Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats.
Artikel 2. Openstelling begraafplaats(en).
- 1.
De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk
gedurende de door burgemeester en wethouders bij nadere regels vast
te stellen tijden. Zij maken deze tijden openbaar bekend.
- 2.
Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de
toegangen tijdelijk worden gesloten.
- 3.
Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor
het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor
het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.
Artikel 3. Werkzaamheden.
Het is verboden, anders dan met toestemming van burgemeester en
wethouders, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de
begraafplaatsen te verrichten.
Artikel 4. Dodenherdenkingen en onthullingen van gedenktekens.
- 1.
Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke
plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen van te voren
worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de
plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.
- 2.
De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten
zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de
aanwijzingen van de beheerder.
Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging.
Artikel 5. Kennisgeving begraven, delven en sluiten van een graf.
- 1.
Degene die wil doen begraven geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur
van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving zal
plaatsvinden schriftelijk kennis aan de beheerder. De beheerder
bepaalt het moment van begraving.
- 2.
Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen
36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving zo tijdig
mogelijk worden gedaan.
- 3.
De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als
werkdag.
Artikel 6. Over te leggen stukken.
- 1.
Begraving mag slechts geschieden indien van te voren het verlof tot
begraven of de toestemming tot het plaatsen van een asbus is
overgelegd aan de beheerder.
- 2.
Begraving in een graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de
wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden
onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een
zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn tenminste
gelijk is aan de wettelijke grafrusttermijn. De verlenging dient te
worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is
overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 16,
tweede lid.
- 3.
De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar
boven toe afgerond op hele jaren.
Artikel 7. Tijden van begraven.
- 1.
Voor het begraven wordt gelegenheid geboden van maandag tot en met
vrijdag tussen 8.00 en 15.00 uur, en op zaterdag tussen 10.00 en
13.00 uur, met uitzondering van algemeen erkende feestdagen.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van deze
tijden afwijken. Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte der graven.
Artikel 8. Indeling begraafplaats. Op de begraafplaatsen wordt op
verzoek gelegenheid gegeven tot het begraven op het Rooms Katholiek
gedeelte, het Islamitisch gedeelte of op het algemeen gedeelte.
Artikel 9. Indeling graven.
- 1.
Op de begraafplaatsen wordt op verzoek gelegenheid gegeven tot:
- ·
het begraven van lijken in algemene graven;
- ·
het begraven van lijken en het plaatsen van asbussen met of
zonder urn in eigen graven.
- 2.
De algemene graven worden onderscheiden in:
- ·
- ·
graven voor levenloos geborenen.
- 3.
De eigen graven worden onderscheiden in:
Artikel 10. Grafafmetingen.
Burgemeester en wethouders stellen nadere regels met betrekking tot de
afmetingen van de graven.
Artikel 11. Grafkelder.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de rechthebbende op een bijzonder
graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen
aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen
voorwaarden.
Artikel 12. Aantal overledenen in graven.
- 1.
In een graf mogen niet meer dan twee lijken worden begraven. Op
verzoek wordt in een graf waarin één of twee lijken zijn begraven
gelegenheid gegeven tot het plaatsen van één asbus.
- 2.
In een eigen urnengraf mogen niet meer dan drie asbussen worden
geplaatst.
- 3.
In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken
van het bepaalde in de voorgaande leden.
Artikel 13. Volgorde van uitgifte.
- 1.
De graven worden slechts op het moment van begraving en in volgorde
van ligging uitgegeven.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen een graf toewijzen anders dan op
het moment van begraving en buiten de volgorde van ligging, mits dit
wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.
Artikel 14. Termijnen van graven.
- 1.
Burgemeester en wethouders verlenen, voor zover de daartoe bestemde
ruimte van de begraafplaatsen zulks toelaat, op een daartoe bij hen
schriftelijk in te dienen aanvraag, het recht op een eigen graf.
- 2.
Het recht op een eigen graf wordt verleend voor de termijn van
twintig jaar, met uitzondering van het recht op een bijzonder graf
dat voor dertig jaar wordt verleend.
- 3.
De in het tweede lid genoemde termijn vangt aan op de datum waarop
het graf is uitgegeven.
- 4.
Het recht op een eigen graf wordt op verzoek van de rechthebbende
telkens met een termijn van tien jaren verlengd. Het verzoek dient
voor het verstrijken van de lopende termijn te worden ingediend.
- 5.
Een recht als bedoeld in het eerste lid kan slechts aan één
rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de
personen genoemd in artikel 16 eerste lid. Verlening van het recht
ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor
gewichtige redenen bestaan.
Artikel 15. Grafrechten.
Voor eigen graven worden grafrechten geheven overeenkomstig hetgeen
daaromtrent is bepaald in de Verordening begraafplaatsrechten.
Artikel 16. Overschrijving van verleende rechten.
