Organisatie | Baarn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bij de verordening compenserende maatregelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Baarn |
Citeertitel | Beleidsregels bij de verordening compenserende maatregelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Baarn |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening compenserende maatregelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Baarn
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-08-2014 | nieuwe regeling | 14-08-2012 Elektronisch Gemeenteblad 14 november 2012, week 46 - nr 20 en Baarns Weekblad 27 december 2012 | 12CV000354 |
Hoofdstuk 1 De Wmo van claimgerichte naar resultaatgerichte maatschappij
De (uitvoering van) de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ontwikkelt zich, van een AWBZ-achtige, claimgerichte wet naar een wet waarin de mogelijkheden en de vraag van cliënten centraal staan. Deze ontwikkeling staat inmiddels algemeen bekend onder de naam ‘De Kanteling’: een proces om de Wmo te doen kantelen naar een wijze van uitvoeren die recht doet aan de oorspronkelijke bedoeling, met name ten aanzien van het nieuwe begrip “compensatieplicht”.
Om De Kanteling goed te verankeren zijn een andere verordening en beleidsregels noodzakelijk. Deze twee documenten beperken zich niet tot de individuele voorziening, het geeft ook inzicht in de wijze waarop wij personen, anders dan met individuele voorzieningen, kunnen compenseren. En daarnaast wordt helder wat van mensen zelf mag worden verwacht.
In algemene zin heeft de wet tot doel om mensen in staat te stellen tot maatschappelijke participatie en te stimuleren tot zelfredzaamheid. Voor veel mensen is deelnemen aan de samenleving en zich inzetten voor zichzelf én anderen een vanzelfsprekendheid. Soms lukt dat meedoen niet op eigen kracht. Dat kan zijn omdat burgers beperkingen hebben, de weg niet weten of de regie kwijt zijn. Als meedoen op eigen kracht niet kan, is er ondersteuning nodig. Wij ondersteunen mensen die dat nodig hebben in hun bijdrage aan de samenleving, bieden hulp bij het herstellen van hun zelfredzaamheid en rusten mensen toe om maatschappelijk te participeren.
Het uitgangspunt is dat iedereen moet kunnen meedoen aan de samenleving. In het kader van de Wmo hebben gemeenten daarom de opdracht om ondersteuning en zorg te bieden aan inwoners met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die –vanwege dat probleem- moeilijkheden ondervinden bij het zelfredzaam zijn of het maatschappelijk participeren. Het zogenaamde compensatiebeginsel (Wmo, artikel 4):
“Het college treft voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning ter compensatie aan een persoon zoals hierboven genoemd. Bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.”
Samengevat hebben wij een compensatieplicht waarbij de individuele benadering maakt dat er verschillen in compensatie van geval tot geval kunnen optreden. Geen mens is immers hetzelfde. Dit betekent een verschuiving van claimgericht naar resultaatgericht handelen.
1.4 Compenserende maatregelen: het verschil tussen verschillende voorzieningen.
1.4.1 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Algemeen gebruikelijke voorzieningen vallen buiten de reikwijdte van de Wmo en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Ook niet als sprake is van een laag inkomen, in dat geval is de Wet werk en bijstand (WWB) voorliggend.
Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.
Wij beschouwen verschillende voorzieningen, in relatie tot in de levensloop te voorziene toename van chronische gezondheidsklachten, die beperkingen in de zelfredzaamheid en het maatschappelijk participeren tot gevolg hebben, als voorzienbaar en daarmee als algemeen gebruikelijk.
Bij de beoordeling of iets algemeen gebruikelijk is, wordt niet per definitie van nieuwe aanschaf uitgegaan. Veel zaken worden immers via een 2e hands markt (occasion) gekocht. Bijvoorbeeld als de waarde van nieuwe aanschaf te hoog bevonden wordt of het inkomen niet toereikend is.
Dit zijn voorzieningen die niet algemeen gebruikelijk zijn maar wel door iedereen waarvoor ze bedoeld zijn op eenvoudige wijze, zonder een aanvraagprocedure, te verkrijgen zijn. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om boodschappendiensten, rolstoelpools, scootmobielpools en klussendiensten. Een algemene voorziening is dus per definitie geen individuele voorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen gelden niet. Algemene voorzieningen gelden als voorliggend op een individuele voorziening. Dit betekent dat, als een algemene compenserende voorziening voorhanden is, er geen individuele voorziening wordt verstrekt.
