijstand.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2 tweede lid wordt de duur van de maatregel bepaald op de periode dat tot een hoger bedrag, eerder of langer een beroep op bijstand wordt gedaan met een maximum van twaalf maanden.

  • 3.

    Als een belanghebbende een aan de bijstand verbonden bijzondere voorwaarde niet is nagekomen wordt gedurende een maand een maatregel opgelegd.

  • 4.

    Onverminderd artikel 2 tweede lid wordt de in de vorige leden bedoelde maatregel vastgesteld op twintig procent van de bijstandsnorm.

Artikel 15. Misdragingen

  • 1.

    Indien een belanghebbende zich misdraagt tegenover het College of zijn ambtenaren of medewerkers van andere organisaties die zich in opdracht van het College bezig houden met de uitvoering van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 18 tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2 tweede lid, met hantering van het agressieprotocol gemeente Uden, een waarschuwingsbrief verzonden, eventueel vergezeld van een uitnodiging voor een ordegesprek.

  • 2.

    Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het College of zijn ambtenaren of medewerkers van andere organisaties die zich in opdracht van het College bezig houden met de uitvoering van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 18 tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2 tweede lid een maatregel opgelegd van tenminste:

  • -

    tien procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij verbaal geweld;

  • -

    dertig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij discriminatie;

  • -

    twintig procent van de bijstandsnorm gedurende twee maanden bij intimidatie;

  • -

    veertig procent van de bijstandsnorm gedurende twee maanden bij zaakgericht fysiek geweld;

  • -

    dertig procent van de bijstandsnorm gedurende drie maanden bij mensgericht fysiek geweld;

  • -

    vijftig procent van de bijstandsnorm gedurende drie maanden bij een combinatie van zaakgericht en mensgericht fysiek geweld.

Hoofdstuk 5. Voorkomen en bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 16. Handhaving

  • 1.

    Het College draagt zorg voor een uitvoeringsbeleid en –organisatie die gericht zijn op het zo veel mogelijk voorkomen en bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik, en het wegnemen van de gevolgen van geconstateerd misbruik en oneigenlijk gebruik. Daartoe behoren in ieder geval:

  • a.

    het verstrekken van informatie over de verplichtingen die aan een uitkering verbonden zijn;

  • b.

    het controleren op de naleving van deze verplichtingen;

  • c.

    het gebruik maken van de bevoegdheid tot terugvordering van te veel of ten onrechte betaalde bijstand;

  • d.

    het opleggen van maatregelen als bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13 van deze verordening;

  • e.

    het doen van aangifte van een vermoeden van bijstandsfraude bij het Openbaar Ministerie als er sprake is van het niet of onvoldoende nakomen van de inlichtingenplicht leidend tot een bruto benadelingsbedrag van € 6.000,00 of meer.

  • 2.

    De Raad bepaalt de onderwerpen waarover het College aan hem verslag uitbrengt. Daartoe behoren in ieder geval:

    • a.

      het aantal gevallen waarin bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

    • b.

      het aantal gevallen waarin is besloten tot terugvordering;

    • c.

      het aantal opgelegde maatregelen in verband met misbruik en oneigenlijk gebruik;

    • d.

      het aantal gevallen waarin aangifte bij het Openbaar Ministerie is gedaan.

Hoofdstuk 6. Uitsluitingen

Artikel 17. SVB 65-plus

Deze verordening is niet van toepassing op de belanghebbende van 65 jaar of ouder die op grond van de regeling ‘mandaatverstrekking, machtiging en volmachtverlening aan de SVB’ van 26 augustus 2008 een uitkering ingevolge de wet ontvangt. Op diegene is het maatregelenbeleid van de SVB (Staatscourant 2006, 121) van toepassing.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 18. Beleidsregels

Het College kan binnen de aangegeven kaders (aanvullende) beleidsregels vaststellen.

Artikel 19. Intrekking oude verordening en overgangsmaatregel

De Verordening maatregelen en handhaving WWB wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij voor gedragingen die zich vóór 1 oktober 2007 hebben voorgedaan haar werking behoudt.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op de derde dag na die van bekendmaking in werking en werkt terug tot en met 1 oktober 2007.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 september 2007.

