Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Bestuursacademie Zuid-Holland |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Bestuursacademie Zuid-Holland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Gemeenteblad 1990-14 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1990 | Onbekend | 15-06-1989 Gemeenteblad 1990-14 | Raadsstuknummer: 1988-237; 1989-98 |
Gemeenschappelijke regeling Bestuursacademie Zuid-Holland
Provinciale Staten van Zuid-Holland;
de raden van de gemeenten……………;
de waterschappen in de provincie Zuid-Holland, t.w. ……………..;
gelezen de voorstellen van burgemeester en wethouders van Rotterdam (Verzameling gedrukte stukken 1988, volgnr. 237 en 1989, volgnr. 98 (A.P.O. nr. 88/2899);
gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen en de provinciewet;
Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen
Waar in deze regeling artikelen van de gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen voor de gemeenten, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester onderscheidenlijk gelezen het lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk 4: Het algemeen bestuur
Groep 1: De gemeenten met een inwonertal tot 10.000 - 4 leden;
Groep 2: De gemeenten van 10.001 tot 25.000 inwoners - 6 leden;
Groep 3: De gemeenten van 25.001 tot 50.000 inwoners - 2 leden;
Groep 4: De gemeenten van 50.001 tot 100.000 inwoners - 2 leden;
Groep 5: De gemeenten van 100.001 tot 400.000 inwoners - 1 lid;
Groep 6: De gemeenten met meer dan 400.000 inwoners - 2 leden.
Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur open valt, wijzen de gemeenteraden van de groep, waarin de vacature is ontstaan, op voordracht van het bestuur van de Vereniging van Zuidhollandse Gemeenten, zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Ten aanzien van de in artikel 5, vierde en zesde lid bedoelde leden geldt, dat de aldaar genoemde besturen zo spoedig mogelijk in de vacature voorzien.
Het lidmaatschap van een lid van het algemeen bestuur, als bedoeld in het tweede, vierde en zesde lid van artikel 5, eindigt, anders dan in de gevallen als bedoeld in de voorgaande leden van dit artikel, van rechtswege, wanneer het lid niet meer voldoet aan het bepaalde in artikel 5, derde, vijfde of zevende lid.
De aanwijzing van de voorzitter door en uit het algemeen bestuur heeft plaats in de eerste vergadering van elke nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraden.
Hoofdstuk 8: Bevoegdheden van het dagelijks bestuur
Tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren:
het aangaan, wijzigen of beëindigen van overeenkomsten tot samenwerking met en/of deelneming en vertegenwoordiging in gevormde of te vormen landelijke, regionale of plaatselijke lichamen en/of organen dan wel instellingen wier doel en/of feitelijke werkzaamheden liggen of mede liggen op het gebied van de opleiding en vorming tot de openbare bestuursdienst, alsmede de herscholing en bijscholing van medewerkers, in dienst van openbare lichamen;
1.Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt, danwel indien tenminste 1/5 deel der zitting hebbende leden van het algemeen bestuur zulks schriftelijk aan de voorzitter verzoekt onder vermelding van de te behandelen onderwerpen.
In dit laatste geval wordt de vergadering uiterlijk binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoek gehouden.
2.Aan de deelnemers wordt, gelijktijdig met de verzending van de uitnodiging daartoe aan de leden van het algemeen bestuur, een exemplaar van deze uitnodiging met de daarbij behorende stukken ter kennisneming toegezonden.
1.Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt danwel indien tenminste twee leden van het dagelijks bestuur zulks aan de voorzitter verzoeken onder vermelding van de te behandelen onderwerpen.
In dit laatste geval wordt de vergadering uiterlijk binnen drie weken na ontvangst van het verzoek gehouden.
De administrateur is belast met de leiding van het aan de bestuursacademie verbonden administratieve apparaat en is verantwoordelijk voor de financiële administratie en de geldmiddelen van het lichaam. Omtrent het financiële beheer is hij/zij rechtstreeks verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur.
Hoofdstuk 13: Financiële bepalingen
Het algemeen bestuur regelt het bedrag van de door de cursisten verschuldigde lesgelden en examengelden.
