Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Grave

Sociaal Statuut Samenwerking CGM 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGrave
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSociaal Statuut Samenwerking CGM 2012
CiteertitelSociaal Statuut Samenwerking CGM 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpP&O

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de ondernemingsraden
  2. CAR/UWO
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-01-201315-02-2019Nieuwe regeling

04-12-2012

Graafsche Courant, 3 januari 2013

P&O

Tekst van de regeling

Intitulé

Sociaal Statuut Samenwerking CGM 2012

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert;

 

Gelet op;

 

de Wet op de ondernemingsraden (WOR), met name artikel 25;

de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO), met name de artikelen 8:3, 8:3:1, 12:1:5, 12:2 en 15:1:10;

 

gezien het resultaat van het gevoerde technische beraad en het formeel overleg binnen de commissie voor Georganiseerd overleg van de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert en het bereikte onderhandelingsakkoord d.d. 22 oktober 2012,

 

gezien de daarmee bereikte overeenstemming in betreffende commissie voor Georganiseerd overleg, welke door de werknemersvertegenwoordigingen van Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert, schriftelijk is bevestigd,

 

besluiten vast te stellen de volgende verordening:

 

Sociaal Statuut Samenwerking CGM 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en definities

Algemene bepalingen

Artikel 1
  • 1.

    Onder dit Sociaal Statuut wordt verstaan een reglement waarin de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert als werkgevers en de organisaties van overheidspersoneel, vertegenwoordigd in het lokale Georganiseerd Overleg, ten behoeve van de ambtenaren afspraken hebben vastgelegd over wederzijdse rechten en plichten bij de organisatieverandering en de personele aspecten voortvloeiend uit de oprichting van de ‘Gemeenschappelijke regeling samenwerkingsverband CGM’ tussen de gemeente Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert.

  • 2.

    Overal waar in dit Sociaal Statuut “samenwerkingsverband” staat vermeld, wordt daarmee bedoeld de ‘Gemeenschappelijke regeling samenwerkingsverband CGM’ tussen de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert.

 

Defintities

Artikel 2

In dit Sociaal Statuut wordt verstaan onder:

Samenwerkingsverband: De ‘Gemeenschappelijke regeling samenwerkingsverband CGM’ tussen de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert;

Deelnemende gemeenten: De gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert;

Regiegroep: Het overleg van de gemeentesecretarissen/algemeen directeuren van de aan het samenwerkingsverband deelnemende gemeenten;

Projectgroep: De regiegroep aangevuld met het afdelingshoofd POCGM, die als zodanig is ingesteld door de colleges van B&W van de aan de samenwerking deelnemende gemeenten en die de gemeentebesturen adviseert over te nemen besluiten in het kader van de samenwerking;

Projectleider: De door de colleges van B&W van de aan het samenwerkingsverband deelnemende gemeenten, benoemde c.q. aangewezen functionaris welke is belast met het inrichten het samenwerkingsverband;

CAR-UWO: De Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten alsmede de Uitwerkingsovereenkomst;GO:De lokale commissie voor georganiseerd overleg als bedoeld in artikel 12:1 van de CAR;

OR:De lokale ondernemingsraad ingesteld op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) en hoofdstuk 14 van de CAR;

BGO: De Bijzondere Commissie voor Georganiseerd Overleg indien die in overeenstemming met de afzonderlijke GO’s van de aan het samenwerkingsverband deelnemende gemeenten door de onderscheidene colleges is vastgesteld;

BOR: De Bijzondere Ondernemingsraad indien die door de afzonderlijke besturen en de ondernemingsraden van de aan het samenwerkingsverband deelnemende gemeenten is overeengekomen;

Medewerker:De ambtenaar van één van de hiervoor genoemde gemeenten met een aanstelling op grond van artikel 2.4 en 2.5 van de CAR/UWO;

Werkgever: De organisatie waar de medewerker in formeel dienstverband is aangesteld. Tot 1 januari 2014 de gemeenten Cuijk, Grave of Mill en Sint Hubert. Vanaf 1 januari 2014 de ‘Gemeenschappelijke regeling samenwerkingsverband CGM’ waar de medewerker in formeel dienstverband wordt aangesteld;

De colleges:De colleges van burgemeester en wethouders van de aan de samenwerking deelnemende gemeenten;

Bevoegd gezag: Het dagelijks bestuur van de GR CGM, in casu de burgemeesters van de drie deelnemende gemeenten, dat bevoegd is tot het nemen van besluiten aangaande de samenwerking CGM over wijziging van de aanstelling, overplaatsing en ontslag van ambtenaren, tenzij of door wet of raadsbesluit anders is bepaald;

Dagelijks bestuur GR:Het op grond van de Gemeenschappelijke regeling samenwerkingsverband CGM ingestelde dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling, in casu de burgemeesters van de drie deelnemende gemeenten;

Functie:Het geheel van werkzaamheden dat de medewerker volgens zijn

functiebeschrijving verricht, zoals in de statusbrief als bedoeld in artikel 10, lid 1 is vastgelegd;

Salaris:Het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR;

Salarisperspectief:De opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het hoogste bedrag van de functieschaal van de medewerker en eventueel schriftelijk vastgelegde extra individuele salarisafspraken;

Bezoldiging:De bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de CAR;

Toelage:Een toelage waarmee het salaris wordt vermeerderd;

Functiegebonden toelagen: De toelagen die onafhankelijk van de persoon, vanwege het vervullen van de functie is toegekend; deze toelagen hebben niet het karakter van een onkostenvergoeding;

Persoonsgebonden toelagen: De toelagen niet zijnde functiegebonden toelagen en niet zijnde onkostenvergoeding;

Ongewijzigde functie:Een functie die gelijk is aan of waarvan de niveaubepalende taken grotendeels gelijk zijn aan de functie die de medewerker tot de plaatsing vervulde;

Gewijzigde functie:Een functie waarvan de niveaubepalende taken niet grotendeels gelijk zijn aan de functie die de medewerker tot de plaatsing vervulde;

Passende functie:Een functie waarvan het werk- en denkniveau overeenkomt met de huidige functie en met een functieschaal, welke hoger, gelijk of maximaal één salarisschaal lager is gewaardeerd dan de voorheen vervulde functie en welke aan de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Onder persoonlijkheid en omstandigheden wordt onder meer verstaan interesse, capaciteiten, ervaring, leeftijd, scholing, gezondheid en salarisniveau;

Geschikte functie:Een functie die niet valt onder het begrip passende functie, maar die de medewerker bereid is te vervullen;

Bovenformatief:Een medewerker die voortvloeiend uit de plaatsingsprocedure geen ongewijzigde, passende dan wel geschikte functie kan worden aangeboden binnen het samenwerkingsverband;

Functieboek:Korte beschrijving van de functies zoals deze in de organisatie van het samenwerkingsverband voorkomen met vermelding van indicatieve opleiding- en ervaringseisen, eventuele competenties, functieomvang en schaal(indicatie);

Inrichtingsplan: Het plan waarin de organisatorische en functionele inrichting van het samenwerkingsverband staat beschreven en dat ook een functieboek en een formatieplan bevat.

