Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Verordening individuele voorzieningen Wmo Tilburg 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening individuele voorzieningen Wmo Tilburg 2013
CiteertitelVerordening individuele voorzieningen Wmo Tilburg 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Tilburg 2011.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg (Besluit Wmo Tilburg), waarin nadere regels opgenomen zijn over de uitvoering van deze verordening

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2015nieuwe regeling

03-12-2012

Gemeenteblad, 2012, 52

2012/097

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening individuele voorzieningen Wmo Tilburg 2013

Tekst van de regeling

 

De raad van de gemeente Tilburg;

  • -

    gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning

 

Besluit:

 

Vast te stellen de Verordening individuele voorzieningen Wmo Tilburg 2013:

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Lid 1

Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Lid 2

College: College van burgemeester en wethouders.

Lid 3

Compensatieplicht: De plicht van het College aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

Lid 4

Aanmelding: de mededeling aan het college dat er problemen zijn op grond waarvan iemand verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

Lid 5

Gesprek: het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden, via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.

Lid 6

Aanvraag: het verzoek om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening, dat schriftelijk via een aanvraagformulier, op elektronische wijze, mondeling of telefonisch is gedaan.

Lid 7

Belanghebbende: een persoon die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging door een ander, een aanmelding of een aanvraag doet.

Lid 8

Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door problemen die iemand heeft in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

Lid 9

Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

Lid 10

Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, gewoon in de winkel te koop is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

Lid 11

Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, b.v. het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Lid 12

Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

Lid 13

Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Lid 14

Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt en waarop alle regels van de Wmo van toepassing zijn.

Lid 15

Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid geldt om gezamenlijk voor het huishouden te zorgen.

Lid 16:

Voorziening in natura: een voorziening bijvoorbeeld verstrekt in de vorm van bruikleen, van eigendom of van door de gemeente ingekochte hulp bij het huishouden, om in te zetten om het resultaat te bereiken.

Lid 17:

Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

Lid 18:

Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

Lid 19:

Besluit:) het door het college op grond van deze verordening vast te stellen Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg (Besluit MO Tilburg) waarin nadere regels opgenomen worden over de uitvoering van deze verordening.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in om en nabij de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag

Lid 1

Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

  • a.

    de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de Wmo heeft gedaan;

  • b.

    de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd, maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

  • c.

    belanghebbende of het college daarom verzoekt.

Lid 2

Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid.

Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek

Lid 1

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, telefonisch, mondeling of elektronisch worden gedaan bij LoketZ door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Lid 2

Tijdens of uiterlijk binnen 3 werkdagen na het kenbaar maken van een vraag of het indienen van een aanvraag wordt een afspraak voor een gesprek gemaakt. Deze afspraak wordt aan de aanmelder schriftelijk bevestigd. Bij deze schriftelijke bevestiging wordt een lijst met te bespreken punten verstrekt.

Artikel 5. Het gesprek

Lid 1.

Het gesprek wordt gevoerd bij de belanghebbende thuis of ten kantore van de gemeente, tenzij belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren.

Lid 2

Als de belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk en noodzakelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke problemen er bestaan bij de uitvoering van mantelzorg.

Lid 3

Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Health (ICF classificatie) als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

Artikel 6. Het verslag van het gesprek

Lid 1

Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd.

Lid 2.

Het verslag van het gesprek bevat in ieder geval:

  • a.

    Een omschrijving van de beperking, het chronisch psychisch probleem en/of het psychosociaal probleem zoals ervaren door belanghebbende.

  • b.

    De mogelijkheden die belanghebbende heeft ondanks dit probleem.

  • c.

    De belemmeringen die belanghebbende ondervindt vanwege dit probleem.

  • d.

    De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de in artikel 4 lid 1 Wmo omschreven terreinen.

  • e.

    Hetgeen belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande problemen op te lossen.

  • f.

    De mogelijkheden die belanghebbende nog heeft om oplossingen te bewerkstelligen door middel van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, collectieve voorzieningen of andere al dan niet wettelijk voorliggende voorzieningen.

  • g.

    De individuele voorzieningen die uiteindelijk nodig zijn om de geformuleerde doelstellingen te bereiken.

  • h.

    Een samenvatting van wederzijds gemaakte afspraken.

Lid 3.

Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende een kan de belanghebbende een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

Hij kan daarbij gebruik maken van een beschikbaar aanvraagformulier.

Hoofdstuk 4 De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7. De aanvraag

Lid 1

De aanvraag van een individuele voorziening kan schriftelijk, mondeling, waaronder telefonisch, of elektronisch plaatsvinden.

Lid 2

Indien een aanvraag telefonisch of mondeling plaatsvindt, wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een aanvraagformulier meegezonden.

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1 Algemene regels

Artikel 8. Het maken van een afweging

Lid 1

Bij het beoordelen van de noodzakelijke compensatie neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Daarbij wordt onderzoek gedaan naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

Lid 2

Alle wettelijke, voorliggende, algemeen gebruikelijke, algemene en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn worden, voor zover die niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of voor zover geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Paragraaf 2 De te bereiken resultaten

Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis

Lid 1

Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is.

Lid 2

Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

Lid 3

Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, zal dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld worden.

Lid 4

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 10. Wonen in een geschikt huis

Lid 1

Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt.

Lid 2

Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

Lid 3

Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling zal alleen plaatsvinden indien de aanpassing van de woning een bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg te boven gaat.

Lid 4

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt. Een tegemoetkoming in de verhuiskosten kan dan wel worden verstrekt.

Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1

Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van dagelijkse benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

Lid 2

Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

Lid 3

Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, zal dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld worden.

Lid 4

Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

Lid 5

Voor zover de in lid 3 en 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Lid 1

Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van gewassen, al dan niet gestreken en zo nodig opgevouwen of opgehangen kleding.

Lid 2

Als het gaat om het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

Lid 3

Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, zal dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld worden.

Lid 4

Voor zover de in lid 3 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1

Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige gezonde kinderen.

Lid 2

Als het gaat om het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

Lid 3

Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, zal dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld worden.

Lid 4

Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 5

Voor zover de in lid 3 en 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

Lid 2

Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

Lid 3

Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

Lid 4

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

Lid 2

Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon- en leefomgeving.

Lid 3

Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootermobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

Lid 4

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheid beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Lid 1

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

Lid 2

Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

Lid 3

Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisatie die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat zullen deze mogelijkheden eerst beoordeeld worden.

Lid 4

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn zullen ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen worden verstrekt.

Hoofdstuk 6 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming; eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten

Paragraaf 1 Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzen

De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget worden verstrekt.

Paragraaf 2 Verstrekking in natura

Artikel 18. Inhoud beschikking

Lid 1

Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • 1.

    welke de te treffen voorziening is;

  • 2.

    wat de duur is van de verstrekking is;

  • 3.

    hoe de voorziening in natura verstrekt wordt;

  • 4.

    of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;

  • 5.

    de voorwaarden die aan de verstrekking worden verbonden.

Lid 2

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 3 Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19. Overwegende bezwaren

Het college legt in het Besluit vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Artikel 20. Inhoud beschikking

Lid 1

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • 1.

    voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een program van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

  • 2.

    wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

  • 3.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is;

  • 4.

    welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget;

  • 5.

    de voorwaarden die aan de verstrekking worden verbonden.

Lid 2

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 4 Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 21. Inhoud beschikking

Lid 1

Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • 1.

    voor welke te treffen voorziening de financiële tegemoetkoming bestemd is;

  • 2.

    wat de duur van de verstrekking is;

  • 3.

    of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;

  • 4.

    de voorwaarden die aan de verstrekking worden verbonden.

Lid 2

Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel in de kosten wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 5 Eigen bijdrage / eigen aandeel

Artikel 22. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Lid 1.

Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • c.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • d.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • e.

    wonen in een geschikt huis;

  • f.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • g.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Lid 2.

Het college legt in het Besluit de hoogte van de te vragen eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten vast.

Hoofdstuk 7 Bepalingen rond beslistermijn, beperkingen, advisering, voorwaarden, wijziging situatie, intrekking en terugvordering

Artikel 23. Beslistermijn

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt voor:

  • 1.

    een voorziening voor het wonen in een schoon en leefbaar huis: maximaal 8 weken;

  • 2.

    een voorziening voor het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften: maximaal 8 weken;

  • 3.

    een voorziening voor het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding: maximaal 8 weken;

  • 4.

    een voorziening voor het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren: maximaal 8 weken;

  • 5.

    een voorziening voor het wonen in een geschikt huis:

    • a.

      als het gaat om voorzieningen waarvoor geen bouwkundige offertes opgevraagd

      moeten worden: maximaal 8 weken;

    • b.

      als het gaat om voorzieningen waarvoor wel bouwkundige offertes opgevraagd

      moeten worden: maximaal 16 weken;

  • 6.

    een voorziening voor het zich verplaatsen in en om de woning: maximaal 8 weken;

  • 7.

    een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: maximaal 8 weken;

  • 8.

    een voorziening voor het ontmoeten van medemensen het op basis daarvan sociale verbanden aangaan: maximaal 8 weken.