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen het recht op een graf op
schriftelijk verzoek van de rechthebbende overschrijven ten name van
de echtgenoot of levenspartner danwel een bloedverwant of aanverwant
tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de
rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen
is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
- 2.
Na het overlijden van de rechthebbende kan het graf worden
overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel
een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad, mits het
verzoek hiertoe schriftelijk wordt gedaan binnen een jaar na het
overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een
ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk,
indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
- 3.
Indien na het overlijden van de rechthebbende het schriftelijk
verzoek tot overschrijving aan burgemeester en wethouders niet wordt
gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn
zijn burgemeester en wethouders bevoegd het recht op het graf te
doen vervallen.
Artikel 17. Afstand doen van graven.
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de
rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van
het recht op het graf.
Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen.
Artikel 18. Vergunning gedenkteken.
- 1.
Voor het plaatsen van een gedenkteken op een graf is een vergunning
nodig van burgemeester en wethouders.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de
aard en afmetingen, alsmede omtrent de wijze van aanbrengen van
gedenktekens.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien:
- a.
niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere
regels;
- b.
het grafteken afbreuk doet aan het aanzien van de
begraafplaats;
- c.
de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;
- d.
de constructie van het grafteken ondeugdelijk is.
- 4.
Voor het plaatsen van een gedenkteken op een graf worden rechten
geheven overeenkomstig het bepaalde in de Verordening
begraafplaatsrechten.
Artikel 19. Grafbeplanting.
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent het
aanbrengen van grafbeplanting.
- 2.
Beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren
kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan
worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen
en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder
worden verwijderd.
Artikel 20. Verwijderen grafbedekking.
- 1.
Na het vervallen van een recht op een graf dient de rechthebbende de
grafbedekking binnen vier weken van het graf te verwijderen.
- 2.
Verwijdering van de grafbedekking dient te geschieden op aanwijzing
en onder toezicht van de beheerder. De beheerder dient tenminste een
dag van tevoren op de hoogte te worden gesteld van het voornemen tot
verwijdering van de grafbedekking.
- 3.
Indien verwijdering van de grafbedekking achterwege blijft,
geschiedt verwijdering van gemeentewege. De rechthebbende kan in dit
geval geen aanspraak maken op het afkomend materiaal of op een
vergoeding daarvoor.
Artikel 21. Onderhoud door de rechthebbende.
- 1.
De rechthebbende is verplicht het grafteken behoorlijk te
onderhouden of te herstellen. Hieronder wordt mede begrepen het
waterpas stellen van graftekens.
- 2.
Indien hij nalaat het grafteken behoorlijk te onderhouden of te
herstellen, kunnen burgemeesters en wethouders de hiervoor in
aanmerking komende voorwerpen doen verwijderen. Het verwijderde
blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende
en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige
vergoeding is verplicht.
- 3.
De verwijdering vindt niet eerder plaats dan nadat de rechthebbende
overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 vierde lid van de Wet op
de lijkbezorging op de verwaarlozing van het graf is gewezen.
Artikel 22. Onderhoud door de gemeente.
- 1.
Burgemeester en wethouders voorzien in het algemeen onderhoud van de
begraafplaatsen, alsmede het onderhouden van de graven, met
uitzondering van de graftekenen en grafkelders.
- 2.
Voor het onderhouden van de graven worden rechten geheven
overeenkomstig het bepaalde in de Verordening begraafplaatsrechten.
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.
- 1.
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die
waarop zij is bekendgemaakt.
- 2.
Op het tijdstip van inwerkingtreding als bedoeld in het
voorgaande lid vervallen
- ·
de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen van de
gemeente Tilburg zoals vastgesteld bij besluit van de raad van
Tilburg d.d. 26 februari 1996 en
- ·
de Verordening regelende het beheer van de Algemene
Begraafplaats voor de gemeenten Berkel-Enschot, Moergestel,
Oisterwijk en Udenhout zoals vastgesteld bij besluit van de raad
van Berkel Enschot d.d. 28 juni 1984.
Artikel 26. Overgangsbepaling.
- 1.
Rechten en verplichtingen met betrekking tot graven - hoe ook
genaamd - die zijn ontstaan op basis van de Beheersverordening
gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Tilburg zoals genoemd
in artikel 25 tweede lid worden, voorzover deze niet reeds zijn
vervallen of ingetrokken, geacht te zijn ontstaan op basis van
onderhavige verordening.
- 2.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening
een verzoek om een vergunning danwel een ander verzoek - hoe ook
genaamd - is gedaan op grond van de Beheersverordening gemeentelijke
begraafplaatsen van de gemeente Tilburg zoals genoemd in artikel 25
tweede lid, en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze
verordening daarop nog niet is beslist, wordt de overeenkomstige
bepaling van deze verordening toegepast.
Artikel 27. Citeerartikel.
Deze verordening kan worden aangehaald als Beheersverordening
gemeentelijke begraafplaatsen 1997.