Hoofdstuk 2 Bepalingen over medezeggenschap en overleg

Procedurele bepalingen over medezeggenschap en overleg

Extern advies

Artikel 3  

Als het bevoegd gezag voornemens is om aangaande de voorbereiding van het samenwerkingsverband en de daarmee verband houdende organisatiewijziging, extern deskundig advies te vragen, wordt de ondernemingsraad daarover om advies gevraagd over het verstrekken en formuleren van de adviesopdracht, conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden.

 

Overleg over de personele gevolgen en maatregelen

Artikel 4  

 

  • 1.

    Voordat een definitief besluit wordt genomen ten aanzien van de organisatiewijziging in verband met het samenwerkingsverband, wordt, in het georganiseerd overleg, overleg gevoerd over de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen maatregelen.

  • 2.

    Als het georganiseerd overleg van mening is dat de organisatiewijziging zodanig ingrijpende personele gevolgen met zich meebrengt dat hierover aanvullende afspraken moeten worden gemaakt, wordt door de werkgever een sociaal plan opgesteld. Over dit sociaal plan moet in het georganiseerd overleg overeenstemming worden bereikt.

  • 3.

    De leden van het georganiseerd overleg kunnen tussentijds bijeen worden geroepen dan wel schriftelijk worden geraadpleegd, wanneer de omstandigheden een versnelde procedure vereisen.

 

Advies ondernemingsraad over organisatiewijziging

Artikel 5

 

  • 1.

    Voordat een definitief besluit wordt genomen ten aanzien van de organisatiewijziging in verband met het samenwerkingsverband, wordt de ondernemingsraad schriftelijk om advies gevraagd, conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden.

  • 2.

    De adviesaanvraag bevat een heldere omschrijving van het voorgenomen besluit, de beweegredenen van het besluit, de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen personele maatregelen.

  • 3.

    Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het nog van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.

     

Taakverdeling tussen ondernemingsraad en georganiseerd overleg

Artikel 6

Ten aanzien van de medezeggenschap van ambtenaren en overleg met de organisaties van overheidspersoneel geldt het algemene uitgangspunt dat onderwerpen die gedurende het proces van organisatiewijziging aan bod komen, primair door één orgaan worden behandeld.

 

Kennisgeving en uitvoering besluit

Artikel 7
  • 1.

    Van het definitieve besluit tot inrichting van het samenwerkingsverband, wordt zo spoedig mogelijk na vaststelling, mededeling gedaan aan het georganiseerd overleg, de ondernemingsraad en de betrokken ambtenaren. Daarbij wordt tevens ingegaan op de personele gevolgen van het besluit.

  • 2.

    Als in het besluit wordt afgeweken van het advies van de ondernemingsraad, zal deze afwijking duidelijk worden gemotiveerd. De uitvoering van het besluit wordt in dit geval uitgesteld tot op zijn vroegst een maand nadat de ondernemingsraad van het besluit in kennis is gesteld, conform artikel 25, zesde lid, van de Wet op de ondernemingsraden.

Hoofdstuk 3 Algemene en individuele uitgangspunten

Algemene uitgangspunten van sociaal beleid

Werkgelegenheid

Artikel 8
  • 1.

    Tengevolge van de organisatiewijziging voortvloeiend uit de oprichting van het samenwerkingsverband zullen geen gedwongen ontslagen plaatsvinden, met uitzondering van die gevallen die in dit artikel onder sub 4 en in artikel 23 van dit Sociaal Statuut zijn bepaald.

  • 2.

    De colleges en het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband, zullen zich tot het uiterste inspannen om elke medewerker in een passende functie te plaatsen.

  • 3.

    De medewerker verleent ten volle medewerking aan plaatsing in het samenwerkingsverband en is gehouden de hem toegewezen functie goed en volledig uit te oefenen, onverminderd het recht op bedenkingen of bezwaar en beroep.

  • 4.

    Indien een medewerker na herhaald en zorgvuldig overleg, waarbij de plaatsingadviescommissie gehoord wordt, verwijtbaar niet meewerkt aan aanvaarding van een ongewijzigde functie of een passende functie of niet meewerkt aan het vinden van een oplossing als bedoeld in artikel 24 van dit Sociaal Statuut, kan de werkgever overgaan tot ontslag. Daarbij kan de werkgever desgevraagd, bij de instelling die de Werkloosheidwet uitvoert, melding maken van de omstandigheden waaronder het ontslag heeft plaatsgevonden.

Overige algemene uitgangspunten

Artikel 9
  • 1.

    De CAR en UWO voor de sector gemeenten, inclusief wijzigingen, zoals tot stand gekomen in het LOGA, zijn van toepassing voor de drie aan de samenwerking deelnemende gemeenten en vormen daarmee tenminste de basis voor de algemene rechtspositie van het samenwerkingsverband.

  • 2.

    Voor het functieboek, de functiebeschrijvingen en de daarbij behorende indicatieve waarderingen, wordt als uitgangspunt genomen de functiewaarderingssystematiek ODRP-functiewaarderingssysteem (OFS)® 2004 op basis van generieke functiebeschrijving.

  • 3.

    Het recht op het in deeltijd vervullen van de functie wordt in een nieuwe of gewijzigde organisatiestructuur gehandhaafd. Bij toetsing van de geschiktheid als plaatsingscriterium wordt geen onderscheid gemaakt tussen medewerkers met een volledige dienstbetrekking en die met een deeltijdbetrekking, tenzij het een functie betreft welke niet voor vervulling in deeltijd in aanmerking komt. Deze laatste functies zullen als zodanig in de functieboeken worden aangewezen, waarbij het advies van de ondernemingsraden die aanwijzing dan ook betreft.

  • 4.

    De medewerkers die in het kader van de samenwerking overgaan van één van de deelnemende gemeenten naar het samenwerkingsverband en die als gevolg van wijziging van hun standplaats, meerkosten hebben voor het woon-werkverkeer, ontvangen een tegemoetkoming in deze reiskosten per te rijden extra kilometers. Indien door wijziging van de fiscale regelgeving de maximaal belastingvrije vergoeding lager wordt dan op de datum van vaststelling van dit Sociaal Statuut, dan blijft de vastgestelde vergoeding gehandhaafd, maar wordt het belaste deel bruto uitbetaald. De in dit kader maximaal te declareren reiskosten worden bepaald aan de hand van het verschil in afstand tussen woonadres en het huidige werkadres met die van het woonadres en het nieuwe werkadres. Indien enige vorm van reiskostenvergoeding woon-werkverkeer bestaat of wordt ingevoerd, is het uitgesloten dat dezelfde kilometers tweemaal vergoed worden. Tevens is het dubbel declareren met dienstkilometers niet toegestaan. Met inachtneming van het voorgaande mag de medewerker de voor hem voordeligste manier declareren.

 

Uitgangspunten individueel

Artikel 10
  • 1.

    Alle medewerkers die vallen onder de werkingssfeer van dit Sociaal Statuut krijgen in het 1e kwartaal 2013 een statusbrief. De statusbrief is een rechtspositioneel besluit. De statusbrief vermeldt de actuele functie van de medewerker zoals deze voorafgaand aan de ambtelijke fusie vervuld wordt en verder de aard en omvang van de aanstelling en andere relevante arbeidsvoorwaarden die verbonden zijn aan de aanstelling. Deze brief dient als basisgegeven voor het reorganisatietraject.