Artikel 24. Beperkingen

Lid 1

Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    de noodzaak voor het te bereiken doel langdurig noodzakelijk is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat;

  • b.

    de te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is;

Lid 2

Geen voorziening wordt toegekend:

  • a.

    indien de voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Tilburg;

  • c.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als de goedkoopst-compenserend valt aan te merken;

  • d.

    voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

(Lid 3 Vervallen per 1 januari 2013)

Artikel 25. Advisering

Lid 1

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

  • a.

    op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

  • b.

    op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

Lid 2

Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

  • a.

    het onduidelijk is wat de aard van de problemen is en welke prognose er bestaat;

  • b.

    de aanvraag om medische redenen wordt afgewezen;

  • c.

    het college dat overigens gewenst vindt.

Artikel 26. Voorwaarden

Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

Artikel 27. Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 28. Intrekking

Lid 1

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening,

  • b.

    beschikt is op grond van gegevens en gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

Lid 2

Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening die leidt tot voldoende compensatie.

Lid 3

In afwijking van het tweede lid kan een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten worden ingetrokken, indien blijkt dat de belanghebbende 2 jaar na de toekenning niet daadwerkelijk is verhuisd.

Lid 4

In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen dient de verstrekte voorziening te worden gerestitueerd binnen 6 weken nadat het intrekkingbesluit aan betrokkene is meegedeeld

Artikel 29. Terugvordering

Lid 1

Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

Lid 2

Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Lid 3.

Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 30. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 31. Besluit en beleidsregels

Het college stelt een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg en beleidsregels vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening, over de omvang van de (financiële) verstrekkingen en over de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel.

Artikel 32. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen indexeren. In het Besluit is opgenomen voor welke bedragen dit geldt en welk prijsindexcijfer gehanteerd wordt.

Artikel 33. Inwerkingtreding

Lid 1

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Lid 2

Op die dag vervalt de "Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2011" zoals die door de raad van de gemeente Tilburg is vastgesteld bij besluit van 11 april 2011.

Artikel 34. Overgangsbepaling

Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag is ingediend op grond van de in artikel 33 lid 2 genoemde verordening en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop overeenkomstig de in artikel 33 lid 2 genoemde verordening beslist, tenzij de bepalingen van deze verordening gunstiger zijn voor de aanvrager, in welk geval de bepalingen van deze verordening worden toegepast.

Artikel 35. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening individuele voorzieningen Wmo Tilburg 2013” .

Toelichting

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Lid 1 Wet

Lid 2 College

Lid 3 Compensatieplicht

Lid 4 Aanmelding

Lid 5 Gesprek

Lid 6 Aanvraag

Lid 7 Belanghebbende

Lid 8 Psychosociaal probleem

Lid 9 Algemene voorziening

Lid 10 Algemeen gebruikelijke voorziening

Lid 11 Collectieve voorziening

Lid 12 Voorliggende voorziening

Lid 13 Wettelijk voorliggende voorziening

Lid 14 Individuele voorziening

Lid 15 Gebruikelijke zorg

Lid 16 Voorziening in natura

Lid 17 Persoonsgebonden budget

Lid 18 Financiële tegemoetkoming

Lid 19 Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 De te bereiken resultaten

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3 Scheiding aanmelding en aanvraag

Artikel 4 Aanmelding voor een gesprek

Artikel 5 Het gesprek

Artikel 6 Het verslag van het gesprek

Hoofdstuk 4 De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7 De aanvraag

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1 Algemene regels

Artikel 8 Het maken van een afweging

Paragraaf 2 De te bereiken resultaten

Artikel 9 Een schoon en leefbaar huis

Artikel 10 Wonen in een geschikt huis

Artikel 11 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Artikel 12 Beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding

Artikel 13 Het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 14 Zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 15 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 16 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan

recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Hoofdstuk 6 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming; eigen bijdrage en eigen aandeel.

Paragraaf 1 Vestrekking van voorzieningen

Artikel 17 Mogelijke verstrekkingwijzen

Paragraaf 2 Vestrekking in natura

Artikel 18 Inhoud beschikking

Paragraaf 3 Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19 Overwegende bezwaren

Artikel 20 Inhoud beschikking

Paragraaf 4 Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 21 Inhoud beschikking

Paragraaf 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 22 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Hoofdstuk 7 Bepalingen rond beslistermijn, beperkingen, advisering, voorwaarden , wijziging situatie, intrekking en terugvordering

Artikel 23 Beslistermijn

Artikel 24 Beperkingen

Artikel 25 Advisering

Artikel 26 Voorwaarden

Artikel 27 Wijziging situatie

Artikel 28 Intrekking

Artikel 29 Terugvordering

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 30 Hardheidsclausule

Artikel 31 Besluit en beleidsregels

Artikel 32 Indexering

Artikel 33 Inwerkingtreding

Artikel 34 Overgangsrecht

Artikel 35 Citeertitel

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

Lid 1: waar staat Wet wordt bedoeld de Wel maatschappelijke ondersteuning.

Lid 2: waar staat College wordt bedoeld: College van burgemeester en wethouders.

Lid 3 Compensatieplicht

De begripsomschrijving van het cruciale begrip “compensatieplicht” is ontleend aan de uitspraak van de Centrale Raad van beroep van 10 december 2008. In deze uitspraak wordt voor het eerst een fundamenteel standpunt gegeven over de Wmo. Het letterlijke citaat luidt:

“4.2.2. Artikel 4 van de Wmo verplicht het College aan de in dat artikel genoemde personen voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Dit artikel brengt mee dat de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen de doeleinden zijn waarop de compensatieplicht van het College gericht moet zijn. Het is - gelet op de artikelen 3 en 5 van de Wmo - in beginsel aan de gemeenteraad en - gelet op artikel 4 van de Wmo - aan het College om te bepalen op welke wijze invulling wordt gegeven aan de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De rechter dient de keuze(n) die de gemeenteraad en het College daarbij hebben gemaakt in beginsel te respecteren, onverminderd de rechtsplicht van het College om in elk concreet geval een voorziening te treffen die zich kwalificeert als compensatie van beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Artikel 4 van de Wmo legt het College, wat dat aangaat, de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden. De Raad heeft noch in de wet, noch in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten gevonden voor een terughoudende beoordeling van een ter uitvoering van artikel 4 van de Wmo genomen besluit. Wel heeft hij daarin aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat een dergelijk besluit in het individuele geval maatwerk dient te zijn. Onder omstandigheden kan dit leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het College bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De Raad vindt hiervoor steun in de parlementaire geschiedenis, meer in het bijzonder in het verslag van het wetgevingsoverleg (Tweede Kamer 2005-2006, 30 131, nr. 98, p. 58 en 61), de brief van de staatssecretaris van 30 oktober 2006 (Tweede Kamer 2006-2007, 30 131, nr. 122, p. 6), de memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30131, C, p. 7, 9, 10 en 57), de nadere memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30 131, E, p. 19 en 25) en de Handelingen (Eerste Kamer 27 juni 2006, p. 34-1645).”

Uit dit citaat zijn de belangrijkste bestanddelen samengevoegd tot de volgende begripsomschrijving:

Compensatieplicht: De plicht van het College van burgemeester en wethouders aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan (met als doeleinden de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen. Daarbij legt artikel 4 van de Wmo het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is”

De compensatieplicht houdt een plicht in voor het college. Die plicht geldt ten aanzien van de doelgroep: personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem. In artikel 1 van de Wmo worden ten aanzien van prestatieveld 6 ook de doelgroepen mantelzorgers en vrijwilligers genoemd. De Centrale Raad heeft dat in de beschrijving niet meegenomen. In deze begripsomschrijving is dat ook niet gebeurd. Wellicht moet die taak niet direct gezien worden maar indirect: via de persoon met een beperking, een chronisch psychisch of psychosociaal probleem worden de mantelzorgers en vrijwilligers onder de compensatieplicht gebracht.

Daarna gaat het om ondervonden beperkingen op het gebied van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Doel is betrokkenen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Bij wat het college ook besluit geldt: het moet gaan om maatwerk. Uitgegaan moet worden van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Dat legt een beperking op aan de mogelijkheid algemene maatregelen te treffen, zoals het hanteren van primaten. Dat is toegestaan, mits in het individuele geval steeds wordt nagegaan of die algemene maatregel wel leidt tot maatwerk.

