Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Havenverordening Piushaven Tilburg 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHavenverordening Piushaven Tilburg 2006
CiteertitelHavenverordening Piushaven 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Regeling voor het beheer van de haven en aanliggend openbaar vaarwater
  2. Gemeentewet, art. 84, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-09-2012art. 23. art. 24

15-09-2012

15-09-2013, Gemeenteblad, 2012, 25

2012/067
09-06-200612-04-2017nieuwe regeling

22-05-2006

Gemeenteblad, 2006, 23

2006/109

Tekst van de regeling

Intitulé

Havenverordening Piushaven Tilburg 2006

De raad van de gemeente Tilburg;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gezien het eindvoorstel d.d. 19 mei 2006;

Besluit:de havenverordening Piushaven Tilburg 2006 vast te stellen.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 mei 2006

 

de griffier, de voorzitter,

Hoofdstuk I.

A.Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    haven: de Piushaven en het openbaar vaarwater in beheer en onderhoud bij de gemeente, nader aangeduid op de bij deze verordening als openbaar water gearceerd gedeelte behorende kaart;

  • b.

    kaden en oevers: de direct aan het openbaar vaarwater grenzende en gelegen weggedeelten en/of gedeelten van de openbare ruimte, een en ander zoals aangeduid op de bij deze verordening behorende kaart;

  • c.

    ligplaats: een op de bij deze verordening behorende kaart gemarkeerd gedeelte van het openbaar vaarwater, bestemd en geschikt om door een vaartuig met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

  • d.

    openbaar vaarwater: alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

  • e.

    bijbehorende voorzieningen: zaken op de vaartuigen, kaden en oevers, zonder welke het gebruik van het vaartuig niet goed mogelijk is, gelet op aard en functie van het vaartuig;

  • f.

    vaartuig: elk drijvend voorwerp dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd ofgeschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvend voorwerp een geheel uitmakende voorwerpen;

  • g.

    museumschip: elk vaartuig dat door zijn authenticiteit en door historie en verschijningsvorm demoeite van het behouden en bekijken waard is, en dat zowel nagenoeg permanent bewoond als in het geheel niet bewoond wordt;

  • h.

    bijzonder vaartuig: elk vaartuig, niet zijnde een museumschip, dat een bijzondere uitstraling en/of bijzondere functie heeft en dat een afspiegeling geeft van de ontwikkelingsgeschiedenis van diverse scheepstypes;

  • i.

    bedrijfsvaartuig: elk vaartuig, niet zijnde een museumschip of bijzonder vaartuig, dat een toeristisch, dienstverlenend en/of commercieel doel dient;

  • j.

    passantenvaartuig: elk vaartuig dat hoofdzakelijk gebruikt wordt voor de recreatie en slechts voor beperkte duur een tijdelijke ligplaats inneemt;

  • k.

    schouwcommissie: een door het college van burgemeester en wethouders ingestelde commissie vanadvies ex artikel 84, eerste lid van de Gemeentewet ten behoeve van de beoordeling van museumschepen alsmede ten behoeve van de advisering van bijzondere vaartuigen en bedrijfsvaartuigen;

  • l.

    havenmeester: een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aangewezengemeenteambtenaar;

  • m.

    winterberging: het gedurende de periode van medio september tot en met medio mei dat de haven gesloten is voor passantenvaartuigen, ligplaats bieden aan schepen die, al dan niet bewoond, een tijdelijke ligplaats voor de winterperiode zoeken;

  • n.

    vergunning: schriftelijke verklaring van het college van burgemeester en wethouders waarbij aan de aanvrager in zijn hoedanigheid toestemming wordt gegeven om ligplaats in te nemen voor een specifiek omschreven vaartuig;

Artikel 2. Vergunningen en toestemmingen.

  • a.

    Het college van burgemeester en wethouders kan vergunningen en toestemmingen verlenen en daaraan beperkingen en voorschriften verbinden. De beperkingen en voorschriften mogen slechts strekken tot bescherming van het belang in verband waarmede de vergunning of toestemming is vereist.

