Organisatie | Zwartewaterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de raadscommissies gemeente Zwartewaterland 2007 |
Citeertitel | Verordening raadscommissies 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-07-2007 | 19-10-2011 | Onbekend | 28-06-2007 Onbekend | Onbekend |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Instelling raadscommissies
Een raadscommissie heeft de volgende taken:
Artikel 4 Samenstelling / besluitvorming
De raad benoemt op voordracht van een fractie voor iedere raadscommissie tenminste een plaatsvervangend lid per fractie, die zitting in een raadscommissie heeft bij verhindering of ontstentenis van een lid als bedoeld in het eerste lid. Het plaatsvervangend lid voldoet aan de in het derde lid, genoemde vereisten.
Om hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de commissieleden en plaatsvervangend commissieleden in de vergadering van de raad, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot (plaatsvervangend) commissielid benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als (plaatsvervangend) commissielid naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"
Artikel 7 Zittingsduur en vacatures
Artikel 8 Griffier en commissiegriffier
Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris
Artikel 9 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
De vergaderingen van de raadscommissies vangen in de regel aan om 19.30 uur, eindigen niet later dan 22.30 uur en vinden plaats in het gemeentehuis van Zwartewaterland te Hasselt. Is de vergaderduur bijna verstreken dan worden, op voorstel van de voorzitter, alleen nog afspraken gemaakt over de wijze van afhandeling van het lopend agendapunt en de resterende agendapunten.
Een raadscommissie vergadert voorts indien de agendacommissie het nodig acht of indien tenminste vier leden van raadscommissie schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken. In het laatstbedoelde geval belegt de agendacommissie binnen veertien dagen, nadat dit verzoek schriftelijk ter kennis is gebracht van de agendacommissie, een vergadering van de raadscommissie.
agendacommissie wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter van de
Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd . De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 13, lid 6. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Artikel 15 Openbare kennisgeving
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.
De vergadering van de commissie kan plaatsvinden ongeacht de opkomst van de leden.
Artikel 18 Spreekrecht burgers
Indien een persoon gebruik maakt van het spreekrecht in de raadscommissie, kan hij over hetzelfde onderwerp geen gebruik maken van het spreekrecht in de raad, tenzij het raadsvoorstel afwijkt van hetgeen in de raadscommissie is behandeld of in de tijd tussen de commissievergadering en desbetreffende raadsvergadering een verandering van de situatie is opgetreden.
De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders, hebben het recht, een voorstel tot wijziging van het verslag aan de raadscommissie te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de commissiegriffier te worden ingediend.
Artikel 20 Aantal spreektermijnen
Artikel 21 Spreektijd, spreekvolgorde en interrupties
Artikel 22 Voorstellen van orde
Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Hoofdstuk 5 Besloten vergadering
Artikel 27 Openbaarheid/Besloten vergadering
Artikel 28 Verslag besloten vergadering
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 30 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.
Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers
Artikel 31 Toehoorders en pers
Artikel 32 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.
Artikel 33 Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.
Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zwartewaterland van 28 juni 2007.
de griffier, de voorzitter,
A.J. Kastelein – Renkema A.C. Hofland
Toelichting op de verordening op de raadscommissies
In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.
Op grond van artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies.
Een verordening zal in ieder geval aan het voorschrift moeten voldoen dat collegeleden geen lid mogen zijn van raadscommissies. Bovendien moet de voorzitter van een raadscommissie een raadslid zijn en zal er sprake moeten zijn van een evenwichtige vertegenwoordiging van de fracties in de raadscommissies.
Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.
Artikel 2 Instelling raadscommissies
In deze verordening is gekozen voor een stelsel van meerdere raadscommissies.
Het vierde en vijfde lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, dan ligt een gezamelijke commissievergadering voor de hand. De agendacommissie kan ook besluiten dat het onderwerp behandeld wordt in de commissie die het onderwerp het meest aangaat. Er is voor gekozen om de agendacommissie hierover te laten beslissen.