Lid 4 Aanmelding

In het kader van het gesprek wordt niet gesproken van een aanvraag maar van een aanmelding. Dit geeft verschillende aspecten van het gesprek aan. Allereerst dat het gesprek niet het onderzoek is naar een te verstrekken voorziening, maar het onderzoek naar de situatie van betrokkene, zijn behoeften, de te bereiken resultaten enz. Dit is dan uitgangspunt voor de beoordeling welke resultaten bereikt kunnen worden met algemene voorzieningen die voor iedereen beschikbaar zijn. Het gesprek is evenwel geen vrijblijvende zaak: het gesprek is mede de basis voor de eventuele aanvraag voor een individuele voorziening. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt dat bij de aanvraag gevoegd kan worden om te voorkomen dat zaken dubbel gedaan moeten worden.

Lid 5 Het Gesprek

Onder "het gesprek" wordt de situatie verstaan waarbij degene die problemen ondervindt op het terrein waar de compensatieplicht van toepassing is, zich aanmeldt en na die aanmelding in gesprek komt met een vertegenwoordiger van het college, die samen met betrokkene en eventueel aanwezige mantelzorger(s) inventariseert waar betrokkene problemen ondervindt, wat betrokkene nog zelf kan, wat de te bereiken resultaten zijn in de ogen van betrokkene, wat de behoeften daarbij zijn, welke oplossingen er in de maatschappij beschikbaar zijn via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en collectieve voorzieningen, zodat een basis ontstaat voor het zoeken naar oplossingen voor de problemen. Met die oplossingen wordt het te bereiken resultaat gerealiseerd. Voor zover die resultaten niet in die gesprekken al te behalen zijn, zal een vervolg noodzakelijk zijn in de vorm van een aanvraag die leidt tot een beschikking. Het gesprek zal de basis zijn voor de aanvraag. Het verslag van het gesprek zal dan ook bij de aanvraag worden gevoegd. Wie direct een aanvraag wil doen zonder gesprek zal in feite het gesprek verplaatsen naar na de aanvraag. Zonder gesprek, of beter zonder het onderzoek dat tijdens het gesprek plaatsvindt, zal het lastig kunnen zijn maatwerk te leveren.

Het gesprek wordt in hoofdstuk 3 uitgewerkt.

Lid 6 Aanvraag

De aanvraag in het kader van de Wmo volgt in principe op het gesprek. Het moge duidelijk zijn dat het gesprek achterwege kan blijven als de situatie van betrokkene volstrekt helder is en betrokkene goed bekend is bij de gemeente. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als een goed bekende aanvrager een nieuwe aanvraag doet.

De aanvraag kan schriftelijk, elektronisch of monsdeling gedaan worden.

Lid 7 Belanghebbende

Doordat in de wet gesproken wordt over mantelzorgers en vrijwilligers als doelgroep voor de compensatieplicht, kan het begrip ‘belanghebbende’ ruimer zijn dan alleen betrokkene zelf. Daarom is het begrip belanghebbende opgenomen. Onder belanghebbende kan dus ook verstaan worden de mantelzorger(s) van betrokkene.

Lid 8 Psychosociaal probleem

Het begrip psychosociaal probleem is vanuit de AWBZ in de Wmo opgenomen, maar inmiddels als “grondslag” uit de AWBZ geschrapt. In de Wmo heeft – volgens de parlementaire behandeling- dit begrip een heel specifieke betekenis.

Lid 9 Algemene voorzieningen

Dit zijn voorzieningen die weliswaar niet bestemd zijn voor, noch te gebruiken zijn door alle Nederlanders; anderzijds zijn ze door iedereen waarvoor ze wel bedoeld zijn op eenvoudige wijze, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure, te verkrijgen of te gebruiken . Voorbeelden zijn:

  • ·

    De dagrecreatie voor ouderen;

  • ·

    De sociale alarmering;

  • ·

    De boodschappenbus, de supermarktservice, de vrijwillige boodschaphulp;

  • ·

    De maaltijdservice en het eetcafé;

  • ·

    Klusjesdiensten om kleine woningaanpassingen te realiseren zoals de buurtconciërge, klussendienst, 55+service, thuiszorgservice;

  • ·

    De (ramen)wasservice;

  • ·

    De rolstoel-pools en scootmobiel-pools voor incidentele situaties;

  • ·

    De kort durende huishoudelijk hulp;

  • ·

    Kinderopvang in al zijn verschijningsvormen;

Een algemene voorziening is dus per definitie geen individuele voorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen/eigen aandeel gelden niet.

Lid 10 Algemeen gebruikelijke voorziening

Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van beroep is een voorziening algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een handicap, zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt, die gewoon in een normale winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden.

Lid 11 Collectieve voorzieningen

Dit zijn Wmo-voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Tot nu toe is het collectief (vraagafhankelijk) vervoer (cvv) het meest duidelijke voorbeeld.

Lid 12 Voorliggende voorziening

Voorliggende voorzieningen kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen maar ook andere voorzieningen zijn.

Lid 13 Wettelijke voorliggende voorziening

De wettelijk voorliggende voorzieningen zijn die voorzieningen in wetgeving en in regelgeving vastgelegd, die op basis van artikel 2 van de wet voorgaan op de Wmo, Te denken valt hierbij aan de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang, de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten en diverse andere wetten.

Als één van de wettelijk voorliggende voorzieningen het probleem kan oplossen is de Wmo niet van toepassing, zo is in artikel 2 Wmo bepaald.

Lid 14 Individuele voorziening

In dit lid wordt de individuele voorziening gedefinieerd. De individuele voorziening is de tegenhanger van de algemene voorziening. Deze voorziening is dan ook niet voor iedereen beschikbaar, maar uitsluitend voor diegenen die onder artikel 4 van de wet vallen. Er wordt individueel onderzoek gedaan naar de noodzaak van deze voorziening, de voorziening wordt bij beschikking toegekend en er staat bezwaar en beroep open. Verder zijn alle regels van de Wmo van toepassing, zoals die rond eigen bijdragen en eigen aandeel.

Lid 15 Gebruikelijke zorg

Gebruikelijke zorg. Als in een leefeenheid meerdere meerderjarige personen wonen hebben zij gezamenlijk de taak al het zich voordoende huishoudelijke werk te verrichten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de verdeling en dit uitgangspunt heeft een verplichtend karakter.

Lid 16 Voorziening in natura

Omschreven is in dit lid wat een voorziening in natura is.

Lid 17 Persoonsgebonden budget

Dit lid beschrijft het persoonsgebonden budget als een geldbedrag bedoeld om het te bereiken resultaat ook daadwerkelijk te bereiken.

Lid 18

Bij een financiële tegemoetkoming wordt gesproken over een forfaitair bedrag, een bedrag waarbij geen rekening is gehouden met het inkomen of met de werkelijke kosten.

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie

Algemeen

Hoofdstuk 2 is het hart van de verordening. Hoofdstuk 2 betreft de te bereiken resultaten, die afgeleid zijn uit de in artikel 4 genoemde doelstellingen van de compensatieplicht.

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikelgewijs.

Artikel 3 Scheiding tussen aanmelding en aanvraag

Dit artikel brengt een scheiding aan tussen een aanmelding en een aanvraag. Het gesprek gaat vooraf aan een aanvraag voor een individuele voorziening. Dit uitgangspunt wordt terzijde gezet als betrokkene direct een aanvraag wil doen. Dan zal het gesprek tijdens de aanvraagprocedure plaatsvinden in de vorm van het noodzakelijke gemeentelijke onderzoek.

Een aanvraag kan pas gedaan respectievelijk afgehandeld worden als op basis van een gesprek een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen al zijn beoordeeld.

Artikel 4 Aanmelding voor het gesprek

Artikel 4 bepaalt in lid 1 dat een gesprek aangevraagd wordt middels een aanmelding. Het gesprek leidt niet tot een beschikking, dus er is geen sprake van een aanvraag die de regels van de Algemene wet bestuursrecht dient te volgen. Daarom kan een aanmelding ook telefonisch en mondeling worden gedaan, hetgeen niet voor een formele aanvraag, zoals in Hoofdstuk 3, geldt.

Lid 2 van artikel 4 bepaalt dat als een aanvraag is ingediend binnen 3 werkdagen een afspraak voor het gesprek gemaakt dient te worden. Dit is van belang, omdat de belanghebbende direct het gevoel moet hebben serieus genomen te worden. De extra stap van het gesprek mag niet leiden tot tijdverlies, het gesprek moet leiden tot tijdwinst. Bij de bevestiging van het gesprek wordt de lijst met te bespreken punten toegevoegd. Deze lijst maakt het voor belanghebbende, indien hij dit wil, mogelijk zich voor te bereiden op het gesprek.

Artikel 5 Het gesprek

Algemeen

Het gesprek is voor iedereen die voor het eerst een beroep doet op de compensatieplicht in het kader van de Wmo de logische start. Wie door eerdere aanvragen en een eerder gesprek al bekend is kan wellicht de fase van het gesprek overslaan. Dit zal niet altijd het geval zijn. Na een gewijzigde situatie kan het van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden.