  • 2.

    De medewerker die in het samenwerkingsverband geplaatst wordt, behoudt het salaris en de salarisaanspraken c.q. salarisperspectief, inclusief de individueel vastgelegde structurele persoonlijke toelagen c.q. garantietoelagen, zoals die gelden op de dag voorafgaand aan de plaatsing in het samenwerkingsverband, tenzij het salaris uit de nieuwe functie hoger of gelijk is aan eerdere salaris plus de bijbehorende toelagen. Door het college wordt schriftelijk vastgelegd welke andere individuele rechtspositionele aanspraken worden gegarandeerd en stelt de medewerker daarvan schriftelijk op de hoogte.

  • 3.

    De op de dag voorafgaande aan de plaatsing in het samenwerkingsverband, schriftelijk vastgelegde individuele afspraken met betrekking tot scholing, vorming en opleiding blijven geldend. Als een medewerker een opleiding tengevolge van de plaatsing beëindigt, geldt geen terugbetalingsverplichting.

  • 4.

    Als de medewerker bij overgang van de gemeente naar het samenwerkingsverband de taak in gelijke omvang behoud waaraan een functiegebonden toelage is verbonden, dan blijft de functiegebonden toelage minimaal gegarandeerd op het bedrag van de bestaande functiegebonden toelage. Als er een hogere functiegebonden toelage gaat gelden, dan geldt die hogere functiegebonden toelage.

  • 5.

    Indien aan de oude functie functiegebonden toelagen zijn verbonden welke niet aan de nieuwe functie zijn verbonden, dan wordt deze afgekocht door middel van een eenmalige toelage ter grootte van 250% van de jaarlijkse toelage, tenzij het salaris in de nieuwe functie hoger of gelijk is aan het oude salaris plus de genoemde functiegebonden toelagen.

  • 6.

    Indien een lagere dan de oorspronkelijke toelage moet worden toegekend, vanwege verminderde inzet (minder inroostering), dan wordt op jaarbasis het verschil berekend tussen de oude toelage en de nieuwe toelage. Het verschil wordt afgekocht door middel van een eenmalige toelage ter grootte van 250% van dit bedrag.

  • 7.

    Indien een medewerker 55 jaar of ouder is en 10 jaar of meer aaneengesloten een functie heeft vervuld met een functiegebonden toelage, dan blijft het recht op deze toelage ook bestaan als de aan de nieuwe functie in het samenwerkingsverband geen functiegebonden toelage is verbonden. De hoogte van de toelage is gelijk aan de hoogte van de toelage waarop hij recht had op de dag voorafgaand aan de plaatsing in het samenwerkingsverband, tenzij het nieuwe salaris hoger of gelijk is aan het eerdere salaris plus de eerder genoemde toelage.

 

Inpassingregels

Artikel 11

Ten aanzien van de medewerkers die in een samenwerkingsverband geplaatst worden gelden de volgende inpassingsregels:

  • a.

    Degene die geplaatst wordt in een passende, geschikte of ongewijzigde functie waarvan de functieschaal in vergelijking met de ‘oude’ functie hetzelfde is, wordt op hetzelfde functieniveau ingeschaald en behoudt bij voldoende functioneren recht op de reguliere doorloop binnen die functieschaal;

  • b.

    Degene die geplaatst wordt op een ongewijzigde functie waarvan de schaal in het samenwerkingsverband één niveau hoger ligt, komt direct in die nieuwe hogere functieschaal terecht, tenzij het functioneren zich daartegen verzet.

  • c.

    Degene die op een nieuwe (passende of geschikte) functie wordt geplaatst waarvoor een hogere functieschaal geldt, wordt het eerste jaar in de aanloopschaal geplaatst. Op basis van personeelsbeoordeling wordt vastgesteld of de functie in voldoende mate wordt vervuld om geplaatst te worden in de functieschaal. Bij vastgesteld voldoende functioneren, volgt na 1 jaar plaatsing in functieschaal. Op basis van de uitkomst van de beoordeling kan die termijn met één jaar verlengd worden.

  • d.

    Degene die op een nieuwe of ongewijzigde functie wordt geplaatst waarvan de schaal lager is dan het eigen functieniveau, behoudt garantie op zijn 'eigen functieniveau en anciënniteit' en behoudt bij voldoende functioneren recht op de reguliere doorloop binnen die functieschaal.

 

Vacaturevervulling

Artikel 12
  • 1.

    Indien zich, voor de oprichting van het Samenwerkingsverband, bij één van de deelnemende gemeenten een vacature voordoet, wordt deze gemeld in de projectgroep en na advies van de projectgroep opengesteld bij de drie deelnemende gemeenten (CGM).

  • 2.

    Als de vacature na de procedure conform lid 1, niet leidt tot benoeming, wordt de vacature vervolgens opengesteld voor de gemeenten Boxmeer en Sint Anthonis.

  • 3.

    Indien is gebleken dat geen geschikte ambtenaren van de gemeenten in aanmerking komen voor vacaturevervulling als bedoeld in de leden 1 en 2, vindt de vacaturevervulling in principe tijdelijk, tot aan 1 januari 2014, via externe werving plaats. De projectgroep beslist over een eventuele afwijkende wijze van vacaturevervulling, waarvan melding wordt gedaan aan de OR-en.

  • 4.

    De vacaturevervulling als bedoeld in dit artikel mag geen belemmering vormen voor de inpassing van de reeds in dienst zijnde ambtenaren.

Hoofdstuk 4 Procedurele bepalingenArtikel 13

Ten behoeve van de oprichting en inrichting van het samenwerkingsverband CGM stelt de projectgroep een plan van aanpak met detailplanning op voor in elk geval de navolgende zaken:

  • -

    het inrichtingsplan (beschrijving van de organisatorische en functionele inrichting van het samenwerkingsverband dat ook een functieboek en een formatieplan bevat).

  • -

    communicatieplan in relatie tot het inrichtingsplan;

  • -

    draaiboek waarin de uit te voeren activiteiten, inclusief tijdsplanning, zijn weergegeven.

Het plan van aanpak met detailplanning wordt voor vaststelling voor advies voorgelegd aan de ondernemingsraden.

 

Functieboek

Artikel 14
  • 1.

    Voor aanvang van de herplaatsingsprocedure wordt een functieboek gemaakt, bevattende een overzicht van alle beschikbare functies, inclusief de formatieomvang per functie, in de nieuwe organisatie van het samenwerkingsverband. Het functieboek bevat per functie, een korte functiebeschrijving, de functievereisten, de functieomvang en de indicatieve salarisschaal.

  • 2.

    Het functieboek wordt door elk college van de deelnemende gemeenten vastgesteld nadat daarover advies is uitgebracht door de ondernemingsraden. Het inrichtingsplan wordt voor de beoordeling van de personele gevolgen voor overeenstemming aan de commissie GO voorgelegd.

  • 3.

    Het functieboek wordt tijdig voor aanvang van de herplaatsingsprocedure aan alle betrokken medewerkers ter kennis gebracht.

  • 4.

    Bij plaatsing op basis van salarisindicatie, blijft de toegekende salarisindicatie en het salarisperspectief gegarandeerd, indien uit definitieve functiewaardering een lagere salarisschaal voorkomt.