1.4.3 Collectieve voorzieningen
Collectieve voorzieningen zijn algemene voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Tot nu toe is het collectief vraagafhankelijk vervoer, ook collectief vervoer geheten, het meest duidelijke voorbeeld van een collectieve voorziening.
1.4.4Individuele maatregelen en/of voorzieningen
Dit zijn de maatregelen en/of voorzieningendie geregeld worden in prestatieveld 6 van de Wmo. Deze zijn verder uitgewerkt in hoofdstuk 2 en 3. Het toekennen van deze voorzieningen wordt gekenmerkt door een uitgebreide aanvraagprocedure, leidend tot het afgeven van een beschikking waarop bezwaar en beroep open staat.
1.5 Maatwerk en vraagverheldering
De brede vraagverheldering is een belangrijk instrument om het compensatiebeginsel goed te kunnen toepassen. Deze heeft een drieledige functie. Ten eerste is de brede vraagverheldering erop gericht om in beeld te brengen welke problemen mensen ervaren (het gesprek). Door deze problemen goed in kaart te brengen is het mogelijk om na te gaan in welke mate mensen zelf in staat zijn om de door hen ervaren problemen op te lossen. De tweede functie is om op basis van ervaren problemen mensen te verwijzen naar voorliggende voorzieningen. De derde functie is om – als men de ervaren problemen niet zelf of met voorliggende voorzieningen kan oplossen- samen met de cliënt na te gaan welke individuele compenserende maatregel een oplossing kan bieden.
We maken een scheiding tussen een aanmelding en een aanvraag. In een aantal situaties zal een aanvraag voorafgegaan worden door het gesprek:
Een aanvraag kan pas gedaan worden als op basis van een gesprek een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen zijn beoordeeld. Dat betekent dat het duidelijk moet zijn dat er geen andere oplossingen zijn dan een individuele oplossing en dat de te bereiken resultaten en de manier waarop die resultaten bereikt kunnen worden zijn vastgelegd en beoordeeld als vallend onder de Wmo.
Op basis van het gesprek worden eventuele afspraken schriftelijk vastgelegd. Een belanghebbende mag zich tijdens het gesprek bij laten staan door een derde.
De manier waarop compenserende maatregelen in het kader van de Wmo worden beoordeeld, werkt als volgt:
De vraag waaruit de compenserende maatregelen uiteindelijk bestaat hangt af van stap 1 t/m 5. Compenserende maatregelen zijn niet altijd in een voorziening uit te drukken. Vergroten van de maatschappelijke participatie kan bijvoorbeeld ook door het ondernemen van activiteiten.
Alle (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die voor betrokkene beschikbaar zijn en in praktijk ook daadwerkelijk bruikbaar zijn, moeten eerst beoordeeld worden. Dat wil zeggen dat allereerst bekeken moet worden of via deze, in de maatschappij logischerwijs voorhanden zijnde voorzieningen, de te bereiken resultaten ook daadwerkelijk bereikt kunnen worden. Dat kan nodig zijn omdat men niet weet welke voorzieningen er normaal voorhanden zijn. Als deze voorzieningen toch niet leiden tot het te bereiken resultaat zal naar andere oplossingen gezocht moeten worden en komen individuele voorzieningen en/of maatregelen ter beoordeling in perspectief. Als er geen gesprek heeft plaatsgevonden zal dit na de aanvraag gebeuren. Dus met of zonder gesprek: er wordt in alle gevallen eerst beoordeeld welke voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen een oplossing zouden kunnen bieden om het te bereiken resultaat daadwerkelijk te bereiken.
Hoofdstuk 2 Individuele compenserende maatregelen
Uit de beoordeling kan blijken dat de compenserende maatregel het toekennen van een individuele voorziening betreft. Een voorziening kan in bruikleen, in eigendom of in een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Bij individuele voorzieningen maken we het onderscheid in een aantal hoofd- en subgroepen. Deze zijn onderstaand beschreven.
Deze compenserende maatregel richt zich op de dagelijkse huishoudelijke werkzaamheden. Om het beoogde resultaat te kunnen bereiken, kunnen wij hulp bij het huishouden bieden. Dit doen wij in drie categorieën.