Tijdens het gesprek wordt – geheel uitgaande van degene die aangeeft behoefte te hebben aan compensatie, verder belanghebbende genoemd – een complete inventarisatie gemaakt. Deze inventarisatie heeft nadrukkelijk het startpunt bij de belanghebbende en inventariseert:

  • ·

    De beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem dat basis is van de behoefte aan compensatie;

  • ·

    De mogelijkheden die de belanghebbende ondanks dit probleem heeft;

  • ·

    De onmogelijkheden die de belanghebbende ondervindt als gevolg van het ondervonden probleem of de ondervonden problemen;

  • ·

    De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de verschillende in deze verordening weergegeven terreinen;

  • ·

    De mogelijkheden die belanghebbende heeft om deze resultaten via eigen oplossingen, via algemene voorzieningen, via algemeen gebruikelijke voorzieningen of via collectieve voorzieningen te bereiken;

  • ·

    De hierna overblijvende problemen en daarvan af te leiden te bereiken resultaten die vragen om een individuele voorziening op één van de in artikel 4 lid 1 omschreven gebieden.

Het gesprek staat op zich los van een aanvraag voor een individuele voorziening in het kader van prestatieveld 6 van de Wmo (artikel 1, lid 1 onder g sub 6 Wmo). Dit is van groot belang om te voorkomen dat er een claimgerichte invulling van de Wmo plaatsvindt, welke invulling in strijd is met de doelstelling van de Wmo. Dat heeft consequenties. Wanneer iemand met een claimgerichte aanvraag komt en die uitsluitend claimgericht behandeld wil zien kan dit betekenen dat een gemeente moeilijk maatwerk kan leveren.

Omdat het op zich al van belang is dat het gesprek uitmondt in volstrekte duidelijkheid over datgene wat in het gesprek is aangegeven, is er voor gekozen in bepaalde situaties dit gesprek uit te laten monden in een verslag, dat voor akkoord wordt getekend, zodat het verslag indien gewenst als aanvraag gebruikt kan worden indien individuele voorzieningen noodzakelijk blijken..

Bij het gesprek zal het begrippenkader van de ICF, de International Classification of Functions, Disabilities and Health, uitgangsput zijn. Ook bij de formulering van de te bereiken resultaten is het ICF basis geweest. Het is de wens van de wetgever geweest dat dit plaats zou vinden.

Mocht de gemeente nadat een aanvraag is ingediend behoefte hebben aan een medisch advies of een onderzoek door een deskundige van een andere discipline, dan vindt dit na het gesprek plaats. Een dergelijk onderzoek past niet in een procedure als het gesprek waarbij belanghebbende en zijn wensen en persoonlijke kenmerken het uitgangspunt is en dat niet gericht is op een bepaalde individuele voorziening.

In praktijk wordt een lijst gehanteerd om ervoor te zorgen dat alle van belang zijnde punten behandeld worden. Naast structuur die door de professional aangebracht kan worden is er de richting die de belanghebbende aan het gesprek geeft.

Artikelgewijs

Artikel 5 geeft de spelregels van het gesprek aan.

In lid 1 is vastgelegd dat het gesprek in principe bij de belanghebbende thuis wordt gevoerd. Er is een aantal argumenten aan te voeren waarom dit de meest geschikte plek is: het is de vertrouwde omgeving van betrokkene, een professional kan zich gemakkelijker aanpassen aan wisselende plaatsen dan een niet-professional, het kan relevant zijn de leefomgeving van de belanghebbende te zien om de loop van het gesprek beter te begrijpen, enz. Toch is ook de mogelijkheid geboden het ten kantore van degene die als professional aan het gesprek deelneemt te houden. Dit omdat bijvoorbeeld in de thuissituatie door allerlei omstandigheden een gesprek niet mogelijk of uiterst ingewikkeld is.

Verder is de mogelijkheid geboden dat de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren. Dat zou kunnen zijn bij een vertrouwenspersoon of een naast familielid.

Lid 2 bepaalt dat als de aanmelding gedaan is door een mantelzorger, het gesprek met de mantelzorger en zo mogelijk ook met degene die door de mantelzorger verzorgd wordt, gevoerd zal worden.

Lid 3 geeft aan dat het ICF de basis is voor het begrippenkader van het gesprek. Dit wil niet zeggen dat het ICF op tafel moet komen of dat belanghebbende bekend moet zijn met het ICF. Het ICF zal aan de basis liggen van de lijst met de bespreken punten en de daarbij te gebruiken begrippen.

Artikel 6 Het verslag

Artikel 6 bepaalt in lid 1 dat het gesprek met een verslag kan worden afgesloten. Dit verslag zal meestal niet ter plekke gemaakt worden. Het lijkt een betere oplossing om per onderdeel van het gesprek en uiteindelijk aan het eind van het gesprek de belangrijkste punten kort samen te vatten en die op papier te zetten. Met die punten kan door de professional uiteindelijk een uitgebreid gespreksverslag worden gemaakt.

Belanghebbende heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.

Lid 2 van artikel 6 bepaalt wat minimaal in het verslag opgenomen dient te worden. Daarbij dient men zich te realiseren dat het gesprek gevoerd wordt vanuit de belanghebbende en zijn behoeften en persoonlijke kenmerken. Van het verslag kan dan ook niet verwacht worden dat het een objectieve weergave van de situatie van betrokkene weergeeft: het zal duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn. Bestaat er uiteindelijk behoefte aan een objectieve onderbouwing, dan zal dat na de aanvraag plaats moeten hebben.

Lid 3 bepaalt dat het mogelijk is, indien daar aanleiding toe bestaat, een formele aanvraag bij de gemeente in te dienen. Met die aanvraag wordt een formele procedure ingezet die gebonden is aan de regels van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat het een ander traject is met een ander regime en een andere sfeer is de aanvraag in een nieuw hoofdstuk opgenomen.

Hoofdstuk 4 De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7 De aanvraag

Artikel 7 bepaalt in lid 1 dat een aanvraag niet uitsluitend schriftelijk of elektronisch plaats kan vinden. Dit is het gevolg van het gestelde in artikel 4:1 Algemene wet bestuursrecht dat bepaalt dat, tenzij bij wettelijk voorschrift anders bepaald, een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend moet worden is het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen. Nu ook vermeld is dat een aanvraag mondeling, waaronder telefonisch, kan worden ingediend, is dat mogelijk gemaakt.

Lid 2 bepaalt dat indien een aanvraag mondeling of telefonisch wordt ingediend, deze indiening schriftelijk wordt bevestigd onder gelijktijdige toezending van het aanvraagformulier om deze aanvraag formeel te maken. Daarbij geldt dat de termijn waarbinnen de aanvraag moet uitmonden in een beschikking (in principe 8 weken) pas begint te lopen vanaf het moment dat het aanvraagformulier, volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bijlagen waaronder het verslag van het gesprek, bij de gemeente is binnengekomen. Het spreekt voor zich dat deze belangrijke informatie in de begeleidende brief bij het aanvraagformulier verstrekt dient te worden.

Hoofdstuk 5 De te bereiken resultaten

Algemeen

Hoofdstuk 5 van de verordening heeft een speciale opbouw. In paragraaf 1 worden de algemene regels die voor alle 8 te bereiken resultaten gelden, opgesomd. Het betreft dan met name het maken van een afweging. Waarom deze maatregel, deze voorziening wel en die niet. Zeker als de te verstrekken voorziening niet (precies) datgene is wat betrokkene wenst is dit van groot belang: het gaat immers om het te bereiken resultaat en het college zal dan aan moeten kunnen geven waarom dit toch als maatwerk kan gelden.

In paragraaf 2 wordt dan per te bereiken resultaat besproken wat de globale kaders zijn.

Er is bewust gekozen voor het niet noemen van de voorzieningen die mogelijk zijn. Allereerst laat de wet deze mogelijkheid toe.

Vervolgens is het principe van het gesprek en de daaropvolgende aanvraag zodanig dat niet van meet af aan een bepaalde voorziening centraal in de procedure moet staan maar het te bereiken resultaat en hoe dat mogelijk is. Focussen op een bepaalde voorziening kan de aandacht daarvan zodanig afleiden dat de verkeerde voorziening wordt toegekend.

Artikelgewijs

Paragraaf 1: Algemene regels

Artikel 8 Het maken van een afweging

In lid 1 van artikel 8 is vastgelegd dat het college het verslag van het gesprek – indien aanwezig - tot uitgangspunt neemt bij de beoordeling van de vraag welke voorzieningen getroffen gaan worden. Daarbij gaat het college uit van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager, zoals artikel 4 Wmo voorschrijft. "Uitgaan van" betekent dat het college die persoonskenmerken en behoeften als vertrekpunt van het onderzoek en de afweging neemt. Bij het onderzoek zal gekeken worden naar wat nodig is, wat mogelijk is en hoe maatwerk ten aanzien van de te bereiken resultaten mogelijk is.

