Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Baarn

Verordening compenserende maatregelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Baarn

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBaarn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening compenserende maatregelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Baarn
CiteertitelVerordening compenserende maatregelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Baarn
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, artikel 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregels behorende bij de Verordening compenserende maatregelen Wet

maatschappelijke ondersteuning Baarn

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2015nieuwe regeling

26-09-2012

Elektronisch Gemeenteblad 14 november 2012 - week 46 - nr 20

12RV000050

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening compenserende maatregelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Baarn

 

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Verordening compenserende maatregelen

Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Baarn

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

Lid 1.    Wet

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

 Lid 2.    College

College van burgemeester en wethouders.

 Lid 3.    Compenserende maatregelen

De plicht van het college om aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem maatregelen te treffen of voorzieningen te verstrekken ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

 Lid 4.    Aanmelding

De mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

 Lid 5.    Het gesprek

Het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijk) voorliggende en/of individuele voorzieningen.

 Lid 6.    Aanvraag

Het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere compenserende maatregelen.

 Lid 7.    Belanghebbende

Een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

 Lid 8.    Psychosociaal probleem

Een situatie van verlies van zelfstandigheid en met name een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

 Lid 9.    Algemene voorziening

Een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure. 

Lid 10.   Algemeen gebruikelijke voorziening

Een voorziening:

  • 1.

    die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten, dan wel;

  • 2.

    waarvan de noodzaak een gevolg is van een in de levensloop te voorziene toename van chronische gezondheidsklachten, die beperkingen in de zelfredzaamheid en het maatschappelijk participeren tot gevolg hebben.

 Lid 11. Collectieve voorziening

Een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, bijvoorbeeld het collectief vraagafhankelijk vervoer.

 Lid 12. Voorliggende voorziening

Een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

 Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening

Een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

 Lid 14. Individuele voorziening

Een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem wordt verstrekt. Deze stelt hem in staat om een huishouden te voeren; zich te verplaatsen in en om de woning; zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.Lid 15. Gebruikelijke zorg

De zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd. Zoals omschreven in het protocol “gebruikelijke zorg bij hulp in het huishouden” van het CIZ, herziene versie d.d. oktober 2006.

 Lid 16. Voorziening in natura

Een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van deze verordening, te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

 Lid 17. Persoonsgebonden budget

Een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van deze verordening, als alternatief voor een voorziening in natura.

 Lid 18. Financiële tegemoetkoming

Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van deze verordening,

 Lid 19. Mantelzorger

Een persoon die langdurige zorg biedt die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden. De zorg wordt geleverd aan een hulpbehoevende uit diens directe omgeving. De zorgverlening vloeit rechtstreeks voort uit de sociale relatie en deze overstijgt de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar.

 Lid 20. Hoofdverblijf

De plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

 Lid 21. Eigen bijdrage

Een inkomensafhankelijk bedrag dat het college oplegt. Eigen bijdrage geldt bij een voorziening in natura of PGB die kostendekkend wordt geacht. Het CAK berekent, stelt vast en int vervolgens de eigen bijdrage. Op de eigen bijdrage zijn de regels van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing.

 Lid 22. Eigen aandeel

Eigen aandeel geldt bij een verstrekking van een financiële tegemoetkoming, die al dan niet kostendekkend is. Het college is in eerste instantie verantwoordelijk voor het berekenen, vaststellen en innen van het eigen aandeel, maar kan deze taak mandateren aan het CAK. Op het eigen aandeel zijn de regels van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

Compenserende maatregelen en/ of voorzieningen zijn gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van een belanghebbende. Daartoe treft het college compenserende maatregelen en/of voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die belanghebbende in staat stellen:

  • a.

    een huishouden te voeren;

  • b.

    zich te verplaatsen in en om de woning;

  • c.

    zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

  • d.

    medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

De op basis van compenserende maatregelen en/of voorzieningen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3. voorwaarden om te komen tot compenserende maatregelen/te bereiken resultaten

Artikel 3. Aanspraak op individuele compenserende maatregelen en/of voorzieningen

Een belanghebbende komt in aanmerking voor compensatie indien:

  • a.

    het college een aantoonbaar chronisch of psychisch probleem of een psychosociaal probleem vaststelt, die de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie beperken;

  • b.

    de te verstrekken maatregel/voorziening als de goedkoopst-compenserende, maar passende maatregel/voorziening aan te merken is.

