Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007 |
Citeertitel | Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Art. 7 lid 4 van de Wet werk en bijstand
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-05-2011 | Wijziging van artikel(s): 17 | 06-11-2008 Infopagina 10-12-2008 | 2008/69 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het College tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont dan wel de uit de wet of de artikelen 28 tweede lid of artikel 29 eerste lid van de Wet SUWI voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het College of derden zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en, mits van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel
Het College ziet af van het opleggen van een maatregel als:
de gedraging meer dan een jaar vóór constatering van die gedraging door het College heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak
Als een belanghebbende kennis heeft kunnen nemen van het opleggen van een maatregel, maar de bijstand wordt beëindigd voordat de gehele periode van de maatregel is verstreken, wordt de resterende periode van de maatregel opgeschort en alsnog toegepast als binnen 6 maanden opnieuw bijstand wordt verstrekt.
Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid of een traject gericht op het verkrijgen van betaalde arbeid
Gedragingen waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen worden onderscheiden in de volgende categorieën:
De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.
Het percentage van de maatregel als bedoeld in het eerste lid onder a, b en c wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het tweede lid opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. De duur van de maatregel wordt vastgesteld op drie maanden.
De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid onder d wordt vastgesteld op drie maanden als de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het tweede lid opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van de vierde categorie.
De bijstand wordt beëindigd als de belanghebbende zich, nadat achtereenvolgens een maatregel is opgelegd als bedoeld in het eerste lid onder d, het tweede lid en het vierde lid, binnen 12 maanden na bekendmaking van het besluit als bedoeld in het eerste lid opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van de vierde categorie.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 11. Te laat verstrekken van gegevens
Als een belanghebbende de inlichtingenplicht niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen een week te verstrekken wordt een maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, dit onverminderd artikel 2 tweede lid.
De duur van de maatregel wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan de zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.
Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien en volstaan kan worden met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop aan de belanghebbende eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 12. Onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand
De duur van de maatregel wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een gedraging als bedoeld in het eerste lid. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.
Artikel 13. Onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand
De hoogte van de maatregel wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan de zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.
Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en volstaan kan worden met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop aan de belanghebbende eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Als een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18 tweede lid van de wet wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging tot een hoger bedrag, eerder of langer recht heeft op bijstand.
Indien een belanghebbende zich misdraagt tegenover het College of zijn ambtenaren of medewerkers van andere organisaties die zich in opdracht van het College bezig houden met de uitvoering van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 18 tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2 tweede lid, met hantering van het agressieprotocol gemeente Uden, een waarschuwingsbrief verzonden, eventueel vergezeld van een uitnodiging voor een ordegesprek.
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het College of zijn ambtenaren of medewerkers van andere organisaties die zich in opdracht van het College bezig houden met de uitvoering van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 18 tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2 tweede lid een maatregel opgelegd van tenminste:
Deze verordening is niet van toepassing op de belanghebbende van 65 jaar of ouder die op grond van de regeling ‘mandaatverstrekking, machtiging en volmachtverlening aan de SVB’ van 26 augustus 2008 een uitkering ingevolge de wet ontvangt. Op diegene is het maatregelenbeleid van de SVB (Staatscourant 2006, 121) van toepassing.
Artikel 19. Intrekking oude verordening en overgangsmaatregel
De Verordening maatregelen en handhaving WWB wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij voor gedragingen die zich vóór 1 oktober 2007 hebben voorgedaan haar werking behoudt.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 27 september 2007.
