Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Venlo

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVenlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2013
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2014nieuwe regeling

19-12-2012

E3-journaal/de Trompetter 27-12-2012

Gemeenteblad jaargang 2012 nummer 41

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2013

De raad van de gemeente Venlo;

gelezen het voorstel van het college van 20-11-2012, registratienummer 88;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet of op artikel Gemeentewet art 225;

besluit(en) vast te stellen:

de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2013

(Verordening parkeerbelastingen 2013)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig (anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken) op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene op wiens naam het voor het voertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • d.

    bewonerbelanghebbende: degene die woont in een van de in de bijlage 1, lid I, bij deze verordening beschreven betaald parkeergebieden en houder is van een voertuig;

  • e.

    zakelijkbelanghebbende: degene die een beroep of bedrijf uitoefent en is gevestigd op een adres, dat gelegen is in een van de in de bijlage 1, lid I, van deze verordening beschreven betaald parkeergebieden en houder is van een voertuig;

  • f.

    doelgroepen: degenen die een beroep of bedrijf uitoefenen waarvoor aantoonbaar is dat op regelmatige basis binnen de parkeerregulering van Venlo werkzaamheden moeten worden verricht waarbij de aanwezigheid van het voertuig voor de werkzaamheden noodzakelijk dan wel gewenst is; als doelgroepen worden onder andere gezien: thuiszorg, bouw/installatiebedrijven, reinigingsdiensten;

  • g.

    regulier abonnement: een abonnement verkrijgbaar voor elke aanvrager voor toegang tot een bepaalde parkeergarage of parkeerterrein met slagboom;

  • h.

    bezoekersparkeerkaart: een kaart afgegeven aan degene die woont respectievelijk degene die een beroep of bedrijf uitoefent in een van de in de bijlage 1b, lid I, van deze verordening beschreven betaald parkeergebieden, ten behoeve van zijn bezoekers, om tegen een gereduceerd tarief een voertuig te parkeren bij parkeerapparatuur;

  • i.

    motorfiets: tweewielig motorvoertuig met grotere cilinderinhoud dan 50 cc;

  • j.

    jaar: een kalenderjaar;

  • k.

    kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • l.

    maand: een kalendermaand;

  • m.

    nacht: de periode, buiten de reguliere openingstijden, waarin het nachttarief wordt gehanteerd in de parkeergarages;

  • n.

    straatparkeren: parkeren op vrij toegankelijke parkeerplaatsen op straat en op parkeerterreinen zonder slagboom binnen de parkeerregulering waarbij gelet op de parkeerdruk standaard een maximum parkeertijd van 2 uur wordt aangehouden;

  • o.

    lang parkeren: parkeren in parkeergarages of op parkeerplaatsen met een slagboom waar geen maximale parkeerduur wordt gehanteerd;

  • p.

    middellang parkeren: parkeren bij plaatsen met parkeerapparatuur waarvoor een maximale parkeerduur van 4 uur geldt;

  • q.

    kort parkeren: parkeren bij plaatsen met parkeerapparatuur waarvoor een maximale parkeerduur van 1 uur geldt;

  • r.

    ultrakort parkeren: parkeren bij plaatsen met parkeerapparatuur waarvoor een maximale parkeerduur van 1/2 uur geldt;

  • s.

    beugelparkeerplaatsen: parkeerplaatsen voorzien van een beugel met slot;

  • t.

    gehandicaptenparkeerplaatsen: parkeerplaats voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart. In het straatparkeren worden deze parkeerplaatsen bovendien voorzien van een parkeermeter (met beperkte maximale parkeerduur). Er geldt geen afwijkend tarief.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

    • a

      een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen, de gebieden bedoeld in bijlage 1 en door het college te bepalen plaats, tijdstip, wijze, waaronder begrepen de abonnementen;

    • b

      een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze in de gebieden bedoeld in bijlage1.

  • 2.