Artikel 4. Geen individuele compenserende maatregelen en/of voorzieningen

Geen individuele compenserende maatregelen en/of voorzieningen vinden plaats indien:

  • a.

    er beschikbare (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen voorhanden zijn die voorzien in een adequate compensatie, waaronder mede wordt verstaan huisgenoten die gebruikelijke zorg kunnen verlenen;

  • b.

    als belanghebbende kosten heeft gemaakt of verplichtingen is aangegaan voordat de noodzaak van compenserende maatregelen en/of voorzieningen is vastgesteld en toegekend. Een uitzondering hierop is het voordoen van een crisissituatie (zie toelichting);

  • c.

    er aan de zijde van belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor compensatie wordt aangevraagd;

  • d.

    de kosten, waarop de compensatie betrekking heeft, naar oordeel van het college vermeden hadden kunnen worden;

  • e.

    vastgesteld is dat er sprake is van een kortdurend participatieprobleem, minder dan zes maanden;

  • f.

    de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Baarn of zijn/haar hoofdverblijf buiten de gemeente valt;

  • g.

    een compenserende maatregel en/of voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze voorafgaande “Verordening Wmo gemeente Baarn 2007” of “Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Baarn” is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de compenserende maatregel en/of voorziening, nog niet is verstreken. Tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

  • h.

    het een aanvraag betreft die naar oordeel van het college voortkomt uit levensloopgerelateerde fase van de aanvrager;

  • i.

    wordt vastgesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verantwoordelijkheden genoemd in artikel 6;

  • j.

    op basis van inkomen/vermogen, gedragingen en verleden geoordeeld wordt dat de compenserende maatregel of voorziening voor de persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is.

Artikel 5. Verantwoordelijkheid van het college

  • a.

    Het college draagt zorg voor een gedegen onderzoek, naar aanleiding van een aanvraag, dat leidt tot een individuele afstemming van de compensatie.

  • b.

    Het college kan bij het onderzoek zoals genoemd in dit artikel gebruik maken van classificatiesystematieken zoals neergelegd in de ICF (Classification of Functioning, Disability and Health) en/of ICD (Internationale Classificatie van Ziekten).

  • c.

    Het college houdt rekening met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van de kosten zelf in maatregelen te voorzien, zoals is bepaald in artikel 4 lid 2 van de wet. Hieronder wordt mede verstaan de mogelijkheden van de belanghebbende om de eigen omstandigheden te verbeteren en departicipatie te bevorderen.

  • d.

    Het college gaat altijd uit van de eigen kracht, zelfzorg en het zelfoplossend vermogen van belanghebbende en zijn sociale netwerk.

  • e.

    Het college draagt er zorg voor dat er overleg gepleegd wordt met belanghebbende en zijn sociale netwerk, waarbij alle beschikbare voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen worden beoordeeld op bruikbaarheid en toepasbaarheid.

  • f.

    Het college biedt de randvoorwaarden/ mogelijkheid om voorafgaand aan een aanvraag een gesprek te voeren waarin de ondersteuningsbehoefte van belanghebbende uitgebreid in kaart wordt gebracht.

Artikel 6 Verantwoordelijkheid van belanghebbende

  • a.

    Van belanghebbende wordt verwacht dat deze voorafgaand aan een aanvraag voor individuele compensatie gezocht heeft naar mogelijkheden om zelf te voorzien in een adequate oplossing voor zijn ondersteuningsvraag. Gebruik makend van eigen mogelijkheden, de mogelijkheden van zijn sociale netwerk en beschikbare (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen.

  • b.

    Van een belanghebbende wordt verwacht dat deze tijdig anticipeert op ondersteuningsvragen die voortkomen uit levensloopgerelateerde fasen en hier ook binnen zijn eigen mogelijkheden de mogelijkheden van zijn sociale netwerk en beschikbare (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen maatregelen treft.

  • c.

    Van belanghebbende wordt verwacht dat deze verantwoordelijk is voor het verbeteren en of optimaliseren van de lichamelijke en geestelijke gezondheid en individuele psycho-sociale omstandigheden. Waar nodig met ondersteuning van zijn sociale netwerk en/ of (professionele) hulpverleners, mantelzorgers of vrijwilligers.

  • d.

    Van belanghebbende wordt verwacht dat deze meewerkt aan een onderzoek om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de woon- en leefsituatie in relatie tot de benodigde en gevraagde compensatie.

  • e.

    Van belanghebbende wordt verwacht de gegevens te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de noodzaak van compensatie.

Hoofdstuk 4. De uitvoering

Artikel 7. Aanmelding en aanvraag

Lid 1.

Aan een aanvraag voor een individuele voorziening gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf

indien:

  • a.

    De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

  • b.

    De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

  • c.

    Belanghebbende of het college daarom verzoekt.

Lid 2.

De aanvraag voor een individuele maatregel en/of voorziening moet schriftelijk of elektronisch plaatsvinden en moet ondertekend zijn, conform de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8. Beslistermijn

Een besluit wordt binnen een redelijke termijn genomen, conform de richtlijnen van de Algemene wet bestuursrecht.