1.Alleen schoonmaakwerkzaamheden (HH1)
Veel cliënten hebben hulp nodig in de huishouding voor het schoonmaken van het huis. Het gaat hierbij om licht en zwaar huishoudelijk werk zoals de was doen en huishoudelijke spullen in orde maken
2.Schoonmaakwerkzaamheden met andere lichte ondersteuning in de huishouding (HH2)
Een deel van de cliënten heeft hulp nodig bij het organiseren van het huishouden. Voor deze categorie cliënten wordt een zwaardere vorm van hulp ingezet.
3. Schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning binnen de ontregelde huishouding (HH3). Bij een deel van de cliënten is sprake van een ontregelde huishouding. Voor deze categorie cliënten wordt aanvullend ondersteuning geleverd op het gebied van instructie, advies, voorlichting en eenvoudige psychosociale begeleiding.
Verhuizen, je woning aanpassen en slechter trappen kunnen lopen is vaak inherent aan langzaam toenemende mobiliteitsklachten en daarmee voorzienbaar. Wij beschouwen voorzieningen voor dit soort situaties als algemeen gebruikelijk.
Hierbij merken we op dat afhankelijk van specifieke omstandigheden in een huishouden bijvoorbeeld de draagkracht van een huishouden of aantoonbare buurtgebondenheid (bijvoorbeeld in verband met mantelzorg) aanleiding kan zijn om hier van af te wijken. Dit moet dan blijken uit het gesprek.
De volgende voorzieningen kunnen getroffen worden:
1.Woonvoorziening van niet-bouwkundige woontechnische aard
Het te bereiken resultaat is gericht op het opheffen van belemmeringen in het normaal gebruik van de woning. Dit betreft voorzieningen zoals tilliften, losse douchestoelen et cetera.
Dit betreft een wettelijk geaccepteerde besparingsvoorziening waarbij de aanvrager van dure woonvoorzieningen ter vervanging een financiële vergoeding voor verhuizen en inrichten naar een passende -goedkoper aanpasbare- woning wordt aangeboden. Een adequate woning mag niet worden geweigerd. Tevens heeft de client zelf de plicht om te zoeken en te reageren op een adequate woning. Zo worden dure woonvoorzieningen vermeden en kunnen reeds aangepaste woningen worden hergebruikt.
3.Woonvoorziening van bouwkundige aard
Het te bereiken resultaat is gericht op het opheffen van belemmeringen in het normaal gebruik van de woning. Dit betreft alle bouwkundige ingrepen aan een woning, waaronder ook aanpassingen voor psychosociale doeleinden.
4.Het primaat van de losse woonunit
Bij grote woonvoorzieningen waar extra leefruimte noodzakelijk is die uitsluitend met een aanbouw kan worden gerealiseerd, heeft een losse (herbruikbare) woonunit de voorkeur boven de traditionele uitbouw van de woning.
Voor een financiële bijdrage in de kosten van huurderving kan, gedurende maximaal 6 maanden, sprake zijn in de volgende situaties:
Het zich dagelijks kunnen verplaatsen in en om de eigen woning geldt als resultaat dat met een rolstoelvoorziening kan worden bereikt
Het betreft hier rolstoelen die een ander resultaat dienen:
De compenserende maatregel(en) richt(en) zich op lokaal vervoer voor de sociale doeleinden als dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.. Alle andere vervoersdoelen (woon/werk verkeer, zakelijk verkeer, etc.) zijn uitgesloten.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen vervoersvoorzieningen bedoeld voor:
Dit betreft verplaatsing per vervoermiddel (vaak scootmobiel of vergelijkbaar) rondom de woning. B.v. bezoek van de achterburen of de school van je kind in de wijk bezoeken.
Dit betreft verplaatsing per vervoermiddel (collectief vervoer, driewielfiets, etc) voor lokale reisdoelen.
Dit betreft verplaatsing voor regionale reisdoelen.
Buitenregionale vervoersdoelen vallen buiten de reikwijdte van de Wmo. Hiervoor zijn voorliggende regelingen zoals Valys door de wetgever aangewezen.
Een aanvrager kan eventueel voor een combinatie van vervoersvoorzieningen in aanmerking worden gebracht. Bijvoorbeeld een scootmobiel (vervoersdoel: het verplaatsen om en rond de woning / middellange afstanden) naast een pasje voor collectief vervoer (vervoersdoel middellange en lange afstanden).