  • b.

    Tenzij in deze verordening anders wordt bepaald worden vergunningen verleend met eengeldigheidsduur van 5 jaar. Toestemmingen worden verleend voor een eenmalige gedraging of een geldigheidsduur van ten hoogste 3 maanden.

  • c.

    De verlening van een vergunning of toestemming geschiedt schriftelijk; de verlening van entoestemming kan in spoedeisende gevallen voor een eenmalige gedraging of handeling van tenhoogste een week mondeling geschieden.

  • d.

    Een vergunning of toestemming wordt niet verleend indien een of meer belangen die wordenbeschermd door deze verordening, waaronder redenen van orde of veiligheid in de haven, zichdaartegen verzetten.

  • e.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning of toestemming voor het nog te doorlopen deel van de geldigheidsduur intrekken indien:

    • 1.

      een reden waarom zij werd verleend is vervallen;

    • 2.

      een daaraan verbonden beperking of voorschrift niet wordt nageleefd;

    • 3.

      de belangen die worden beschermd door deze verordening zulks wenselijk maken;

    • 4.

      zich na de verlening een zodanig feit of omstandigheid voordoet dat, indien het feit of de omstandigheid ten tijde van de verlening of verlenging bekend was geweest, de vergunning of toestemming niet of niet in die vorm zou zijn verleend.

  • f.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de ligplaats van een vaartuig waarvoor vergunning is verleend, bij een afwezigheid van bedoeld vaartuig van minimaal een maand, gunnen aan een ander vaartuig, zonder dat de schouwcommissie daartoe om advies wordt gevraagd.

Artikel 3. Overdragen ligplaatsvergunning

  • 1.

    De vergunninghouder kan de ligplaatsvergunning enkel na verkregen toestemming van het college van burgemeester en wethouders overdragen aan een rechtverkrijgende.

  • 2.

    Op aanvraag van de vergunninghouder en van de rechtverkrijgende schrijft het college van burgemeester en wethouders de vergunning over op naam van de rechtverkrijgende.

Artikel 4. Verplichtingen van houders van vergunningen of toestemmingen.

  • a.

    De houder van een vergunning of toestemming is verplicht op eerste aanvraag van eentoezichthoudend ambtenaar of een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 26, het bezit van de vergunning of toestemming aan te tonen.

  • b.

    De houder van een vergunning of toestemming is verplicht om bij het gebruik van de vergunning of toestemming de aan die vergunning of toestemming verbonden beperkingen en voorschriften in acht te nemen.

     

B. Orde en veiligheid in de haven.

Artikel 5. Verbod tot innemen van ligplaats.

Het is verboden met een vaartuig ligplaats in te nemen of zich met een vaartuig op een ligplaats te bevinden tenzij daarvoor een vergunning of toestemming van het college van burgemeester en

wethouders is verstrekt.

Artikel 6. Personenvervoer.

Het is zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders verboden in de haven

rondvaarten te onderhouden dan wel met een openbaar middel van vervoer van personen te water een verbinding tussen bepaalde punten te onderhouden.

Artikel 7. Verhalen van vaartuigen.

  • a.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om een vaartuig te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats indien de orde of veiligheid dit naar hun oordeel dringend noodzakelijk maakt.

  • b.

    Van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt, behoudens in een spoedeisend geval en in het geval van een onbekende eigenaar, beheerder of gebruiker, geen gebruik gemaakt dan nadat het college van burgemeester en wethouders de eigenaar, beheerder of gebruiker van het vaartuig schriftelijk heeft opgedragen om het vaartuig voor een in opdracht vermeld tijdstip te verhalen naar een andere ligplaats en nadat gebleken is dat geen gevolg is gegeven aan de opdracht.

  • c.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om een vaartuig te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats indien de organisatie van een evenement in de haven dit noodzakelijk maakt. De schipper van het desbetreffende vaartuig dient hiervan minimaal 6 weken voor de datum van verhaal op de hoogte te worden gesteld.

  • d.