Indien er afwijkende omstandigheden zijn, zoals het opvragen van een medisch advies of offertes, kan de termijn verlengd worden, conform de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 9. Advisering

Voor het bepalen van de mate van compensatie, kan het college de belanghebbende uitnodigen om uitgebreider op de ondersteuningsvraag en sociaal (medische) situatie in te gaan met één of meer daartoe aangewezen deskundigen.

Artikel 10. Wijziging situatie

Belanghebbenden aan wie krachtens deze verordening compensatie is geboden, zijn verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op aanwezige compenserende maatregelen en/of voorzieningen.

Artikel 11. Terugvordering

Lid 1.

Het college kan een beschikking, op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    niet of niet meer is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • c.

    er, naar oordeel van het College, behoudens tegenbewijs, sprake is van onveilig en/of oneigenlijk gebruik of geen gebruik maken van de voorziening.

Lid 2.

Een beschikking tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Lid 3.

Indien het college de beschikking, waarbij een voorziening op grond van deze verordening is verleend, intrekt, kan zij:

  • a.

    de voorziening in natura van aanvrager terugvorderen. Indien de terugvordering een voorziening in natura betreft die vanwege de aard niet of niet meer feitelijk kan worden overgedragen aan het college, wordt de omvang van de terugvordering bepaald op de hoogte van de oorspronkelijke investerings/aanschafwaarde, rekening houdend met de reguliere afschrijving ervan.

  • b.

    de al uitbetaalde financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget terugvorderen;

  • c.

    ten onrechte uitbetaalde (onverschuldigde) bedragen terugvorderen tot 5 jaren nadat de beschikking tot intrekking bekend is gemaakt;

  • d.

    naast het opeisen van de voorziening ook een bedrag in rekening brengen voor de afschrijvingskosten gebaseerd op de economische levensduur van de verstrekte voorziening. De omvang daarvan is gebaseerd op de duur van het onrechtmatig gebruik van de voorziening.

Lid 4.

Indien een situatie zoals omschreven in lid 1 het gevolg is van aantoonbare overmacht, ziet het college af van de mogelijkheid tot intrekking en terugvordering.

Hoofdstuk 5. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 12. Het maken van een afweging

Lid 1.

Bij de beoordeling of en welke compenserende maatregelen noodzakelijk zijn, gaat het college uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende, alsmede de capaciteit van de aanvrager om uit oogpunt van de kosten zelf in de maatregelen te voorzien. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat binnen de grenzen van deze verordening.

Lid 2.

Alle eigen mogelijkheden, vrijwillige diensten en (wettelijke) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen, alsmede mede huisgenoten die gebruikelijke zorg kunnen verlenen, die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden, als ze al niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 13. Een schoon en leefbaar huis

Lid 1.

Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

Lid 2.

Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening en/of maatregel getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

Artikel 14. Wonen in een geschikt huis

Lid 1.

Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

Lid 2.

Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening en/of maatregel worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning en verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

Lid 4.

In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woning indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling dan wel vergelijkbare situatie. De aanvraag voor het bezoekbaar en/of logeerbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de belanghebbende de woning kan bereiken, de woonkamer en een toilet kan gebruiken. Onder logeerbaar wordt uitsluitend verstaan dat de belanghebbende de woonruimte kan bereiken en de woonkamer, een toilet, de natte cel en een slaapruimte kan gebruiken.

Artikel 15. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1.

Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

Lid 2.

Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening en/of maatregel worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

Artikel 16. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Lid 1.

Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zonodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat.

Lid 2.

Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening en/of maatregel worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

Artikel 17 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1.

Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

Lid 2.

Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening en/of maatregel worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

Artikel 18. Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon te kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

Lid 2.

Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening en/of maatregel worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

Artikel 19. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

Lid 2.

Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening en/of maatregel worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving.

Artikel 20. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

Lid 2.

Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening en/of maatregel worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

Hoofdstuk 6. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Paragraaf 1. Verstrekking van compenserende maatregelen

Artikel 21. Mogelijke verstrekkingswijzen

De te treffen individuele voorzieningen en maatregelen kunnen als compenserende maatregel in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 22. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een maatregel in natura wordt in de beschikking in elk geval vastgelegd:

  • a.

    hoe belanghebbende wordt gecompenseerd/ welke resultaten worden bereikt;

  • b.

    welke eigen mogelijkheden en aanwezige en bruikbare (wettelijke) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen voorhanden zijn;

  • c.

    welke de te treffen voorziening en/of maatregel is;

  • d.

    wat de duur van de verstrekking is;

  • e.

    hoe de voorziening en/of maatregel in natura verstrekt wordt en

  • f.