Er is sprake van het primaat op collectief vervoer. Dit betekent dat voor de middellange en lange afstanden de keuze voor het collectief vervoer voorrang geniet boven de keuze van individuele vervoersvoorzieningen die hetzelfde vervoersdoel dienen.
Hoofdstuk 3 De vorm van de te verstrekken voorzieningen
We onderscheiden de volgende vormen van verstrekking bij een individuele voorziening:
3.1 Voorzieningin natura (VIN)
Bij een voorziening in natura (VIN) maken we onderscheid in:
3.1.1 Levering van zorg door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder
Het betreft hier een leverancier van huishoudelijke voorziening welke door de gemeente is gecontracteerd.
Bij verstrekking van VIN vindt afname plaats bij een door de gemeente gecontracteerde leverancier(s). In geval van gemotoriseerde vervoersvoorzieningen is de wettelijk verplichte WA-verzekering inbegrepen.
De persoon aan wie de voorziening is toegekend, draagt op eigen terrein eindverantwoordelijkheid voor alle voorzieningen die de gemeente heeft verstrekt. De persoon dient daarom ook zorg te dragen voor voldoende dekking van de brand-, opstal- en inboedelverzekeringen.
De kosten van reparaties als gevolg van grove schuld of nalatigheid van deze persoon (waaronder verlies door wateroverlast, brand, inbraak, etc.) komen voor diens eigen rekening.
3.1.3 Levering van voorzieningen in eigendom.
Het betreft hier voorzieningen welke door een door de gemeente gecontracteerde leverancier worden geleverd. Wanneer de gemeente geen leverancier heeft gecontracteerd voor deze specifieke voorziening, kan deze ook door een andere leverancier worden geleverd.
3.1.4 Gebruik maken van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief.
Personen die geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer kunnen tegen gereduceerd tarief gebruik maken van de Regiotaxi. Ze krijgen hiervoor een persoonsgebonden vervoerspas.
3.2 Verstrekking als persoonsgebonden budget (PGB).
De keus voor een PGB is wettelijk vastgelegd in de Wmo. Het kan alleen verstrekt worden voor individuele maatregelen en komt in de plaats van een VIN waaronder ook de niet-bouwkundige woontechnische aanpassing zoals de douchestoel en de tillift. De cliënt heeft de mogelijkheid om op eigen kosten een compenserende maatregel naar keus te realiseren. Voorwaarde is echter dat die maatregel voldoet aan het programma van eisen waar de oorspronkelijk geïndiceerde maatregel ook aan voldeed.
3.2.1. Rechten en plichten van de PGB houder
De cliënt met een PGB heeft een aantal rechten en plichten:
3.2.2Overwegende bezwaren: redenen voor weigering van een PGB.
Ondanks het feit dat iedere persoon het recht heeft te kiezen voor een PGB kunnen er redenen zijn om de verstrekking van een PGB te weigeren en de maatregel in een andere vorm te verstrekken. Een PGB wordt niet verstrekt:
Een voorbeeld is een kindervoorziening. Kinderen groeien snel uit voorzieningen waardoor de gebruiksduur vele malen korter zal zijn dan de budgetperiode.
3.2.3 De bepaling van de hoogte van het budget
Als primair uitgangspunt geldt dat bij de bepaling van de hoogte van het budget voor een PGB te allen tijde de goedkoopst compenserende maatregel voor de gemeente bepalend is.
Indien een herbruikbare (occasion) voorziening voor handen is als goedkoopst compenserende oplossing, zullen de daarmee gemoeide kosten dan ook als uitgangspunt gelden. De gemeente moet de persoon in de gelegenheid stellen om met het toegekende budget zelfstandig een maatregel aan te schaffen.
Met een Wmo-vervoerspas maakt de persoon gebruik van de Regiotaxi (ofwel het collectief vraagafhankelijk vervoer – CVV). In de verordening is aangegeven dat het primaat ligt bij het verstrekken van een algemene individuele maatregel. Daarvan is sprake door middel van het beschikbaar stellen van een Wmo-vervoerspas. Met deze pas reist men tegen een gereduceerd tarief. Het is daarom niet mogelijk om in een dergelijk geval een keuzemogelijkheid te bieden.