    Van de onder c. bedoelde bevoegdheid wordt enkel gebruik gemaakt indien aan de eigenaar, beheerder of gebruiker van het vaartuig een vergoeding is aangeboden vanwege door de eigenaar, beheerder of gebruiker geleden rompslompschade, welke schade door het college van burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.

Artikel 8. Gebruik van het anker.

  • a.

    Het is verboden om in de haven of voor de kaden een anker te gebruiken om het vaartuig te stoppen of met een krabbend anker te varen.

  • b.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien zulks nodig is ter voorkoming vanschade aan een vaartuig of kunstwerk.

Artikel 9. Veroorzaken van schade.

  • a.

    Wanneer een vaartuig schade heeft veroorzaakt aan de haven, de kaden, de havenwerken, dehaveninrichtingen of aan enig eigendom van de gemeente of aan een ander vaartuig, is de eigenaar, beheerder of gebruiker verplicht daarvan uiterlijk binnen een uur kennis te geven aan de daartoe aangewezen gemeenteambtenaar.

  • b.

    Door de daartoe aangewezen gemeenteambtenaar wordt ingeval van toegebrachte schade alsbedoeld in het voorgaande lid rapport opgemaakt.

  • c.

    Dit rapport behoort te vermelden:

    • 1.

      de wijze, waarop de schade is ontstaan;

    • 2.

      het bedrag, waarop de kosten van herstel der schade wordt begroot;

    • 3.

      de namen en adressen van personen, die tot schadevergoeding gehouden worden geacht;

    • 4.

      alle verdere feiten en omstandigheden, die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het ongeval en de vaststelling der aansprakelijkheid.

  • d.

    De daartoe aangewezen gemeenteambtenaar is bevoegd ingeval van toegebrachte schade de vaart van het betrokken vaartuig te beletten en te eisen dat, alvorens de vaart wordt voortgezet,voldoende zekerheid is verschaft ter zake van het herstel van de schade.

Artikel 10. Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende vaartuigen.

  • a.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de eigenaar, beheerder of gebruiker een verbod opleggen om met zijn vaartuig de haven binnen te komen, een ligplaats in te nemen, of in de haven of op een ligplaats te verblijven, indien zij van oordeel is dat het vaartuig ernstig gevaar, ernstige schade of ernstige hinder met zich meebrengt of met zich mee kan brengen.

  • b.

    Het verbod wordt pas opgelegd nadat is gebleken dat geen uitvoering is gegeven aan maatregelen die in het onderhavige geval door het college van burgemeester en wethouders kan worden opgelegd, of indien naar haar oordeel geen maatregelen mogelijk zijn ter voorkoming ofbeëindiging van ernstig gevaar, ernstige schade of ernstige hinder.

  • c.

    Het verbod wordt schriftelijk bevestigd.

  • d.

    De eigenaar, beheerder of gebruiker, aan wie het in de vorige leden verbod is opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.

Hoofdstuk II.

Bijzondere bepalingen

A. MUSEUMSCHEPEN

Artikel 11. Aangewezen ligplaatsen.

  • 1.

    De plaatsen waar museumschepen ligplaats mogen hebben, zijn aangewezen op de ligplaatsenkaart, die als bijlage bij deze verordening is opgenomen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de ligplaatsenkaart om deze in overeenstemming te brengen met een bestemmingsplan dat na het van kracht worden van deze verordening is vastgesteld.

Artikel 12. Ligplaatsvergunning.

  • 1.

    Op de op grond van artikel 11, eerste lid, aangewezen plaatsen mag een museumschip ligplaats innemen en hebben, mits de beheerder of gebruiker van het museumschip beschikt over een vergunning, zoals genoemd in artikel 2 van deze verordening.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt een besluit om al dan niet vergunning te verlenen nadat de Schouwcommissie is gehoord en advies heeft uitgebracht over het museumschip waarvoor vergunning is aangevraagd.

  • 3.

    De ligplaatsvergunning wordt verleend op basis van de kenmerken van het museumschip en wordt te naam gesteld op de beheerder of gebruiker van het museumschip en vermeldt de

plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het museumschip.