De Raad voornoemd

de griffier de burgemeester

InhoudsopgaveBladzijde

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 1

Artikel 1. Begripsomschrijving 1

Artikel 2. Het opleggen van een maatregel 1

Artikel 3. Berekeningsgrondslag 2

Artikel 4. Het besluit 2

Artikel 5. Horen van belanghebbende 2

Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel 2

Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak 2

Artikel 8. Samenloop van gedragingen 3

Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid of een traject gericht op het verkrijgen van betaalde arbeid 3

Artikel 9. Categorieën 3

Artikel 10. Hoogte en duur 3

Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht 4

Artikel 11. Te laat verstrekken van gegevens 4

Artikel 12. Onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand 4

Artikel 13. Onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand 4

Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel 5

Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid 5

Artikel 15. Misdragingen 5

Hoofdstuk 5. Voorkomen en bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik 5

Artikel 16. Handhaving 5

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen 6

Artikel 17. Beleidsregels 6

Artikel 18. Intrekking oude verordening en overgangsmaatregel 6

Artikel 19. Inwerkingtreding 6

Artikel 20. Citeertitel 6

Toelichting Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007 1

Artikelsgewijze toelichting (voor zover gewijzigd) 1

Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak 1

Artikelen 9. en 10. Categorieën en hoogte en duur van de maatregel 1

Artikel 12. Onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand 1

Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid 1

Artikel 15. Misdragingen 1

Artikel 17. Beleidsregels 1

 

De beleidsregels van de SVB hebben geen betrekking op de plicht tot arbeidsinschakeling, omdat die niet geldt voor 65-plussers. Deze verordening blijft dus wel gelden voor de partner jonger dan 65 jaar die zonder geldige reden niet aan de opgelegde arbeidsverplichtingen voldoet. Paragraaf 4 van Bijlage 1 ‘SVB Beleidsregels inzake het opleggen van een maatregel ingevolge de WWB’ voorziet hierin.

Artikel 18. Beleidsregels

De maatregelwaardige gedragingen zijn in hoofdlijnen vastgelegd. Dit artikel geeft het College de bevoegdheid om te bepalen welk soort gedragingen onder de algemeen omschreven aanduidingen vallen.

A.Toepassingsregister

Jaartal-

Volgnr.

Onderwerp

Vaststelling

Bekendmaking

Inwerkingtreding

Voorbe-reidings-afdeling

2007-

Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007

V

B

 

PZSJ

B.Supplementenregister

Jaartal-Volgnr.

Onderwerp besluit B(&W)

Vaststelling Bekendmaking

Inwerking-treding

Wijziging en/of aanvulling:

Aangeduid met:

-Nieuw!

 

V

B

 

 

 

Versie 1. 20 juli 2005

Toelichting Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007

Artikelsgewijze toelichting (voor zover gewijzigd)

Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak

Een maatregel wordt opgelegd als de belanghebbende de aan de bijstand verbonden voorwaarden onvoldoende of niet is nagekomen. Een maatregel heeft, als de bijstand wordt beëindigd voordat deze (geheel) kan worden geëffectueerd, materieel geen of onvoldoende effect. Hierin voorzien de leden 4 en 5 van dit artikel.

Artikelen 9. en 10. Categorieën en hoogte en duur van de maatregel

Het onderscheid in categorieën naar het verkrijgen, aanvaarden of behouden van betaald werk enerzijds en het onvoldoende of niet meewerken aan in het kader van reïntegratie aangeboden voorzieningen anderzijds is komen te vervallen. Beiden zijn immers gericht op het (op termijn) uitstromen uit de bijstand, zodat er geen aanleiding is om onderscheid te maken in de ernst van het feit en de mate van verwijtbaarheid.

De ‘oude’ verordening voorzag in een eerste maatregel en - zonodig - een tweede maatregel bij recidive. In de praktijk is gebleken dat, met name als sprake is van ‘niet-willers’, ook een tweede maatregel niet altijd tot de gewenste gedragsverandering leidt. In die gevallen werd de maatregel ad hoc vastgesteld op basis van artikel 2 tweede lid van de verordening. Met het bij verordening vaststellen van een derde maatregel is in deze onvolkomenheid voorzien. Nieuw is ook de bepaling dat in het uiterste geval de bijstand kan worden beëindigd als geen enkele maatregel het gewenste effect sorteert.

Artikel 12. Onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

In tegenstelling tot de ‘oude’ verordening is de hoogte van de maatregel afgestemd op de mate waarin ten onrechte of een te hoog bedrag bijstand is verleend. Hiermee wordt meer recht gedaan aan het uitgangspunt dat een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging.

De bepaling dat de maatregel in afwijking van artikel 7 eerste lid van de verordening wordt toegepast gedurende de periode dat de gedraging heeft plaatsgevonden is komen te vervallen.

Bij recidive wordt nu de duur in plaats van de hoogte van de maatregel verdubbeld.

Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

De duur van de maatregel is bepaal op maximaal 12 maanden. Hiermee wordt voorkomen dat de belanghebbende onverantwoord lang op een inkomen van 80% van de bijstandsnorm is aangewezen.

Artikel 15. Misdragingen

Een maatregel wegens misdragingen tegenover het College of zijn ambtenaren is ook gerechtvaardigd bij misdragingen tegenover medewerkers van andere organisaties, die zich in opdracht van het College bezig houden met de uitvoering van de wet, zoals reïntegratiebedrijven.

Artikel 17