3.3 Verstrekking als financiële tegemoetkoming (FT)
Een financiële tegemoetkoming is een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening. De aanvrager betaalt mee en dat wordt een eigen aandeel genoemd. Samen met dit eigen aandeel zal een FT kostendekkend zijn, tenzij er nog een algemeen gebruikelijk deel in het bedrag zit. Dit is een bedrag bedoeld om een individuele voorziening mee te realiseren. Het begrip ‘FT’ wordt in de wet gebruikt in artikel 7 lid 2 waar gesproken wordt over een FT voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte.
Periodieke of eenmalige vergoedingen worden verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. De wijze van verstrekking verschilt per financiële tegemoetkoming. Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming wordt de persoon de volgende verplichtingen opgelegd:
Het college kan ook een vastgesteld bedrag beschikbaar stellen. In dat geval is er sprake van een forfaitaire vergoeding. De belanghebbende kan dit aanwenden voor een geïndiceerde voorziening.
Er is sprake van een gemaximeerde vergoeding indien het een bedrag betreft dat een belanghebbende maximaal kan krijgen voor een geïndiceerde voorziening.
3.4 Eigen bijdrage/eigen aandeel individuele voorzieningen
Vanaf 1 januari 2013 geldt dat voor alle ingediende aanvragen (voor een of meerdere individuele voorzieningen) een eigen bijdrage of eigen aandeel wordt opgelegd (zie bijlage 1 financiële gegevens). Uitzonderingen hierop zijn:
Dit gaat ook gelden voor Wmo-voorzieningen die na 1 januari 2011 zijn verstrekt. Een eigen bijdrage/aandeel wordt opgelegd voor zover binnen twee jaar na aanvang van de maatschappelijke ondersteuning voor de te betalen eigen bijdrage een beschikking dan wel voorlopige beschikking tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden. De datum van de beschikking is bepalend.
De cliënt betaalt dan per 1 januari 2013 een eigen bijdrage/aandeel over de restwaarde van de voorziening.
Uitzonderingen hierop zijn de bovenstaande uitzonderingen én:
De hoogte van de eigen bijdrage/eigen aandeel is afhankelijk van:
Aan de hand van het inkomen, gezinssamenstelling en leeftijd wordt een maximale eigen bijdrage/eigen aandeel berekend. Deze maximale eigen bijdrage/eigen aandeel geldt voor alle Wmo en AWBZ voorzieningen samen. Hiermee voorkomen we cumulatie (stapeleffect). De eigen bijdrage voor de Wmo is voorliggend op die van de AWBZ. Dat wil zeggen dat, als iemand een AWBZ voorziening en een Wmo voorziening heeft, deze persoon eerst de eigen bijdrage/eigen aandeel voor de Wmo betaalt. Wettelijk is geregeld dat het CAK (Centraal Administratie Kantoor) de eigen bijdrage/eigen aandeel vaststelt, oplegt en int. Vervolgens vindt afdracht aan de gemeente plaats.
Om cliënten de mogelijkheid te geven te kiezen of ze een eigen bijdrage/aandeel willen betalen of de voorziening retourneren aan de gemeente of overnemen, is een overgangstermijn ingesteld, welke loopt van 1 januari t/m 31 juni 2013. In deze periode krijgen de cliënten van het CAK inzichtelijk wat hun te betalen eigen bijdrage/aandeel is.
De eigen bijdrage/eigen aandeel voor een VIN of financiële tegemoetkoming lopen de geldende periode door. Voor deze individuele voorzieningen zal gedurende maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht. De eigen bijdrage mag niet hoger zijn dan de kosten van de voorziening.
Uitzondering hierop zijn de PGB’s, de woonvoorzieningen van bouwkundige en technische aard en overig in eigendom verstrekte voorzieningen.
Hoofdstuk 4 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Iedereen die ter compensatie van beperkingen een voorziening nodig heeft, kan een aanvraag indienen. Het is mogelijk namens de persoon een aanvraag in te dienen. Dit moet dan blijken uit een machtiging of uit het feit dat de aanvrager de wettelijke vertegenwoordiger is van de persoon. Een aanvraag kan slechts in behandeling worden genomen wanneer is vastgesteld dat de persoon feitelijk in de gemeente woont of voornemens is in de gemeente te gaan wonen.