Artikel 13. Intrekking ligplaatsenvergunning.

Het college van burgemeester en wethouders kan de ligplaatsvergunning, na advies ingewonnen te hebben van de schouwcommissie, intrekken indien:

  • a.

    de ligplaatsvergunning tengevolge van een onjuiste opgave of informatie is verleend;

  • b.

    de gegevens in de ligplaatsvergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • d.

    het museumschip waarop de vergunning betrekking heeft, niet meer voldoet aan de criteria opgrond waarvan destijds de vergunning is verleend;

  • e.

    het museumschip waarop de vergunning betrekking heeft niet voldoet aan eisen van veiligheid en gezondheid;

  • f.

    op de ligplaats, kades en oevers voorzieningen aanwezig zijn die niet zijn vermeld in deligplaatsvergunning;

  • g.

    onderhouds- of andersoortige werkzaamheden worden verricht die tot ernstige overlast voor denabije omgeving leiden;

  • h.

    de verschuldigde havengelden niet zijn voldaan.

Artikel 14. Aansluiting op nutsvoorzieningen en riolering.

  • 1.

    De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het museumschip is aangesloten op hetdistributienet van de openbare waterleiding en riolering;

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in heteerste lid indien naar het oordeel van het college op voldoende wijze zorggedragen is vooraanwezigheid van drinkwater casu quo afvoer op verantwoorde en milieuvriendelijke wijze kangeschieden.

Artikel 15. Museumschepen met nagenoeg permanente bewoning

Indien vergunning is verleend voor een ligplaats voor een museumschip dat nagenoeg permanent bewoond wordt, gelden naast de verplichtingen genoemd in artikel 14, de volgende verplichtingen:

  • a.

    het museumschip dient over alle elementaire woonvoorzieningen zoals eet- en wasgelegenheid te beschikken;

  • b.

    Het museumschip dient tenminste 9 maanden van een kalenderjaar ligplaats in te nemen en mag na melding de ligplaats gedurende een periode van 3 maanden verlaten. Wanneer er sprake is van een langere afwezigheid, dan moet hiervoor toestemming worden gevraag aan het college burgemeester en wethouders.

     

B. PASSANTENVAARTUIGEN

Artikel 16. Aangewezen ligplaatsen.

  • 1.

    De plaatsen waar passantenvaartuigen ligplaats mogen hebben, zijn aangewezen op deligplaatsenkaart, die als bijlage bij deze verordening is opgenomen.

  • 2.

    De passantenhaven is geopend gedurende de periode van medio mei tot en met medio september van ieder jaar. Het college van burgemeester en wethouders heeft de bevoegdheid om ieder jaar de exacte data vast te stellen.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de ligplaatsenkaart om deze in overeenstemming te brengen met een bestemmingsplan dat na het van kracht worden van deze verordening is vastgesteld.

Artikel 17. Ligplaatsvergunning.

  • 1.

    Op de op grond van artikel 16, eerste lid, aangewezen plaatsen mag een passantenvaartuig ligplaatsinnemen, mits de eigenaar, beheerder of gebruiker van het passantenvaartuig beschikt over eenvergunning of toestemming, zoals genoemd in artikel 2 van deze verordening.

  • 2.

    De eigenaar, beheerder of gebruiker van een passantenvaartuig, dat ligplaats inneemt in de haven, is verplicht de aanwijzingen van de daartoe door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaar op te volgen.

  • 3.

    De eigenaar, beheerder of gebruiker van een passantenvaartuig, dat ligplaats inneemt, is verplicht zorg te dragen voor een verantwoorde wijze van afvoer van afvalwater en huishoudelijk- en bedrijfsafval. Daartoe is hij verplicht gebruik te maken van de door de gemeente beschikbaar gestelde voorzieningen.

  • 4.

