Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Berkelland

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 en volgende jaren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBerkelland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 en volgende jaren
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 en volgende jaren
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, artt. 8 lid 1, onderdeel d, 8 lid 2, onderdeel b, 8b en 36
  2. Gemeentewet, art. 149
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-201201-01-2015Onbekend

11-12-2012

Berkelbericht, 8 januari 2013

17.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 en volgende jaren

Raadsvergadering : 11 december 2012

Agendanummer : 17.

De raad van de gemeente Berkelland;

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek van 4 oktober 2012

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 oktober 2012;

gelet op artikel 8 lid 1 onderdeel d, artikel 8 lid 2 onderdeel b, artikel 8b en 36 van de Wet werk en bijstand en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat de raad bij verordening het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 tot 65 jaar moet regelen;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

 

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG WET WERK EN BIJSTAND 2012 EN VOLGENDE JAREN

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Gemeenschappelijke regeling

Op grond van artikel 8b van de Wet werk en bijstand treedt het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek op basis van een gemeenschappelijke regeling in de plaats van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Begripsbepalingen
  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek

    • b.

      De wet: de Wet werk en bijstand (WWB)

    • c.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders.

    • d.

      De raad: de gemeenteraad

    • e.

      Referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

    • f.

      Peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

    • g.

      Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’.

Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

  • h.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

  • i.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering 2000

  • j.

    Bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet

Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

  • 1.

    Aan de voorwaarde van het hebben van een langdurig laag inkomen zoals bedoeld in artikel 36 lid 1 WWB is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet hoger is dan 105 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en belanghebbende geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2.

    Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      Voor gehuwden € 515,00;

    • b.

      Voor alleenstaande ouders € 465,00;

    • c.

      Voor een alleenstaande € 360,00

  • 2.

    Indien één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de wet,

komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    De bedragen, genoemd in het eerste lid, gelden per 1 januari 2012 en worden jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden op hele euro’s naar boven afgerond.

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6 Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 en volgende jaren.

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013 en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

  • 2.

    De vastgestelde Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Berkelland, welke op 1 januari 2009 in werking is getreden, vervalt met ingang van 1 januari 2013

  • 3.

    Het op 26 januari 2012 vastgestelde Raadsbesluit “tijdelijke regels aanscherping Wet werk en bijstand” komt hiermee te vervallen

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

11 december 2012

de griffier, de voorzitter,

Algemene toelichting Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 en volgende jaren

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op het minimum inkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de WWB in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand.

De langdurigheidstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde belanghebbenden die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij geen vooruitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36 lid 1 WWB). De gemeenteraad moet bij verordening regels vaststellen over het verlenen van een langdurigheidstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 WWB. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen “langdurig” en “laag inkomen”. Daarbij geldt dat in ieder geval geen sprake is van laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

De gemeenteraad dient in de verordening eveneens de hoogte van de langdurigheidstoeslag te bepalen.

Artikelsgewijze toelichting Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand.

 

Artikel 1 Gemeenschappelijke regeling

De gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk hebben op grond van een gemeenschappelijke regeling de uitvoering van de Wet werk en bijstand opgedragen aan de Sociale Dienst Oost Achterhoek. In artikel 8b van de WWB is geregeld dat indien bij een gemeenschappelijke regeling de uitvoering van deze wet volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van die wet, dat bestuur voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van de paragrafen 7.1 en 7.3 in de plaats treedt van de betrokken colleges van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

Lid 2 onderdeel e: referteperiode.

In artikel 2 lid 2 onderdeel e van deze verordening is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder “langdurig”.

Lid 2 onderdeel f: peildatum.

De peildatum is de datum waarop het recht op de langdurigheidstoeslag is ontstaan (artikel 2 lid 2 onderdeel f van deze verordening). Het gaat dus uitdrukkelijk niet om de datum waarop is aangevraagd. Het betreft de datum waarop een belanghebbende langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen (zoals bedoeld in artikel 34 WWB) en geen uitzicht op inkomensverbetering.

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

Bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, moet de gemeenteraad vastleggen wat onder langdurig wordt verstaan en wat onder laag wordt verstaan.

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaande aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 2 onderdeel e van deze verordening. Uit het feit dat de minimumleeftijd voor het recht op langdurigheidstoeslag is verlaagd van 23 naar 21 jaar kan worden afgeleid dat onder langdurig tenminste 3 jaar moet worden begrepen. Een belanghebbende is immers in beginsel vanaf 18 jaar zelfstandig rechtssubject. De gemeenteraad sluit aan bij de periode van 3 jaar. De referteperiode bedraagt een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Laag inkomen

Met betrekking tot de invulling van het begrip “laag inkomen” is de gemeenteraad gebonden aan een ondergrens en aan een bovengrens. De ondergrens van “laag” is de bijstandsnorm. De bovengrens bedraagt 110% van de toepasselijke bijstandsnorm (artikel 36 lid 6 WWB). Bij een inkomen hoger dan deze 110%, is er geen sprake meer van een “laag” inkomen. De gemeenteraad heeft ervoor gekozen de bovengrens vast stellen op 105%. Dat betekent dat het in aanmerking te nemen inkomen gedurende de referteperiode niet hoger mag zijn dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm.

De vraag of het inkomen van een belanghebbende gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurige lage inkomen van 105% van de toepasselijke bijstandsnorm, dient niet al te rigide te worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd (vergelijk CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.,LJN BE8918, en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141 WWB, LJN BP5532).

Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag

In artikel 4 is de hoogte van de langdurigheidstoeslag geregeld. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gehuwden, een alleenstaande ouder en een alleenstaande.

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op langdurigheidstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden belanghebbenden op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op langdurigheidstoeslag (vergelijk bijvoorbeeld CRvB 13-07-2010, nr, 08/2345 WWB, LJN BN 2529).

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, anders dan het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 WWB, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikel 11 of 13 lid 1 WWB genoemde gronden geen recht heeft op bijstand.

Als slechts één partner recht heeft op langdurigheidstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in artikel 4 lid 2 van deze verordening.

In lid 3 is bepaald dat voor de toepassing van de hoogte van de langdurigheidstoeslag moet worden uitgegaan van de situatie op de peildatum.

In lid 4 is een indexeringsbepaling opgenomen.

Artikel 5 Onvoorziene gevallen.

In dit artikel is geregeld dat, wanneer de verordening ergens niet in voorziet, het college beslist.

Artikel 6

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Als gevolg van de wijzigingen in de Wet werk en bijstand (WWB) en de intrekking van de Wet investeren in jongeren (WIJ) per 1 januari 2012 en de inwerkingtreding van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets dient deze verordening terug te werken tot en met 1 januari 2012.

De Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Berkelland dient de vervallen.