  • 5.

    Het bevoegd gezag kan functies uit het functieboek aanwijzen, zogenaamde sleutelfuncties, waarop niet gereflecteerd kan worden op basis van de regels die gelden voor de plaatsingsprocedure, maar waarop na openstelling gesolliciteerd kan worden. Daarbij gaat het in ieder geval om alle managementfuncties tot en met het niveau van teamleiders. Deze functies worden voor werving en selectie intern opengesteld voor de binnen de drie deelnemende gemeenten in dienst zijnde ambtenaren. Als er geen sollicitanten komen op de interne werving of indien uit deze selectieprocedure geen geschikte kandidaten voortkomen, dan wordt de sleutelfunctie voor externe werving opengesteld. Als het bevoegd gezag andere sleutelfuncties wil aanwijzen wordt dat in het functieboek aangegeven. Het advies van de ondernemingsraden betreft dan ook die aanwijzing. De selectie voor de sleutelfuncties wordt voorbereid en uitgevoerd conform een met instemming van de ondernemingsraden door het bevoegd gezag vast te stellen selectieprocedure.

  • 6.

    Ten aanzien van de functies die op basis van lid 5 zijn aangewezen, kan ook besloten worden dat de plaatsing daarvan vooruitlopend op de plaatsingsprocedure conform hoofdstuk 5 plaatsvindt.

 

Belangstellingsregistratie

Artikel 15

Na de definitieve vaststelling van het functieboek wordt er namens het bevoegd gezag een belangstellingsregistratie uitgevoerd, waarin alle medewerkers hun voorkeur voor functies in de nieuwe organisatie kunnen aangeven. De belangstellingsregistratie bestaat uit de volgende stappen:

  • -

    de medewerkers ontvangen een exemplaar van het functieboek, een toelichtende brief en een formulier voor de belangstellingsregistratie;

  • -

    op het formulier worden op basis van voorkeursvolgorde maximaal drie functies aangegeven, aangevuld met een motivering en een actueel Curriculum Vitae;

  • -

    medewerkers zijn verplicht om binnen een periode van tien werkdagen het formulier te retourneren. Dit geldt voor alle medewerkers, ook voor de medewerkers met een ongewijzigde functie;

  • -

    de ontvangst van het ingeleverde formulier wordt aan de medewerker bevestigd;

  • -

    het formulier wordt gearchiveerd in het personeelsdossier;

  • -

    de belangstellingsregistratie wordt verstrekt aan de plaatsingsadviescommissie en het wordt betrokken bij het opstellen van het plaatsingsplan;

  • -

    als de medewerker geen belangstelling kenbaar maakt zal de plaatsingsadviescommissie hem een functie toe wijzen welke zoveel als mogelijk overeenkomt met zijn functie vóór de datum van de overgang naar het samenwerkingsverband.

Hoofdstuk 5 PlaatsingsprocedurePlaatsingsproces

Voorkeursvolgorde bij herplaatsing

Artikel 16
  • 1.

    De plaatsingsadviescommissie en het bevoegde gezag van het samenwerkingsverband hanteren, bij advisering en het nemen van besluiten ten aanzien van de plaatsing van medewerkers die betrokken zijn bij de organisatiewijziging, de volgende voorkeursvolgorde:

    • a.

      de ambtenaar blijft zijn eigen, ongewijzigde functie vervullen (functievolger);

    • b.

      de ambtenaar wordt overgeplaatst naar een passende functie binnen de gemeentelijke organisatie;

    • c.

      de ambtenaar wordt overgeplaatst naar een geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie.

  • 2.

    Uitgangspunt voor de plaatsing is de functievergelijking (was-wordt-lijst) waarop de kwalificatie ‘(nagenoeg) ongewijzigde functie’ of ‘nieuwe functie’ is aangegeven. De kwalificatie ‘(nagenoeg) ongewijzigde functie’ valt onder het begrip ‘functievolger’ De functievergelijking wordt in concept opgesteld door de projectgroep en voor de beoordeling van de kwalificaties ter toetsing voorgelegd aan de plaatsingsadviescommissie, als bedoeld in artikel 18. De plaatsingsadviescommissie kan het bevoegd gezag adviseren om bij vastgestelde onjuistheid, af te wijken van de kwalificatie in de functievergelijking.

  • 3.

    In het licht van de functievergelijking worden de betrokken medewerkers middels een besluit van het bevoegd gezag schriftelijk in kennis gesteld of hun huidige, bestaande functie al dan niet gewijzigd terugkomt in de nieuwe organisatie.

  • 4.

    Als het niet mogelijk blijkt om een medewerker een passende dan wel geschikte functie aan te bieden, krijgt deze medewerker de status bovenformatief en wordt er een maatwerkplan conform artikel 24 van dit Sociaal Statuut opgesteld.

 

Uitgangspunten herplaatsing

Artikel 17
  • 1.

    Bij het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder b en c wordt met de volgende gegevens rekening gehouden: a. de geschiktheid van de ambtenaar voor een functie, zoals die blijkt uit opleidings- en ervaringsgegevens, beoordelingsgesprekken en eventuele geschiktheidtesten; b. de voorkeur van de ambtenaar voor bepaalde functies; c. de diensttijd van de ambtenaar bij de gemeente; d. het type dienstverband van de ambtenaar.

  • 2.

    Als er sprake is van een ongewijzigde functie, als bedoeld in artikel 16 onder a, maar er zijn meer kandidaat functievolgers dan beschikbare ongewijzigde functies/ formatie, dan geldt de geschiktheid van de ambtenaar, zoals die blijkt uit opleidings- en ervaringsgegevens, beoordelingsgesprekken en eventuele geschiktheidtesten als plaatsingscriterium.

  • 3.

    Ter objectivering van de beoordeling van de geschiktheid als bedoeld in de leden 1 en 2 kan de plaatsingsadviescommissie de medewerker verzoeken deel te nemen aan een geschiktheidtest.

  • 4.

    De kosten van een eventuele test als bedoeld in het derde lid, zijn voor rekening van de werkgever.

  • 5.

    Een ambtenaar die als gevolg van een eerdere organisatiewijziging in zijn gemeente in een functie is geplaatst met een lager schaalniveau dan het niveau van zijn functie vóór die organisatiewijziging, wordt niet in een passende functie geplaatst met een lager functieniveau dan zijn huidige functieniveau.

 

Plaatsingsadviescommissie en werkwijze plaatsingsprocesAdvies over plaatsing

Artikel 18  

 

  • 1.

    Het bevoegde gezag benoemt een plaatsingsadviescommissie, die als taak heeft om de benodigde gegevens te verzamelen en om het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband te adviseren over de te nemen plaatsingbesluiten.

  • 2.

    De plaatsingsadviescommissie bestaat uit:

    • -

      een lid aangewezen door het bevoegde gezag;

    • -

      een lid aangewezen door de werknemersdelegaties van de vertegenwoordigde GO’s CGM;

    • -

      een lid, tevens voorzitter aangewezen door de twee hiervoor genoemde leden.