    De vergunning of toestemming om ligplaats in te nemen is van tijdelijke aard, en kan geen langere aaneengesloten tijdsperiode dan vier weken omvatten. Meerdere toestemmingen tezamen mogen geen langere periode dan acht weken per kalenderjaar beslaan.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid kan een vergunning met een geldigheidsduur van maximaal 1 jaar worden verleend voor een ligplaats ten behoeve van winterberging.

Artikel 18. Verbod om te wonen op een passantenvaartuig.

Het is verboden om permanent of nagenoeg permanent woonachtig te zijn op een passantenvaartuig, dat

ligplaats heeft ingenomen in de passantenhaven, behoudens indien vergunning is verleend

overeenkomstig artikel 17, vijfde lid.

 

C.BEDRIJFSVAARTUIGEN.

Artikel 19. Aangewezen ligplaatsen.

  • 1.

    De plaatsen waar bedrijfsvaartuigen ligplaats mogen hebben, zijn aangewezen op deligplaatsenkaart, die als bijlage bij deze verordening is opgenomen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de ligplaatsenkaart om deze in overeenstemming te brengen met een bestemmingsplan dat na het van kracht worden van deze verordening is vastgesteld.

Artikel 20. Ligplaatsenvergunning.

  • 1.

    Op de op grond van artikel 19, eerste lid, aangewezen plaatsen mag een bedrijfsvaartuig ligplaats innemen en hebben, mits de beheerder / bewoner van het bedrijfsvaartuig beschikt over een vergunning, zoals genoemd in artikel 2 van deze verordening.

  • 2.

    De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de beheerder / bewoner van het bedrijfsvaartuig en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het bedrijfsvaartuig.

  • 3.

    De beheerder / bewoner van een bedrijfsvaartuig, dat ligplaats inneemt in de haven, is verplicht de aanwijzingen van de daartoe door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeente ambtenaar op te volgen.

  • 4.

    De beheerder / bewoner van een bedrijfsvaartuig, dat ligplaats inneemt, is verplicht zorg te dragen voor een verantwoorde wijze van afvoer van afvalwater en huishoudelijk- en bedrijfsafval. Daartoe is hij verplicht gebruik te maken van de door de gemeente beschikbaar gestelde voorzieningen.

Artikel 21. Intrekking ligplaatsenvergunning.

Het college van burgemeester en wethouders kan de ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • a.

    de ligplaatsvergunning tengevolge van een onjuiste opgave of informatie is verleend;

  • b.

    de gegevens in de vergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • d.

    het bedrijfsvaartuig waarop de vergunning betrekking heeft niet voldoet aan de eisen van veiligheid en gezondheid;

  • e.

    op de ligplaats voorzieningen aanwezig zijn die niet zijn vermeld op de ligplaatsvergunning;

  • f.

    activiteiten worden verricht die strijdig zijn met de vergunningvoorwaarden;

  • g.

    de verschuldigde havengelden niet zijn voldaan.

Artikel 22. Bedrijfsvaartuigen met nagenoeg permanente bewoning

.

Indien vergunning is verleend voor een ligplaats voor een bedrijfsvaartuig dat nagenoeg permanent bewoond wordt, gelden naast de verplichtingen genoemd in artikel 20 en 21 , de volgende verplichtingen:

  • a.

    het bedrijfsvaartuig dient over alle elementaire woonvoorzieningen zoals eet- en wasgelegenheid te beschikken;

  • b.

    Het museumschip dient tenminste 9 maanden van een kalenderjaar ligplaats in te nemen en mag na melding de ligplaats gedurende een periode van 3 maanden verlaten. Wanneer er sprake is van een langere afwezigheid, dan moet hiervoor toestemming worden gevraag aan het college burgemeester en wethouders.

     

  • D.

    OVERIGE ACTIVITEITEN.

Artikel 23. Aangewezen ligplaatsen

  • Op daarvoor, naar het oordeel van het college, geschikte plaatsen kan een ligplaatsvergunning worden verleend voor het exploiteren van overige activiteiten.

    Hieronder moet worden verstaan het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van vaartuigen die niet geschikt zijn voor bewoning resp. overnachting met alle daarbij behorende voorzieningen en faciliteiten.