In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult.
De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad plaats. In de gemeente zwartewaterland is, bij het vaststellen van de aanbevelingen van het eindverslag van de werkgroep versterking lokale democratie, ervoor gekozen om vooral het eerste model te hanteren.
De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad.
De raadscommissie bepaalt, evenals de raad, zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar de raadscommissie bepaalt, op advies van de agendacommissie, of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Veelal zal het echter wel zo blijven dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.
Artikel 4 Samenstelling/besluitvorming
De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit ten minste een en maximaal twee leden per fractie. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden per fractie.
Zoals ook uit het vierde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze verordening vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Overigens is geen artikel opgenomen dat de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van een fractie moeten hebben gestaan om ook “instroom” van nieuwe mensen gedurende de raadsperiode mogelijk te maken. Wel is in de gemeenteraad afgesproken het wel de voorkeur geniet dat commissieleden ook op de kandidatenlijst hebben gestaan, maar dat uitzondering op deze regel mogelijk moet blijven.
De leden, niet zijnde raadsleden moeten evenals de raadsleden voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.
Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vierde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend lid kan voordragen. Om de vergaderorde nog enigszins overzichtelijk te houden geldt de vervangingsregeling uitsluitend voor raadsleden en is bepaald dat per onderwerp slechts één woordvoerder per fractie kan optreden.
In de leden 8 en 9 staat aangegeven dat elke fractie één stem heeft en dat besluiten met meerderheid van stemmen worden genomen. Hierbij dient de tekst van bovenstaande artikel 3 over de taken van de raadscommissie in ogenschouw te worden genomen. De raadscommissie is voornamelijk een adviesorgaan en pleegt soms overleg met het college. Er worden nauwelijks echte besluiten genomen, met uitzondering van het besluit dat een onderwerp als A- of B-onderwerp wordt doorgeleid naar de gemeenteraad. En ook hierbij geldt nog dat aan een begin van een raadsvergadering de agenda wordt vastgesteld door de gemeenteraad, waarbij een raadslid een orde-voorstel kan doen.
Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Het staat de raad vrij om te bepalen dat een raadscommissie de (plaatsvervangende) voorzitter benoemt.
Gelet op de belangrijke functie die de raadscommissies ten opzichte van de raad vervult, ligt het wel in de rede dat de raad de (plaatsvervangende) voorzitters benoemt. Om die reden bepaalt artikel 6, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers 'uit zijn midden' benoemt.
Op basis van het tweede lid, is de voorzitter geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie. Een andere keuze is echter ook denkbaar, de Gemeentewet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is. Indien de raad er voor kiest om de voorzitters tevens lid van de raadscommissies te laten zijn dan zullen de artikelen 5 en 6 hierop aangepast moeten worden. In de gemeente Zwartewaterland is hiervoor echter niet voor deze 2e optie gekozen.
Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 6, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 5, tweede lid.
Artikel 7 Zittingsduur en vacatures
De zittingsperiode van de leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.
Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).
De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid.
De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag hetzij door overlijden.
Artikel 8 Griffier en commissiegriffier
Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier.
Indien de commissiegriffier een medewerker van de griffie is, is de raad de werkgever en benoemt deze de commissiegriffier en regelt zijn vervanging. Er wordt in dit artikel gekozen om de vervanging van de commissiegriffiers over te laten aan de griffier, omdat zich gevallen kunnen voordoen dat door de beperkte bezetting van de griffie ( 2 medewerkers) verhinderd zijn de commissievergadering bij te wonen en in dat geval een beroep zal moeten worden gedaan op de ambtelijke organisatie. Een (tijdelijke) benoeming door de raad vergt dan wel heel veel administratieve druk.
Als de tijdelijke commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie is, is het college de werkgever en zal de griffier in overleg met het college moeten beslissen welke ambtenaar deze functie vervult. De facto zal de secretaris bij deze beslissing vaak een rol vervullen.