De deelnemers zijn verplicht in de kosten van het lichaam bij te dragen overeenkomstig de jaarlijks door het algemeen bestuur vast te stellen bedragen, alsmede tot het verlenen van voorschotten op hun bijdragen, indien zulks verzocht wordt door het dagelijks bestuur.
1.Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk op 1 juli voorafgaande aan het jaar, waarvoor deze geldt.
Tot de begroting behoren ondermeer een beleidsplan voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft en een beheersmatige toelichting.
Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin dit gevoelen is vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Hoofdstuk 14: Het jaarverslag.
Het dagelijks bestuur doet jaarlijks voor 1 december aan het algemeen bestuur toekomen een verslag van de werkzaamheden en de gang van zaken bij de bestuursacademie gedurende het laatst verstreken academie-jaar. Dit verslag wordt tevens toegezonden aan de bevoegde organen van de deelnemers en andere daarvoor in aanmerking komende lichamen en organen.
Hoofdstuk 16: De informatie- en verantwoordingsplicht
Zij geven aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur en beleid nodig is en geven, tezamen dan wel ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.
De leden van het algemeen bestuur geven aan de bevoegde organen van de deelnemers, door welke zij zijn aangewezen, desgevraagd, schriftelijk alle informatie, welke nodig is voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid en leggen daarvoor verantwoording af.
Het bepaalde in het tweede en het vierde lid van dit artikel vindt uitsluitend toepassing door middel van besluitvorming, welke volgde op een bij de betreffende deelnemer gebruikelijke agendering voor een vergadering van het bevoegde orgaan, waarin het betrokken lid en het onderwerp waaromtrent inlichtingen en/of verantwoording zullen worden gevraagd, nadrukkelijk worden genoemd.
Hoofdstuk 18: Landelijk instituut
Het algemeen bestuur besluit, tezamen met de overige bestuursacademies en andere instellingen, tot de oprichting, de instandhouding en de bekostiging van het openbaar lichaam Centraal Instituut Vorming en Opleiding Bestuursdienst.
Besluiten, geldig genomen overeenkomstig artikel 9, derde lid der Gemeenschappelijke Regeling CIVOB, binden het lichaam.
Hoofdstuk 19: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Bij uittreding dient een opzegtermijn van ten minste twee volle kalenderjaren in acht te worden genomen. Het algemeen bestuur stelt de verplichtingen van de uittredende deelnemer vast. Daarbij geldt dat voor het eerste en tweede jaar van de uittreding nog 100% van de deelnemersbijdrage is verschuldigd, voor het derde jaar 75%, voor het vierde jaar 50% en voor het vijfde jaar 25%.
Binnen een maand, nadat de in het vorige lid bedoelde besluiten door de Kroon zijn goedgekeurd, stelt het algemeen bestuur een liquidatieplan, onder meer inhoudende een regeling omtrent de vereffening van het vermogen, vast, welk liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers naar evenredigheid van hun jaarlijkse bijdragen te delen in de financiële gevolgen van de opheffing, alsmede in de gevolgen, welke de opheffing voor het personeel heeft.
Het dagelijks bestuur is belast met de liquidatie.
Het openbaar lichaam blijft bestaan, tot de liquidatie is voltooid.
Hoofdstuk 20: Overgangs- en Slotbepalingen
1.De regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.
Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 1990, voor zover is voldaan aan het bepaalde in artikel 52 jo 27 van de wet.
Zolang de huidige administrateur, in dienst van het openbaar lichaam, genaamd ‘De Bestuursacademie Zuid-Holland’ werkzaam is, treden de artikelen 22 en 23 niet in werking en blijft artikel 33, eerste en tweede lid van de geldende gemeenschappelijke regeling, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 10 mei 1967, sedert gewijzigd,
Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 21 december 1989, nr. 89.031521.
Vorenstaande gemeenschappelijke regeling is 28 december 1989 opgenomen in het register, zoals bedoeld in artikel 27.1 van De Wet Gemeenschappelijke Regelingen, dat ter inzage ligt op de secretarie der gemeente (afdeling Beheerszaken, Stadskantoor, Rodezand 18, kamer 100).