  •  

Artikel 24. Van toepassing zijnde artikelen.

Ten aanzien van de vaartuigen en alle daarbij behorende voorzieningen en faciliteiten die benodigd zijn voor een succesvolle exploitatie van overige activiteiten, zijn de artikel 12 tot en met 15 van deze verordening van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de bepalingen inzake de schouwcommissie.

 

E.Hoofdstuk III. Overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 25. Nakoming aanwijzingen.

  • 1.

    Bij het innemen van een ligplaats en bij het uitvoeren van de werkzaamheden aan of nabij deligplaats worden de door het college van burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen in acht genomen.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht gevolg te geven aan de door het college van burgemeester en wethouders gegeven bevelen en aanwijzingen in het belang van de openbare orde of van de vrijheid of veiligheid van het verkeer.

Artikel 26. Toezicht.

Met het toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij

besluit van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

Artikel 27. Strafbepalingen.

Overtreding van de bepalingen van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de in artikel 23, tweede lid, van deTijdelijke Referendumwet genoemde zes-weken-termijn.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Havenverordening Piushaven Tilburg 2006.

  • 3.

    Met ingang van de dag genoemd in het eerste lid vervalt de Havenverordening Tilburg 2004.

Artikel 29. Overgangsbepalingen.

  • 1.

    Ligplaatsvergunningen afgegeven op grond van de verordening Havenverordening Tilburg 2004 en eerdere Havenverordening 1997 worden geacht vergunningen op grond van deze verordening te zijn.

  • 2.

    Aanvragen van vergunning waarop, op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, nog geen beslissing is genomen, worden afgehandeld op grond van deze verordening.

 

 

 

 

Toelichting bij de Havenverordening Piushaven Tilburg2006

A. Algemene bepalingen.

Artikel 1.

Dit artikel omvat de definities van de meest voorkomende begrippen in de verordening. Uitgangspunt bij de havenverordening is de regeling voor het beheer van de haven en aanliggend openbaar vaarwater, teneinde de door de gemeente beoogde functies van wonen, museale, passanten en toeristische nautische activiteiten te reguleren.

Van belang in dit kader is helderheid en transparantie in de geboden en verboden voor belanghebbende partijen, reden om dit artikel te trachten te komen tot een helder en slechts voor één uitleg vatbaar begrippenkader. Van belang in deze is de definitie van de vergunning. Door deze omschrijving in artikel 1, sub n, wordt benadrukt dat de vergunning persoonsgebonden is.

Artikel 2

.

In dit artikel zijn de algemene bepalingen voor vergunningen en toestemmingen gedefinieerd.

In de verordening wordt expliciet onderscheid gemaakt tussen een vergunning en een toestemming.

In letter b is dit onderscheid omschreven: vergunningen worden verleend voor een langere periode, te weten maximaal voor 5 jaren. Toestemmingen worden gegeven indien een eenmalige gedraging of handeling noodzaakt tot een toestemming van de havenbeheerder. Laatstgenoemde kunnen daarom ook in bepaalde gevallen mondeling worden gegeven.

Bovenstaande impliceert dat verzoeken om ligplaats in te nemen, zoals verder geregeld in hoofdstuk II van de verordening, in principe op basis van het vergunningenstelsel worden afgewikkeld, aangezien sprake is van een min of meer duurzame situatie. Daarnaast bestaat er behoefte om in bepaalde gevallen snel te kunnen handelen voor meer incidentele situaties. Dan kan dus gebruik gemaakt worden van het fenomeen “toestemming”.

De rechtskracht van beide instrumenten is hetzelfde en worden volgens hetzelfde juridisch regiem afgewikkeld.

Onder letter e zijn tenslotte de algemene intrekkinggronden limitatief opgesomd.

Deze opsomming bevordert de kenbaarheid van de regels binnen deze verordening.

De bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen en toestemmingen is een bevoegdheid van het college, doch kan uiteraard gemandateerd worden.

Artikel 3.