De vaststelling of iemand in de gemeente woonachtig is, gebeurt door het raadplegen van de gemeentelijke basisadministratie. Een aanvraag moet worden ingediend in de gemeente waar de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft. Het hoofdverblijf betreft de plaats waar iemand meer dan 6 maanden per jaar daadwerkelijk verblijft.
Wanneer een persoon voornemens is op korte termijn in de gemeente te komen wonen, kan de aanvraag bij de nieuwe gemeente worden ingediend.
De aanvraag moet worden ingediend bij het daarvoor ingerichte gemeentelijke loket, dan wel tijdens het huisbezoek van een bevoegde medewerker van of namens de gemeente. De aanvraag kan alleen in behandeling worden genomen wanneer:
De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum. Met uitzondering van spoedsituaties worden anderszins ingediende aanvragen slechts gezien als een melding van de wens tot het doen van een aanvraag.
Op het hierboven genoemde punt 2 wordt een uitzondering gemaakt wanneer niet van de persoon kan worden verwacht dat de gevraagde informatie in zijn bezit is of kan komen. Dit geldt met name bij medische of andere informatie die voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag van belang is.
4.4 Integrale beoordeling van de aanvraag
Het onderzoek van of het advies aan de gemeente wordt als volledig en zorgvuldig beoordeeld wanneer:
4.5 Algemene uitgangspunten bij de beoordeling van aanvragen
Te verlenen zorg en maatregelen dienen langdurig noodzakelijk te zijn ter compensatie van beperkingen. Onder ‘langdurig’ wordt over het algemeen verstaan langer dan 6 maanden of blijvend. Onder een ‘blijvende situatie’ wordt ook de terminale levensfase verstaan. Voor een huishoudelijke voorziening kan het ook om een kortere periode gaan, bijvoorbeeld na ontslag uit het ziekenhuis.
Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig zal van situatie tot situatie kunnen verschillen. De prognose in tijd is wat betreft de beperkingen bepalend hiervoor. Zegt de prognose dat betrokkene na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag van kortdurende medische noodzaak worden uitgegaan.
Bij een wisselend ziektebeeld, waarbij verbetering in de toestand opgevolgd wordt door periodes van terugval, kan echter uitgegaan worden van een langdurige medische noodzaak, mits dat wisselend beeld permanent is.
4.5.2 Goedkoopst compenserende maatregel
De verstrekking is altijd gebaseerd op de goedkoopst compenserende maatregel.
Indien de persoon een duurdere voorziening wil verkrijgen is dit toegestaan mits deze voorziening voldoende adequaat is. In dergelijke situaties zal de verstrekking uitsluitend plaatsvinden in de vorm van een PGB (in plaats van VIN) of FT (wanneer het geen VIN verstrekking betreft) gebaseerd op de goedkoopst compenserende maatregel. De meerkosten blijven voor rekening van de persoon.
Een maatregel kan ook bestaan uit compensatie van noemenswaardige meerkosten ten opzichte van de algemeen gebruikelijke kosten die iemand voor de noodzakelijke maatregel moet maken. De algemeen gebruikelijke kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Zorg en maatregelen worden slechts verleend voor zover die in overwegende mate op het individu zijn gericht. Wel zal bij de bepaling van de mate of geschiktheid van de voorziening rekening worden gehouden met diens partner, gezinsleden, mantelzorg(st)er of verzorgende.
Prijspeil 2012, jaarlijks worden de bedragen geïndexeerd op basis van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.
Indien de voorziening in natura wordt verstrekt zal betaling rechtstreeks met de desbetreffende leverancier worden verrekend.
Het persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding is als volgt vastgesteld:
Er wordt een bruto bedrag per uur beschikbaar gesteld van € 16,78 welk bedrag 80 % is van het bedrag zoals de kosten van hulp bij de huishouding in natura bedragen daar waar het alleen schoonmaakwerkzaamheden betreft (HH1).
Er wordt een bruto bedrag per uur beschikbaar gesteld van € 19,20 welk bedrag 80 % is van het bedrag zoals de kosten van hulp bij de huishouding in natura bedragen daar waar het schoonmaakwerkzaamheden met lichte ondersteuning in de huishouding betreft (HH2).
Er wordt een bruto bedrag per uur beschikbaar gesteld van € 22,50 welk bedrag 80 % is van het bedrag zoals de kosten van hulp bij de huishouding in natura bedragen daar waar het schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning in een ontregelde huishouding betreft (HH3).