      Aan de commissie worden de (beoogd) directeur en het hoofd P&O-CGM toegevoegd als adviseur van de plaatsingsadviescommissie, zonder stemrecht. Beoogde afdelingshoofden kunnen, zonder stemrecht, worden toegevoegd als adviseur van de plaatsingsadviescommissie, bij de plaatsingprocedure binnen de afdeling van het beoogd afdelingshoofd. Het bevoegde gezag wijst een secretaris en een plaatsvervangend secretaris aan voor de plaatsingsadviescommissie. Deze heeft geen stemrecht in de plaatsingsadviescommissie.

  • 3.

    De vergaderingen van de plaatsingsadviescommissie zijn niet openbaar en wat wordt besproken is vertrouwelijk. De commissie vergadert alleen in aanwezigheid van alle leden en neemt een besluit bij meerderheid van stemmen. Van de hoorzitting wordt een schriftelijk verslag gemaakt.

  • 4.

    De plaatsingsadviescommissie heeft het recht tot: -het horen van de ambtenaren die betrokken zijn in de plaatsing; -het horen van informanten, waaronder beoogde leidinggevenden; -het horen van interne en externe adviseurs; -het inzien van alle voor de inpassing relevante stukken; -het horen van de ambtenaren, waarvoor de commissie dat wenselijk en/of noodzakelijk acht.De plaatsingsadviescommissie hoort in elk geval de ambtenaar die daar via het belangstellingsformulier om verzoekt, en de ambtenaar ten aanzien van wie het voornemen bestaat om te adviseren betrokkene niet in één van de aangegeven voorkeursfuncties te plaatsen.

 

Advies over plaatsing

Artikel 19
  • 1.

    De plaatsingsadviescommissie verzamelt alle volgens haar benodigde gegevens en adviseert op basis van deze gegevens het bevoegd gezag over de plaatsing van de betrokken ambtenaren.

  • 2.

    Het bevoegd gezag informeert de ambtenaar schriftelijk over het advies van de plaatsingsadviescommissie over zijn herplaatsing, respectievelijk over het advies van de commissie om hem vooralsnog geen passende of geschikte functie aan te bieden. Daarbij wordt, indien van toepassing, het verslag van de betreffende hoorzitting meegezonden.

Artikel 20

Bedenkingen tegen advies

 

  • 1.

    Indien de ambtenaar bedenkingen heeft tegen het advies van de plaatsingsadviescommissie over zijn plaatsing, respectievelijk tegen het advies van de commissie om hem vooralsnog geen passende of geschikte functie aan te bieden, kan hij deze binnen 14 dagen schriftelijk bedenkingen indienen bij het bevoegd gezag.

  • 2.

    Het bevoegd gezag stelt de bedenkingen als bedoeld in lid 1, in handen van de plaatsingsadviescommissie voor nadere overweging van haar plaatsingsadviezen.

  • 3.

    De ambtenaar kan verzoeken om mondeling te worden gehoord door de plaatsingsadviescommissie. De ambtenaar die hiertoe een verzoek indient, zal binnen 14 dagen worden gehoord. Van de hoorzitting wordt schriftelijk verslag opgemaakt.

 

Plaatsingsbesluiten

Artikel 21
  • 1.

    Het bevoegd gezag neemt het besluit tot plaatsing van de betrokken ambtenaar. De ambtenaar wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van dit besluit, onder toevoeging van het verslag van de hem betreffende hoorzitting. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de ambtenaar zijn ingediend.

  • 2.

    Het besluit zoals bedoeld in het 1e lid, bevat in elk geval: - de naam van de ambtenaar; - de functie welke de ambtenaar gaat vervullen; - de plaats van de ambtenaar in de nieuwe organisatie; - de datum van overgang; - de aan de functie verbonden indicatieve salarisschaal en de eventueel toepasselijke garantieschaal en salarisaanspraken.

  • 3.

    De ambtenaar voor wie in de plaatsingsprocedure geen passende of geschikte functie is gevonden, wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk van dit besluit in kennis gesteld. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de ambtenaar zijn ingediend.

  • 4.

    De ambtenaar kan bezwaar aantekenen conform de Algemene wet bestuursrecht, tegen de besluiten zoals bedoeld in het eerste en derde lid van dit artikel en in relatie daarmee tegen de vastgestelde kwalificatie zoals bedoeld in artikel 16, lid 2 en 3 van het Sociaal Statuut. Er wordt door het bevoegd gezag een bezwarencommissie ten behoeve van het samenwerkingsverband ingesteld voor de behandeling en advisering aan het bevoegd gezag, over bezwaren tegen de individuele plaatsingsbesluiten. Voor de werkwijze van de commissie kan door het bevoegd gezag een reglement worden vastgesteld. De bezwarencommissie bestaat uit drie externe leden:

    • a.

      een door de werkgever aan te wijzen persoon;

    • b.

      een door de vertegenwoordigde vakorganisaties aan te wijzen persoon;

    • c.

      een derde lid, waarvoor de kandidaat wordt voorgedragen door de bij a. en b. genoemde leden van de commissie; dit lid fungeert als voorzitter van de bezwarencommissie. 

      Van zittingen van de bezwarencommissie wordt verslag opgemaakt. Het secretariaat wordt door de afdeling P&O-CGM gevoerd.

Hoofdstuk 6 Regels en uitgangspunten voor sociaal beleid

Omscholing/bijscholing

Artikel 22
  • 1.

    De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld tot omscholing en/of bijscholing indien dit voor het vervullen van de nieuwe functie wenselijk of noodzakelijk is. De kosten daarvan zijn voor rekening van het samenwerkingsverband. Dit kan op verzoek van de medewerker of op initiatief van de werkgever. De medewerker kan daar in alle redelijkheid en billijkheid door de werkgever toe worden verplicht.

  • 2.

    De ambtenaar die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen het samenwerkingsverband, behoudt de rechten die hem op grond van de studiefaciliteitenregeling, dan wel met toepassing van het hoofdstuk 17 ‘Opleiding en ontwikkeling’ van de CAR/UWO zijn toegekend, indien hij de studie voortzet.

  • 3.

    De ambtenaar die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen het samenwerkingsverband en die in overleg met zijn nieuwe leidinggevende besluit te stoppen met zijn studie, wordt ontheven vanterugbetalingsverplichtingen die voortvloeien uit de studiefaciliteitenregeling, dan wel uit het hoofdstuk 17 ‘Opleiding en ontwikkeling’ van de CAR/UWO.

     

Herhaald aanbod/ongeschiktheid voor de functie

Artikel 23
  • 1.

    Aan de medewerker die is geplaatst en binnen één jaar, naar het oordeel van de werkgever ongeschikt of onbekwaam blijkt te zijn voor de dan vervulde functie ondanks persoons- en/of functiegebonden ondersteuning, zal met inachtneming van dit Sociaal Statuut en op advies van de plaatsingsadviescommissie een hernieuwd aanbod worden gedaan. Daarbij worden alle mogelijkheden binnen het samenwerkingsverband geïnventariseerd en met betrokkene besproken.

  • 2.

    Indien binnen één jaar na een 2e herplaatsing opnieuw ongeschiktheid blijkt en er geen sprake is van verwijtbaar gedrag, kan op basis van de dan geldende rechtspositieregelingen met inachtneming van het advies van de plaatsingsadviescommissie alsnog eervol ontslag worden verleend.