Dit artikel omschrijft de verplichtingen van de houders van vergunningen en toestemmingen in zijn algemeenheid. Bijzondere verplichtingen worden respectievelijk bij de hierna volgende specifieke bepalingen toegevoegd.

B.Orde en veiligheid.

In deze paragraaf zijn de algemene bepalingen betreffende de orde en veiligheid in de haven opgenomen.

De tekst van de artikelen 5 tot en met 10 spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7 regelt de bevoegdheid tot het verhalen van vaartuigen, indien orde en veiligheid dit noodzaken. Het verhalen, anders gezegd het wegslepen, van vaartuigen is een verregaande bevoegdheid, gelijk te stellen met de bevoegdheid tot uitoefening van bestuursdwang.

Deze bevoegdheid komt dan pas aan de orde indien dringende noodzaak aanwezig en aspecten van de openbare orde en veiligheid ernstig in het gedrang komen.

Letter b van het bewuste artikel geeft de waarborgen dat niet lichtzinnig met deze bevoegdheid wordt omgegaan.

In artikel 7, letters c en d, is de bevoegdheid geregeld om een vaartuig te verhalen naar een andere ligplaats in de haven indien de organisatie van een evenement dit noodzakelijk maakt. Onder evenement moet in dit verband verstaan worden hetgeen als zodanig gedefinieerd is in de APV.

Aangezien het houden van evenement in het belang van de gemeente is, dient in een dergelijk geval de schade die de eigenaar, beheerder of gebruiker van een verhaald vaartuig lijdt, door de gemeente vergoed te worden. Deze vergoeding kan beschouwd worden als een nadeelcompensatie aangezien de schade redelijkerwijs niet tot het maatschappelijk risico behoort van de eigenaar, beheerder of gebruiker van het vaartuig. De schade wordt gekwalificeerd als een zgn. rompslompschade, dwz louter de schade die de eigenaar, beheerder of gebruiker lijdt tengevolge van de overlast tengevolge van het verplaatsen van het vaartuig. De hoogte van de schade wordt bepaald door het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk II.

Bijzondere bepalingen.

A. Museumschepen.

In dit hoofdstuk worden de bepalingen voor de diverse bijzondere havenfuncties uitgewerkt.

De artikelen 11 tot en met 15 behandelen de regels met betrekking tot de Museumhaven.

Onder de museumhaven wordt een verzameling van meerdere authentieke , historische museumschepen verstaan.

In artikel 11 wordt de locatie geregeld, waarbij voor de situering wordt verwezen naar een bij de verordening behorende ligplaatsenkaart.

Op basis van vergunningverlening kan een museumschip ligplaats krijgen in het betreffende deel van de haven. Alvorens de vergunning verleend wordt, dient de Schouwcommissie gehoord te worden en advies uitgebracht te hebben over het museumschip waarvoor vergunning is gevraagd.

De Schouwcommissie heeft de volgende samenstelling: twee c.q. drie ambtenaren van de gemeente, een tweetal onafhankelijke leden met specifieke nautische expertise, en een lid van Stichting Thuishaven Tilburg (SST).

Bij het beoordelen van de aanvragen hanteert de schouwcommissie o.a. de volgende criteria:

  • ·

    museale waarde van het schip; deze waarde komt het best tot uitdrukking als het schip nog in originele staat is en nog beschikt over alle authentieke details. Voorkeur heeft een binding met oorspronkelijke industriële functie van de haven. De commissie maakt een kwalitatieve beoordeling over de authenticiteit, waarbij de ABC-indeling van de FNOV een bruikbare onderbouwing kan zijn.

  • ·

    Inzicht in specifiek stukje geschiedenis: ook de historie is een toetsingscriterium, waarbij de geschiedenis van de beroepsvaart mogelijk een interessant item kan zijn.

  • ·

    Historische betekenis voor stad of regio.

  • ·

    Visuele waarde: de schepen moet aantrekkelijk zijn om naar te kijken, concreet gaat het om de aanwezigheid en zicht op masten, gangboorden, patrijspoorten, tuigwerk, lieren, gieken etc.