Lid 2 bepaalt dat alle voorliggende, algemeen gebruikelijke, algemene en collectieve voorzieningen die voor betrokkene beschikbaar en in praktijk ook daadwerkelijk bruikbaar zijn, eerst beoordeeld worden. Dat wil zeggen dat allereerst bekeken wordt of via deze, in de maatschappij logischerwijs voorhanden voorzieningen, de te bereiken resultaten ook daadwerkelijk bereikt kunnen worden. Dat kan nodig zijn omdat men niet weet welke voorzieningen er normaal voorhanden zijn. Als deze voorzieningen niet leiden tot het te bereiken resultaat wordt naar andere oplossingen gezocht en komen individuele voorzieningen ter beoordeling in perspectief.

Als er geen gesprek heeft plaatsgevonden zal dit na de aanvraag gebeuren. Dus met of zonder gesprek: er wordt in alle gevallen eerst beoordeeld welke voorliggende, algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorzieningen een oplossing zouden kunnen bieden om het te bereiken resultaat daadwerkelijk te bereiken.

Paragraaf 2: De te bereiken resultaten

Artikel 9 Een schoon en leefbaar huis

In lid 1 van artikel 9 wordt geschetst wat het te bereiken resultaat is ten aanzien van een schoon en leefbaar huis.

Dit resultaat houdt in dat iedereen moet kunnen wonen in een huis dat schoon is volgens de normen zoals die tot nu toe zijn gehanteerd. In de beleidsregels zijn normen geformuleerd met betrekking tot de vraag wat onder schoon verstaan moet worden. Die normen zijn ontleend aan gangbare ideeën die bestaan in de maatschappij. Er zijn ook beperkingen ten aanzien de omvang van de woning, zoals het aantal kamers, de oppervlakte van de kamers, waarbij uitgangspunt is de omvang van een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw. Dit uitgangspunt is niet star: er zijn altijd mogelijkheden bij te stellen naar boven of naar beneden (maatwerk). Maar een aanvrager kan met een (sterk) afwijkende vraag ten aanzien van het onderdeel omvang sociale woningbouw geen compensatie afdwingen voor het meerdere boven het niveau sociale woningbouw.

Onder de ruimten die onder dit principe vallen zijn te rekenen: een woonkamer, de aanwezige en gebruikte slaapkamers, de keuken en de sanitaire ruimten. Ook een eventuele berging die in gebruik is zal meegenomen worden.

In principe omdat maatwerk kan betekenen dat in omstandigheden van dit principe zal moeten worden afgeweken.

In lid 2 van artikel 9 wordt geschetst welke individuele voorzieningen beschikbaar gesteld kunnen worden om het schone en leefbare huis te bereiken. Een schoon huis zal bereikt worden via licht en zwaar huishoudelijk werk. Het gaat hierbij om het droog en nat schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Daarbij horen aspecten die via algemeen gebruikelijke voorzieningen te realiseren zijn niet onder de compensatieplicht, zoals het reinigen van de ramen.

Lid 3 van artikel 9 gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg. Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid die ouder zijn dan 18 jaar. Wanneer die in staat zijn huishoudelijke werkzaamheden die onder de compensatieplicht vallen over te nemen, wordt allereerst gekeken of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten boven 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat, wanneer één van de huisgenoten die het huishoudelijk werk doet, uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn zal er plicht tot compensatie bestaan.

Compensatieplicht bestaat er uiteraard ook als de huisgenoot zelf ook niet in staat is het huishoudelijk werk te verrichten.

Niet gewend zijn huishoudelijk werk te verrichten is geen reden tot compensatie. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten kan compensatieplicht betekenen. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld moeten worden.

Lid 4 bepaalt dat er in principe geen individuele voorziening toegekend zal worden, indien er sprake is van gebruikelijke zorg en er geen reden is om aan te nemen dat deze niet uitgevoerd kan worden. Het gaat ook hier om maatwerk waardoor nauwkeurig onderzoek gedaan moet worden.

Artikel 10 Wonen in een geschikt huis

Lid 1

Als het gaat om het wonen in een geschikte woning hebben we het over de woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Uitgangspunt is daarbij dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. Het is niet zo dat een gemeente voor een woning moet zorgen: dat is een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. De gemeente kan wel ondersteunen of bemiddelen bij het zoeken naar een (geschikte) woning. Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte beschikbare woning, uiteraard passend bij het bestedingspatroon.

Heeft iemand een woning, dan zal de compensatieplicht betekenen dat eventuele problemen met het normale gebruik van de woning opgelost worden. Daarbij kan veelal gekozen worden uit meerdere mogelijke oplossingen.

Ook nu gaat het weer om woningen op het niveau sociale woningbouw. De ruimten zijn dan ook weer de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten. Er kan altijd afgeweken worden naar boven of beneden, maar omvangrijke woningen en zeer grote ruimten zullen niet als uitgangspunt voor compensatie gelden.

Lid 2

Als het gaat om een geschikte woning is er een reeks aan mogelijke wijzen van compensatie. Het kan mogelijk zijn de woning aan te passen, maar ook kan het mogelijk zijn dat er een andere woning beschikbaar is die geschikt is, of een woning die gemakkelijker geschikt te maken is. In die situatie zal een afweging moeten worden gemaakt van de diverse mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij zijn de behoeften van de aanvrager. Maar aan de andere kant is er ook de noodzaak tot een doelmatige besteding van gemeenschapsgelden, waardoor zo veel mogelijk aanvragers gecompenseerd kunnen worden met de beschikbare middelen. Door hier gericht beleid op te maken kan het college sturen in de mogelijkheden. De verschillende regels die gelden bij het maken van afwegingen zijn in de beleidsregels opgenomen.

Ten aanzien van de vraag of er aangepast dient te worden of dat het plaatsen van een herplaatsbare woonunit ook een oplossing kan zijn spelen afwegingen over afschrijving van de voorziening en over de vraag of de voorziening later hergebruikt kan worden een belangrijke rol. Gestreefd wordt aanpassingen die bestaan uit een aanbouw alleen dan te realiseren als vastgelegd kan worden dat deze aanpassing tijdens de gehele looptijd beschikbaar kan blijven voor een gehandicapte. Dit zal over het algemeen uitsluitend te realiseren zijn bij huurwoningen van sociaal verhuurders. In andere situaties zal indien mogelijk gekozen worden voor het plaatsen van een losse woonunit.

Lid 3

Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Daarbij zal zo mogelijk rekening gehouden worden met de behoeften van de aanvrager. Dat wil zeggen dat in een afweging bepaald zal worden hoe die behoeften zich verhouden tot de belangen (met name financiële) van de gemeente.

Artikel 11 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1 van artikel 11 beschrijft wat verstaan wordt onder het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften betekent dat de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt beschikbaar moet zijn. Hetzelfde geldt voor toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Deze dagelijkse benodigdheden kunnen op vele manieren in huis komen. Compensatie houdt niet in dat de aanvrager zelf de boodschappen moet kunnen doen. Er zal in redelijkheid gezocht worden naar een oplossing waarmee het resultaat bereikt wordt. Te denken valt aan een boodschappenservice, waarbij wel opgelet wordt dat de supermarkt qua kostprijs artikelen past bij het bestedingspatroon van de aanvrager.

Het gaat niet alleen om de ingrediënten maar ook om de maaltijden zelf. Compensatie betekent dat de aanvrager beschikt over de verschillende maaltijden door de dag heen. Daarbij dient rekening te worden met medische geïndiceerde diëten en kan rekening worden gehouden met de behoeften van de aanvrager. Het te bereiken doel kan behaald worden via een maaltijdservice, via het gebruik maken van gezamenlijke maaltijden of via het – met behulp van een vrijwilliger of anderszins – zelf bereiden van maaltijden. Ook kan het bereiden van maaltijden worden overgenomen.

Lid 2 van artikel 9 stelt welke hulpmiddelen gekozen kunnen worden om dit resultaat te bereiken. Boodschappen kunnen op verschillende manieren gedaan worden. Er kan gebruik gemaakt worden van beschikbare diensten, zoals boodschappenservice. Bij afwezigheid van dergelijke diensten, of indien de kosten van de dienst, zowel wat betreft producten als wat betreft extra bezorgkosten, dat rechtvaardigen, kan gekozen worden voor het inzetten van hulp om de boodschappen te doen. Daarbij zal goedkoopst-compenserend leidraad zijn, zodat het doen van boodschappen niet perse door de aanvrager zelf met hulp hoeft te worden gedaan. Ook hier is het te bereiken resultaat van belang en is de manier waarop daaraan ondergeschikt.

