Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rioolheffing 2013 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 228a
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-12-2012 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling. | 08-11-2012 Gemeenteblad, 29-11-2012 | 2012/057 |
De raad van de gemeente Waalwijk;
gelezen het voorstel over de belastingverordeningen 2013 van het college van burgemeester en wethouders van 25 september 2012;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
“Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing2013”
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
b.van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.
2.Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 –, aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
3.Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is
aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
4.Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
5.De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
5.000 tot 10.000 m € 1.408,80 | ||
10.000 tot 50.000 m € 2.740,70 | ||
50.000 tot 100.000 m € 11.047,55 | ||
100.000 m of meer € 19.202,45 |
3.Tijdelijk gebruik maken van het gemeenteriool of -water voor het afvoeren van water per dag per lozingsgelegenheid. Per hoeveelheid van 1000 m3 per week, € 81,70.
Van de belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn vrijgesteld de percelen die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinnings-samenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige percelen die dienen als woning.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
Artikel 11 Termijnen van betaling
1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
2.In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het biljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,--, doch minder dan € 2.000,-- dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de laatste termijn twee maanden later.
3.In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het biljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,--, doch minder dan € 2.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belasting-
schuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
4.Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
5.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
1.De 'Verordening rioolrechten 2012' van 10 november 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2.Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de Bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 november 2012.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE WAALWIJK
De griffier, G.H. Kocken / De voorzitter, drs. A.M.P. Kleijngeld