    De belasting (als bedoeld in het 1e lid, onderdeel a) in de vorm van een parkeerabonnement is mogelijk voor:

    • a.

      bewonersbelanghebbenden;

    • b.

      zakelijkbelanghebbenden;

    • c.

      houder van een bezoekersparkeerkaart;

    • d.

      doelgroepen;

    • e.

      reguliere abonnementen;

    • f.

      beugelparkeerplaatsen.

  • 3.

    Het college kan gebieden/locaties aanwijzen waar abonnementen (als bedoeld in het 2e lid) niet van toepassing zijn op kort parkeren of/en ultrakort parkeren (als bedoeld in artikel 1, sub q en r) met uitzondering van de bezoekersparkeerkaart.

  • 4.

    Abonnementen (als bedoeld in het 2e lid, aanhef en sub a, b en c) gelden uitsluitend voor de gebieden waarvoor deze zijn verleend.

  • 5.

    Een doelgroepen parkeerabonnement (als bedoeld in het 2e lid, aanhef en sub d) geldt voor alle gebieden.

  • 6.

    Het college kan besluiten een maximum aantal abonnementen vast te stellen voor gebieden, parkeergarages, parkeerterreinen of plaatsen binnen gebieden.

  • 7.

    Bij het bereiken van het maximale aantal abonnementen (als bedoeld in het 6e lid) wordt een wachtlijst gehanteerd.

  • 8.

    Het college kan besluiten tot het instellen van een prioriteitenregeling voor de wachtlijst (als bedoeld in het 7e lid).

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1

    De belasting (bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel a) wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd, danwel van degene aan wie het parkeerabonnement wordt verleend.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b

      zolang geen voldoening van de belasting (genoemd in artikel 2, 1e lid onderdeel a) heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

    • I.

      als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

    • II.

      als blijkt dat ten tijde van het parkeren een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting, bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van artikel 3, 2e lid onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel 2013, Bijlage 3.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften en de voorschriften op of bij de parkeerapparatuur. Als voldoening op aangifte wordt verder aangemerkt het aanvragen van het abonnement.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel b, wordt geheven door voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, danwel bij de aanvang van het heffingstijdvak waarvoor het abonnement wordt verleend.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel a, voor wat betreft de abonnementen, moet zijn betaald op het tijdstip waarop het abonnement wordt verleend.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet zijn betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bepalingen omtrent aanvang en eindigen van de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak

  • 1.

    Bij aanvang van een abonnement bedraagt het tarief zoveel derde respectievelijk twaalfde gedeelte van het geldende tarief als er maanden niet verstreken zijn in het kwartaal respectievelijk jaar.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het tijdvak waarvoor het abonnement is aangegaan eindigt, wordt op aanvraag ontheffing verleend. Belasting is dan verschuldigd over een kwartaal of over even zoveel kwartalen als er in dat jaar reeds begonnen zijn respectievelijk over een maand of over even zoveel maanden als er in dat kwartaal reeds begonnen zijn, met dien verstande dat de belasting nimmer hoger is dan het tarief van het te beëindigen abonnement.

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip, de duur en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel a, mag worden geparkeerd dan wel waarvoor een abonnement kan worden verkregen als bedoeld in artikel 2, 1e lid onderdeel a geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig een wielklem worden aangebracht.

  • 2.

    Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 11 Kosten naheffingsaanslag en wielklem

  • 1.

    De kosten van een naheffingsaanslag terzake van de belasting als bedoeld in artikel 2 1e lid onderdeel a zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel 2013, Bijlage 3.

  • 2.

    De kosten die verschuldigd zijn terzake het gebruik maken van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 10 zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel 2013, Bijlage 3.

  • 3.

    Het bedrag van de ingevolge het eerste en tweede lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

  • 4.

    Een voertuig met aanhanger wordt voor de toepassing van de kosten voor overbrenging beschouwd als twee voertuigen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 14 Overgangsrecht

De 'Verordening parkeerbelastingen 2012’ vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening parkeerbelastingen 2013”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2012.

De griffier, De voorzitter