  • ·

    Diversiteit

  • ·

    Woonfunctie

  • ·

    Afmetingen en grootte

  • ·

    Sociaal-economische binding.

De ligplaatsvergunning wordt verleend op basis van de kenmerken van het museumschip .

De intrekking van de ligplaatsvergunning is geregeld in artikel 13. Naast de algemene intrekkingcriteria, zoals die genoemd zijn in artikel 2, sub e, worden in dit artikel specifieke criteria genoemd die van toepassing zijn op de vergunningen voor de museumhaven.

Indien bewoning plaatsvindt, regelt artikel 15 de verplichting van de aanwezigheid van was- en eetgelegenheid.

B.Passantenvaartuigen.

In dit onderdeel worden regels gesteld ten aanzien van het gebruik van de passantenhaven. Deze haven, onderdeel van het totale havengebied , is op de ligplaatsenkaart als zodanig aangewezen.

Aangezien hier vaak incidentele, kortstondige ligplaatsen worden ingenomen, is zowel vergunningverlening als toestemming geregeld in artikel 17.

Daar is ook geregeld dat de verplichting bestaat zorg te dragen voor een verantwoorde wijze van ontdoen van afvalwater en huishoudelijk- en bedrijfsafval, aangezien voor deze schepen geen vaste aansluiting op nutsvoorziening en riolering verplicht kan worden gesteld.

Ook de duur van de vergunning of toestemming om ligplaats in te nemen , is in tijd beperkt. Ligplaats kan slecht worden ingenomen voor een beperkte tijdspanne.

In artikel 18 is tenslotte een woonverbod opgenomen, behoudens indien er sprake is van ligplaats in de winterberging.

C.Bedrijfsvaartuigen.

Bedrijfsvaartuigen zijn vaartuigen die een toeristisch en/of commercieel doel dienen, niet zijnde een museumschip.

De eisen die aan een bedrijfsvaartuig worden gesteld, zijn anders dan voor een museumschip. Geldt bij museumschepen met nadruk de authenticiteit en historie als criterium, bij bedrijfsvaartuigen gaat het met name om de visuele waarde. Is bovendien dan nog sprake is van authenticiteit en door historie en verschijningsvorm de moeite van het behouden en bekijken waard is, dan worden ze beschouwd als museumschepen.

Ook heeft de schouwcommissie , in tegenstelling tot bij de museumschepen, bij de beoordeling van de bedrijfsvaartuigen enkel een adviserende rol.

D.Bijzondere vaartuigen.

Voor vaartuigen die wat betreft hun omvang niet passen in de museumhaven, maar toch een aanwinst zijn voor de Piushaven, zijn enkele alternatieve ligplaatsen beschikbaar in de kanaalarm. Deze plaatsen zijn in de eerste plaats gereserveerd voor bijzondere vaartuigen, met een bijzondere uitstraling of bijzondere functie, zonder dat er strenge eisen worden gesteld aan het museale karakter. De selectiecriteria zijn dezelfde als in de museumhaven, alleen worden in de kanaalarm geen strenge eisen gesteld aan originaliteit en authenticiteit. Wel geldt voor schepen in de kanaalarm dat zij een beeld moeten geven van breed doorgevoerde wijzigingen die de ontwikkelingsgeschiedenis van de diverse scheepstypen illustreren, bijvoorbeeld het aanbrengen van Kalffdekken om het laadvermogen te vergroten.

Op grond van het vorenstaande wordt via artikel 24 de artikelen betreffende de museumschepen van overeenkomstige toepassing verklaard.

Hoofdstuk III.

Overgangs-en slotbepalingen.

Dit hoofdstuk regelt de verplichtingen en sanctiebepalingen bij overtreding. Bovendien wordt hier de inwerkingtreding vastgesteld en overgangsbepalingen regelen hoe om te gaan met in behandeling zijnde aanvragen voor ligplaatsvergunningen .

De citeertitel benoemt deze verordening als “Havenverordening Piushaven 2006”.