Het bruto PGB wordt periodiek vooraf uitbetaald, volgens onderstaand schema.
Indien een voorziening in bruikleen wordt verstrekt zal betaling rechtstreeks met de desbetreffende leverancier worden verrekend.
Indien de kosten voor woonvoorzieningen meer bedragen dan € 6.807,- zal het primaat verhuizen gelden.
De maximale vergoeding voor verhuiskosten op declaratiebasis bedraagt € 3.427,00. Uitbetaling vindt plaats na ontvangst van een kopie van het definitieve huur-/kooprcontract.
De financiële tegemoetkoming wordt betaald aan de eigenaar van de woning en bedraagt maximaal 100% van de goedgekeurde offertekosten.
Indien de geschatte aanpaskosten het bedrag van € 6.807,00 passeert dienen minimaal drie offertes (gesplitst in kosten van volumes/onderdelen, gebruikte materialen en arbeid) te worden aangevraagd. Daarbij gelden voor bouwkundige of woontechnische voorzieningen de volgende maxima:
Onderhoud en reparatie van woonvoorzieningen VIN en FT
Bij VIN en FT bedraagt de vergoeding100% van de werkelijke kosten en wordt uitsluitend verstrekt voor de onderstaande voorzieningen voor zover binnen deze regeling verstrekt en (nog) noodzakelijk geacht:
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een losse woonvoorziening is gelijk aan de door het college goedgekeurde offerte, eventueel verhoogd met instandhoudingkosten, bedoeld voor reparatie van de desbetreffende voorziening.
Indien de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor de levering van onderhoud en reparatie gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - exclusief eventueel bedongen korting - als uitgangpunt. Indien de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.
Voor vervanging vloerbedekking niet ouder dan 7 jaar bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal €35,00m2 (inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en BTW).
Huurderving op basis van de werkelijke kosten, met een maximum van 100% van de maximale
huur, waarbij Huurtoeslag wordt verstrekt. Hierbij geldt een duur van maximaal 6 maanden.
Indien een woonvoorziening tot meerwaarde van de woning heeft geleid, en deze aangepaste woning wordt binnen 6 jaar verkocht dan geldt onderstaand teruggestort schema:
Indien de voorziening in bruikleen wordt verstrekt zal betaling rechtstreeks met de desbetreffende leverancier worden verrekend.
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een rolstoel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst compenserende rolstoel, zo nodig verhoogd met kosten van individuele aanpassingen, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier.
Het PGB wordt na ontvangst van de factuur en betalingsbewijs ineens betaald aan de budgethouder, daarnaast wordt een PGB voor instandhoudingkosten per jaar toegekend zolang de technische levensduur van de voorziening niet is verstreken en de kosten niet vallen onder garantiebepalingen van de leverancier.
Financiële tegemoetkoming (sportrolstoel)
Voor sportvoorzieningen geldt de volgende bevoorschotting:
·onderhoud keuring en reparatie plus overige voorzieningen in een keer per (ten minste) 3 jaar.
Sportvoorzieningen worden uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming en bedraagt maximaal € 3.392,00, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf (maximaal € 2.707,00) en onderhoud (€ 685,00) van een sportrolstoel of vergelijkbare voorziening voor een periode van ten minste 3 jaar.
Natura verstrekking individuele vervoersvoorzieningen
Indien de voorziening in bruikleen wordt verstrekt zal betaling rechtstreeks met de desbetreffende leverancier worden verrekend.
PGB verstrekkingen individuele vervoersvoorzieningen
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een individuele vervoersvoorzieningen is gelijk aan de kostprijs plus evt. aanpassings- en verzekeringskosten van de goedkoopst compenserende maatregel.
Indien de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor de levering van onderhoud en reparatie gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - exclusief eventueel bedongen korting - als uitgangpunt. Indien de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.
Deze voorziening bestaat uit een regiotaxipas waarmee tegen gereduceerd tarief maximaal 2000 km per jaar kan worden gereisd.
Tegemoetkoming in het gebruik van een collectief vervoerssysteem van een AWBZ-instelling
De financiële tegemoetkoming bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten van het vervoer, en maximaal 50% van de kosten die de gemeente bijdraagt voor het gebruik van de Regiotaxi door zelfstandig wonende mensen met een beperking.