Lid 3 van artikel 11 gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg. Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid die ouder zijn dan 18 jaar. Wanneer die in staat zijn de in dit artikel bedoelde werkzaamheden die onder de compensatieplicht vallen over te nemen, wordt allereerst gekeken of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten boven 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat, wanneer één van de huisgenoten die de hier bedoelde werk doet, uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn zal er plicht tot compensatie bestaan.

Compensatieplicht bestaat er uiteraard ook als de huisgenoot zelf ook niet in staat is de in dit artikel bedoelde werkzaamheden te verrichten.

Niet gewend zijn deze werkzaamheden te verrichten is geen reden tot compensatie. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten kan compensatieplicht betekenen. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld moeten worden.

Lid 4 bepaalt dat een bruikbare boodschappenservice of bruikbare maaltijdvoorziening die leiden tot het te bereiken resultaat voorliggend zijn op eventueel individuele voorzieningen. Om te bepalen of een boodschappenservice of maaltijdvoorziening bruikbaar is zal gekeken moeten worden naar gezinssamenstelling, kosten en concrete beschikbaarheid. Als een voorliggende voorziening niet beschikbaar is kan daar uiteraard geen gebruik van worden gemaakt.

Lid 5 bepaalt dat indien gebruikelijke zorg of een voorliggende voorziening als bedoeld in lid 4 aanwezig is, waarmee het resultaat bereikt kan worden, er geen ruimte bestaat voor een individuele voorziening.

Artikel 12 Beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding

Lid 1 van artikel 12 stelt dat de gemeente aanvragers in staat dient te stellen te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. Dit onderdeel is beperkt tot het verzorgen van kleding die iemand in zijn bezit heeft. Begeleiding bij het kopen van kleding valt niet onder afdwingbare compensatie, maar als daar behoefte aan bestaat, kan de gemeente wel bemiddelen bij het regelen dat er geschikte en passende kleding wordt gekocht. De wijze waarop deze ondersteuning wordt geboden is afhankelijk van de gezamenlijk door aanvrager en gemeente te kiezen oplossing.

Als mobiliteit het probleem is kan gedacht worden aan een vervoersvoorziening om dat probleem op te lossen. Als er hulp bij het huishouden aanwezig is zou dit de oplossing kunnen bieden. Dat hoeft niet via het perse samen kopen van kleding: het is ook mogelijk met behulp van anderen kleding aan te schaffen.

In lid 2 wordt bepaald dat schone, draagbare en doelmatige kleding betekent dat er gewassen, gestreken en eventueel gerepareerd moet kunnen worden, alles voor zover de aanvrager daartoe niet in staat is. Het wassen zal veelal gebeuren met de algemeen gebruikelijke wasmachine. Ook het drogen van de was vindt indien mogelijk plaats op moderne wijzen van drogen: de wasdroger. Voor zover het noodzakelijk is kleding te strijken kan dit ook onder te compenseren problemen vallen. Daarbij is weer uitgangspunt wat in de maatschappij algemeen gangbaar is.

Lid 3 van artikel 12 gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg. Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid die ouder zijn dan 18 jaar. Wanneer die in staat zijn de in dit artikel bedoelde werkzaamheden die onder de compensatieplicht vallen over te nemen, wordt allereerst gekeken of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten boven 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat, wanneer één van de huisgenoten die de hier bedoelde werk doet, uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn zal er plicht tot compensatie bestaan.

Compensatieplicht bestaat er uiteraard ook als de huisgenoot zelf ook niet in staat is de in dit artikel bedoelde werkzaamheden te verrichten.

Niet gewend zijn deze werkzaamheden te verrichten is geen reden tot compensatie. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten kan compensatieplicht betekenen. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld moeten worden.

Lid 4 bepaalt dat als er gebruikelijke zorg aanwezig is die tot het te bereiken resultaat kan leiden, er geen ruimte zal bestaan voor individuele voorzieningen. Hierbij wordt uiteraard gekeken of er wel sprake is van maatwerk.

Artikel 13 Het thuis kunnen zorgen voor gezonde kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1 van artikel 13 spreekt over de dagelijkse zorg van gezonde kinderen die tot het gezin behoren. Dit kan onder de compensatieplicht behoren als een ouder met beperkingen dat zelf niet kan. Compensatie is dan bedoeld als ondersteuning. Het zal nooit gaan om volledige overname. In die situatie zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. Te denken valt aan algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang.

Het ondersteunen bij de opvoeding in een ontregeld gezin valt onder de Wet op de jeugdzorg en intensieve zorg voor gehandicapte kinderen, die de gebruikelijke zorg overstijgt, valt onder de AWBZ.

Lid 2 van artikel 13 biedt de mogelijke oplossingen. Het thuis verzorgen van gezonde kinderen die tot het gezin behoren zal veelal van kortere duur zijn. De compensatie van het niet zelf verzorgen (en opvoeden) van tot het gezin behorende kinderen zal bij een langere duur opgelost kunnen worden via algemeen gebruikelijke, voorliggende en algemene voorzieningen. Soms zal tijdelijke compensatie van belang zijn om de ouder(s) de gelegenheid te geven een definitieve oplossing te zoeken. Voorliggende voorzieningen spelen dan een grote rol. Te denken valt aan kinderopvang, gastouders, oppasgrootouders enz.

Lid 3 van artikel 13 gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg. Er wordt rekening gehouden met huisgenoten uit de leefeenheid die ouder zijn dan 18 jaar. Wanneer die in staat zijn de in dit artikel bedoelde werkzaamheden die onder de compensatieplicht vallen over te nemen, wordt allereerst gekeken of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten boven 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat, wanneer één van de huisgenoten die de hier bedoelde werk doet, uitvalt, via een herverdeling de andere huisgenoten deze taken zullen moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn zal er plicht tot compensatie bestaan.

Compensatieplicht bestaat er uiteraard ook als de huisgenoot zelf ook niet in staat is de in dit artikel bedoelde werkzaamheden te verrichten.

Niet gewend zijn deze werkzaamheden te verrichten is geen reden tot compensatie. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten kan compensatieplicht betekenen. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld moeten worden.

Lid 4 en 5 bepalen dat voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, het verstrekken van een individuele voorziening onnodig kunnen maken. Er zal dus altijd eerst beoordeeld moeten worden of er sprake is van dit soort oplossingsmogelijkheden.

Artikel 14 Zich verplaatsen in en om de woning

Het te bereiken resultaat wordt in lid 1 benoemd. Dit resultaat betekent dat de aanvrager zich in, om en nabij zijn woning moet kunnen verplaatsen. Daarbij moet gedacht worden aan het verplaatsen in het kader van het wonen, waarbij de woning bij alle verplaatsingen centraal staat. Alle andere verplaatsingen, die verder gaan dan de woning (zoals het gaan posten van een brief, het op bezoek gaan bij een buurman of het maken van een ommetje) horen bij het volgende te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Bij deze verplaatsingen horen wel de verplaatsing naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of het gebruik van de tuin. Wat de tuin betreft moet het mogelijk zijn in die tuin te komen, de inrichting van de tuin is een eigen verantwoordelijkheid.

In de woning moeten de normale woonruimten bereikt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan de woonkamer, het slaapvertrek, of mogelijk de slaapvertrekken, het toilet en de douche. Als er een berging is moet ook de berging bereikt kunnen worden.

In principe zullen zolders zonder stahoogte, veelal bereikbaar zonder vaste trap, met bijvoorbeeld een vlizotrap, niet onder de compensatieplicht vallen.

Het doel hierbij is dat men zich in die ruimten zodanig kan verplaatsen en zich daardoor zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is. Om dit resultaat te bereiken wordt compensatie geboden in de vorm van hulpmiddelen. Een voorbeeld is een rolstoel voor verplaatsingen door de ruimte. Ook een tillift zou gezien kunnen worden als een dergelijk middel. Doordat een belangrijk deel van de tilliften vanwege aard- en nagelvaste verbinding met het plafond gerekend worden tot de voorzieningen waardoor in een geschikte woning gewoond kan worden, wordt de tillift verder beschouwd als een voorziening die daar onder valt.

De hulpmiddelen die het te bereiken resultaat kunnen bevorderen kunnen nieuw of gebruikt zijn. Het is niet zo dat de compensatieplicht betekent dat iemand een nieuwe voorziening moet ontvangen, de compensatieplicht betekent dat iemand met de verstrekking het te bereiken resultaat moet kunnen bereiken.

Het kunnen verplaatsen in de woning zou kunnen betekenen dat er twee voorzieningen verstrekt worden. Wanneer iemand een transfer kan maken, maar overigens aangewezen is op een rolstoel, zou gekozen kunnen worden voor een stoeltjeslift in combinatie met een rolstoel beneden en een rolstoel boven, waardoor iemand in staat zal zijn om zich in de gehele woning te verplaatsen. In deze situatie kunnen naast een traplift ook andere voorzieningen nodig zijn om de woning rolstoeldoorgankelijk te maken.