  • 3.

    In deze situatie als bedoeld in het 2e lid wordt de diensttijd van de medewerker bij een van de deelnemende gemeenten meegeteld bij de bepaling van de diensttijd, zoals bedoeld in artikel 10d:3 van de CAR.

  • 4.

    De ongeschiktheid of onbekwaamheid in de zin van dit artikel moet blijken uit een doorlopen traject van functioneringsgesprekken en personeelsbeoordelingen.

     

Flankerend beleid

Artikel 24
  • 1.

    De kosten van en de activiteiten die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het in dit artikel opgenomen flankerend beleid ten behoeve van de medewerkers die in plaatsingsprocedure de status bovenformatief hebben verkregen, zijn een verantwoordelijkheid van het samenwerkingsverband.

  • 2.

    Voor de medewerkers die in de plaatsingsprocedure de status bovenformatief hebben verkregen, worden door of namens de werkgever in overleg met de betrokken medewerker en op advies van de plaatsingsadviescommissie, zonder extra kosten voor de medewerker, nadere maatregelen getroffen. Het doel van de maatregelen is het vinden van een functie, niet zijnde een passende of geschikte functie. Daarbij staan o.a. de navolgende instrumenten ter beschikking:

    • a.

      bijscholing en omscholing;

    • b.

      tijdelijke tewerkstelling binnen het samenwerkingsverband, al dan niet bovenformatief;

    • c.

      een passende of geschikte functie binnen het samenwerkingsverband, die na afronding van de herplaatsingsprocedure is ontstaan;

    • d.

      tijdelijke detachering naar een externe organisatie;

    • e.

      outplacementbegeleiding;

    • f.

      een passende functie buiten het samenwerkingsverband;

    • g.

      overige flankerende maatregelen, die er op gericht zijn (financiële) nadelen voor betrokkene van een mogelijke oplossing weg te nemen.

  • 3.

    De nadere uitwerking van deze flankerende maatregelen vindt in overleg met de betrokken medewerker plaats in een maatwerkplan. Het maatwerkplan wordt vastgesteld door de werkgever. De medewerker kan met inachtneming van de bepalingen van de Awb tegen het besluit tot vaststelling van het maatwerkplan bezwaar en beroep aantekenen.

  • 4.

    De kosten van bijscholing, omscholing en outplacementbegeleiding komen voor rekening van het samenwerkingsverband.

  • 5.

    Indien binnen vierentwintig maanden na vaststelling van een maatwerkplan blijkt dat geen structurele oplossing als bedoeld in het tweede lid kan worden gevonden, zal de medewerker, gehoord de plaatsingsadviescommissie, eervol ontslag wegens reorganisatie worden verleend, als bedoeld in artikel 8:3 van de CAR. Artikel 10d:5 wordt daarbij gevolgd.

  • 6.

    Het ontslag gaat niet eerder in dan na afloop van de in artikel 10d:5 CAR-UWO voorgeschreven re-integratiefase. Op de medewerker die op grond van lid 5 van dit artikel, eervol ontslag is verleend zijn de bepalingen van hoofdstuk 10d van de CAR van toepassing.

Hoofdstuk 7 Overige en slotbepalingen

Informatieverstrekking

Artikel 25

De projectgroep en na de ingang van het samenwerkingsverband het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor het tijdig en volledig informeren van alle bij de verplaatsing betrokken ambtenaren.

 

Hardheidsclausule

Artikel 26

In gevallen waarin toepassing van dit Sociaal Statuut zou leiden tot een onbillijke situatie voor een medewerker, kan het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband, van dit Sociaal Statuut afwijken in een voor de medewerker gunstige zin. Hierover wordt, met toestemming van de medewerker, het GO geïnformeerd.

 

Slotbepaling

Artikel 27

In gevallen waarin dit Sociaal Statuut niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband, met inachtneming van het overeenstemmingvereiste binnen de commissie GO.

 

Citeertitel

Artikel 28

1.Deze regeling wordt aangehaald als:

Sociaal Statuut Samenwerking CGM 2012”

2.De bij dit Sociaal Statuut behorende toelichting maakt integraal onderdeel uit van dit Sociaal Statuut.

 

Inwerkingtredingen werkingsduur

Artikel 29

Dit Sociaal Statuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 en is van toepassing en bindend voor het proces van de ambtelijke fusie tussen de gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert en strekt zich uit tot de ambtenaren die werkzaam zijn bij die gemeenten en betrokken zijn bij de ambtelijke fusie van de drie deelnemende gemeenten.

Dit Sociaal Statuut blijft van toepassing tot er een Sociaal Statuut van kracht is dat gericht is op de in werking getreden Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband CGM na 1 januari 2014.

Aldus vastgesteld door:

De colleges van burgemeester en wethouders van Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert op 4 december 2012;

Burgemeester en wethouders van Cuijk,

De secretaris, De burgemeester,

Mr. R.P. Hoffmann Mr. W.A.G. Hillenaar

Burgemeester en wethouders van Grave,

De secretaris, De burgemeester,

R.Bransz S. Haasjes- van den Berg

Burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert,

De secretaris, De burgemeester,

Drs. H.J.H. de Bekker A.H.M.J. Tans

Namens werknemersvertegenwoordigingen in het Georganiseerd overleg;

Gemeente Cuijk, Gemeente Grave, Gemeente Mill en Sint Hubert

AbvaKabo FNV;

S.J.B.M. Wildenbeest B.B.M. van Deurzen J.H.P van Ham

CNV Publieke Zaak;

E.T. Theunissen M.M.J. Roefs F.G.H.B. Verstegen

TOELICHTING

Sociaal Statuut Samenwerking CGM 2012

 

Inleiding

Om de overgang van de medewerkers van de aan de samenwerking deelnemende gemeenten naar het samenwerkingsverband CGM, zorgvuldig te laten verlopen, is het noodzakelijk vooraf een aantal procedureregels vast te leggen.

Deze procedurele regels hebben vooral betrekking op de wijze waarop de beslissingen genomen gaan worden en op de wijze waarop daar overleg over wordt gevoerd met de ondernemingsraad en de commissie voor georganiseerd overleg, op de personele aspecten met betrekking tot de overgang van de betrokken medewerkers naar het samenwerkingsverband (inclusief plaatsingsprocedure), op de vraag welke informatie nodig is om tot correcte besluiten te komen en op de organisatie van de besluitvorming.

Toelichting artikel 1: Algemene bepalingen

Het Sociaal Statuut richt zich op de te vormen ‘Gemeenschappelijke regeling samenwerkingsverband CGM’. In het Sociaal Statuut wordt daarvoor de titel ‘het samenwerkingsverband’ gebruikt. Als ingangsdatum is 1 januari 2014 aangehouden. In de definitielijst worden nadere definities gegeven van de gremia die een besluitvormende rol hebben in het reorganisatie/ plaatsingsproces. Als zodanig worden ‘de werkgever’, ‘bevoegd gezag’ en ‘Dagelijks bestuur GR´ gedefinieerd. Doordat dit Sociaal Statuut geen einddatum kent kan het zijn dat de wet- en regelgeving die van invloed is op dit statuut wijzigt en kan het noodzakelijk zijn, in overeenstemming met het Georganiseerd Overleg, wijzigingen aan te brengen.