Berekening financiële tegemoetkoming voor vervoer
Voor gebruik van eigen auto, taxi en rolstoeltaxi zijn normbedragen op jaarbasis vastgesteld. Op de norm wordt een korting toegepast op grond van verblijf in een AWBZ-instelling, een samenvallende vervoersbehoefte, een beperkte vervoersbehoefte of andere aanwezige vervoersvoorzieningen.
Individueel taxivervoer (2000 km x € 1,72) per jaar € 3.483,00.
Individueel rolstoeltaxivervoer (2000 km x € 1,97) per jaar € 4.001,00. Bruikleenautobudget (Bron UWV 2000 km x € 0,34) per jaar € 683,00.
Individueel taxivervoer per jaar € 2.613,00.
Individueel rolstoeltaxivervoer per jaar € 3.001,00.
Bruikleenautobudget per jaar € 512,00.
75% p.p. voor echtparen die beiden zijn geïndiceerd
Individueel taxivervoer per jaar € 5.226,00.
Individueel rolstoeltaxivervoer per jaar € 6.002,00.
Bruikleenautobudget per jaar € 1.024,00.
25% aanvullend op collectief vervoer
Individueel taxivervoer per jaar € 871,00.
Individueel rolstoeltaxivervoer per jaar € 1.000,00.
50% voor bewoners van AWBZ-instellingen
Individueel taxivervoer per jaar € 1.742,00.
Individueel rolstoeltaxivervoer per jaar € 2.001,00.
Bruikleenautobudget per jaar € 341,00.
Voor reiskosten in verband met de rij-, gewenningslessen voor vervoersvoorzieningen geldt een vergoeding van
€ 0,34 per kilometer gerekend over de kortste route.
Aanpassingskosten van de eigen auto
De afschrijvingstermijn van de voorziening is ten miste zeven jaar, behoudens overzetbare voorzieningen wordt deze voorziening daarom slechts toegekend indien de aan te passen auto niet ouder is dan drie jaar. De kosten van de noodzakelijke aanpassingen worden gebaseerd op de goedkoopst aanpasbare auto, de opties m.b.t. de uitrusting van de auto (zoals automatische transmissie, stuurbekrachtiging, airco, etc.) zijn van vergoeding uitgesloten.
1.Voor alle vervoers- en woonvoorzieningen en hulp bij het huishouden wordt een eigen bijdrage of eigen aandeelgevraagd.
2. In de wet is bepaald dat bewoners van verpleeg- of verzorgingshuizen en hun partner geen eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen hoeven te betalen. Dit geldt ook voor kinderen tot 18 jaar. Verder wordt voor rolstoelen geen eigen bijdrage gevraagd.
3. Bij de berekening van de eigen bijdrage/eigen aandeel is het (gezamenlijk) verzamelinkomen over de twee jaar voorafgaand aan de heffing leidend. Bij de berekening van de maximale periodebijdrage wordt daarbij gekeken naar de samenstelling van het huishouden en de leeftijd.
- Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt
€ 18,- per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 22.905,00 dat boven dit bedragper vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.
-Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt€ 18,- per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 16.007,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.
-Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 28.306,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.
-Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt€ 25,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 22.319,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.
De eigen bijdrage of het eigen aandeel over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke ‘Maximale periodebijdrage’ in die periode tenzij deze hoger is dan de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’.
4.Hulp bij het huishouden (VIN)
Voor hulp bij het huishouden huishoudelijke hulp in natura wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld:
Het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het maximale uurtarief dat de gemeente Baarn aan de gecontracteerde zorgaanbieder betaalt.
5.Hulp bij het huishouden (PGB)
Voor huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld:
De hoogte van het periodieke persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.
6.Voorzieningen in eigendom (PGB en woonvoorzieningen onder de € 500,-)
Voor voorzieningen die verstrekt worden in eigendom wordt een eigen bijdrage/aandeel opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld:
De aanschafprijs (plus eventuele accessoires en verzekeringskosten) van de voorziening, gedeeld door 39 periodes van 4 weken.
7.Voorzieningen in bruikleen (VIN)
Voor voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld:
De werkelijke prijs (aanschaf, accessoires, plus eventuele verzekeringskosten) voor de voorzieningensoort gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort, omgerekend naar een bedrag per 4 weken.