In lid 2 wordt bepaald dat in principe een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis verstrekt wordt als men een dergelijke voorziening voor dagelijks zittend gebruik nodig heeft. Aan een dergelijke noodzaak gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet of AWBZ.

De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder als deze rolstoel wordt niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar vooral wordt gebruikt als men elders gedurende langere tijd zich moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots, of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke.

Artikel 14 lid 3 en 4 bepalen dat als een rolstoelpool zou kunnen leiden tot een adequate oplossing voor het probleem van het verplaatsen op andere plaatsen dan rond de woning. Daarom zal een rolstoelpool een oplossing kunnen bieden voor diegenen die behoefte hebben aan een oplossing voor incidenteel gebruik waarbij het gebruik niet in en om de woning plaatsvindt.

Als daar sprake van kan zijn zal geen individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 15 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1 bepaalt dat als het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is het te bereiken resultaat dat de aanvrager zich met een of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kan verplaatsen.

Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. Dat zijn alle verplaatsingen die niet uitsluitend te maken hebben met verplaatsingen in het kader van een betaalde baan. Heeft men voor dat soort verplaatsingen een aparte voorziening nodig, die verder gaat dan de normale voorziening voor het verplaatsen in het kader van het leven van alledag, dan zal deze voorziening niet onder de compensatieplicht vallen maar vergoed dienen te worden vanuit de voorzieningen ten behoeve van werken: zoals de Wia, of op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst van de branche.

Maar in situaties dat je met de voorziening die je nodig hebt in het kader van het leven van alledag ook naar je werk kunt blijft er compensatieplicht. Ook niet gehandicapten die een auto hebben gebruiken die auto vaak voor het reguliere woon-werkverkeer of voor het vervoer in het kader van werk (waarvoor zij dan een vergoeding ontvangen van de werkgever). In de Wmo is dat niet anders.

Lid 2. De individuele voorzieningen die verstrekt gaan worden om als resultaat te bereiken dat je je met een of ander vervoermiddel in de woonplaats en directe omgeving kan verplaatsen betreffen een breed scala van verplaatsingen. Uitgesloten zijn verplaatsingen die met een speciaal middel gemaakt moeten worden in verband met betaalde arbeid. Verder zijn ook vakanties en ander verblijf buiten het gebied zoals omschreven met woonplaats en omgeving uitgesloten. Daarvoor wordt door het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wmo te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders.

Wel gaat het om verplaatsingen nodig voor het doen van boodschappen, nodig om op bezoek te gaan, nodig om naar artsen, paramedici, specialisten en voor ziekenhuisonderzoek, voor zover het zogenaamde zittend ziekenvervoer daar geen oplossing voor biedt. Dit medisch vervoer betreft vooral situaties waarbij dat vervoer zo frequent is dat het beschikbaar gestelde vervoer bijna geheel aan dit medisch vervoer gebruikt zou worden. In deze situatie kan extra vervoer ter compensatie geboden worden. Ook het vervoer om in de natuur te zijn, al dan niet met familie of vrienden, of het vervoer om een kerk, een sporthal, of een museum te bezoeken valt onder de compensatieplicht.

De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen 1500 en 2000 kilometer. Het kan voorkomen dat er een grotere vervoersbehoefte bestaat. Van belang is allereerst vast te stellen of dat een realistische vervoersbehoefte is, gezien de medische, maar ook gezien de financiële situatie van de aanvrager. Immers, met een laag inkomen kan men wel de wens hebben veel verplaatsingen te maken, maar omdat voor iedere Nederlander verplaatsen een prijskaartje heeft zal dat ook voor mensen met een handicap gelden. Daarbij is het van belang vast te stellen of de vervoersbehoefte hiermee spoort.

In lid 3 en 4 wordt bepaald dat ook bij de vervoersvoorzieningen een scootermobielpool een oplossing kan bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. Om hierbij te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de aanvrager uitgangspunt zijn van de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen individuele voorzieningen voorkomen.

Artikel 16 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Lid 1 bepaalt het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen. Voorwaarden hiervoor zijn bijvoorbeeld het zich kunnen verplaatsen naar deze bestemmingen. Daarvoor zal artikel 15 over het algemeen een voldoende oplossing kunnen bieden.

In lid 2 wordt bepaald dat als vervoer voldoende in staat stelt aan activiteiten deel te nemen kan via artikel 15 het vervoersprobleem opgelost worden.

Lid 3 en 4 bepalen dat als er sprake is van voorliggende voorzieningen die het probleem op kunnen lossen, er geen ruimte meer is voor individuele voorzieningen.

Hoofdstuk 6 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming

Paragraaf 1: Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17 Mogelijke verstrekkingswijzen

In dit artikel wordt allereerst behandeld in welke vormen voorzieningen verstrekt kunnen worden. De mogelijkheden voorziening in natura of een persoonsgebonden budget zijn voorgeschreven in artikel 6 Wmo. De financiële tegemoetkomingen kunnen niet ontbreken,omdat artikel 7 lid 2 Wmo spreekt over een “financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan de woonruimte”.

Paragraaf 2: Verstrekking in natura

Artikel 18 Verstrekking in natura

Dit artikel bepaalt in lid 1 welke aspecten bij het verstrekken van een voorziening in natura in de beschikking vastgelegd moeten worden.

Het gaat daarbij uiteraard allereerst om uit welke voorziening of welke voorzieningen de te treffen voorziening bestaat. Dit uiteraard in relatie tot de te bereiken resultaten. Vervolgens wordt aangegeven wat de duur van de voorziening is: voor hoe lang wordt iets toegekend of hoe lang moet men in principe de bepaalde voorziening kunnen gebruiken om het resultaat te bereiken. Vervolgens is van belang te vermelden op welke wijze de voorziening in natura verstrekt wordt. Als er sprake is van een overeenkomst wordt deze overeenkomst vermeld. Ook eventuele voorwaarden die aan de verstrekking worden verbonden worden in de beschikking vermeld.

Ook andere aspecten, speciaal aspecten die voor deze ene verstrekking gelden, dienen in de beschikking opgenomen te worden.

Lid 2 geeft aan dat als een eigen bijdrage gevraagd wordt, dit in de beschikking komt te staan. Dit betreft alleen het gegeven dat een eigen bijdrage gevraagd wordt. Hoe hoog de eigen bijdrage is zal door het CAK bepaald worden en door het CAK bij afzonderlijke beschikking worden opgelegd.

Paragraaf 3: Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19 Overwegende bezwaren

Artikel 19 bepaalt dat het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg vast moet leggen in welke situaties geen keuzevrijheid bestaat voor het persoonsgebonden budget. Dit kan zijn als vast staat dat belanghebbende niet in staat is de gelden te beheren. Ook kan dit een situatie zijn waarin het gaat om zeer kortdurende hulp bij het huishouden en het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet praktisch uitvoerbaar is.

Artikel 20 Inhoud beschikking

Lid 1 van artikel 20 bepaalt wat er bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget vastgelegd moet worden in de beschikking. Het gaat daarbij allereerst om de formulering van het te bereiken resultaat zodat helder is voor welk doel het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden. Dat kan een beperkt doel zijn, zoals bijvoorbeeld het bezoeken van familie, vrienden en kennissen en het doen van boodschappen met een scootermobiel, maar ook een meer algemeen doel, zoals het maken van alle noodzakelijke verplaatsingen in de naaste woon- en leefomgeving.

Als er een program van eisen wordt verstrekt (waar is het geld voor bedoeld, aan welke eisen moet voldaan zijn) wordt dat ook in de beschikking vastgelegd onder bijvoeging van het program van eisen.

Vervolgens kan in de beschikking worden vastgelegd wat de omvang van het persoonsgebonden budget is, welk bedrag men ontvangt, met vermelding hoe dat bedrag tot stand is gekomen. Verder moet voor wat betreft de verantwoording ook in de beschikking worden vastgelegd wat van degene tot wie de beschikking is gericht in dit opzicht wordt verwacht. Ook eventuele voorwaarden die aan de verstrekking worden verbonden worden in de beschikking vermeld.

Lid 2 van dit artikel bepaalt dat bij het heffen van een eigen bijdrage dit in de beschikking vermeld moet worden, waarbij meegenomen kan worden dat het CAK de hoogte van de eigen bijdrage vaststelt en per beschikking op zal leggen.

Paragraaf 4: Verstrekking van een financiële tegemoetkoming

Artikel 21 Inhoud beschikking

Lid 1 bepaalt ten aanzien van de financiële tegemoetkomingen wat in de beschikking vermeld zal worden. Het gaat hier allereerst om de vermelding van het doel waarvoor de financiële tegemoetkoming gebruikt dient te worden. Daarnaast moet vermeld worden voor welke duur, voor welke periode de financiële tegemoetkoming verstrekt wordt en tenslotte dient hier vermeld te worden of er een overeenkomst van toepassing is op deze verstrekking. Ook eventuele voorwaarden die aan de verstrekking worden verbonden worden in de beschikking vermeld.