    of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 23. Overwegende bezwaren

Het college legt in de ”Beleidsregels bij de verordening compenserende maatregelen gemeente Baarn” vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren waardoor er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Artikel 24. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een maatregel in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    hoe belanghebbende wordt gecompenseerd/ welke resultaten worden bereikt;

  • b.

    welke eigen mogelijkheden en aanwezige en bruikbare (wettelijke) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen voorhanden zijn;

  • c.

    aan welk te bereiken resultaat (aangevuld, indien nodig met een programma van eisen) het persoonsgebonden budget bij de besteding, voldaan moet worden;

  • d.

    wat de omvang (tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening en/of maatregel in natura) van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

  • e.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en

  • f.

    welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget;

  • g.

    wie de budgethouder is.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 4. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 25. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een maatregel in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    hoe belanghebbende wordt gecompenseerd/ welke resultaten worden bereikt;

  • b.

    welke eigen mogelijkheden en aanwezige en bruikbare (wettelijke) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen voorhanden zijn;

  • c.

    voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

  • d.

    wat de duur van de verstrekking is;

  • e.

    of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en

  • f.

    wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 26. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Lid 1.

Bij het verstrekken van een maatregel is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Lid 2.

De eigen bijdrage/aandeel wordt opgelegd vanaf de inwerkingtreding van deze verordening op alle beschikkingen dan wel voorlopige beschikkingen met een datum vanaf 1 januari 2013.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 27. Nadere regels

Het college stelt nadere regels met betrekking tot de te verstrekken compenserende maatregelen en voorwaarden waaronder deze compenserende maatregelen worden verstrekt en regels met betrekking tot eigen bijdrage/aandeel in de “Beleidsregels bij de verordening compenserende maatregelen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Baarn”.

Artikel 28. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 29. Indexering

Lid 1.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende ”Beleidsregels bij de verordening compenserende maatregelen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Baarn” geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

Lid 2.

De directeur van het Servicebureau|Gemeenten wordt op grond van deze verordening gemandateerd tot het jaarlijks toepassen van het prijsindexcijfer. Jaarlijks, in de maand december, na de bekendmaking van het prijsindexcijfer, past het Servicebureau|Gemeenten de normbedragen aan en stuurt deze ter kennisgeving aan de gemeente.

Lid 3.

Bij mandatering blijft de gemeente zelf eindverantwoordelijk voor het te nemen besluit.

Artikel 30 Intrekking oude regeling

De “Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Baarn 2007” wordt ingetrokken.

Artikel 31. Inwerkingtreding

Lid 1.

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 32. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening compenserende maatregelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Baarn.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 26 september 2012.

 

De griffier, De voorzitter,

Toelichting op artikel 4 Geen individuele compenserende maatregelen en/of voorzieningen

A.als belanghebbende kosten heeft gemaakt of verplichtingen is aangegaan voordat de noodzaak van compenserende maatregelen en/of voorzieningen is vastgesteld en toegekend. Een uitzondering hierop is het voordoen van een crisissituatie (zie ook toelichting);

In crisissituaties waarin tot onmiddellijke compensatie overgegaan moet worden, kan binnen zes weken nadat de maatregel is genomen een aanvraag voor de vergoeding van de kosten van deze maatregel bij de gemeente Baarn ingediend worden.

Deze aanvraag zal op basis van de Verordening compenserende maatregelen Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2013 en de bijbehorende beleidsregels beoordeeld worden. Dat wil zeggen dat de gemeente onder andere specifiek zal beoordelen of:

  • ·

    er sprake was van een crisissituatie volgens onderstaande beschrijving;

  • ·

    er geen voorliggende maatregel zoals opgenomen in artikel 4 sub a van de Verordening voorhanden was;

  • ·

    de maatregel die is genomen vanwege de door de crisissituatie ontstane participatieproblemen heeft geleid tot een resultaat zoals opgenomen in artikel 2 van de Verordening.

Een crisissituatie is een situatie waarbij onmiddellijke compensatie nodig is van een beperking op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Een crisissituatie kenmerkt zich door:

  • 1.

    een plotselinge wijziging in de gezondheidssituatie van de aanvrager die leidt tot participatieproblemen die langer dan 6 maanden aanhouden;

  • 2.

    onaanvaardbare lichamelijke gezondheidsrisico’s voor de aanvrager indien de maatregel niet binnen één week na wijziging van de gezondheidssituatie wordt ingezet;

  • 3.

    een substantieel andere inhoud en omvang van de benodigde maatregel dan die eventueel al wordt ingezet.

Alleen indien de aanvraag voldoet aan alle bovengenoemde criteria, kan tot een vergoeding van de gemaakte kosten overgegaan worden. Voor het bepalen van de omvang van de vergoeding wordt uitgegaan van de goedkoopst compenserende maatregel zoals deze door de gemeente zou zijn ingezet.