De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 26 van deze modelverordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen. Of de griffier aanwezig is in de vergaderingen van de raadscommissies hangt af van de omvang van de griffie en het daarmee samenhangende profiel van de commissiegriffier. In de gemeente Zwartewaterland vervult de griffier ook bij één commissie de taken van de commissiegriffier, alhoewel dat in de toelichting op de modelverordening van de VNG dit minder wenselijk wordt geacht, gelet op de overige taken die de griffier moet vervullen
Artikel 9 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris
Het kan gewenst zijn dat een lid van het college of de burgemeester deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie. De (voorzitter van de ) commissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid al dan niet gewenst is en of de genodigde aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden en de burgemeester uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zal de portefeuillehouder veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.
Ook kan het wenselijk zijn dat de gemeentesecretaris tijdens de vergadering vragen beantwoorde of een toelichting te geven. De voorzitter van de commissie doet hiertoe een verzoek aan het college van burgemeester en wethouders.
De stuurgroep Leenhuis heeft in haar rapport aandacht besteed aan de aanwezigheid van de burgemeester en leden van het college in de commissievergaderingen. Naar verwachting komt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zijner tijd met voorstellen voor een minder ‘stramme’ ontvlechting.
Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester, een wethouder of de secretaris en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de deelname aan de commissie van het college of secretaris niet gewenst is, volstaat de beslissing van de commissievoorzitter.
Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op de 2e donderdag van de maand , 14 dagen voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de agendacommissie het nodig oordeelt of indien ten minste vier commissieleden hierom vragen.
Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de agendacommissie. Het is ook denkbaar dat hierover overleg wordt gevoerd met de commissiegriffier.
Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, van de gemeentewet hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.
De agendacommissie vervult een coördinerende rol bij de agendering van zaken in commissies en een adviserende rol richting het presidium.
De agendacommissie stelt de agenda’s van de raadscommissies voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda van een raadscommissie geschiedt door de betreffende commissie bij de aanvang van de vergadering.
De agendacommissie vervult ook een adviserende rol richting het presidium. Deze taken liggen vooral op het gebied van bewaking van de planning en werkwijze van de raad en van de raadscommissie. Maar ook de planning van het college voor wat betreft het aanleveren van agendapunten vormt een punt van aandacht van deze agendacommissie. Omdat voorstellen en onderwerpen in de regel eerst in de raadscommissie worden besproken is de taakomschrijving van de agendacommissie bij deze verordening vastgelegd.
Overigens is ook afgesproken met de gemeenteraad dat de agendacommissie het presidium tevens adviseert ten aanzien van de in de informatiecommissies te behandelen onderwerpen (zie ook het reglement van orde voor de raad).
De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste 10 dagen voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering.
Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. Wel zal de termijn uiteraard zodanig moeten zijn dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 13, vierde lid).
Voor het verzenden van de oproep, stelt de agendacommissie de agenda voorlopig vast.
Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het tweede, derde en vierde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid is en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.
Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken
Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. Veelal zal dit in het gemeentehuis zijn, maar uiteraard kan in een gemeente met meerdere dorpskernen ook gekozen worden voor terinzagelegging op meerdere plaatsen. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissies ook bij de commissiegriffier in plaats van bij de griffier inzien. Deze keuze is aan de gemeenteraad.
Artikel 15 Openbare kennisgeving
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.
Bij de herziening van deze verordening en van het reglement van orde voor de raad is tevens de verplichting opgenomen op de agenda en stukken ook op internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit een voor de hand liggende regeling die, doordat alle gemeenten beschikking hebben over een website, ook praktisch uitvoerbaar is. Dit is echter niet verplicht op grond van de Gemeentewet; gemeenten kunnen ervoor kiezen het derde lid niet over te nemen.
Artikel 16 en 17 Presentielijst/Quorom
De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen wie tijdens de commissievergadering aanwezig waren en om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen. In de gemeentewet ontbreekt een bepaling over het vergaderquorom voor een commissievergadering. In deze verordening zou het wel geregeld kunnen worden, maar omdat de commissievergadering bedoeld is als voorbereiding voor de besluitvorming in de raad is en op zich geen besluitvorming in de commissievergadering plaatsvindt is besloten om voor de raadscommissies geen vergaderquorum vast te stellen.