In Lid 2 wordt bepaald dat bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming de mogelijkheid bestaat een eigen aandeel te vragen. Indien dit van toepassing is dient dit in de beschikking vermeld te worden.

Paragraaf 5: Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 22 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 21 bepaalt de raad dat bij het verstrekken van een individuele voorziening op grond van de Wmo de aanvrager een eigen bijdrage is verschuldigd of de financiële tegemoetkoming wordt afgestemd op het inkomen.

In Lid 2 draagt de raad het college op om in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg vast te leggen hoe het eerste lid feitelijk wordt ingevuld.

Hoofdstuk 7 Bepalingen rond beslistermijn, beperkingen, advisering, voorwaarden , wijziging situatie, intrekking en terugvordering

Artikel 23 Beslistermijn

De Algemene wet bestuursrecht regelt dat als bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, een besluit genomen dient te worden binnen een redelijke termijn. Die redelijke termijn is 8 weken. De Wmo bepaalt niets over beslistermijnen. Het college heeft evenwel de mogelijkheid om afwijkende termijnen vast te stellen. Hoewel het van belang is zo min mogelijk afwijkende termijnen te hanteren, immers, de doorzichtigheid van de termijnen komt daardoor wellicht in het geding, is het logisch voor enkele onderdelen wel een langere termijn vast te stellen. Dit geldt met name voor bouwkundige woonvoorzieningen. Zeker als daar een offerte voor moet worden aangevraagd, zal daarmee de nodige tijd gemoeid zijn, zodat de termijn van acht weken niet haalbaar is. Om dat helder te hebben is het wenselijk deze termijn in de verordening op te nemen. De termijn is gesteld op 16 weken.

Artikel 24 Beperkingen

Er geldt een aantal beperkingen bij het verstrekken van voorzieningen:

Lid 1 onder a bepaalt dat het noodzakelijk is dat een voorziening langdurig noodzakelijk is. Op deze regel bestaat een duidelijke uitzondering: hulp bij het huishouden na een ziekte of ziekenhuisopname. Als deze kortdurende hulp bij het huishouden binnen een gemeente niet geleverd kan worden als algemene voorziening, waardoor geen individuele voorziening meer nodig zal zijn, zal deze hulp als individuele voorziening verstrekt moeten worden. Deze uitzondering dient dan in de verordening te worden opgenomen.

Wat langdurig noodzakelijk is hangt geheel af van de situatie, maar ook een te bereiken resultaat voor een belanghebbende die terminaal is dient gerekend te worden tot langdurig noodzakelijk. De voorziening zal immers iemand gehele verdere leven noodzakelijk zijn.

Lid 1 onder b bepaalt dat de voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aangemerkt moet kunnen worden. Het gaat daarbij op de eerste plaats om een voorziening die compenserend is voor de ondervonden problemen, zodat het te bereiken doel daadwerkelijk bereikt kan worden. Maar wanneer dan meerdere voorzieningen compenserend blijken te zijn mag volstaan worden met de goedkoopste voorziening.

Lid 2 bepaalt onder a dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd dient te worden voor een persoon als de aanvrager.

Artikel 25 Advisering

In Lid 1 wordt bepaald dat het noodzakelijk kan zijn voor de beoordeling van de gevraagde voorziening een beroep te doen op een (medisch) adviseur. Als daar aanleiding voor is biedt artikel 25 daartoe de mogelijkheid. Geregeld is dat het college twee mogelijkheden heeft: het college kan iemand oproepen op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen en daar die vragen te beantwoorden die nodig zijn om tot een zorgvuldig besluit te komen.

De tweede mogelijkheid is uitgebreider: deze mogelijkheid biedt ook de mogelijkheid tot onderzoek, bijvoorbeeld door een arts.

Van deze mogelijkheden wordt alleen gebruik gemaakt als dit noodzakelijk is, dat wil zeggen als zonder dit onderzoek een zorgvuldige besluitvorming niet mogelijk is.

In principe mag van de aanvrager verwacht worden mee te werken. Is de aanvrager niet bereid tot medewerking, dan zal het college moeten beoordelen of zonder deze medewerking een zorgvuldig besluit te nemen is. Is dat niet mogelijk dan zal het college de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. Is wel een zorgvuldig besluit mogelijk dan zal dat besluit genomen moeten worden.

Lid 2 geeft de situaties weer waarin een adviesinstantie (over het algemeen een medisch adviseur) om advies gevraagd zal worden.

Dat zal het geval zijn als sprake is van situaties waarin het belang is om te weten wat de aard van de problemen is en welke prognose er bestaat. Dit kan van belang zijn bij de bepaling van de voorzieningen om de gewenste resultaten te bereiken.

Uiteraard zal er een medisch advies moeten zijn bij een afwijzing op medische gronden.

Verder kunnen er zich situaties voordoen dat er anderszins behoefte bestaat aan een medisch advies. Dan biedt het laatste lid van dit artikel daartoe de mogelijkheid.

Artikel 26 Voorwaarden

In dit artikel wordt bepaald dat er aan het verstrekken van voorzieningen voorwaarden verbonden mogen worden.

Artikel 27 Wijziging situatie

Artikel 26 voorziet erin dat bij een gewijzigde situatie de plicht bestaat het college hiervan op de hoogte te stellen als men kan vermoeden dat dit invloed kan hebben op de verstrekte voorziening.

In die situatie kan men op basis van dit artikel verwachten dat wijzigingen worden doorgegeven.

Artikel 28 Intrekking

Een besluit, genomen op basis van deze verordening, kan in bepaalde omstandigheden geheel of gedeeltelijk ingetrokken worden.

Dit zal gebeuren als bij de toekenning voorwaarden gesteld zijn en daar op enig moment niet aan is voldaan. In die situatie bestaat ook de mogelijkheid tot terugvordering, indien de voorziening zich daartoe leent. Dat is in artikel 28 geregeld.

Ook de situatie dat beslist is op onjuist verstrekte gegevens biedt de mogelijkheid een genomen beschikking geheel of ten dele in te trekken. Ook in deze situatie kan terugvordering een mogelijkheid zijn.

Lid 2. Een beslissing wordt genomen met de bedoeling dat men daar een voorziening mee treft. Als binnen 6 maanden na het nemen van de beslissing de voorziening nog niet is getroffen, is er ook de mogelijkheid een beslissing geheel of ten dele in te trekken.

In afwijking van lid 2 kan op grond van lid 3 een besluit om een financiële tegemoetkoming

in de kosten van verhuizing en inrichting te verstrekken worden ingetrokken als de verhuizing niet binnen een termijn van 2 jaar na toekenning heeft plaatsgevonden. Het betreft hier een principebesluit, de feitelijke uitbetaling vindt pas plaats na de verhuizing.

Lid 4 bepaalt dat in alle gevallen bedoeld in de leden 1, 2 waarin feitelijk een voorziening is verstrekt, de verstrekte voorziening binnen 6 weken nadat de intrekkingsbesluit is meegedeeld moet worden gerestitueerd. Deze termijn is gelijk aan de termijn waarbinnen een bezwaarschrift kan worden ingediend.

Artikel 29 Terugvordering

Indien een besluit is ingetrokken (en ook alleen maar in die situatie) kan eventueel tot terugvordering worden overgegaan. Voorwaarde is dat het recht op de voorziening is ingetrokken. Een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden teruggevorderd. Hierbij geldt een privaatrechtelijke procedure.

Een voorziening die bestaat uit een natura-verstrekking kan ook worden teruggevorderd als later blijkt dat de verstrekking onterecht is geweest doordat er onjuiste gegevens zijn verstrekt.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 30 Hardheidsclausule

Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze hardheidsclasule.

Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid terzake niet aangepast zou moeten worden.

Artikel 31 Besluit en beleidsregels

In dit artikel wordt bepaald dat er een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg en beleidsregels worden vastgesteld. Deze documenten bevatten richtlijnen over de uitvoering van deze verordening. Het besluit bevat ook de omvang van de diverse (financiële) verstrekkingen, de hoogte van eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten..

Artikel 32 Indexering

Het college is op basis van dit artikel bevoegd eigen bedragen aan te passen.

De bedragen zijn opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 34 Overgangsbepaling

Artikel 33 bepaalt dat als vóór de inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag is ingediend op grond van de "Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2011" en er nog geen besluit is genomen op deze aanvraag, die aanvraag afgehandeld zal worden in overeenkomst met de hiervoor genoemde verordening. Dit tenzij de bepalingen van deze verordening gunstiger zijn voor de aanvrager, in dit geval zullen de bepalingen in deze verordening worden toegepast.

Artikel 35 Citeertitel

Dit artikel regelt hoe deze verordening geciteerd wordt.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 december 2012

de griffier,

de voorzitter,