 

Toelichting artikel 3 t/m. 7: Procedurele bepalingen over medezeggenschap en overleg

In betreffende artikelen staat de rolverdeling tussen GO en OR met betrekking tot het reorganisatieproces beschreven. Daarbij is aangesloten bij de bevoegdheden zoals die zijn neergelegd in de Wet op de ondernemingsraden en voor het GO bij de regels zoals die zijn opgenomen in de CAR/UWO. De bepalingen spreken voor zich en zijn gebruikelijk. Er is niet uitgegaan van een BGO en/of BOR, maar van lokaal overleg in GO en OR. Dus waar gesproken wordt over GO of ondernemingsraad- ondernemingsraden worden daarmee de lokale medezeggenschaps/ en overlegorganen bedoeld. Het overleg kan overigens wel in gezamenlijkheid gevoerd worden.

Er zijn geen aanvullende afspraken (convenant) tussen GO en OR gemaakt over de onderlinge taakverdeling.

Toelichting artikel 8: Algemene uitgangspunten van sociaal beleid.

Werkgelegenheid.

De inhoud van dit artikel is gericht op het behoud van werkgelegenheid voor alle medewerkers van deelnemende gemeenten. De colleges en het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband spannen zich in om te komen tot plaatsing in een passende of geschikte functie, dan wel in andere werkzaamheden. Van de medewerker wordt ook een inspanningsverplichting verwacht. In die gevallen waarin dat om welke reden dan ook niet lukt, biedt het Sociaal Statuut waarborgen voor een adequate oplossing.

Als plaatsing van een medewerker moeilijk blijkt te zijn, dan is daarvoor het flankerend beleid als bedoeld in artikel 24 van dit Sociaal Statuut opgenomen. Hiermee kan naar oplossingen op maat worden gezocht. Aan de plaatsingsadviescommissie worden daarin ruime adviesbevoegdheden toegekend.

 

Toelichting artikel 9: Overige algemene uitgangspunten

Vastgelegd is dat de functiewaarderingssystematiek ODRP-functiewaarderingssysteem (OFS)® 2004 op basis van generieke functiebeschrijving als uitgangspunt wordt genomen voor het opstellen van het functieboek. Het functiewaarderingsysteem is als bijlage opgenomen bij het Sociaal Statuut. Indien er voor de toepassing op het samenwerkingsverband binnen de functiewaarderingssystematiek nog nadere keuzes gemaakt moeten worden, worden deze voor definitieve besluitvorming ter instemming voorgelegd aan de ondernemingsraden. Voor de uitvoering van de functiewaardering zal separaat nog een Regeling functiewaardering CGM worden vastgesteld

 

Toelichting artikel 10: Uitgangspunten individueel

De statusbrief: In lid 1 is vastgelegd dat alle medewerkers die betrokken zijn in de overgang naar samenwerkingsverband CGM, begin 2013 een brief krijgen waarin hun actuele rechtspositie en arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd. Op die wijze wordt de medewerker duidelijkheid verschaft over het vertrekpunt vanuit de bestaande organisatie naar de nieuwe organisatie. De brief wordt uitgereikt als besluit en is daarmee ook appellabel.

Verder zijn in artikel 10 de garanties voor arbeidsvoorwaardelijke aanspraken opgenomen.

Toelichting artikel 11: Inpassingsrichtlijnen

Hierin zijn de inpassingsrichtlijnen opgenomen voor de personele overgang naar het samenwerkingsverband, zoals die bij eerdere samenwerkingsverbanden (P&O, ISD) zijn vastgelegd en zoals die ook passen binnen het lokale beloningsbeleid vastgelegd. De inpassingsrichtlijnen zijn ook opgenomen in een schema dat als bijlage is opgenomen.

Toelichting artikel 12: Vacaturevervulling

Om de plaatsingsmogelijkheden en –kansen bij de realisatie van het samenwerkingsverband voor de deelnemende gemeenten zo open mogelijk te houden, is in het Sociaal Statuut opgenomen dat vacatures met ingang van vaststellingsdatum Sociaal Statuut tot de ingang van de nieuwe organisatie, allereerst vóór openstelling worden gemeld aan het directieoverleg CGM en dat daarover advies gegeven wordt. Bij openstelling worden vacatures onderling tussen de drie deelnemende gemeenten uitgewisseld en bij voorkeur ook onderling ingevuld.

Dat betekent dat de interne uitwisseling met de twee andere gemeenten uit het Land van Cuijk (Boxmeer en Sint Anthonis) pas in een tweede interne ronde aan de orde is.

Hiermee worden de plaatsingsmogelijkheden bij overgang naar het samenwerkingsverband zo open mogelijk gehouden.

Toelichting artikel 13 t/m 15: Procedurele bepalingen

In de artikelen 13 tot en met 15 wordt een stapsgewijze planning en procedure weergegeven en is opgenomen welke stukken er in dat proces worden opgesteld en vastgesteld om de organisatieverandering en het plaatsingsproces te realiseren. Daarin worden de rollen van het GO en de OR ook met name genoemd.

Ten aanzien van de ondernemingsraden geldt voor het functieboek het adviesrecht conform artikel 25 van de Wet op de Ondernemingsraden.

Binnen het GO wordt het inrichtingsplan, waar het functieboek onderdeel van is, voor overeenstemming voorgelegd, waarbij de behandeling en beoordeling plaatsvindt op de personele consequenties van de reorganisatie en plaatsing van medewerkers in vergelijking tussen de bestaande en nieuwe organisatie. Daarbij zal die beoordeling zich vooral toespitsen op de formatieve gevolgen (wordt voorzien in voldoende formatie om de beoogde plaatsing voor betrokken medewerkers te realiseren) en de consequenties binnen het loongebouw (bevat het functieboek en het formatieplan qua functieopbouw en schalen voldoende ruimte om de personele overgang ook salaristechnisch kwalitatief te realiseren).

In artikel 14, lid 5 is de aanwijzing en volgorde van interne en zo nodig externe werving van sleutelfuncties opgenomen. De managementfuncties zijn concreet gedefinieerd als sleutelfuncties.

Er is een optie opengehouden om andere functies als zodanig vast te stellen in het functieboek. Het 6e lid is gericht op de mogelijkheid om sleutelfuncties voorafgaand aan de functies in de fijnstructuur in te vullen. Daarbij valt vooral te denken aan de managementfuncties.

 

Plaatsingsproces:

Toelichting artikel 16 en 17:

Voorkeursvolgorde bij herplaatsing / uitgangspunten herplaatsing.

Hierbij gelden de algemeen gebruikelijke uitgangspunten.