De Raad voornoemd
de griffier de burgemeester
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen 1
Artikel 1. Begripsomschrijving 1
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel 1
Artikel 3. Berekeningsgrondslag 2
Artikel 5. Horen van belanghebbende 2
Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel 2
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak 2
Artikel 8. Samenloop van gedragingen 3
Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid of een traject gericht op het verkrijgen van betaalde arbeid 3
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht 4
Artikel 11. Te laat verstrekken van gegevens 4
Artikel 12. Onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand 4
Artikel 13. Onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand 4
Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel 5
Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid 5
Hoofdstuk 5. Voorkomen en bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik 5
Artikel 18. Intrekking oude verordening en overgangsmaatregel 6
Artikel 19. Inwerkingtreding 6
Toelichting Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007 1
Artikelsgewijze toelichting (voor zover gewijzigd) 1
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak 1
Artikelen 9. en 10. Categorieën en hoogte en duur van de maatregel 1
Artikel 12. Onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand 1
Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid 1
De beleidsregels van de SVB hebben geen betrekking op de plicht tot arbeidsinschakeling, omdat die niet geldt voor 65-plussers. Deze verordening blijft dus wel gelden voor de partner jonger dan 65 jaar die zonder geldige reden niet aan de opgelegde arbeidsverplichtingen voldoet. Paragraaf 4 van Bijlage 1 ‘SVB Beleidsregels inzake het opleggen van een maatregel ingevolge de WWB’ voorziet hierin.
De maatregelwaardige gedragingen zijn in hoofdlijnen vastgelegd. Dit artikel geeft het College de bevoegdheid om te bepalen welk soort gedragingen onder de algemeen omschreven aanduidingen vallen.
Toelichting Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007
Artikelsgewijze toelichting (voor zover gewijzigd)
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak
Een maatregel wordt opgelegd als de belanghebbende de aan de bijstand verbonden voorwaarden onvoldoende of niet is nagekomen. Een maatregel heeft, als de bijstand wordt beëindigd voordat deze (geheel) kan worden geëffectueerd, materieel geen of onvoldoende effect. Hierin voorzien de leden 4 en 5 van dit artikel.
Artikelen 9. en 10. Categorieën en hoogte en duur van de maatregel
Het onderscheid in categorieën naar het verkrijgen, aanvaarden of behouden van betaald werk enerzijds en het onvoldoende of niet meewerken aan in het kader van reïntegratie aangeboden voorzieningen anderzijds is komen te vervallen. Beiden zijn immers gericht op het (op termijn) uitstromen uit de bijstand, zodat er geen aanleiding is om onderscheid te maken in de ernst van het feit en de mate van verwijtbaarheid.
De ‘oude’ verordening voorzag in een eerste maatregel en - zonodig - een tweede maatregel bij recidive. In de praktijk is gebleken dat, met name als sprake is van ‘niet-willers’, ook een tweede maatregel niet altijd tot de gewenste gedragsverandering leidt. In die gevallen werd de maatregel ad hoc vastgesteld op basis van artikel 2 tweede lid van de verordening. Met het bij verordening vaststellen van een derde maatregel is in deze onvolkomenheid voorzien. Nieuw is ook de bepaling dat in het uiterste geval de bijstand kan worden beëindigd als geen enkele maatregel het gewenste effect sorteert.
Artikel 12. Onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand
In tegenstelling tot de ‘oude’ verordening is de hoogte van de maatregel afgestemd op de mate waarin ten onrechte of een te hoog bedrag bijstand is verleend. Hiermee wordt meer recht gedaan aan het uitgangspunt dat een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging.
De bepaling dat de maatregel in afwijking van artikel 7 eerste lid van de verordening wordt toegepast gedurende de periode dat de gedraging heeft plaatsgevonden is komen te vervallen.
Bij recidive wordt nu de duur in plaats van de hoogte van de maatregel verdubbeld.
Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
De duur van de maatregel is bepaal op maximaal 12 maanden. Hiermee wordt voorkomen dat de belanghebbende onverantwoord lang op een inkomen van 80% van de bijstandsnorm is aangewezen.
Een maatregel wegens misdragingen tegenover het College of zijn ambtenaren is ook gerechtvaardigd bij misdragingen tegenover medewerkers van andere organisaties, die zich in opdracht van het College bezig houden met de uitvoering van de wet, zoals reïntegratiebedrijven.