Artikel 18 Spreekrecht burgers
Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.
Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan. Inmiddels is het in de gemeente gebruikelijk dat tijdens de gezamenlijke opening van de beide raadscommissies insprekers het recht krijgen om in te spreken. Het kan hierbij dan gaan om een onderwerp dat op één van beide agenda’s van de commissies voorkomt.
In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.
In deze verordening is bewust niet gekozen voor een constructie waarbij een burger, die van het spreekrecht gebruik wenst te maken, een verzoek daartoe uiterlijk een bepaalde termijn voor aanvang van de vergadering moet indienen.
Volstaan wordt met een inventarisatie aan het begin van de vergadering.
Desgewenst kan de voorzitter bepalen dat de inspreker ook in de tweede termijn van de beraadslaging het woord wordt gegeven.
Het ontwerpverslag wordt tegelijkertijd met de schriftelijk oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben toegezonden. Wel bestaat er inmiddels de afspraak dat de griffie er naar streeft dat de concept-verslagen vóór de daaropvolgende raadsvergadering beschikbaar zijn voor de raadsleden en de commissieleden.
De voorzitter, de leden, de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging kan voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier worden ingediend. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie het verslag vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Het is aan te bevelen uitsluitend een zakelijke samenvatting van hetgeen besproken is, te geven. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het verslag ligt bij de commissiegriffier op grond van het vijfde lid. Na vaststelling van het verslag ondertekenen de voorzitter en de commissiegriffier deze.
Artikel 20 Aantal spreektermijnen
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de leden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een lid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raadscommissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
Dit artikel strekt er ook toe dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen, maar kan dat wel in het kader van het handhaven van de orde.
Artikel 22 Voorstellen van orde
Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze.
Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.
Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen.
Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 30 van deze verordening.
Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel lid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele leden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot formulering van het advies overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).
Artikel 25 Deelname aan beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen (bij voorbeeld de voorzitter van een deelraad aan de beraadslaging over deelgemeente-aangelegenheden). Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de artikelen 8, 9, 19 en 20 van deze modelverordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester.
Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.
Artikel 27 Algemene bepalingen over de openbaarheid van en een besloten vergadering.
De in het eerste lid genoemde belangen van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur zijn:
behandelde betrokken personen, rechtspersonen of derden;
e.andere in artikel 10, lid 2 van de Wet openbaarheid van bestuur genoemde belangen.
De belangen genoemd in sub e zullen die zich in een gemeente waarschijnlijk alleen in theoretische gevallen voordoen. Bij de hiervoor opgesomde gevallen vindt een afweging plaats door de commissie zelf.
Bij bepalingen in lid 6 die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het tweede lid van deze bepaling dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage liggen bij de griffier. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van dit verslag.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.
In de gevallen van lid 4 is sprake van verplichte vertrouwelijke behandeling. De voorzitter, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester kunnen ook geheimhouding opleggen over door hen aan de commissie overlegde stukken. Dan moet er wel sprake zijn van belangen die genoemd worden in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur Richt de commissie zich tot de raad over een zaak waarvoor de geheimhoudingsverplichting geldt, dan wordt deze in acht genomen tot de raad deze opheft
Artikel 30 Opheffing geheimhouding
De raad kan de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze modelbepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Artikel 31 Toehoorders en pers
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.
Artikel 32 Geluid- en beeldregistratie
Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.
Artikel 33 Verbod gebruik mobiele telefoons
Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel standby te laten staan.
Artikel 34 Uitleg verordening en 35 Inwerkingtreding
Deze artikelen behoeven geen toelichting.
Met de bepaling in artikel 35 wordt voorkomen dat met het vaststellen van de verordening de commissieleden opnieuw benoemd moeten worden.