Belangrijkste opmerkingen: Artikel 17 lid 3: Geschiktheidtest

De (externe) plaatsingsadviescommissie heeft de eindverantwoordelijkheid in de advisering aan het bevoegd gezag over de plaatsingen. Het gaat daarbij om de plaatsing van de medewerkers van de drie deelnemende gemeenten, binnen één nieuwe ambtelijke organisatie. Om tot een objectieve en zorgvuldige beoordeling en advisering in dezen te komen is het aan de plaatsingsadviescommissie om alle volgens haar benodigde relevante gegevens te verzamelen (artikel 19, lid 1). Dat is in het belang van de individuele werknemer en de nieuwe organisatie. De geschiktheidtest kan voor de extern samengestelde plaatsingsadviescommissie belangrijke onderscheidende informatie geven voor het objectieve en zorgvuldige oordeel om een medewerker te plaatsen. Daarmee wordt ook het belang van betrokken medewerker gediend. De inzet van de geschiktheidtest is in het voorliggende Sociaal statuut zo omschreven dat de medewerker duidelijkheid kan verkrijgen over de reden van de geschiktheidtest. Daarbij bepaalt hij zelf of hij instemt met het verzoek en/of de resultaten van het onderzoek naar de opdrachtgever mogen worden doorgestuurd (NVP-code).

Artikel 17, lid 5: Garantie ter voorkoming van herhalende terugval.

Er is een garantiebepaling opgenomen voor de medewerker die als gevolg van een eerdere reorganisatie in een lager schaalniveau terecht is gekomen. Los van deze garantiebepaling blijft het streven om bij plaatsing in een lagere functieschaal (passend of geschikt) in de nabije toekomst een groei naar het oorspronkelijke niveau te realiseren.

 

Toelichting artikel 18 t/m. 21: Plaatsingsadviescommissie en werkwijze plaatsingsproces

Bij de vorming van de ambtelijke organisatie CGM moeten de medewerkers van de drie deelnemende gemeenten geplaatst worden in één organisatie, t.w. het samenwerkingsverband.

Voor de objectieve uitvoering van het plaatsingsproces is er voor gekozen om een extern bemenste plaatsingsadviescommissie in te stellen. Deze commissie adviseert op basis van eigen bevindingen rechtstreeks aan het bevoegd gezag over de plaatsing van medewerkers. De commissie beoordeelt en adviseert in die rol ook m.b.t. de kwalificaties die voortvloeien uit de functievergelijking (was-wordt-lijst). Er wordt in betreffend artikel aan de individuele medewerker ruimte gegeven om gehoord te worden door de plaatsingsadviescommissie. Er is ook voorzien in een bedenkingenprocedure. Bedenkingen kunnen geuit worden tegen het eerste advies van de plaatsingsadviescommissie. Als ultiem middel staat de mogelijkheid van bezwaar nog open. Daarvoor wordt een paritair samengestelde bezwarencommissie ingesteld.

Regels en uitgangspunten voor sociaal beleid

Toelichting artikel 22: Omscholing /bijscholing

In betreffend artikel worden mogelijkheden en garanties voor relevante scholing gegeven.

Dat geldt voor om/bijscholing voor de nieuwe positie in het samenwerkingsverband, maar ook voor lopende opleidingsaanspraken in de overgang naar het samenwerkingsverband.

Toelichting artikel 23: Herhaald aanbod / ongeschiktheid voor de functie

Hier wordt de herkansingsprocedure beschreven indien blijkt dat er sprake is van een mislukte plaatsing. Als ultiem middel kan bij een mislukte 2e plaatsing het reorganisatieontslag volgen. Daarbij worden de regels van CAR/UWO met betrekking het beleid ‘van-werk-naar-werk’ zoals die in de meest recente CAO is neergelegd gevolgd.

Toelichting artikel 24: Flankerend beleid/maatwerkplan

Dit artikel geeft een opsomming van een aantal voorbeelden van de wijze waarop aan een regeling in het kader van flankerend beleid invulling kan worden gegeven. De plaatsingsadviescommissie heeft de vrijheid maatwerk te adviseren. Ook hier geldt dat het recent in de CAO vastgelegde beleid ‘van-werk-naar-werk’ het uitgangspunt is. Dat uitgangspunt uit de CAO/ CAR/UWO artikel 10d:5, wordt hierna geciteerd.

“Investeren in inzetbaarheid en mobiliteit

Zowel de VNG als de bonden vinden het erg belangrijk om te investeren in de inzetbaarheid en de mobiliteit van alle medewerkers. Op dit punt zijn daarom meerdere afspraken gemaakt.

Mocht er sprake zijn van boventalligheid, dan start de periode die er op is gericht om medewerkers naar ander werk te begeleiden. Dat nieuwe werk kan zowel binnen als buiten de organisatie zijn. De CAR bevat nu al, in hoofdstuk 10d, stevige ‘Van-werk-naar-werk’ (hierna: VWNW) -afspraken. Het principeakkoord brengt daarin op enkele punten verandering in voor het reorganisatieontslag. Voor de andere ontslaggronden wijzigt er niets. De bemiddelingsperiode start niet langer met een ontslagbesluit maar bij de inwerkingtreding van het besluit tot boventalligverklaring. De bemiddelingstermijn wordt voor alle medewerkers met een dienstverband langer dan 2 jaar, bij reorganisatieontslag, 2 jaar. Hoe deze termijn precies ingevuld wordt is individueel maatwerk, maar hij start in ieder geval met een onderzoek. Bovendien wordt er verplicht binnen een maand een re-integratiecontract afgesloten. Nieuw is ook de figuur van een lokale paritaire commissie. Deze fungeert als een preventief orgaan bij conflicten over de uitvoering van het VWNW-contract en geeft een bindend advies. “

Overige en slotbepalingen

Artikel 25 t/m. 29:

Dit hoofdstuk bevat gebruikelijke artikelen en bepalingen. Te vermelden is nog de slotbepaling dat dit Sociaal Statuut geldend blijft tot het moment dat er een algemeen Sociaal Statuut is vastgesteld voor het samenwerkingsverband in functie.

Schematische weergave inpassingsregels (artikel 11)

Status van de plaatsing

Vergelijking nieuwe functieschaal versus bestaande functieschaal.

Inschaling in de nieuwe organisatie

Bijzonderheden

Passende functie, geschikte of ongewijzigde functie (functievolger).

Gelijke functieschaal.

Direct op functieschaal.

Als betrokken medewerker nog in aanloopschaal zat kan deze verlengd worden zoals is vastgelegd.

Ongewijzigde functie (functievolger).

Nieuwe functieschaal is 1 schaal hoger

Direct op functieschaal.

Als betrokken medewerker nog in aanloopschaal en/of het functioneren van betrokken medewerker daar aanleiding toe geeft kan nog op aanloopschaal geplaatst blijven.

Passende functie, geschikte of ongewijzigde functie (functievolger).

Nieuwe functieschaal heeft een lagere functieschaal.

Garantieregeling. De medewerker behoudt de ‘oude’ functieschaal, met aanspraak op periodieke doorloop bij voldoende functioneren.

Als betrokken medewerker nog in aanloopschaal zat kan deze verlengd worden zoals is vastgelegd. Bij voldoende functioneren na afloop van aanloopperiode bestaat wel aanspraak op ‘garantieschaal’ en doorloop.

Nieuwe functie is passende of geschikte functie.

Nieuwe functie heeft een hogere functieschaal.

Plaatsing op aanloopschaal voor 1 jaar. Binnen 1 jaar beoordeling of de functieschaal wordt toegekend. Bij voldoende functioneren naar functieschaal.

Mogelijkheid van verlenging aanloopschaal met één jaar op basis van beoordeling.